Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2023
gepubliceerd op 01 september 2023

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2023031485
pub.
01/09/2023
prom.
13/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp


VERSLAG AAN DE REGERING Dit ontwerpbesluit wijzigt het administratief- en bezoldigingsstatuut van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (hierna "het operationele statuut").

De eerste doelstelling van deze wijziging van het operatonele statuut is uitvoering te geven aan een actueel diversiteitsbeleid. Daartoe is de voorgestelde wijziging van het statuut gebaseerd op de aanbevelingen van een audit over dit onderwerp, alsmede op de adviezen van UNIA [adviesnr. 305 van 31 maart 2022] en het IGVM [adviesnr. 2022-A/004].

In het kader van een globale denkoefening over het moederschap zijn de komende statuutwijzigingen vooral gericht op uitbreiding van de voorwaarden voor toekenning van de premie voor operationaliteit tijdens de zwangerschap en na de bevalling (artikel 351).

Daarnaast worden andere maatregelen voorgesteld om discriminatie in verband met zwangerschap op te heffen of de periode van moederschap te vergemakkelijken: - Afschaffing van artikel 191 § 3: sinds de wet van 12 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/06/2020 pub. 18/06/2020 numac 2020202682 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van de periodes die plaatsvinden tijdens de voorbevallingsrust en in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust type wet prom. 12/06/2020 pub. 03/10/2022 numac 2022041763 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de periodes die plaatsvinden tijdens de voorbevallingsrust en in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten worden alle werkonbekwaamheid of volledige werkverwijdering gelijkgesteld met periodes van arbeid. Concreet: indien deze twee types van afwezigheid voorkomen tussen de 6de en 2 de week vóór de bevalling, zullen ze het recht op moederschapsverlof niet meer verminderen [art 91]; - Verduidelijking van het artikel 198 § 3 m.b.t. de borstvoedingspauze voor operationele werkregelingen (art 93); - Artikel 225/2: Ziekteverlof dat wordt toegekend om medische redenen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschap, wordt niet in mindering gebracht op het ziekteverlofkapitaal [art 95].

Tot slot moet worden vermeld dat het verlof na de bevalling van de echtgenote of van de samenwonende partner van het personeelslid op het ogenblik van de gebeurtenis wordt aangepast tot vijftien dagen vanaf 1 januari 2021 en tot twintig dagen vanaf 1 januari 2023), naar analogie met wat de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten bepaalt ten aanzien van gecontracteerde werknemers (art. 30 § 2).

Om de DBDMH meer inclusief te maken, is de tuchtprocedure opnieuw ontworpen om maximale onpartijdigheid te waarborgen.

Wat het statuut zijn de belangrijkste wijzigingen de volgende: - wijziging van de gezagsdragers die over de straf moeten beslissen: o voorstel van straf: officier-dienstchef; o definitieve sanctie: disciplinaire commissie; - wijziging van bepaalde termijnen om het vervolgde personeelslid in de gelegenheid te stellen een nota met opmerkingen in te dienen naar aanleiding van het door de tuchtoverheid opgestelde tuchtverslag.

Naast de procedurekwesties, zijn ook de straffen en de administratieve gevolgen daarvan herzien of verduidelijkt.

De tweede doelstelling van deze wijziging van het statuut van het operationele personeel van de DBDMH is de verbetering van talrijke procedures (stage, bevordering, mutatie, reaffectatie, disciplinair...) in verband met de in de praktijk vastgestelde moeilijkheden.

De derde doelstelling van deze wijziging is het statuut aan te passen aan het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten betreffende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones (hierna "federaal statuut") dat van toepassing is hetzij krachtens de algemene beginselen bepaald in artikel 306 van dat statuut, hetzij op basis van het samenwerkingsakkoord van 27 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten2 tot uitvoering van artikel 306 § 2, van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten betreffende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, met name wat de aanwervingsprocedure betreft (artikelen 13, 14, 18).

Een belangrijke verandering die indirect verband houdt met het federaal statuut zal ook worden belicht. Een niveauverandering is voorzien voor de graden van sergeant, sergeant-majoor en adjudant, historisch gezien van C- naar B-niveau. Het C-niveau beantwoordt niet langer aan het soort taken, noch aan de voorwaarden om op dit niveau te worden aangeworven. De federale regelgeving vereist namelijk een diploma niveau B om als sergeant te worden aangeworven (artikel 37/1, 6° van het federaal statuut).Daarom worden in het statuut alle bepalingen die deze graden aan niveau C koppelen, gewijzigd in niveau B. Wat de bezoldiging betreft, geniet het operationeel personeel in de door de wijziging getroffen graden reeds hogere schalen dan het administratief personeel op niveau B. Deze niveauverandering brengt dus geen wijziging van de schalen met zich mee.

De vierde en laatste doelstelling van deze wijziging is het corrigeren van typfouten en het in overeenstemming brengen van de Franse en de Nederlandse versie van de tekst.

Meer bepaald vragen de volgende wijzigingen om aanvullende opmerkingen. ? Art. 1 gewijzigd door artikel 3 De wijziging in 14° van paragraaf 1 (vervanging van de woorden "operationele" en "van het hoger kader" door "personeelsleden van niveau A") houdt in dat enkel personeelsleden van niveau A van die dienst beslissingen mogen nemen en ondertekenen, maar mag niet impliceren dat die dienst uitsluitend uit personeelsleden van niveau A bestaat. ? Art. 7/1 toegevoegd door artikel 9 Er wordt een bepaling ingevoegd die duidelijk maakt wie bevoegd is om functiebeschrijvingen goed te keuren. De bevoegde autoriteit is de directeur-generaal naar het voorbeeld van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 betreffende het administratief en geldelijk statuut van de personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna " algemeen statuut"), zodat voor de operationele en administratieve personeelsleden dezelfde procedure geldt. ? Art. 7/2 toegevoegd door artikel 10 Het statuut bepaalt nu duidelijk dat de raad van bestuur de keuze van de procedure voor het vervullen van een vacature moet goedkeuren. Dit zal de procedure harmoniseren en zorgen voor samenhang bij de uitvoering van het personeelsplan. ? Art 8 gewijzigd door artikel 11 De wijziging van het vijfde lid strekt ertoe te verduidelijken dat de bevoegdheden die aan de administratieve coördinator kunnen worden gedelegeerd, uitsluitend administratieve bevoegdheden zijn als bedoeld in artikel 6bis van de ordonnantie houdende organisatie van de DBDMH, en geen operationele bevoegdheden.

Voorts wordt verduidelijkt dat de delegatie van bevoegdheden hetzij aan de adjunct-directeur-generaal, hetzij aan de administratieve coördinator kan geschieden, en niet cumulatief zoals de vorige formulering deed vermoeden.

De wijziging van het zesde lid maakt het mogelijk de officier-tweede in bevel gelijk te stellen met de zonecommandant, zoals bepaald in de federale regelgeving. Deze verduidelijking leidt niet tot een wijziging vanuit beheersoogpunt ( besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 tot vaststelling, in de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de delegaties van bevoegdheden en ondertekeningsvolmachten aan de directeur-generaal en aan de adjunct-directeur-generaal, de modaliteiten van het advies van de administratieve coördinator in de materies die onder zijn bevoegdheid vallen en houdende diverse bepalingen (Verordening van 4 maart 1999 tot vaststelling van de regels voor de werking van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, artikel 3) wanneer dit reglement voorziet in de vervanging van functies. Anderzijds maakt deze verduidelijking het mogelijk dat de officier-tweede in bevel kan profiteren van de bepalingen voor de zonecommandant (met name wat betreft opleiding of gelijkwaardigheid) in de federale regelgeving, die geen rekening houdt met de in Brussel opgelegde dubbele leiding.

Artikel 17 § 6 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten betreffende de civiele veiligheid bepaalt dat "De term "zonecommandant" wordt begrepen als een verwijzing naar het bevoegde orgaan van de brandweerdienst en de dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig de Brusselse gewestelijke reglementering (...)".

De federale overheid verwijst daarom naar het Gewest om de bevoegde autoriteit aan te duiden - met betrekking tot de specifieke organisatie van de DBDMH - om de functies van zonecommandant uit te oefenen.

Gezien de verwisseling van de functies (operationeel en administratief) tussen directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal - uniek bij de DBDMH - is het gerechtvaardigd om de commandant tweede in bevel gelijk te stellen met de zonecommandant voor de toepassing van de federale regelgevingen bij de DBDMH. ? Art. 16 gewijzigd door artikel 17 Door te toetsen of de kandidaat aan de functiebeschrijving voldoet, voorkomt de functioneel bevoegde minister directe en indirecte discriminatie. Het advies van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen nr. 2019-A/003 kan hiervoor als basis dienen. Bij de toetsing van de conformiteit van de kandidaat voor de DBDMH zorgt de minister er functioneel voor dat er objectieve toetsen worden afgenomen, bijvoorbeeld over de kennis van de DBDMH als zodanig, de Brusselse instellingen of de regionale topografie. ? Art. 17 gewijzigd door artikel 18 Het spreekt vanzelf dat indien de functioneel bevoegde minister niet bepaalt hoeveel geslaagden tot de reserve worden toegelaten, alle geslaagden tot de reserve worden toegelaten. ? Art. 20 vervangen door artikel 20 Tussen het slagen voor de fysieke tests bij aanwerving en de toelating tot de stage kan enkele jaren liggen. Deze bepaling biedt derhalve de mogelijkheid om vóór het begin van de stage een fysieke test te organiseren om ervoor te zorgen dat de geslaagde kandidaten in voldoende goede fysieke conditie zijn om aan de stage te beginnen. Het is niet de bedoeling succesvolle laureaten uit te sluiten; daarom komen de fysieke tests overeen met die welke zij reeds hebben moeten afleggen om het federaal geschiktheidsattest te verkrijgen. Bovendien voorziet de wijziging, om te zware gevolgen in geval van fysieke problemen te voorkomen, nu in een tweede kans in geval van falen van de proeven door de laureaten toe te staan opnieuw tot de reserve toe te treden in plaats van uit het statuut van stagiair te worden verwijderd, zodat hij een kans behoudt om nadien tot de DBDMH toe te treden. In geval van een nieuwe of ongerechtvaardigde afwezigheid wordt de laureaat evenwel uitgesloten van de reserve. ? Art. 21 gewijzigd door artikel 21 Artikel 21 is om diverse redenen gewijzigd. Ten eerste wordt duidelijk gesteld dat de interne opleiding deel uitmaakt van de aanwervingsstage.

Vervolgens bepaalt het tweede lid van paragraaf 1 dat de termijn van drie jaar ingaat vanaf het begin van de opleiding voor een van de in lid 1 bedoelde brevetten. Indien een stagiair reeds houder is van een badge DGH of van het brevet B01 op het ogenblik van zijn aanwerving, wordt zijn opleiding aangepast en kan het beginpunt van de drie jaar anders worden geteld.

Tevens wordt er een derde lid ingevoerd om de lacune weg te werken die er was wanneer stagiairs reeds in het bezit waren van het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut (B01 of OFF1). In dit geval was de einddatum van hun stage moeilijk vast te pinnen. Om hier duidelijkheid over te verschaffen werd er gekozen om in te voegen dat de stage van deze stagiairs eindigt één jaar na de datum waarop dit brevet uitgereikt wordt aan de stagiairs van dezelfde lichting die het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut, nog dienden te behalen en die geslaagd zijn bij de eerste examensessie.

Tot slot heeft de wijziging van de derde paragraaf tot doel te verduidelijken hoe periodes die een verlenging van de stage tot gevolg hebben, worden meegeteld.

Ter herinnering, bepaalde soorten verlof, die als rechten worden beschouwd, leiden niet tot een verlenging van de stage en vertragen de benoeming van de stagiair dus niet. Deze bepaling heeft dus tot doel te voorkomen dat rechten een negatieve invloed zouden hebben op de loopbaan van het personeelslid.

Er moet echter een evenwicht worden gevonden, aangezien de aanwervingsstage bij de DBDMH een aantal brevetten omvat die moeten worden behaald en examens waarvoor men moet slagen. Als gevolg hiervan kunnen lange verlofperiodes het goede verloop van de stage aanzienlijk bemoeilijken en de kans op slagen voor de stage in gevaar brengen als de duur van de stage niet wordt verlengd. De stagiair zou veel minder tijd hebben om zich voor te bereiden.

Om deze reden werd, ondanks de aanbeveling van het IGVM, beslist om het zwangerschaps- en moederschapsverlof niet op te nemen in de verloven die de stage niet schorsen. Het staat vast dat deze verloven tot gevolg hebben dat de stageperiode wordt verlengd. Door de stage niet op te schorten, lopen de betrokken vrouwen echter het risico in een zeer gecompliceerde situatie terecht te komen om alle nodige examens voor benoeming af te leggen. Overigens heeft de verlenging van de stage geen gevolgen voor de administratieve of geldelijke loopbaan, aangezien de stageperiodes worden gelijkgesteld met de anciënniteit in de aanwervingsgraad vanaf het ogenblik van benoeming.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State over omstandigheidsverlof, moet erop worden gewezen dat de duur van dit verlof niet van dien aard is dat de slaagkansen van de stagiairs die hier van zouden genieten, in het gedrang komen. Daarom werd beslist staande te houden dat dit omstandigheidsverlof de opleidingsperiode niet opschort, met uitzondering van het verlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of van de co-ouder voor kinderen waarvan de afstamming te hunnen aanzien is vastgesteld of van de samenwonende partner van de ambtenaar op het ogenblik van de gebeurtenis, aangezien dit omstandigheidsverlof sinds 2023 een duur van 20 dagen telt, dewelke toch aanzienlijk meer is dan de andere omstandigheidsverloven (die maximum tien dagen tellen).

Om dezelfde redenen gelden deze opmerkingen over de opschorting van de stage ook voor de bevorderingsstage (artikel 66) en de mobiliteitsstage (artikel 128). ? Art. 22 gewijzigd door artikel 22 Het statuut voorzag reeds dat de theoretische en praktische opleiding uiteengezet wordt in het stagereglement, maar dit reglement bevat belangrijke details van de opleidingen, cruciale gedragsregels en afspraken die nageleefd moeten worden door de stagiair. Om dit stagereglement daadkrachtig te laten zijn is een validatie door de directieraad aangewezen en werd de eerste paragraaf in die zin aangevuld.

De tweede paragraaf werd uitgebreid met een detaillering over de kosten voor het behalen van het rijbewijs C of C1. Het risico bestond immers dat de kosten buitensporige proporties zouden aannemen en om discussies te vermijden werd er duidelijkheid verschaft over het aantal examenkansen (i.e. twee) per examenonderdeel die ten laste worden genomen, met extra verduidelijking welke vorm van praktisch rijexamen, zijnde met vrije begeleider, wordt beoogd. ? Art. 23 vervangen door artikel 23 De verantwoordelijke van een stagiair tijdens de opleiding is de stagemeester. In praktijk zien we dat de stagemeester nood heeft aan bijstand en om hieraan tegemoet te komen werd de verantwoordelijke voor de rekruten in het leven geroepen. Ook het diensthoofd van de dienst Instructie heeft een belangrijke ondersteunende functie tijdens de opleiding van de stagiair. Gelet op de reeds hoge werklast van de officier-dienstchef werd er dan ook voor gekozen om zijn betrokkenheid tijdens de opleiding op te heffen.

De verantwoordelijke voor de rekruten staat in voor de dagelijkse opvolging en beheer van de rekruten en is de directe leidinggevende van de rekruten tijdens de volledige duur van de basisopleiding. Het diensthoofd van de dienst Instructie biedt (administratieve) ondersteuning aan de stagemeester en is eveneens een mogelijk aanspreekpunt voor de stagiair.

Om verwarring omtrent de termen `stagiair' en `rekruut' weg te werken werd er een verduidelijkend lid toegevoegd aan art. 23 omtrent de term `rekruut': tijdens de stageperiode is men steeds stagiair, maar tijdens de basisopleiding wordt de stagiair `rekruut' genoemd. ? Art. 25 vervangen door artikel 24 Ten gevolge van de wijziging die doorgevoerd werd in artikel 23, worden de rollen van de stagemeester, de verantwoordelijke van de rekruten en het diensthoofd van de dienst Instructie uiteengezet en verduidelijkt in artikel 25 §§ 1-3.

Om de poel van mogelijke stagemeesters groter te maken en de hoge werklast van de officiers tegemoet te komen, werd de vereiste rang om de functie van stagemeester te bekleden verlaagd naar korporaal, maar met behoud van 6 jaar dienstanciënniteit als aanstellingsvoorwaarde.

Tot slot wordt er in paragraaf 5 van dit artikel ook expliciet verwezen naar het stagereglement, zodat er geen discussie kan zijn over het feit dat de statutaire bepalingen samen gelezen dienen te worden met het stagereglement. ? Art. 26 gewijzigd door artikel 25 In de praktijk werd vastgesteld dat het individueel functiegesprek een enorme werklast met zich meebracht voor de stagemeesters, gelet op het feit dat de stagiairs in grote getale starten op dezelfde datum.

Daarenboven heeft de praktijk uitgewezen dat de stagemeester tijdens het functiegesprek telkens opnieuw dezelfde informatie dient mee te delen aan de stagiair en dat er een beperkte input kwam van stagiairs tijdens deze individuele gesprekken. Om deze reden is het pragmatischer om de te behalen doelstellingen en evaluatie-elementen in een klassikale informatiesessie aan bod te laten komen, met daarbij nog altijd de mogelijkheid om een individueel functiegesprek te hebben, indien de stagiair dit zou wensen. In dergelijk geval dient de stagiair dergelijk gesprek louter aan te vragen. ? Art. 27 gewijzigd door artikel 26 Gelet op het feit dat een stagiair verschillende lessen dient te volgen en praktijkervaring opdoet in verschillende diensten en compagnieën, staat hij niet steeds rechtstreeks onder het gezag van de stagemeester tijdens zijn stage. De stagiair zal aldus beoordeeld worden door lesgevers en hiërarchische meerderen die hij doorheen de stage tegenkomt en op basis van de informatie die deze lesgevers en hiërarchische meerderen aanleveren aan de stagemeester, kan de stagemeester overgaan tot opmaak van stageverslagen, die vervolgens gehanteerd worden tijdens het evaluatiegesprek dat plaatsvindt tussen de stagiair en de verantwoordelijke van de rekruten. Indien het stageverslag de vermelding `te verbeteren' of `onvoldoende' bevat of indien de stagiair dit wenst, zal de stagemeester ook aanwezig zijn bij het evaluatiegesprek om objectiviteit te garanderen. Om deze redenen werd de eerste paragraaf van artikel 27 gewijzigd.

Ook paragraaf 2 kreeg nog een belangrijke toevoeging, zijnde een concrete termijn voor de stagiair om zijn opmerkingen mee te delen na het ontvangen van een stageverslag. Voorheen leek artikel 27, § 2 te suggereren dat de stagiair onmiddellijk zijn opmerkingen diende te geven, maar de stagiair dient de kans te krijgen een onderbouwde repliek te geven op de inhoud van een stageverslag en vandaar is de toevoeging van de termijn van zeven dagen opportuun. ? Art. 28 gewijzigd door artikel 27 In de praktijk werd reeds de meer logische werkwijze gehanteerd dat de stagiair eerst gehoord werd door de stagemeester alvorens het eindverslag van de stage werd opgemaakt. Om deze reden werd het eerste lid van artikel 28 aangepast.

Daarnaast werd er ook een nieuw tweede lid ingevoegd om de betrokkenheid van de verantwoordelijke van de rekruten tijdens het gesprek op het einde van stage te waarborgen, indien dit gewenst is door de stagiair. ? Art. 30 gewijzigd door artikel 28 Gelet op het feit dat de stagecommissie belangrijke beslissingen neemt in het kader van de beroepsloopbaan van een persoon, is het aangewezen dat er een huishoudelijk reglement wordt opgemaakt om de werking van de stagecommissie en de procedure op een degelijke wijze te regelen.

Ook hier is het van belang dat de Directieraad zijn goedkeuring geeft omtrent dit huishoudelijk reglement, zodat de stagecommissie kan terugvallen op een goedgekeurd kader voor de behandeling van de procedures. Om deze redenen werd lid 2 toegevoegd aan artikel 30.

Tevens werd er een nieuw zesde lid ingevoegd om de onafhankelijk en onpartijdigheid binnen de stagecommissie te garanderen: geen enkel lid van de commissie mag een persoon zijn tegen wie een klacht werd ingediend door de stagiair.

In dit nieuwe lid worden klachten bij de volgende interne en externe instanties beoogd (indicatieve lijst): - de politie; - het parket; - de onderzoeksrechter; - de rechtbank; - de externe dienst voor preventie en bescherming op het werken; - de interne klachtendienst van de DBDMH; - de operationeel HRM-dienst (via een informatierapport); - een ombudsdienst.

De klacht moet ingediend zijn vóór het indienen van het beroep en moet in onderzoek zijn of erkend zijn als ontvankelijk en gegrond door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing of in een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Er werd voor gekozen om een lid van de commissie te kunnen wraken indien er vóór het indienen van het beroep een klacht tegen desbetreffend lid werd ingediend, omdat we willen vermijden dat klachten ingediend zouden worden terwijl de beroepsprocedure loopt en de stagecommissie opnieuw zou moeten veranderen van samenstelling, waardoor de beroepsprocedure opnieuw zou moeten worden overgedaan. Er dient vermeden te worden dat klachten worden gebruikt om het goede en vlotte verloop van een beroepsprocedure te verhinderen. ? Art. 33 vervangen door artikel 30 Het artikel werd onderverdeeld in paragrafen en de eerste paragraaf voorziet dat de stagemeester, de verantwoordelijke voor de rekruten en het diensthoofd van de dienst Instructie gehoord worden. In de praktijk merkte de stagecommissie immers op dat het enkel horen van de stagemeester te beperkend was. Gelet op het feit dat stagemeester door de wijziging van artikel 23 bij de opvolging van de stage eveneens wordt bijgestaan door de verantwoordelijke voor de rekruten en het diensthoofd van de dienst Instructie, is het van belang om ook deze personen te horen in het kader van een procedure voor de stagecommissie. Daarnaast is het horen van deze personen niet langer optioneel, aangezien deze personen een belangrijke rol spelen tijdens de stage en hun relaas cruciaal is voor de beoordeling van het dossier.

Er werd tevens een tweede paragraaf toegevoegd om de stagecommissie de mogelijkheid te bieden ook nog andere personen te horen die zijn relevant achten voor het begrijpen van het dossier. Zoals reeds hierboven toegelicht bij artikel 27 zijn er tal van lesgevers en hiërarchische meerderen die het pad van de stagiair kruisen doorheen de stage en die ook nuttige informatie kunnen geven. Evenals zouden medestagiairs of andere getuigen nuttige informatie kunnen bieden. Het horen van personen op basis van deze tweede paragraaf is evenwel optioneel, aangezien de stagecommissie hieromtrent nog enige beoordelingsvrijheid dient te behouden.

Tot slot is er nog de toevoeging van een derde paragraaf om de stagecommissie de mogelijkheid te bieden een administratieve ondersteuning te verzoeken. In de praktijk werd immers vastgesteld dat sommige dossiers wat meer juridische ondersteuning kunnen gebruiken of dat de opmaak van notulen beter wordt uitbesteed aan een administratief personeelslid. De concrete regels omtrent de administratieve ondersteuning worden neergeschreven in het huishoudelijk reglement van de stagecommissie. ? Art. 35 gewijzigd door artikel 32 Het stagedossier is een cruciaal document in de beoordeling van de stage en dient dus eveneens een beoordelingselement te zijn indien over een beroep wordt beslist door de directieraad. Om deze reden werd het stagedossier toegevoegd in het eerste lid van artikel 35.

Ook om discussies over termijnen te vermijden werd er in het eerste lid verduidelijkt dat de termijn van twee maanden begint te lopen vanaf de datum van het advies van de stagecommissie en niet vanaf de ontvangst.

Tevens is uit de praktijk gebleken dat een lid van de stagecommissie evenzeer lid kan zijn van de Directieraad en ten gevolge hiervan kan er een vermoeden van partijdigheid of belangenvermenging opduiken.

Dergelijk vermoeden wordt weggewerkt door de toevoeging van het nieuwe tweede lid van artikel 35: een lid van de Directieraad dat ook deel uitmaakte van de stagecommissie neemt niet deel aan het voorstel.

Tot slot werd er in het laatste lid van artikel 35 toegevoegd dat de stagiair in het bezit zal worden gesteld van de beslissing van de benoemende overheid, het voorstel van de Directieraad en het advies van de stagecommissie, teneinde zo transparant mogelijk te zijn naar de stagiair toe. ? Art. 37/1 toegevoegd door artikel 33 Dat de hoedanigheid van stagiair behouden blijft tot de datum waarop een definitieve beslissing over de benoeming of ontslag wordt genomen stond voorheen in artikel 21, § 3, derde lid. Echter is het adequater om de hoedanigheid van de stagiair in huidig artikel 37/1 te regelen. ? Art. 38 gewijzigd door artikel 34 Er werd een nieuw tweede lid ingevoegd bij artikel 38 om een oplossing te bieden voor het probleem dat een stage niet voortijdig beëindigd kon worden terwijl een stagiair alle examenkansen van zijn theoretische en praktische opleiding reeds, zonder succes, had benut.

Om uit deze impasse te geraken werd in het tweede lid voorzien dat een stagiair voor het einde van de stage een voorstel tot afdanking kan krijgen indien alle examenkansen werden benut, maar de stagiair niet geslaagd is.

De term "kan betekenen" is bewust gekozen om de operationeel HRM-dienst een discretionaire bevoegdheid te geven, zodat er toch rekening kan worden gehouden met onvoorziene omstandigheden of de bijzonderheden van een bepaald geval. Uit ervaring hebben we al geconstateerd dat een stagiair zich wel degelijk kan herpakken, zelfs na twee tussentijdse stageverslagen met een evaluatie "onvoldoende".

Een laatste kans bieden moet een optie blijven van de operationeel HRM-dienst. ? Art. 39 gewijzigd door artikel 35 In het vierde lid werd een concrete termijn toegevoegd voor het opmaken van het verslag na afloop van de hoorzitting. Voorheen moest de benoemende overheid al beslissen binnen vijf werkdagen na de hoorzitting en diende de stagemeester tussen de hoorzitting en de definitieve beslissing een verslag op te maken, zonder vermelding van een duidelijke termijn. Door de wijzigingen in het vierde lid en het laatste lid van artikel 39 is er nu een duidelijke en haalbare tijdlijn: de stagemeester maakt, in overleg met de operationeel HRM-dienst een verslag op binnen 5 werkdagen na de hoorzitting.

Vervolgens gaat de benoemende overheid over tot het nemen van een definitieve beslissing, binnen vijf werkdagen na de opmaak van het verslag. ? Art 47 gewijzigd door artikel 41 Deze wijziging beoogt het volgende te verduidelijken: - De vacature wordt alleen ter kennis gebracht van personeelsleden die op de uiterste datum voor de indiening van sollicitaties aan de voorwaarden voor bevordering kunnen voldoen, uiteraard met uitzondering van het slagen voor het bevorderingsexamen; - De oproep hoeft niet langer te vermelden of de procedure een reserve toestaat, deze mogelijkheid tot het creëren van een reserve wordt aan het einde van de bevorderingsprocedure benut afhankelijk van de behoeften van de dienst. Bevorderingsprocedures kunnen enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van het aantal kandidaten; gedurende deze tijd kunnen de operationele vereisten veranderen. Het is daarom zinvoller om aan het einde van de procedure een beslissing te nemen over de vorming van de reserve. Indien er een bevorderingsreserve wordt samengesteld, is de directieraad niet verplicht om deze te activeren. Hij kan de bevorderingsreserve beëindigen en een nieuwe bevorderingsprocedure starten; - Verkorting van de termijn voor de ondertekening van de dienstnota tot 4 dagen (overeenkomend met het roulement van vier dagen wachtdienst). Deze verkorting van de termijn heeft geen gevolgen omdat in geval van afwezigheid een aangetekende brief naar de betrokken personeelsleden wordt gestuurd; - Zorgen voor meer flexibiliteit bij het indienen van kandidaturen; - De vaststelling van de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen te vergemakkelijken. ? Art 51 gewijzigd door artikel 42 De bevordering tot de graad van sergeant vormt een belangrijke stap in de loopbaan van een brandweerman omdat hij overgaat van het basiskader, dat bedoeld is om interventies uit te voeren, naar het middenkader, dat als hoofdtaak heeft toezicht te houden op de basistroep en hun dagelijkse werking evenals grotere operaties te leiden. Als gevolg daarvan, moeten personeelsleden meer administratieve functies en managementfuncties uitvoeren, terwijl ze toch een sterke operationele basis behouden. Dit zijn functies waarbij ervaring bijzonder belangrijk is. De voorwaarden met betrekking tot anciënniteit, zijn overgenomen uit het statuut van 27 juni 2002. De verantwoordelijkheden van een sergeant zijn echter ontwikkeld als gevolg van de hervorming van de civiele veiligheid. Het leek daarom gepast om van kandidaten meer ervaring te eisen om geschikt te zijn voor de functie van sergeant.

De wijzigingen in de anciënniteitsvereisten voor de graden van adjudant, majoor en kolonel volgen dezelfde logica.

De overgrote meerderheid van de personeelsleden die tot deze verschillende graden worden bevorderd, voldoet al aan de nu vereiste anciënniteitsvoorwaarden. ? Art. 58 gewijzigd door artikel 46 Met deze wijziging wordt beoogd te verduidelijken wanneer aan de voorwaarden voor bevordering moet zijn voldaan om aan het bevorderingsexamen te kunnen deelnemen.

Ook wordt duidelijk gemaakt dat elke kandidaat na elke proef alleen zijn eigen resultaten ontvangt, met de mogelijkheid om feedback te krijgen.

De jurisprudentie van de Raad van State (arrest nr. 218.834 van 5 april 2012) preciseert dat de administratie haar beslissing weliswaar formeel moet motiveren, maar niet motief per motief moet motiveren.

Wanneer een minimumaantal punten vereist is om voor een examen te slagen, vormt de vermelding van de ontoereikendheid van de behaalde punten een toereikende en voldoende formele motivering.

Anderzijds moet de kandidaat, alvorens beroep in te stellen, voldoende aanvullende informatie over zijn prestaties kunnen verkrijgen om de redenen voor zijn resultaat te begrijpen. Maar deze toelichtingen mogen als zodanig niet in het dispositief van de beslissing voorkomen.

Het verzoek om feedback moet binnen 10 dagen na de kennisgeving van de resultaten worden gedaan via het in het reglement van orde genoemde communicatiekanaal of de kennisgeving van het resultaat. Deze termijn van 10 dagen wordt gerechtvaardigd door de operationele behoeften. Bij bevorderingsprocedures binnen de DBDMH kan namelijk een zeer groot aantal kandidaten betrokken zijn (soms wel honderden). Daarom is het van belang te eisen dat de feedback binnen een bepaalde termijn wordt aangevraagd, zodat de voor de organisatie van deze proeven beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk kunnen worden ingezet. ? Art. 63 gewijzigd door artikel 50 De wijziging van dit artikel schrapt het recht om de raad van bestuur aan het einde van de bevorderingsprocedure te wraken. De personeelsleden kunnen de jury nu feedback en opmerkingen geven, wat een nuttige manier is om het besluit van de jury te zijner tijd te wijzigen. Een beroep bij de raad van bestuur aan het einde van de procedure maakt daarentegen geen herplaatsing in het - op het moment van het beroep afgeronde - bevorderingswedstrijd mogelijk. Gezien het gebrek aan beoordelingsbevoegdheid van de raad van bestuur bij de toepassing van de criteria voor de vaststelling van het bevorderingsvoorstel, lijkt een beroep bovendien geen geschikt middel. ? Art. 79/1 ingevoegd door artikel 56 Er wordt een hoofdstuk over vrijwillige degradatie ingevoerd om te voorzien in de procedure voor de behandeling van een dergelijk verzoek. Bevorderingen van operationeel personeel kunnen leiden tot veranderingen in het werktempo of het soort taken die niet geschikt zijn voor het bevorderde personeel. Daarom willen personeelsleden soms terugkeren naar hun oude graad. Deze procedure van vrijwillige degradatie kan uiteraard geen middel zijn om het personeel onder druk te zetten om een tuchtprocedure te omzeilen. ? Art. 80 gewijzigd door artikel 57 Om redenen waarop de personeelsleden geen invloed hebben, kunnen de voorwaarden voor bevordering soms niet door de personeelsleden worden vervuld. Dit onvermogen om personeel tot bepaalde graden te bevorderen wanneer er plaatsen in het personeelsplan voorzien zijn, leidt tot organisatorische problemen. Om in deze behoeften te voorzien, is aanstelling in hogere functies met een afwijking van de aanstellingsvoorwaarden de beste optie. ? Art. 99 gewijzigd door artikel 65 Indien de kamer van beroep besluit een ander beoordelingscijfer toe te kennen, moet zij een van de in het statuut voor operationele personeelsleden genoemde beoordelingscijfers toekennen, en niet een van de in het algemeen statuut genoemde cijfers. De reden voor de verschillen in de evaluatiecijfers is de noodzaak om de evaluatiecijfers waarin het federale statuut voorziet te gebruiken om mobiliteit tussen personeelsleden van de DBDMH en de zones en omgekeerd mogelijk te maken. ? Art. 101 vervangen door artikel 66 De toevoeging van de verduidelijking betreffende de verandering van activiteit is bedoeld om situaties te verhelpen waarin het personeelslid niet langer kan deelnemen aan de operationele wachtdiensten, hetzij omdat hij of zij zichzelf in gevaar zou brengen, hetzij wegens fysieke of psychologische ongeschiktheid. Voorbeelden zijn situaties waarin het personeelslid verslaafd is aan alcohol of drugs, een psychische stoornis heeft, niet helder is, enz. ? Art. 108 vervangen door artikel 70 In het tweede lid, 3° van artikel 108 wordt `de HRM-verantwoordelijke' vervangen door `een lid van HRM', aangezien er zich problemen kunnen voordoen met betrekking tot taalrol en om de werklast van de HRM-verantwoordelijke te verlichten.

Er wordt eveneens een nieuw derde lid ingevoegd om te verzekeren dat de arbeidsarts en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk worden gehoord wanneer het een wedertewerkstelling om medische onbekwaamheid betreft. Hun input is van cruciaal belang.

Daarnaast wordt ook de mogelijkheid ingevoerd om de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk te horen wanneer een wedertewerkstelling wegens operationele ongeschiktheid wordt voorgelegd aan de wedertewerkstellingscommissie, aangezien ook hier zijn input nuttig kan zijn. ? Art. 109 vervangen door artikel 71 In de praktijk werd er opgemerkt dat er geen concreet startpunt is voor de termijn waarbinnen beslist moet worden over de wedertewerkstelling door de Directieraad wanneer men geconfronteerd werd met een medische of operationele ongeschiktheid. Door de wijziging in paragraaf 1, eerste lid, werd deze lacune weggewerkt.

Daarnaast werd er opgemerkt dat een wedertewerkstelling soms onsuccesvol verliep, maar dat er geen mogelijkheid was om de persoon in kwestie eerst te laten proeven van de nieuwe tewerkstelling en werkplaats. Tevens was er geen mogelijkheid om de wedertewerkstelling te evalueren. Om hieraan tegemoet te komen werd de mogelijkheid tot het presteren van proefperiodes ingevoerd. De wedertewerkstellingscommissie kan aanbevelen dat dergelijke proefperiode wordt doorlopen met evaluatie nadien. Een proefperiode van maximaal drie maanden kan ook maximaal tweemaal worden aanbevolen en opgelegd.

Teneinde de slaagkansen van de wedertewerkstelling te bevorderen kan de directieraad beslissen dat er redelijke aanpassingen dienen te gebeuren aan de werkpost. Dit werd toegevoegd door invoeging van een nieuw derde lid.

Het vierde lid werd uitgebreid met de mogelijkheid om de wedertewerkstelling te beëindigen wanneer het personeelslid negatief beoordeeld werd tijdens de proefperiodes.

Tevens wordt op het einde van paragraaf 1 verduidelijkt wat er gebeurt indien de wedertewerkstelling niet kan plaatsvinden. In dergelijk geval wordt het personeelslid in disponibiliteit gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.

De tweede paragraaf van artikel 109 werd eveneens gewijzigd om een duidelijk verschil aan te brengen tussen de definitieve wedertewerkstellingsbeslissing, die genomen wordt door de directieraad volgend op het advies van de wedertewerkstellingscommissie, en de tussentijdse beslissing die genomen kan worden door de officier-dienstchef wanneer hij geconfronteerd wordt met een medische of operationele ongeschiktheid, maar wanneer er een tijdelijke functie voorhanden is die toegewezen kan worden aan het personeelslid in afwachting van de advies van de wedertewerkstellingscommissie en de definitieve beslissing van de directieraad. ? Art. 109/1 toegevoegd door artikel 72 Artikel 109/1 wordt ingevoerd om de lacune weg te werken die voordien bestond over de hoedanigheid van een personeelslid die medisch of operationeel ongeschikt werd verklaard, maar ondertussen geen andere functie kan bekleden. Om hieromtrent duidelijkheid te verschaffen werd ingevoerd dat deze persoon in kwestie compensatie-uren zal opnemen en bij gebrek aan dergelijke uren zal hij dienstvrijstelling genieten tot er een wedertewerkstellingsbeslissing is. Dit kan zowel de tussentijdse beslissing van de officier-dienstchef als de definitieve beslissing van de Directieraad zijn. ? Art. 110 gewijzigd door artikel 73 Teneinde het personeelslid in staat te stellen de nieuwe functie zo goed mogelijk uit te oefenen, kan de directieraad opleggen dat het personeelslid een bijscholing volgt. Deze bijscholing is nuttiger dan het louter slagen voor een competentieproef en ook de mogelijkheid om een proefperiode te doorlopen maakt de competentieproef overbodig. Om deze reden werd de competentieproef derhalve geschrapt uit artikel 110. ? Art. 110/1 toegevoegd door artikel 74 Het wedertewerkgesteld personeelslid blijft onderworpen aan het operationele statuut en is daarom nog steeds onderworpen aan opleidingsverplichtingen. Echter, de opleidingsverplichtingen sluiten niet altijd volledig aan bij de nieuwe functie die een wedertewerkgesteld personeelslid vervult. Om derhalve hieromtrent toch enige flexibiliteit aan de dag te kunnen leggen voorziet artikel 110/1 nu dat de directieraad eveneens de opleidingsverplichtingen kan bepalen bij een wedertewerkstellingsbeslissing. ? Art. 111 gewijzigd door artikel 75 In artikel 111 werden er twee leden geschrapt: - Het tweede lid werd geschrapt omdat het beter geplaatst wordt bij de bezoldigingsregeling, zijnde in het nieuwe artikel 339/1; - Het vierde lid werd geschrapt omdat dit een vorm van terugzetting in graad is, terwijl het personeelslid niet gestraft dient te worden omwille van een wedertewerkstelling. ? Art. 117 vervangen door artikel 77 De creatie van de proefperiode in artikel 109, tweede lid, heeft ook gevolgen voor artikel 117, omdat het definitieve karakter van een wedertewerkstellingsbeslissing na vrijwillig verzoek geen afbreuk doet aan de mogelijkheid om één of meerdere proefperiodes uit te voeren. ? Art. 164 gewijzigd door artikel 83 Met deze wijziging wordt beoogd de rechten van het personeel in geval van dienstvrijstelling te verduidelijken. De premie voor operationele en onregelmatige prestaties wordt alleen uitgekeerd bij daadwerkelijke operationele prestaties, tenzij anders is bepaald, zoals in het geval van een borstvoedingspauze. Aangezien het geen premie is die aan het brandweerstatuut is verbonden, geeft de vrijstelling van dienst dus geen recht op deze premie. ? Art. 165 § 3, tweede lid, gewijzigd bij artikel 84 Artikel 84 betreft de integratie van de rechtspraak van de Raad van State.

Het herhaalt immers de verplichting van de administratie om uit te zoeken waarom het personeelslid niet aanwezig is. Zie met name het arrest nr. 217.770 van 7 februari 2012.

Wanneer een personeelslid meer dan tien dagen onregelmatig afwezig is, moet de autoriteit nagaan of het personeelslid afwezig is om redenen die hem er ook van weerhouden hebben de hiertoe aangewezen autoriteit in te lichten over de redenen van zijn afwezigheid. Voor zover zij niet heeft gewacht op de verduidelijkingen van het betrokken personeelslid, hem heeft bezocht en hem zelfs een maatschappelijk werker heeft toegestuurd om hem te helpen uit de moeilijkheden te komen waarvan zij wilde weten of deze niet de oorzaak waren van het ontbreken van een regelmatige rechtvaardiging van de afwezigheden, en voor zover belanghebbende de redenen heeft uiteengezet waarom hij voor de betrokken periode van afwezigheid geen regelmatige medisch attest heeft overgelegd, heeft de autoriteit met kennis van zaken geoordeeld.

De administratie heeft echter een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de gevolgen die aan een afwezigheid van meer dan tien dagen kunnen worden gegeven.

Wanneer de autoriteit beslist over een ontslag van ambtswege wegens een onregelmatige afwezigheid van meer dan tien dagen, stelt zij geen daad van juridische aard en spreekt zij zich zelfs niet uit inzake geschillen. Ze is niet verplicht om op alle argumenten van het personeelslid in te gaan, maar enkel om de redenen voor haar beslissing uiteen te zetten. De overweging volgens dewelke deze laatste zijn niet-naleving van de afwezigheidsprocedure niet geldig heeft gerechtvaardigd, volstaat op zich, vanaf het moment dat hij heeft erkend geen enkele poging te hebben ondernomen om zijn afwezigheid medisch te laten dekken, behalve door zijn psychiater bij zijn terugkeer, en dit zelfs zonder naar voren te brengen dat een andere arts had geweigerd om zijn onvermogen om zijn functies uit te oefenen te bewijzen, en waar noch het late medisch attest van de neuropsychiater, noch het verweerschrift van de vakbondspleiter, die zich beroept op een theoretische definitie van het PTSS-syndroom, de onmogelijkheid voor het personeelslid om zijn verplichtingen na te komen naar voren bracht.

Indien er ten slotte geen beroep kan worden aangetekend bij de gewestelijke kamer van beroep tegen de beslissing van het ontslag van ambtswege op grond van artikel 256, is diezelfde kamer bevoegd om zich uit te spreken over de werkelijkheid van de afwezigheden, zoals bevestigd door de Raad van State in zijn arrest nr 230684 van 27 maart 2015: Ook al voorziet het statuut niet in de mogelijkheid van aanhangigmaking bij de kamer van beroep in het kader van de procedure inzake het ontslag van ambtswege wegens werkverlating, aangezien de werkelijkheid van een dergelijke verlating impliceert dat het bewijs moet worden geleverd van de afwezigheid van het personeelslid gedurende tien dagen, kan de tegenpartij zich niet wettelijk uitspreken over het ontslag van ambtswege, terwijl de kamer van beroep zich, zij het in de vorm van een advies, moet uitspreken over de werkelijkheid van de aan de eiser verweten afwezigheden. Door ervoor te kiezen de procedure niet te schorsen in afwachting van het advies in kwestie, heeft de tegenpartij het risico genomen dat haar beoordeling met betrekking tot de werkelijkheid van de afwezigheden van de eiser in twijfel zou worden getrokken door de beroepsinstantie die zij zelf heeft ingesteld.

Het ontwerp van artikel neemt de verplichting over van de administratie om uit te zoeken waarom het personeelslid niet aanwezig is, maar behoudt de beoordelingsmarge om de door het personeelslid aangevoerde redenen van afwezigheid te beoordelen. Aan de andere kant moet de administratie de werkelijkheid van de verlengde afwezigheid rechtvaardigen en heeft het personeelslid m.b.t. de werkelijkheid van deze afwezigheid het recht om in beroep te gaan bij de gewestelijke kamer van beroep. ? Art 182 gewijzigd door artikel 88 De verlofdagen wegens omstandigheden worden in overeenstemming gebracht met Richtlijn 2019/1158 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. De formulering is er ook op gericht verlof toe te kennen ongeacht de burgerlijke staat of de gezinssituatie van de werknemer. ? Art 191 gewijzigd door artikel 90 De wijziging heeft tot doel het statuut in overeenstemming te brengen met de wet van 12 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/06/2020 pub. 18/06/2020 numac 2020202682 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van de periodes die plaatsvinden tijdens de voorbevallingsrust en in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust type wet prom. 12/06/2020 pub. 03/10/2022 numac 2022041763 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de periodes die plaatsvinden tijdens de voorbevallingsrust en in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten, die de periodes van prenatale rust die in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de postnatale rust wijzigt.

Voortaan worden periodes van afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid en volledige werkverwijdering die plaatsvinden vanaf de zesde week tot en met de tweede week vóór de bevalling, gelijkgesteld met periodes van arbeid en verminderen zij niet langer het recht op zwangerschapsverlof. ? Art. 195 gewijzigd door artikel 91 Deze bepaling strekt tot een correcte omzetting van richtlijn 92/85 en van de mogelijkheden tot organisatie van de arbeidstijd zoals bepaald in de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de dienst brandbestrijding en medische spoedhulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten betreffende de civiele veiligheid (art. 14).

Paragraaf 2 van deze bepaling handelt over de termijn die de werkneemster dient te hanteren voor het informeren van de werkgever.

Dit betreft louter het informeren over de zwangerschap. Er wordt eveneens aan herinnerd dat dit ten gunste van zwangere werkneemsters moet worden uitgelegd, aangezien deze bepalingen zijn vastgesteld om hen bepaalde rechten te kunnen laten genieten. Hieruit volgt dat het niet onmiddellijk informeren van de werkgever over de zwangerschap niet wordt beschouwd als wangedrag. De werknemers wordt echter verzocht de DBDMH zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen, zodat passende veiligheidsmaatregelen kunnen worden genomen.

Paragraaf 3 van deze bepaling handelt over de mogelijkheid voor de werkneemster om een verzoek in te dienen teneinde niet te moeten werken tussen twintig uur en zes uur. De periodes gedurende dewelke deze aangepaste arbeidsregeling mogelijk is, zijn overgenomen uit artikel 14, eerste lid van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de dienst brandbestrijding en medische spoedhulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten betreffende de civiele veiligheid.

Deze bepaling wordt ook ten uitvoer gelegd door het arbeidsreglement, waarin de regelingen inzake arbeidstijd en arbeidsomstandigheden worden gespecificeerd om vrouwelijk operationeel personeel in staat te stellen zo lang mogelijk in een operationele dienst te blijven met waarborging van de gezondheid en de veiligheid van de werkneemster.

De procedure voor het veranderen van post is gebaseerd op de wedertewerkstellingsprocedure (zelfde commissie en beslissingsautoriteiten), met dien verstande dat de termijnen worden aangepast om ze nuttig te maken voor de situatie van de zwangere werkneemster en dat de interne dienst voor preventie en bescherming moet worden geraadpleegd.

De taak van de wedertewerkstellingscommissie is om de functiebeschrijving te valideren op basis van het advies van de arbeidsgeneeskunde, die als enige in staat is om de medische capaciteiten van de zwangere vrouw te bepalen. Informeel is er al een gesprek vooraf om ervoor te zorgen dat de zwangere vrouw vanaf het begin van het proces betrokken wordt bij haar tijdelijke taken en niet pas aan het einde van de keten via een verhoor van de wedertewerkstellingscommissie. Er wordt momenteel aan een bijlage bij het arbeidsreglement gewerkt om dit proces te formaliseren. Om de procedure niet onnodig te verzwaren, werd daarom besloten alleen te voorzien in de mogelijkheid van een verhoor en niet in een verplicht verhoor. ? Art. 259 gewijzigd door artikel 102 Het opleidingsplan kan voorzien in voorwaarden voor toelating tot de opleiding voor dienstvereisten. Voor sommige opleidingen zijn er immers te veel personeelsleden die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 18 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2015 pub. 07/12/2015 numac 2015000715 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten sluiten betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten in vergelijking met de capaciteiten van de dienst Instructie en de brandweerschool.

De criteria voor toelating tot de opleidingen mogen uiteraard niet in strijd zijn met die van het koninklijk besluit en moeten objectief en noodzakelijk zijn om aan de behoeften van de dienst te voldoen. ? Art. 266 gewijzigd door artikel 107 Enerzijds heeft de wijziging van deze bepaling tot doel de verwijzing naar artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten te actualiseren.

Anderzijds specificeert de bepaling hoe de duur en het percentage van de salarisinhouding worden bepaald, hetgeen voorheen voor interpretatie vatbaar was. Nu is bepaald dat de voorgestelde sanctie het percentage en de duur moet vermelden. Deze salarisinhouding moet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de operationaliteitspremie. ? Art. 268 gewijzigd door artikel 109 De gevolgen van de non-actiefstelling zijn reeds geregeld in artikel 154. ? Art. 269 vervangen door artikel 110 Aangezien artikel 320 nu bepaalt dat er geen sprake kan zijn van progressie in geval van een tuchtmaatregel die niet is geschrapt, volgt daaruit dat de duur van de regressie gekoppeld is aan de duur van de schrapping, dat wil zeggen 30 maanden. Op dat moment komt het personeelslid opnieuw in aanmerking voor baremische progressie of bevordering, afhankelijk van de baremische regressie. ? Art. 275 vervangen door artikel 112 Om te voorkomen dat er vexatoire tuchtprocedures worden ingeleid die op zichzelf schadelijk zijn voor de betrokken personeelsleden, kan de directie om materieel bewijsmateriaal verzoeken om de ernst van de feiten te beoordelen. Het is echter niet nodig de feiten in dit stadium vast te stellen.

Dit vooronderzoek is in overeenstemming met de rechtspraak van de Raad van State die van oordeel is dat het recht om een dergelijk vooronderzoek te verrichten inherent is aan het hiërarchische beginsel en dat de rechten van de verdediging slechts vereisen dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen op zodanige wijze ter kennis van het vervolgde personeelslid worden gebracht dat deze vervolgens, in het kader van de daaropvolgende tuchtprocedure, kan worden gehoord en daarover uitleg kan geven.

Wanneer de autoriteit in kennis wordt gesteld van aanwijzingen die een tuchtrechtelijke inbreuk kunnen vormen, moet zij ervoor zorgen dat zij in een vroeg stadium voldoende kennis heeft van de feiten om te kunnen beslissen of een tuchtprocedure moet worden ingeleid.

Tot slot werd verduidelijkt dat het bevoegde orgaan voor het aanduiden van de tuchtoverheid de functioneel bevoegde minister is wanneer het vervolgde personeelslid een operationele mandaathouder is. ? Art. 276 vervangen door artikel 113 Het doel van deze bepaling is te verduidelijken wanneer de periode van zes maanden begint en eindigt. Wanneer de dader niet bekend is, kan een informatief rapport worden opgesteld om de feiten vast te stellen.

De termijn van zes maanden voor de tuchtprocedure gaat echter pas in als de dader bekend is. ? Art. 279 gewijzigd door artikel 114 Indien het personeelslid recht heeft op raadpleging van zijn dossier, kunnen de administratieve diensten de raadplegingstermijnen vaststellen die overeenkomen met zijn werktijd en aanwezigheid. De administratieve diensten moeten redelijk handelen en de toegang tot het dossier niet onnodig bemoeilijken. De uitnodiging voor de hoorzitting vermeldt de praktische regelingen voor de raadpleging van het dossier. ? Art. 280 gewijzigd door artikel 115 Er wordt nu een termijn gesteld voor het indienen van een verweerschrift vóór de zitting, zodat dit verweerschrift tijdig vóór de zitting bekend kan zijn.

Het is ook de bedoeling dat alle mededelingen elektronisch kunnen worden gedaan om de kennisgevingstermijn te verkorten. Het doorgeven van grote elektronische bestanden kan gebeuren via transferwebsites zoals Swisstransfer. ? Art 283 gewijzigd door artikel 118 De wijziging voorziet in twee soorten termijnen.

Enerzijds beschikt het personeelslid over een termijn van zeven dagen voor het indienen van een nota met opmerkingen aangaande de verslagen van de hoorzittingen die opgemaakt zijn na zijn verhoor. En anderzijds over een termijn van 3 dagen om opmerkingen te formuleren over de verslagen van confrontatie.

Deze verkorting van de termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat deze opmerkingen alleen betrekking hebben op de opmaak van het verslag, waarvoor geen langere termijn nodig is.

Deze rechtvaardiging voor de verkorting van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de opmaak van het verslag geldt ook voor artikel 281 naar aanleiding van zijn eigen verhoor.

Er werd besloten om deze termijn te verkorten en deze alleen te richten op de opmaak van het verslag en de vorm ervan. Dit is echter niet nadelig voor het personeelslid, aangezien de hervorming van het operationele statuut hem meer mogelijkheden biedt om in de loop van de procedure memories in te dienen en dus zijn argumenten te laten gelden, met name na de kennisgeving van het tuchtverslag.

Bedoeling hiervan is de voorgestelde sanctie juridisch relevanter te maken door de DBDMH in staat te stellen kennis te nemen van de verdedigingsargumenten van het personeelslid en er vroeger dan nu het geval is op te reageren. ? Art. 285 vervangen door artikel 120 Er wordt verduidelijkt dat de functioneel bevoegde minister de taken in het kader van de tuchtprocedure op zich neemt, die normaal toebedeeld worden aan de officier-dienstchef, wanneer het vervolgde personeelslid een operationele mandaathouder is. ? Art. 287 vervangen door artikel 122 De beroepsprocedure is nog steeds vastgelegd in het algemeen statuut.

Er worden echter twee nuances gemaakt.

Enerzijds moet het voor de officier-dienstchef die het sanctievoorstel vaststelt, gemakkelijk worden gemaakt om de verdediging van het sanctievoorstel voor de regionale kamer van beroep aan een personeelslid te delegeren.

Anderzijds is het in het kader van de tuchtprocedure voor operationeel personeel niet nodig het vervolgde personeelslid opnieuw de gelegenheid te bieden opnieuw opmerkingen te maken over het ontwerpbesluit, zoals bepaald in artikel 305 van het algemeen statuut.

De in het operationele statuut voorziene procedure - die verschilt van die van het algemeen statuut - voorziet immers reeds in versterkte rechten van verdediging: het personeelslid heeft tijdens de procedure en voor de kamer van beroep reeds herhaaldelijk zijn standpunt kenbaar kunnen maken. Het toevoegen van een recht op opmerkingen in dit stadium van de procedure is overbodig en maakt de termijnen nog ingewikkelder. ? Art. 291 gewijzigd door artikel 126 Een niet-geschrapte sanctie in het dossier heeft twee belangrijke gevolgen.

Enerzijds kan het personeelslid niet deelnemen aan een bevorderingsprocedure, noch worden bevorderd.

Anderzijds heeft het personeelslid gedurende deze periode geen recht op baremaverhoging. ? Art. 304 gewijzigd door artikel 129 Zwangere vrouwen zijn nu vrijgesteld van fysieke tests tussen de kennisgeving van de zwangerschap aan de werkgever en de goedkeuring van de arbeidsgeneesheer voor een terugkeer naar de wachtdienst, om te voorkomen dat de geldigheid van hun fysieke testen in deze periode afloopt, waardoor zij niet naar een bevordering zouden kunnen solliciteren. ? Art. 305 gewijzigd door artikel 130 Personeelsleden worden geacht de dienstnota's te lezen tijdens elke wachtdienst, dus om de vier dagen. Personeelsleden die afwezig of met verlof zijn, kan echter niet worden verweten dat zij zich niet houden aan een dienstnota waarvan zij geen kennis hebben kunnen nemen. ? Art. 316 vervangen door artikel 135 De titel betreffende de beëindiging van functies is volledig herzien op basis van het algemene statuut en het federaal statuut.

Deze wijzigingen maken een beter begrip mogelijk van de gevallen die leiden tot het einde van de functies en van de daaraan verbonden gevolgen. ? Art. 316/1 tot 316/4 toegevoegd door artikel 136 Het federale statuut voorziet dat een personeelslid een verplicht aantal uren voortgezette opleiding dient te volgen tijdens een cyclus van vijf jaar. Deze cyclus is bij de DBDMH een vaste cyclus met vaste begin- en einddatum. In het licht hiervan is het mogelijk dat een personeelslid bij indiensttreding gedurende de lopende, vaste cyclus over een kortere tijd beschikt om de voortgezette opleidingsuren (weliswaar pro rata) te volgen, maar om te garanderen dat men in het begin van de carrière toch voldoende kansen krijgt, is het noodzakelijk te verduidelijken dat men pas geconfronteerd kan worden met een ambtshalve ontslag wegens niet-volgen van het vereist aantal uren voortgezette opleiding wanneer men minstens vijf jaar dienstanciënniteit op de teller heeft.

De gevallen van eervol ontslag zijn gemodelleerd naar het federale systeem. ? Art. 339/1 toegevoegd door artikel 145 Deze bepaling formaliseert een situatie die door de politieke autoriteit met de vakbonden is overeengekomen en al vele jaren wordt toegepast. ? Art. 343 vervangen door artikel 147 De afschaffing van de vergoeding voor inhaalrust die niet binnen vier maanden na de referentieperiode is opgenomen, is gerechtvaardigd met het oog op de naleving van de wet op de arbeidstijd. De werkgever is verplicht de arbeidstijd over de referentieperiode van vier maanden af te dwingen overeenkomstig de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten betreffende de civiele veiligheid.

Deze wijziging houdt verband met een opmerking van de federale inspectie, die in haar verslag stelt dat: "Wat de arbeidstijd betreft, wordt de aandacht gevestigd op het feit dat de reglementering inzake arbeidstijd onrechtmatig wordt aangewend.

Artikel 343 van het Brussels statuut bepaalt: "Onverminderd de mogelijkheid bedoeld in artikel 373/1 om een individueel akkoord met betrekking tot de arbeidstijd af te sluiten, wordt elk overuur in het licht van de bepalingen over de arbeidstijd vastgelegd in de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten over de organisatie van de arbeidstijd bij voorrang gecompenseerd door verlof. Indien de inhaalrust niet kon toegestaan worden binnen de vier maanden, berekend op maandelijkse basis, wordt een toelage toegekend van 1,4/1850e van de globale jaarlijkse bezoldiging." Het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp valt onder het toepassingsveld van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten betreffende de civiele veiligheid (zie art. 3, 2° van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten).

Deze wet is de omzetting van de richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, wat de operationele personeelsleden van de hulpverleningszones betreft en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.

De bovenvermelde richtlijn en wet bepalen dat het aantal te veel gewerkte uren (ten opzichte van de Belgische norm van gemiddeld 38 uur per week) altijd moeten worden gecompenseerd met een inhaalrust over een referentieperiode van 4 maanden. De richtlijn en wet maken het niet mogelijk dat deze uren worden omgezet in een vergoeding of een inhaalrust die kunnen worden gecumuleerd of opgenomen op een tijdstip buiten de referentieperiode.

Artikel 343 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de operationele personeelsleden van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp is om de hierboven vermelde redenen in strijd met de richtlijn en de wet". ? Art. 351 gewijzigd door artikel 149 De premie voor operationaliteit wordt voortaan toegekend voor elke effectieve prestatie, ongeacht de operationele dienst, en is niet langer gekoppeld aan het feit dat men een wachtdienst van 24 uur presteert. Deze wijziging is nodig om gedifferentieerde werktijden mogelijk te maken, hetzij met het oog op organisatorische behoeften, hetzij om het personeel beter te ondersteunen in verband met hun capaciteiten (bijvoorbeeld aan het eind van hun loopbaan of tijdens een zwangerschap).

Hoewel de operationele premie niet gekoppeld is aan het statuut van de brandweerman, en dus niet gewaarborgd wordt door de bescherming van de bezoldiging tijdens de zwangerschap, is ervoor gekozen de toekenning van de operationele premie zeer ruim te handhaven. Elke voortzetting van de (operationele of administratieve) dienst tijdens de zwangerschap garandeert de toekenning van het equivalent van de premie van 100 % voor elke uitkering. Ook een definitief vertrek wegens zwangerschap geeft recht op deze premie van 100 %. ? Art. 368 gewijzigd door artikel 150 In de praktijk bleken er discussies te zijn omtrent de term `prestatie'. Om deze discussies weg te werken bepaalt artikel 368, derde lid dat het arbeidsreglement bepaalt wat men dient te verstaan onder `prestatie'. ? Art. 369 gewijzigd door artikel 151 Indien er een groot tekort is aan personeelsleden met specialisatie moet het voor de directieraad mogelijk zijn om het verbod op cumulatie van meer dan twee specialisaties terzijde te schuiven. Vandaar de toevoeging in artikel 369 dat de directie anders kan beslissen omtrent deze cumulatie in functie van de noodwendigheden van de dienst. ? Art. 374 gewijzigd door artikel 152 Alle beroepsbrandweerlieden komen in aanmerking voor anciënniteit.

Aangezien de berekening van de anciënniteit in rang en niveau echter plaatsvindt op het ogenblik van de indiensttreding van het personeelslid, kunnen personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van de wijziging van het statuut als brandweerman in hulpverleningszone 1, 2 of 3 werkzaam waren, geen nieuwe anciënniteit krijgen. ? Art. 429 gewijzigd door artikel 158 Voor een goed begrip van de bepaling is de datum van inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst rechtstreeks vermeld. ? 431/2 toegevoegd door artikel 162 Deze bepaling strekt ertoe de toekenning van de tweetaligheidstoelage op basis van artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 te verduidelijken op het ogenblik van de overgang van niveau C naar niveau B. De personeelsleden behouden dus het hun toegekende bedrag.

Zij verkrijgen het op niveau B toegekende bedrag door te slagen voor het examen van niveau B dat recht geeft op deze toelage.

13 JULI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (hierna "DBDMH"), artikel 8, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp;

Gelet op de goedkeuring van de Minister voor het Openbaar Ambt gegeven op 29 juni 2022;

Gelet op de gelijke kansentest, zoals bepaald in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijke kansentest, uitgevoerd op 15 februari 2022;

Gelet op het protocol nr. 2022-29 van het Comité Sector XV van 13 december 2022;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 24 juni 2022;

Gelet op de goedkeuring van de Minister van Begroting gegeven op 30 juni 2022;

Gelet op de brief van 17 maart 2023 van de minister van Binnenlandse Zaken waaruit blijkt dat zij betrokken is geweest bij de wijziging van het statuut van de DBDMH, in overeenstemming met artikel 16, lid 2, van het samenwerkingsakkoord van 27 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten2 tot uitvoering van artikel 306 § 2 van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten houdende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;

Gelet op het advies nr. 73.345/2 van de Raad van State gegeven op 25 mei 2023 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.Dit besluit vormt de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, paragraaf 1 van richtlijn 89/391/CEE).

Art. 2.§ 1. In de Franse titel van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, worden de woorden "des agents" en "(SIAMU)" geschrapt. § 2. In de Nederlandse titel van hetzelfde besluit wordt het woord "Brandbestrijding" vervangen door "Brandweer".

Art. 3.In artikel 1, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) 1° van de Franse versie wordt vervangen door het volgende: " le SIAMU : le Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale ";b) in 3° en 4°, worden de woorden "of de Staatssecretaris" elke keer aangevuld met de woorden "van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering";c) in 2.van 6° wordt de letter "C" vervangen door de letter "B"; d) in 7° worden de woorden "van 27 maart 2014" vervangen door "21 maart 2018";e) in 8° wordt het lidwoord "de" ingevoegd vóór het woord "vakorganisaties" f) in 12° wordt het lidwoord "het" ingevoegd vóór "HRM" en wordt het lidwoord "de" ingevoegd vóór het woord "dienst";g) 13° wordt geschrapt;h) in 14° worden de woorden "operationele" en "van het hoger kader" vervangen door de woorden "van niveau A";i) in 17° van de Franse versie wordt het woord "Badge" vervangen door het woord "badge";j) in 21° wordt het lidwoord "het" geplaatst voor het woord "diploma" in beide gevallen; k) in 24° wordt het leesteken "." vervangen door het leesteken ";"; l) 24° wordt aangevuld met een 25°, luidend als volgt: "25° de administratieve coördinator: de administratieve coördinator bedoeld in artikel 6bis van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van een Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.".

Art. 4.In de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt in artikel 1 het teken " § 3" in de laatste paragraaf vervangen door " § 4".

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: « § 1. Dit besluit is van toepassing op het operationeel personeel van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. »

Art. 6.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franstalige versie, in paragraaf 1, in het derde lid, worden de woorden "des aptitudes" vervangen door de woorden "les aptitudes";b) in paragraaf 2, in 2°, wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art. 7.In artikel 5, tweede lid, 2° van hetzelfde besluit wordt de letter « C » vervangen door de letter « B » op de drie plaatsen.

Art. 8.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden « in rang C2 » vervangen door de woorden « in rang B2 » en de woorden « in rang C1 », vervangen door de woorden « in rang B1 ».

Art. 9.In Boek I, Titel I, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidend als volgt: «

Art. 7/1.De functiebeschrijvingen worden door de officier-dienstchef vastgelegd op basis van een voorstel van de operationele HRM-dienst.".

Art. 10.In Boek I, Titel I, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt een artikel 7/2 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 7/2.De directieraad beslist over de procedure met het oog op het toekennen van een vacante betrekking in uitvoering van het personeelsplan overeenkomstig de bepalingen van dit statuut.".

Art. 11.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar zijn respectievelijk directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal in de zin van de wet van 16 juni 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/06/1989 pub. 13/01/2022 numac 2021022412 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van de verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen en van de Bijlage, opgemaakt te Bonn op 13 september 1983 (2) sluiten houdende diverse institutionele hervormingen, van het algemeen statuut, van het besluit tot vaststelling van de delegaties en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 betreffende de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest."; b) in paragraaf 5 worden de woorden "kan de directeur-generaal alle bevoegdheden overdragen die hem toegekend worden door het algemeen statuut en het huidige statuut aan de adjunct-directeur- generaal en aan de administratieve coördinator" vervangen door de woorden "kan de directeur-generaal de bevoegdheden overdragen die hem toegekend worden door het algemeen statuut en het huidige statuut aan de adjunct-directeur-generaal en de bevoegdheden die hem toegekend worden door het algemeen statuut aan de administratief coördinator;c) in paragraaf 6, wordt het woord "is" vervangen door de woorden "en de officier tweede in bevel zijn".

Art. 12.In artikel 12, paragraaf 1, van hetzelfde besluit wordt lid 1 vervangen door wat volgt "Het Opleidingscentrum van de Brandweer van Brussel organiseert, naargelang de noden van de DBDMH, specifieke geschiktheidsproeven voorafgaand aan de aanwerving, voor het basiskader, het middenkader en het hoger kader bedoeld in artikel 5 van het federaal statuut, voorafgaand aan de aanwerving, op vraag van de functioneel bevoegde minister.".

Art. 13.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "de functioneel bevoegde minister" vervangen door de woorden "de officier-dienstchef";b) in het tweede lid worden de woorden "in het Belgisch Staatsblad" vervangen door de woorden "op de site van de DBDMH";c) in het derde lid wordt 6° opgeheven;d) in het vierde lid wordt het woord "specifieke" opgeheven.

Art. 14.Het opschrift van afdeling IV, hoofdstuk I, titel III, boek I van hetzelfde besluit wordt vervangen door "De aanwerving van het personeel van het basiskader, van het middenkader en van het hoger kader.".

Art. 15.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, 3°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;b) in paragraaf 1 wordt 5° geschrapt;c) in paragraaf 1, 7°, worden de woorden ", het middenkader" ingevoegd tussen de woorden "basiskader" en "of het hoger kader";d) in paragraaf 1/1, 2°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;e) in paragraaf 1/1 wordt 4° geschrapt;f) in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;g) in paragraaf 2 wordt 4° geschrapt;h) in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "Het personeelslid" vervangen door de woorden "De kapitein, majoor of kolonel" en worden de woorden "van het hoger kader" geschrapt;i) in paragraaf 3, vierde lid, wordt het woord "operationeel" ingevoegd vóór het woord "personeelslid".

Art. 16.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 15.De aanwerving is onderworpen aan: 1° het positieve advies van de DBDMH over het door de ambtenaar verstrekte uittreksel uit het strafregister betreffende de overeenstemming van zijn gedrag met de vereisten van de functie; 2° het slagen voor een vergelijkend wervingsexamen en een eliminerend medisch onderzoek, zoals bepaald in artikel I.4-26 van de Codex over het welzijn op het werk. "

Art. 17.In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving te testen" vervangen door de woorden "bedoeld om de motivatie van de kandidaat te testen die tewerkgesteld zal worden bij de DBDMH en zijn overeenstemming met de functiebeschrijving".

Art. 18.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "en kan voorafgaand aan de vorming van een reserve, op basis van het aantal te verwachten vacatures bij de DBDMH, het aantal geslaagden bepalen dat in deze reserve wordt opgenomen."; b) in het derde lid worden de zinnen "De functioneel bevoegde minister brengt de kandidaten hiervan op de hoogte.Voorafgaand aan de vorming van een wervingsreserve kan de functioneel bevoegde minister op basis van het aantal voorzienbare vacante betrekkingen in de DBDMH het aantal toelaatbare geslaagden in deze reserve bepalen." vervangen door de zin: "In dat geval worden de geslaagden op de hoogte gebracht van de verlenging van de geldigheid van de reserve."

Art. 19.In artikel 19, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 1° van het derde lid wordt aangevuld met de woorden "overeenkomstig het arbeidsreglement"; b) in de Nederlandse versie, in 13°, wordt de zin "Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld." opgeheven.

Art. 20.Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 20.Voor de geslaagde kandidaten die hun stage aanvatten na een inschrijving van meer dan zes maanden in de reserve, kan de directieraad beslissen om, vóór de toelating tot de stage, de fysieke geschiktheidsproeven voor het behalen van het federaal geschiktheidsattest te laten overdoen.

Indien de geslaagde kandidaat niet kan deelnemen aan de fysieke geschiktheidsproeven om medische redenen gerechtvaardigd door een medisch certificaat of niet slaagt voor deze fysieke geschiktheidsproeven, wordt hij niet tot de stage toegelaten en wordt hij weer in de reserve opgenomen.

Indien de geslaagde kandidaat niet deelneemt aan de fysieke geschiktheidsproeven of een tweede keer faalt op wordt hij niet toegelaten tot de stage en uitgesloten van de reserve.".

Art. 21.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De aanwervingsstage begint de dag van de indiensttreding. Hij start met het behalen van de badge DGH, het volgen van de opleiding nodig voor het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut en de interne opleiding.

De aanwervingsstage eindigt één jaar na het behalen van het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut.

Voor de stagiairs die reeds bij de indiensttreding in het bezit zijn van het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut, eindigt de stage één jaar na de datum waarop het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut, uitgereikt wordt aan de stagiairs van dezelfde lichting die dit brevet, nog dienden te behalen en die geslaagd zijn bij de eerste examensessie.

Onverminderd paragraaf 3, eindigt de stage uiterlijk drie jaar na de aanvang van de opleiding die vereist is voor het behalen van de in alinea 1 genoemde brevetten." b) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3."De periodes van afwezigheid tijdens de wervingsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.

Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit: 1° de jaarlijkse vakantie;2° de feestdagen;3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont; 5° de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art. 22.In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De theoretische en praktische opleiding die de stagiair binnen de DBDMH volgt, wordt vastgelegd in het stagereglement, dat bekrachtigd wordt door de directieraad."; b) in paragraaf 2 worden de woorden "de interne opleiding," ingevoegd tussen de woorden "brandweerman" en "de opleiding nodig"; c) paragraaf 2 wordt aangevuld met de zin "De kosten verbonden aan het behalen van het rijbewijs worden echter geplafonneerd op maximaal twee theoretische examensessies en twee praktische examensessies met vrije begeleiding."; d) paragraaf 2/1 wordt aangevuld met de zin "De kosten verbonden aan het behalen van het rijbewijs worden echter geplafonneerd op maximaal twee theoretische examensessies en twee praktische examensessies met vrije begeleiding.".

Art. 23.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 23."De opleiding van de stagiair gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de stagemeester, die zich laat bijstaan door de verantwoordelijke voor de rekruten en het diensthoofd van de dienst instructie.

Tijdens de basisopleiding, zoals uiteengezet in het stagereglement, wordt de stagiair `rekruut' genoemd.".

Art. 24.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 25.§ 1. De stagemeester is minstens houder van de graad van korporaal met zes jaar dienstanciënniteit en wordt aangeduid door de officier-dienstchef, naargelang van de taalrol van de stagiair. De stagemeester is verantwoordelijk voor het goede verloop van de opleiding en stage. § 2. De verantwoordelijke voor de rekruten staat in voor de dagelijkse opvolging en beheer van de rekruten. Hij is de directe leidinggevende van de rekruten tijdens de volledige duur van de basisopleiding en hij leert hen de activiteiten kennen van de andere diensten van de DBDMH. § 3. Het diensthoofd van de dienst Instructie waakt erover dat de stagiair enkel deelneemt aan de operaties of enkel de operaties beheert, volgens zijn graad, in de mate waarin zijn theoretische en praktische opleiding dit toelaat. § 4. De stagemeester noteert in een logboek de opmerkingen met betrekking tot het verloop van de stage. § 5. Verdere specifieke bepalingen omtrent de stage worden vastgelegd in het stagereglement."

Art. 25.In artikel 26 van hetzelfde besluit wordt de zin "Om zich ervan te vergewissen dat de stagiair de te behalen doelstellingen kent alsook de elementen waarop hij geëvalueerd zal worden tijdens de stage, begint de stage met een functioneringsgesprek. " vervangen door de zinnen "Om zich ervan te vergewissen dat de stagiair de te behalen doelstellingen kent alsook de elementen waarop hij geëvalueerd zal worden tijdens de stage, begint de stage met een collectieve informatiesessie. Indien de stagiair een individueel functioneringsgesprek wenst, kan hij dit aanvragen bij de stagemeester.".

Art. 26.In artikel 27 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt " § 1.De stagemeester maakt stageverslagen op na de nodige informatie te hebben ingewonnen van lesgevers en hiërarchische meerderen van de stagiair. Daarna volgt een evaluatiegesprek over het stageverslag en het verloop van de stage tussen de stagiair en de verantwoordelijke van de rekruten, met name over: 1° de vormingsactiviteiten en de resultaten ervan;2° de wijze waarop de stagiair zich in de dienst integreert;3° de uitvoering van de opdrachten die hem worden toevertrouwd;4° het gedrag van de stagiair met zijn hiërarchische meerderen, met inbegrip van de stagemeester. Indien de stagiair dit wenst, kan hij ook een evaluatiegesprek met de stagemeester aanvragen.Wanneer het stageverslag de vermelding 'te verbeteren' of 'onvoldoende' bevat of indien de stagiair dit wenst, is de stagemeester ook aanwezig bij het evaluatiegesprek."; b) paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.De stageverslagen worden om de drie maanden en op het einde van de aanwervingsstage opgemaakt. Ze worden door de stagemeester ondertekend en na afloop van elke periode ter kennis gebracht van de stagiair, die ze ondertekent en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt binnen zeven dagen na ondertekening door de stagiair.

De verslagen worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.". c) in paragraaf 3 van de Nederlandse versie wordt het woord "stagebegeleider" vervangen door het woord "stagemeester".

Art. 27.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht; a) eerste lid vervangen door "Op het einde van de aanwervingsstage hoort de stagemeester de stagiair en hij vervolgens het eindverslag van de stage op."; b) tussen het eerste en tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt: "Indien de stagiair dit wenst, kan hij vragen dat de verantwoordelijke van de rekruten eveneens aanwezig is bij dit gesprek met de stagemeester.".

Art. 28.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: «

Art. 30.Binnen de DBDMH wordt een stagecommissie opgericht door de Directieraad voor de beroepen met betrekking tot de evaluaties van de stagiairs.

De directieraad keurt het huishoudelijk reglement van de stagecommissie goed.

De stagecommissie bestaat uit: 1° een officier, die de commissie voorzit, die ten minste de rang A2 bekleedt, die geen lid van de operationeel HRM-dienst is;2° drie personeelsleden bekleed met een graad die minstens gelijkwaardig is aan die van de stagiair en van dezelfde taalrol als de stagiair. Een afgevaardigde per representatieve syndicale organisatie in de DBDMH mag als waarnemer zetelen.

Geen enkel lid van de commissie mag de echtgenoot, de ouder of een bloedverwant tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.

Geen enkel lid van de commissie mag een persoon zijn tegen wie een klacht werd ingediend door de stagiair. De klacht moet ingediend zijn vóór het indienen van het beroep en moet in onderzoek zijn of erkend zijn als ontvankelijk en gegrond door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing of in een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

De stagemeester mag niet zetelen in de commissie.

De commissie kan slechts een advies uitbrengen indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is en beslist bij gewone meerderheid van de stemmen. In geval van ex aequo is de stem van de voorzitter doorslaggevend. ».

Art. 29.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, wordt het woord "commissie" vervangen door "stagecommissie";b) in lid 2, worden de woorden "een advies" vervangen door de woorden "het advies bedoeld in artikel 34";c) in lid 4, worden de woorden "een advies" vervangen door de woorden "het advies bedoeld in artikel 34".

Art. 30.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt "

Art. 33.§ 1. De stagecommissie hoort de stagemeester, de verantwoordelijke van de rekruten en de verantwoordelijke van de dienst instructie. § 2. De stagecommissie kan eveneens elke andere persoon horen die zij nuttig acht om het dossier te begrijpen betreffende het verloop van de stage. In die optiek kan de stagecommissie, in voorkomend geval, meerdere verhoren organiseren. § 3. De voorzitter van de stagecommissie kan tevens administratieve bijstand tijdens de zitting verzoeken, zoals geregeld in het huishoudelijk reglement van de stagecommissie. Personeelsleden die bijstand verlenen hebben geen stemrecht.".

Art. 31.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "De commissie stelt een gemotiveerd advies op en bezorgt het aan de voorzitter van de directieraad binnen twee maanden na de laatste hoorzitting of na de datum van de laatste hoorzitting waarop de stagiair moest verschijnen. Bij gebrek aan een advies uitgebracht binnen deze termijn, wordt het advies van de commissie geacht in het voordeel van de stagiair te zijn.".

Art. 32.In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "De directieraad brengt op basis van het verslag van de stagemeester, het stagedossier en het advies van de stagecommissie een voorstel uit binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het advies van de stagecommissie. Indien een lid van de directieraad ook deel uitmaakt van de stagecommissie, kan hij niet deelnemen aan het uitgebrachte voorstel.

De directieraad maakt vervolgens zijn voorstel voor verder gevolg over aan de benoemende overheid die het voorstel van de directieraad volgt."; b) het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De beslissing van de benoemende overheid wordt ook betekend aan de betrokkene, samen met het voorstel van de directieraad en het advies van de stagecommissie.".

Art. 33.In Boek I, Titel III, hoofdstuk II, afdeling IV, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 37/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 37/1.De stagiair behoudt zijn hoedanigheid van stagiair tot de datum waarop een definitieve beslissing tot benoeming of ontslag wordt genomen.".

Art. 34.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Na de twee tussentijdse stageverslagen die afgesloten worden met een beoordeling `onvoldoende', kan de operationeel HRM-dienst een voorstel tot afdanking betekenen aan de stagiair."; b) tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt: "Wanneer de stagiair alle examenmogelijkheden van de theoretische en praktische opleiding, zoals beschreven in het stagereglement, heeft uitgeput en niet geslaagd is, kan de operationeel HRM-dienst een ontslagvoorstel betekenen aan de stagiair. ".

Art. 35.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid van de Franse versie wordt het leesteken "," ingevoegd tussen de woorden "grave" en "convoque";b) in het eerste lid van de Nederlandse versie wordt tussen de woorden "de stagiair" en "om gehoord" het woord "op" ingevoegd;c) in lid 4 worden tussen de woorden "stelt de stagemeester" en "een verslag op" de woorden ", in overleg met de operationeel HRM-dienst, binnen vijf werkdagen" ingevoegd;d) in lid 5 worden de woorden "de hoorzitting" vervangen door de woorden "het verslag";e) in lid 7 worden na het woord "stagecommissie" de woorden "en het voorstel van de directieraad" ingevoegd.

Art. 36.In artikel 40 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Nederlandse versie wordt tussen de woorden "en" en "officier-dienstchef" het lidwoord "de" ingevoegd;b) de letter "C" wordt vervangen door de letter "B".

Art. 37.In artikel 41 van hetzelfde besluit worden de woorden "met succes geslaagd zijn voor de interne theoretische en praktische opleiding bepaald in het stagereglement en" ingevoegd tussen de woorden "moeten de stagiairs van niveau D" en "houder zijn".

Art. 38.In artikel 41/1 van hetzelfde besluit wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art. 39.In hetzelfde besluit wordt artikel 44/1 opgeheven.

Art. 40.In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "In afwijking van artikel 45, worden de bevorderingen binnen eenzelfde gecontingenteerde groep automatisch toegekend zodra het personeelslid aan de bevorderingsvoorwaarden voldoet.".

Art. 41.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, lid 2, wordt 6° opgeheven;b) in paragraaf 2 wordt het cijfer "14" vervangen door het woord "vier"; c) in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de ambtenaren van de DBDMH die werden verzonden volgens de modaliteiten bepaald in de oproep tot kandidaatstelling, binnen een termijn van vijftien dagen na de ondertekening van de dienstnota of de kennisgeving van de vacature.".

Art. 42.In artikel 51, paragraaf 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "negen".

Art. 43.In hetzelfde besluit, in artikel 53, in paragraaf 1, in het tweede lid, in punt 1°, worden de woorden "ten minste drie jaar anciënniteit in de graad van sergeant" vervangen door de woorden "ten minste zes jaar niveau-anciënniteit".

Art. 44.In artikel 56 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht; a) in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "negen";b) in paragraaf 2 van de Nederlandse versie worden de woorden "2° van het federaal statuut" vervangen door de woorden "6° van het federaal statuut".

Art. 45.In artikel 57 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het cijfer "9" vervangen door het woord "vijftien";b) in paragraaf 2 van de Nederlandse versie worden de woorden "2° van het federaal statuut" vervangen door de woorden "7° van het federaal statuut".

Art. 46.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 58.Het bevorderingsexamen beoogd in artikel 57 van het federale statuut wordt georganiseerd door het opleidingscentrum van de Brusselse brandweer. Het omvat geschiktheidstesten waaronder een praktische proef. De functioneel bevoegde minister bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze bevorderingsproeven zolang de minister van Binnenlandse Zaken de inhoud van de bevorderingsproeven van het federaal statuut zelf niet heeft vastgelegd.

Om aan het bevorderingsexamen te kunnen deelnemen, moeten de personeelsleden voldoen aan de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, op de eerste dag van de eerste proef van het bevorderingsexamen. De tijd die nodig is om zich voor het bevorderingsexamen aan te bieden wordt voor de ambtenaren als arbeidstijd beschouwd.

De directieraad duidt de personen aan die de examenjury uitmaken.

De jury is voor minstens de helft samengesteld uit officieren die tot de DBDMH behoren. Deze officieren hebben minstens dezelfde graad als die van de vacante betrekking. Geen enkel lid van de examenjury mag de echtgenoot, de ouder of een bloedverwant tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.

Geen enkel lid van de jury mag een persoon zijn tegen wie een klacht werd ingediend door de stagiair. De klacht moet ingediend zijn vóór de eerste proef van het bevorderingsexamen en moet in onderzoek zijn of erkend zijn als ontvankelijk en gegrond door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing of in een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Een afgevaardigde per representatieve syndicale organisatie bij de DBDMH mag als waarnemer zetelen.

De jury stelt een rangschikking van de kandidaten van het bevorderingsexamen op.

De kandidaat wordt na elke proef van het bevorderingsexamen in kennis gesteld van zijn resultaten. Na afloop van het bevorderingsexamen, wordt hij in kennis gesteld van zijn rangschikking.

De betekening van de resultaten vermeldt de mogelijkheid voor de kandidaat om binnen een termijn van 10 dagen feedback te vragen over de resultaten van zijn testen om opmerkingen te maken."

Art. 47.In artikel 60, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "benoeming" vervangen door het woord "bevordering".

Art. 48.In artikel 61 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede lid, de woorden "neemt vóór ieder ander beoordelingselement in overweging", worden vervangen door de woorden "is gebaseerd op";b) lid 3 wordt vervangen door wat volgt: "Bij gelijkheid tussen de kandidaten wordt de voorkeur gegeven aan diegene die, in volgorde : 1° de hoogste graadanciënniteit heeft;2° de hoogste niveauanciënniteit heeft; 3° de hoogste dienstanciënniteit heeft in het operationeel kader van de DBDMH.".

Art. 49.In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in lid 3 van de Franstalige versie, wordt het woord "définit" vervangen door het woord "défini";b) na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidend als volgt: "Bij een vacante betrekking in een graad waarvoor een bevorderingsreserve wordt aangelegd, kan de directieraad een bevorderingsvoorstel formuleren aan de benoemende overheid op basis van de volgorde van de reserve. De laureaat die in een reserve is opgenomen, kan niet worden bevorderd zolang hij niet aan alle voorwaarden voldoet om bevorderd te worden.".

Art. 50.Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 63.De voorstellen bedoeld in de artikelen 60 en 61 worden met een dienstnota ter kennis gebracht aan de ambtenaren die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen. ".

Art. 51.In artikel 64 van hetzelfde besluit worden de woorden "definitieve volgorde" vervangen door het woord "bevordering".

Art. 52.In Boek I, Titel IV, hoofdstuk I, afdeling IV, onderafdeling 1, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 65/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 65/1.Voor de toepassing van deze afdeling, wordt de stagiair beschouwd als zijnde houder van de graad waarin hij zijn stage uitoefent.".

Art. 53.In artikel 66 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt " § 3. De periodes van afwezigheid tijdens de bevorderingsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.

Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit: 1° de jaarlijkse vakantie;2° de feestdagen;3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont; 5° de toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art. 54.In artikel 72 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het woord "stagiaire" vervangen door het woord "stagiair".

Art. 55.In artikel 73 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in lid 1, 3° van de Nederlandse versie, wordt het woord "maand" vervangen door het woord "maanden";b) een nieuw lid dat luidt als volgt wordt ingevoegd tussen lid 1 en lid 2: "Een voorstel tot bevordering van de stagiair mag enkel geformuleerd worden als de stagiair aan de bevorderingsvoorwaarden voldoet".

Art. 56.In Boek I, Titel IV, van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk I/I ingevoegd, dat de artikels 79/1 en 79/2 bevat, luidend als volgt: "HOOFDSTUK I/I - Vrijwillige terugzetting in graad.

Art. 79/1.Op verzoek van het personeelslid kan de directieraad hem terugzetten in graad.

De vrijwillige terugzetting in graad houdt een nieuwe benoeming in van het personeelslid in een lagere graad.

Art. 79/2.§ 1. Het verzoek tot terugzetting in graad wordt betekend aan de directieraad door middel van een met redenen omkleed verzoek van het personeelslid, waarin de gevraagde graad wordt gespecificeerd. § 2. De beslissing van de directieraad bepaalt de prestatievergoedingsschaal of de weddeschaal voor de nieuwe graad en wordt betekend binnen drie maanden na de betekening van het verzoek aan het personeelslid.".

Art. 57.Artikel 80 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "In afwijking van artikel 102, eerste lid van het algemeen statuut kan de directieraad, indien het niet mogelijk is een ambtenaar aan te stellen die aan de benoemingsvoorwaarden voldoet en indien de dienstnoodwendigheden het rechtvaardigen, de uitoefening van een hogere ambt toekennen aan een ambtenaar die niet aan de benoemingsvoorwaarden voldoet.".

Art. 58.Artikel 82 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 82.Komen in aanmerking voor de functie van preventieadviseur, de ambtenaren van niveau A met ten minste 6 jaar niveauanciënniteit, die over de in de functiebeschrijving vereiste competenties beschikken en voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel II.1-21 van boek II, Titel I van de Codex over het welzijn op het werk.".

Art. 59.Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 85.De ambtenaar wordt geëvalueerd door een gemachtigde hiërarchische meerdere met eerbiediging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Indien hij niet tot dezelfde taalrol als de ambtenaar behoort, dient de hiërarchische meerdere, om evaluator te zijn, te slagen voor het taalexamen over de functionele kennis, bedoeld in artikel 43ter, § 7, eerste lid, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken of voor een ander taalexamen die hem vrijstelt van het bovenvermeld examen.".

Art. 60.In artikel 86, lid 2 van hetzelfde besluit wordt de zin "De beoordelaar moet een geschikte beoordeling hebben gevolgd vastgelegd in het vormingsplan" vervangen door de zin "De beoordelaar moet een geschikte beoordelingsopleiding hebben gevolgd".

Art. 61.In hetzelfde besluit wordt artikel 88, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt: " § 2. Deze titel is niet van toepassing op de personeelsleden die voltijds gedetacheerd zijn bij hun vakorganisaties. In dit geval, wordt de laatste evaluatie of de vermelding "voldoende" bij het ontbreken van een evaluatie, de volledige duur van de detachering behouden.".

Art. 62.In artikel 91 van hetzelfde besluit, worden de woorden "binnen zeven dagen na ontvangst van het verslag" toegevoegd na het woord "opmerkingen".

Art. 63.In artikel 92 van hetzelfde besluit, derde lid, worden de woorden "binnen zeven dagen na dit visum" toegevoegd voor het woord "toevoegen".

Art. 64.Artikel 95 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt: " § 3. Buiten de gevallen bedoeld in paragraaf 2, ontvangt de ambtenaar die niet werd geëvalueerd terwijl geen overmacht kan worden ingeroepen, een gunstige evaluatie.

Na afloop van de stage ontvangt de benoemde ambtenaar ambtshalve een gunstige evaluatie.".

Art. 65.Artikel 99 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "In afwijking van artikel 144, eerste lid van het algemeen statuut, bevestigt de gewestelijke kamer van beroep de aan de ambtenaar toegekende vermelding of kent ze een andere vermelding uit artikel 96 toe.".

Art. 66.Artikel 101 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 101.De mutatie is de overgang van een ambtenaar naar een andere betrekking die overeenstemt met zijn graad: a) hetzij in een andere operationele groepering.Onder groepering verstaat men alle groepen of leden van het operationeel personeel die verbonden zijn aan een post, aan het stafkazerne of aan de dispatching; b) hetzij in een andere compagnie.Onder compagnie verstaat men alle groepen of leden van het operationeel personeel die gelijktijdig van wacht zijn; c) hetzij in een andere regeling zoals bepaald in het arbeidsreglement, met of zonder functiewijziging.".

Art. 67.Artikel 102 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "Voorafgaand aan elke mutatie voert hij een gesprek of laat hij dit doen met de ambtenaar die hij wil muteren.".

Art. 68.Artikel 105 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "De inschrijving van de ambtenaar voor een mutatieprocedure met behulp van het daartoe bestemde formulier geldt voor een periode van vierentwintig maanden. Bij het verstrijken van deze termijn en indien de ambtenaar zijn wens niet te kennen heeft gegeven om zijn aanvraag tot vrijwillige mutatie te behouden, vervalt deze.".

Art. 69.In artikel 107 van hetzelfde besluit worden de woorden "wachten van 24u" vervangen door de woorden "operationele diensten".

Art. 70.Artikel 108 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 108.Binnen de DBDMH brengt een wedertewerkstellingscommissie, samengesteld door de directieraad, advies uit over de aan het wedertewerkgesteld personeelslid toe te kennen betrekking.

De wedertewerkstellingscommissie is samengesteld uit: 1° drie personeelsleden van de taalrol van de ambtenaar;2° een lid van de operationeel HRM-dienst;3° een lid van HRM. Bij de gevallen van wedertewerkstellingen om medische onbekwaamheid neemt de arbeidsarts ook deel aan de zitting van de commissie en wordt de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk gehoord.

De commissie kan de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk eveneens horen bij de gevallen van wedertewerkstellingen wegens operationele ongeschiktheid.

De commissie kan de ambtenaar horen indien zij zulks nodig acht. De ambtenaar mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.".

Art. 71.Artikel 109 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 109.§ 1. Wat de wedertewerkstelling betreft, spreekt de directieraad zich uit binnen een termijn van drie maanden vanaf de aanvraag tot wedertewerkstelling of de beslissing tot medische (on)geschiktheid of operationele (on)geschiktheid, op advies van de wedertewerkstellingscommissie.

De wedertewerkstellingscommissie kan aanbevelen dat het betrokken personeelslid een proefperiode van maximaal drie maanden moet presteren, waarna de wedertewerkstelling door de wedertewerkstellings-commissie wordt beoordeeld, na de hiërarchische meerdere van het betrokken personeelslid gehoord te hebben, en een nieuw advies wordt uitgebracht. Een proefperiode kan maximaal tweemaal worden aanbevolen en opgelegd door de directieraad. Indien nodig kan de directieraad beslissen dat er redelijke aanpassingen dienen te gebeuren aan de werkpost.

Het personeelslid wordt wedertewerkgesteld behalve: 1° indien dit technisch of objectief niet mogelijk is of;2° wanneer de proefperiodes negatief werden beoordeeld of;3° indien dit om gegronde redenen redelijkerwijze niet kan worden geëist. In dergelijke gevallen wordt het personeelslid in disponibiliteit gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, overeenkomstig artikel 156. § 2. In de gevallen van wedertewerkstelling beoogd in artikel 107, 1° en 3° kan de officier-dienstchef beslissen om het betrokken personeelslid tewerk te stellen in een tijdelijke functie tot de beslissing van de directieraad van tijdelijke of definitieve wedertewerkstelling van kracht is".

Art. 72.In hetzelfde besluit wordt een artikel 109/1 ingevoegd, luidend als volgt: : "

Art. 109/1.Het personeelslid gebruikt compensatie-uren of, bij gebrek aan beschikbare compensatie-uren, geniet een dienstvrijstelling vanaf de beslissing van medische of operationele (on)geschiktheid tot een beslissing van tijdelijke of definitieve wedertewerkstelling.".

Art. 73.In artikel 110 van hetzelfde besluit, worden de woorden "dat het personeelslid slaagt in een competentieproef en/of dat een bijscholing, al dan niet voorafgaand aan de wedertewerkstelling, gevolgd wordt" vervangen door de woorden "dat een bijscholing gevolgd wordt".

Art. 74.In hetzelfde besluit wordt een artikel 110/1 ingevoegd, luidend als volgt:"

Art. 110/1.De directieraad bepaalt in de wedertewerkstellingsbeslissing ook de opleidingsverplichtingen die het wedertewerkgesteld personeelslid nog dient te respecteren.".

Art. 75.In artikel 111 van hetzelfde besluit, worden lid 2 en 4 opgeheven.

Art. 76.In artikel 115 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het personeelslid dat wedertewerkgesteld wenst te worden, dient het formulier hiervoor in bij de operationeel HRM-dienst, bij voorkeur elektronisch. Het voorstel tot wedertewerkstelling, meegedeeld aan het personeelslid, omvat de functiebeschrijving van de betrekking in wedertewerkstelling en de nodige inlichtingen inzake de manier waarop het geldelijk statuut van toepassing is op de voorgestelde positie.".

Art. 77.Artikel 117 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 117.De wedertewerkstelling op vrijwillig verzoek kan slechts eenmaal worden toegekend en is definitief, onverminderd de mogelijkheid om één of meerdere proefperiodes uit te voeren.".

Art. 78.In artikel 118 van de Nederlandstalige versie van hetzelfde besluit, wordt het woord "vervulling" vervangen door het woord "invulling".

Art. 79.In artikel 128 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. De periodes van afwezigheid tijdens de mobiliteitsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.

Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit: 1° de jaarlijkse vakantie;2° de feestdagen;3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont; 5° de toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art. 80.In artikel 133, paragraaf 2, van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit, wordt het woord "stagebegeleider" vervangen door het woord "stagemeester".

Art. 81.In artikel 154 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het eerste lid aangevuld met het leesteken « . » .

Art. 82.In artikel 161, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig opeenvolgende prestatie-uren".

Art. 83.Artikel 164, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin: "Het behoud van de rechten impliceert niet de toekenning van de in artikel 351 bedoelde premie.".

Art. 84.In artikel 165 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan 76 opeenvolgende prestatie-uren afwezig is, zonder toelating of zonder geldige reden, wordt hij per aangetekende brief of via alle andere middelen die de brief bewijswaarde en vaste datum verlenen, in gebreke gesteld om de redenen van zijn afwezigheid kenbaar te maken.

Bij ontstentenis van een antwoord binnen drie dagen na de betekening van de ingebrekestelling of bij onbevredigend antwoord, wordt hij ambtshalve ontslagen. ".

Art. 85.In de artikelen 173, 174, 175, 176, 182, 184, 202, 220, 221, 242 en 337 van hetzelfde besluit wordt het woord "werkdagen" telkens vervangen door "dagen".

Art. 86.In artikel 174, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "tien" vervangen door het woord "veertien".

Art. 87.In artikel 181, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "op 8 mei," ingevoegd tussen de woorden "feestdagen," en "op 2 en 15 november".

Art. 88.In artikel 182, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° de bevalling van de echtgenote of van de co-ouder voor kinderen waarvan de afstamming te hunnen aanzien is vastgesteld of van de samenwonende partner van de ambtenaar, op het ogenblik van de gebeurtenis: veertien dagen.Het recht op veertien verlofdagen wordt als volgt uitgebreid: - op vijftien dagen voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2021; - op twintig dagen voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2023;"; b) in 4° wordt het cijfer "4" vervangen door het woord "tien";c) in 5° wordt het cijfer "4" vervangen door het woord "tien".

Art. 89.In artikel 186 van hetzelfde besluit wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vier".

Art. 90.In artikel 191 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art. 91.Artikel 195 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 195.§ 1. De DBDMH moet alle veiligheids- en gezondheidsrisico's beoordelen, evenals de gevolgen voor de zwangerschap of borstvoeding van de vrouwelijke ambtenaren.

Na de beoordeling van dit risico, neemt de DBDMH de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, door middel van een tijdelijke aanpassing van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidstijd van het betrokken personeelslid, de blootstelling van dit personeelslid aan dit risico vermeden wordt.

Indien de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidstijd technisch en/of objectief niet mogelijk is of redelijkerwijze niet vereist kan worden om behoorlijk gemotiveerde redenen, worden de nodige maatregelen genomen om het betrokken personeelslid te veranderen van werkplek.

In geval van een verandering van werkplek in een administratief stelsel, brengt de op grond van artikel 108 opgerichte commissie advies uit over de te begeven betrekking, na de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk te hebben gehoord.

Over de verandering van werkplek in een administratief stelsel wordt beslist door de directieraad binnen een termijn van vijfenveertig dagen, te rekenen van de datum van de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving, op advies van de in artikel 108 bedoelde commissie.

De officier-dienstchef kan een beslissing van verandering van werkplek nemen na kennisgeving aan het personeelslid overeenkomstig paragraaf 2, in afwachting van het definitieve besluit van de directieraad.

Indien de verandering van werkplek technisch en/of objectief gezien evenwel niet mogelijk is of redelijkerwijze niet vereist kan worden om behoorlijk gemotiveerde redenen, wordt het betrokken personeelslid in verlof gesteld voor de nodige periode voor de bescherming van haar veiligheid of gezondheid. Deze dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. Teneinde de werkgever in staat te stellen ten aanzien van haar passende maatregelen te nemen, bezorgt de vrouwelijke ambtenaar bij voorkeur zodra ze kennis heeft van haar toestand en ten laatste zeven weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of negen weken vóór deze datum wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht, een geneeskundig getuigschrift waaruit deze datum blijkt. § 3. De vrouwelijke ambtenaar die niet tewerkgesteld wenst te worden tussen twintig uur en zes uur tijdens haar zwangerschap en/of na de bevalling, moet hiertoe een schriftelijk verzoek indienen en zal een aangepaste arbeidsregeling verkrijgen: 1° gedurende een periode van ten minste drie maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en ten minste drie maanden na de geboorte;2° of op vertoon van een geneeskundig getuigschrift waaruit blijkt dat het nodig is voor de gezondheid van de moeder of het kind: a) tijdens andere periodes in de loop van de zwangerschap; b) voor een periode van maximum één jaar volgend op de geboorte."

Art. 92.In artikel 197 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 aangevuld met het leesteken ".".

Art. 93.In artikel 198 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt " § 2.De vrouwelijke ambtenaar die wenst de borstvoedingspauzes te genieten brengt schriftelijk twee weken op voorhand de functionele chef op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und Familie) of door een medisch getuigschrift.

Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waarvan zij afhangt elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan."; b) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Ongeacht haar werkregime, heeft de vrouwelijke ambtenaar recht op een borstvoedingspauze van een half uur per schijf van drie uur en achtenveertig gepresteerde minuten.

Afhankelijk van haar werkregime, kan de vrouwelijke ambtenaar deze pauze in één of meerdere keren opnemen.

Deze pauzes maken integraal deel uit van de arbeidstijd en geeft recht op de toelage bedoeld in artikel 351 § 1.

Een borstvoedingspauze die niet tijdens de arbeidsperiode wordt genomen, kan niet worden overgedragen naar volgende arbeidsperioden.

Indien de vrouwelijke ambtenaar een operationele functie uitoefent, deelt zij haar functionele chef mee op welk(e) moment(en) van de dag zij de borstvoedingspauze(s) neemt.".

Art. 94.Artikel 213, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Het is eveneens bezoldigd wanneer de ambtenaar overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/05/2018 pub. 31/05/2018 numac 2018012383 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad van Financiën sluiten betreffende de Hoge Raad van Financiën, aangewezen is als lid van het secretariaat van de Afdeling financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën.".

Art. 95.In boek I, titel IX, hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, wordt een nieuwe Afdeling I toegevoegd, getiteld 'Algemeen bepaling', dat het artikel 219/1 bevat, luidend als volgt: "Afdeling I - Algemeen bepaling

Art. 219/1.Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, moet onder "dag" begrepen worden, de duur gelijk aan 7,36 uren.".

Art. 96.In boek I, titel IX, hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit, wordt de titel van Afdeling I vervangen door wat volgt: "Afdeling I/1 - Ziekteverlofdagen".

Art. 97.In artikel 220 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het woord "psycho-medico-social" vervangen door het woord "psycho-médicosocial".

Art. 98.In artikel 221 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 99.In hetzelfde besluit wordt een artikel 225/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 225/1.De verlofdagen wegens ziekte toegekend ingevolge pesterijen die erkend zijn door een rechterlijke beslissing waartegen geen beroep meer openstaat, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog kan bekomen krachtens artikel 220.".

Art. 100.In hetzelfde besluit wordt een artikel 225/2 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 225/2.De verlofdagen wegens ziekte toegekend om medische redenen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschap worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de vrouwelijke ambtenaar nog kan bekomen krachtens artikel 220.".

Art. 101.In artikel 226 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Wanneer het personeelslid over het geheel van de werkdagen verminderde arbeid verricht, wordt de afwezigheid wegens ziekte in aanmerking genomen naar evenredigheid van het aantal uren dat hij tijdens zijn afwezigheid had moeten presteren.".

Art. 102.In artikel 259 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, eerste lid, van de Nederlandse versie, wordt het leesteken "." toegevoegd na het woord "directieraad"; b) in paragraaf 2, 3°, worden de woorden "alsook de toelatingsvoorwaarde(n) tot de opleidingen" toegevoegd na het woord "duur".

Art. 103.In artikel 261 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Indien de ambtenaar verhinderd is om eraan deel te nemen, moet hij onmiddellijk de motivering van zijn afwezigheid aan de HRM meedelen.

Indien hij dit nalaat kunnen de kosten voor deze opleiding hem worden aangerekend en door de organisatie worden gerecupereerd. Daarenboven krijgt hij geen dienstvrijstelling voor deze opleiding en verliest hij zo een aantal compensatie-uren die overeenkomen met het aantal ontbrekende opleidingsuren waarop hij zonder motivering afwezig was.".

Art. 104.In hetzelfde besluit wordt een artikel 262/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 262/1.Een voltijds bij een vakorganisatie gedetacheerd personeelslid, is gedurende de gehele periode van zijn detachering vrijgesteld van de verplichtingen van deze titel.".

Art. 105.Artikel 263 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 263.De tuchtstraffen die kunnen worden uitgesproken zijn: 1° de terechtwijzing;2° de inhouding van wedde;3° de tijdelijke tewerkstelling in een werkregime in 8u;4° de tuchtschorsing;5° de lagere inschaling;6° de terugzetting in graad;7° het ontslag van ambtswege;8° de afzetting.".

Art. 106.Artikels 264 en 265 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 107.In artikel 266 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede lid wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "vierde" tussen de woorden "artikel 23," en de woorden "lid van de wet"; b) er wordt een lid luidend als volgt ingevoegd: "Het voorstel tot sanctie en de beslissing van de benoemende overheid genomen naar aanleiding van het advies van de kamer van beroep worden het percentage en de duur van de salarisinhouding vermeld.".

Art. 108.Artikel 267 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten1, wordt hernomen in de volgende bewoordingen: «

Art. 267.De tewerkstelling in een arbeidsregeling van 8u kan gebeuren in een operationele, technische of administratieve dienst.

Deze sanctie mag niet langer duren dan drie maanden. Alle vormen van verlof en recuperatie van uren in deze periode hebben tot gevolg dat de duur van de tewerkstelling in dit soort regeling wordt geschorst.

De in artikel 351 bedoelde premie wordt niet toegekend tijdens de toepassingsperiode van deze sanctie. ".

Art. 109.In artikel 268 van hetzelfde besluit, worden lid 2 en 3 opgeheven.

Art. 110.Artikel 269 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 269.De lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning van: 1° een lagere weddeschaal in dezelfde graad;2° een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal.".

Art. 111.In artikel 274, lid 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "overgemaakt per aangetekende brief" vervangen door het woord "betekend".

Art. 112.Artikel 275 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 275.Wanneer feiten die aanleiding kunnen geven tot tuchtrechtelijk vervolging worden vastgesteld, wordt een informatieverslag met een relaas van deze feiten overgemaakt aan de officier-dienstchef overeenkomstig de procedure vastgelegd in het arbeidsreglement.

Om te kunnen beoordelen of een tuchtprocedure moet worden ingeleid, kan de officier-dienstchef of de officier tweede in bevel, als onderdeel van een onderzoek dat aan de eigenlijke tuchtprocedure voorafgaat, één van zijn personeelsleden opdragen getuigenissen of relevant materiaal te verzamelen.

Indien hij van oordeel is dat de feiten tuchtrechtelijke vervolgd moeten worden, maakt de officier-dienstchef het dossier over aan de tuchtoverheid die hij aanduidt.

Indien de vervolgde ambtenaar een operationele mandaathouder is, wordt de functioneel bevoegde minister op de hoogte gesteld van het informatieverslag en duidt hij de tuchtoverheid aan.

De auteur van het informatieverslag wordt, via een verzoek gericht aan de operationeel HRM-dienst, op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de zaak gegeven wordt.".

Art. 113.Artikel 276 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 276.Er kan geen tuchtvervolging meer worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de feiten werden vastgesteld of vanaf de datum waarop de dader van de vooraf vastgestelde feiten bekend is. Deze termijn begint te lopen op datum van het informatieverslag.

De tuchtrechtelijke vervolgingen beginnen vanaf de betekening van de oproeping tot het verhoor van de betrokken ambtenaar.".

Art. 114.Artikel 279 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 179.Op elk ogenblik van de tuchtprocedure, kan de ambtenaar zijn dossier raadplegen, overeenkomstig de door de bevoegde dienst verstrekte praktische modaliteiten, en zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.".

Art. 115.In artikel 280 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: a) " § 1.De tuchtoverheid roept de vervolgde persoon minstens tien dagen voor de hoorzitting op.

De oproeping vermeldt: 1° de feiten die ten laste worden gelegd van de vervolgde persoon;2° in voorkomend geval, de identiteit van de getuigen die in dit stadium van de procedure bekend zijn;3° het feit dat een tuchtdossier wordt samengesteld en dat een tuchtsanctie wordt overwogen;4° het recht van de vervolgde persoon om zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een persoon naar keuze, met uitzondering van elke persoon die zich over de ten laste gelegde feiten moet uitspreken;5° de praktische modaliteiten om het tuchtdossier te raadplegen;6° het recht van de vervolgde persoon om een getuigenverhoor te vragen of stukken neer te leggen;7° de mogelijkheid om tot drie dagen voor het verhoor een memorie met verantwoording in te dienen, alsook de wijze van mededeling van die memorie;8° de plaats, dag en het uur van de hoorzitting.";

Art. 116.In artikel 281 van hetzelfde besluit worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door wat volgt: "De tuchtoverheid hoort de betrokken ambtenaar, in voorkomend geval tijdens verschillende hoorzittingen, over de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Van elke hoorzitting wordt een proces-verbaal opgesteld.

Elk proces-verbaal wordt betekend aan de betrokken ambtenaar, die over een termijn van drie dagen beschikt om, in voorkomend geval, opmerkingen te maken over het betekende proces-verbaal.".

Art. 117.In artikel 282 van hetzelfde besluit worden de woorden « binnen de zeven dagen vanaf het schriftelijk afzien » en de woorden « binnen de zeven dagen vanaf de hoorzitting » opgeheven.

Art. 118.In artikel 283 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in lid 3 van de Franse versie, worden de woorden "sur le contenu de ces pièces" ingevoegd na het woord "précisions";b) lid 3 van de Nederlandse versie wordt vervangen door wat volgt:"De stukken en getuigenverklaringen ingewonnen na hoorzitting van de ambtenaar worden hem betekend.Hij beschikt over een termijn van zeven dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van die verklaringen, om, in voorkomend geval, een schriftelijke nota met zijn bezwaren of verduidelijkingen neer te leggen betreffende de inhoud van deze stukken. Via deze schriftelijke nota kan hij vragen om opnieuw gehoord te worden"; c) lid 5 wordt als volgt vervangen "Het proces-verbaal wordt betekend aan de ambtenaar.Deze heeft na de kennisgeving van het proces-verbaal van die confrontatie drie dagen de tijd om eventuele opmerkingen over dit te maken.".

Art. 119.Artikel 284 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 284.De tuchtoverheid stelt binnen vijfenveertig dagen na de laatste hoorzitting, met inbegrip van het getuigenverhoor of het confrontatieverhoor, een tuchtverslag op met de conclusies van haar onderzoek. Het tuchtverslag moet de conclusies van haar onderzoek en alle stukken van het dossier bevatten.

Het tuchtverslag wordt betekend aan de betrokken ambtenaar die over een termijn van zeven dagen beschikt om schriftelijke opmerkingen te maken of een laatste memorie in te dienen.".

Art. 120.Artikel 285 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 285.§ 1. Na afloop van de termijn die aan de betrokken ambtenaar is toegekend om schriftelijke opmerkingen te maken of een laatste memorie in dienen, maakt de tuchtoverheid het tuchtverslag over aan de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is.

Op basis van dit verslag en van de eventuele laatste memorie neergelegd door de betrokken ambtenaar formuleert de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, een voorstel van straf en betekent dit aan de vervolgde ambtenaar.

De tuchtoverheid kan aan de operationeel HRM-dienst vragen om geïnformeerd te worden over het vervolg dat aan het dossier wordt gegeven. § 2. Oordeelt de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, dat de feiten niet moeten leiden tot een tuchtstraf, dan stelt hij dat vast. Die beslissing wordt formeel gemotiveerd en wordt betekend aan de betrokkene. § 3. Onverminderd de mogelijkheid om de in artikel 277 bedoelde termijn te schorsen, betekent de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, het voorstel van straf binnen vijfenveertig dagen na het tuchtverslag. Geen enkele tuchtstraf kan worden uitgesproken na het verstrijken van deze termijn.".

Art. 121.In artikel 286 van hetzelfde besluit, wordt de zin "De beslissingen tot afzetting en ambtshalve ontslag worden voor verdere afhandeling overgemaakt aan de benoemende overheid." geschrapt en een tweede lid, dit luidt als volgt, wordt ingevoegd: "Wat de beslissingen tot lagere inschaling, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege en afzetting betreft, brengt de operationeel HRM-dienst de benoemende overheid hiervan op de hoogte voor verder afhandeling.".

Art. 122.Artikel 287 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 287.De bepalingen van het algemeen statuut betreffende het beroep in tuchtzaken zijn van toepassing op de operationele personeelsleden, met uitzondering van artikel 305, leden 3 tot 6.

In afwijking van artikel 295 van het algemeen statuut wordt het betwiste voorstel van straf voor de gewestelijke kamer van beroep verdedigd door een ambtenaar die is aangesteld door de overheid die het strafvoorstel heeft geformuleerd.".

Art. 123.Artikel 288 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 288.§ 1. De tuchtstraffen genomen naar aanleiding van een beroep bij de gewestelijke kamer van beroep worden uitgesproken door een tuchtcommissie die minstens bestaat uit een officier die lid is van de operationeel HRM-dienst en twee andere operationele personeelsleden van minimum niveau B. De directieraad wijst de effectieve en plaatsvervangende leden aan van elke taalrol waaruit deze commissie bestaat en stelt het reglement ervan vast.

Wanneer de vervolgde ambtenaar een operationele mandaathouder is, is de regering bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken.

De bevoegde overheid kan geen zwaardere straf uitspreken dan de voorgestelde straf, noch andere feiten inroepen dan die welke het voorstel hebben gemotiveerd.

De eindbeslissing moet in het bijzonder gemotiveerd zijn voor alle punten waarop de bevoegde overheid afwijkt van het advies van de gewestelijke kamer van beroep.".

Art. 124.In artikel 289 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in eerste lid worden de woorden "De benoemende overheid" vervangen door de woorden "De bevoegde overheid"; b) er wordt een derde lid luidend als volgt ingevoegd: "Wat de beslissingen tot lagere inschaling, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege en afzetting betreft, brengt de operationeel HRM-dienst de benoemende overheid hiervan op de hoogte voor verder gevolg.".

Art. 125.Artikel 290 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "De aard, de reden, de datum van elke uitgesproken tuchtstraf en de doorhaling ervan worden in het persoonlijk dossier van de betrokkene vermeld.".

Art. 126.In artikel 291 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in 1°, worden de woorden "en de vermaning" opgeheven; b) 3° dat werd opgeheven door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten1 wordt hernomen in de volgende bewoordingen: "3° achttien maanden voor de tijdelijke tewerkstelling in een werkregime in 8u;"; c) het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin "De doorhaling belet de overheid echter niet om, in het kader van een tuchtprocedure, rekening te houden met de omstandigheid dat de vervolgde ambtenaar in het verleden reeds strafbare feiten heeft gepleegd of dat er in zijn hoofde sprake zou zijn van recidive, zonder evenwel rekening te houden met de strafmaat die werd uitgesproken en die ondertussen werd doorgehaald.".

Art. 127.In artikel 295 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Zodra de directieraad het bestaan van één van de in deze titel vermelde onverenigbaarheden vaststelt, stelt hij de betrokkene in gebreke om er zo spoedig mogelijk en binnen een maximumtermijn van zes maanden een einde aan te maken.".

Art. 128.In artikel 299 van hetzelfde besluit worden de woorden ", zelfs indien ze beschadigd of verouderd zijn," ingevoegd tussen de woorden "DBDMH" en "wanneer".

Art. 129.In artikel 304 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De fysieke conditie van de leden van het operationeel kader wordt om de 2 jaar geëvalueerd aan de hand van fysieke testen of wanneer ze over een periode van 12 aaneensluitende maanden meer dan 6 maanden afwezigheid hebben gecumuleerd en minder dan 50 % van de wachturen hebben gepresteerd dan hun uurrooster voorziet te presteren. In geval van overmacht, mag de directieraad beslissen om de geldigheid van de fysieke testen te verlengen.

Zijn van deze fysieke evaluatie vrijgesteld: a) de wedertewerkgestelde ambtenaren, b) de ambtenaren die voltijds aan de dispatching zijn toegewezen, c) de vrouwelijke ambtenaren tussen de kennisgeving van hun zwangerschap aan de directeur-generaal en het akkoord van de arbeidsarts voor een herneming van de wacht na de bevalling, d) de ambtenaren die geen wachtdienst doen.".

Art. 130.In artikel 305 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franse versie, wordt het woord "opérationnel" vervangen door het woord "opérationnels";b) in de Nederlandse versie, wordt het woord "bekenmaking" vervangen door het woord "bekendmaking";c) de woorden "en in geval van afwezigheid om welke reden dan ook, ten laatste op de tweede dag van de werkhervatting", worden toegevoegd na het woord "bekendmaking".

Art. 131.Artikel 309 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 309.De aanvraag tot cumulatie wordt schriftelijk ingediend bij de operationeel HRM-dienst door middel van een modelformulier. De operationele dienst HRM bezorgt de directieraad een gemotiveerd advies over de aanvraag. ".

Art. 132.Artikel 313 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 313.Een machtiging tot cumulatie kan altijd worden herroepen door de directieraad. Bij intrekking van de machtiging moet de betrokkene binnen een termijn van zes maanden een einde maken aan de uitoefening van de bedoelde beroepsactiviteit. ".

Art. 133.Artikel 314 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 314.Onverminderd een tuchtvordering stelt de directieraad, zodra hij vaststelt dat een cumulatie die werd geweigerd of die niet werd aangevraagd, wordt uitgeoefend, de betrokkene in gebreke om deze te beëindigen binnen een termijn van zes maanden.".

Art. 134.Artikel 315 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 315.Niemand kan zijn hoedanigheid van ambtenaar verliezen vóór de wettelijke pensioenleeftijd, behalve in de gevallen waarin voorzien is in de wetgeving met betrekking tot de pensioenen en het huidig besluit.".

Art. 135.Artikel 316 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 316.Het ambt van het personeelslid eindigt: 1° door ontslag wegens negatieve evaluatie of in geval van onvermogen om te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden tijdens de aanwervingsstage;2° door ontslag van ambtswege krachtens artikel 316/1;3° door afzetting;4° door vrijwillig ontslag;5° door eervol ontslag beoogd in artikel 316/3;6° wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is om zijn functies te vervullen als vermeld in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en niet kan wedertewerkgesteld worden als vermeld in artikel 113;7° in geval van een tweede benoeming in een andere openbare dienst, zodra deze benoeming niet meer kan aangevochten worden voor de Raad van State;8° door de oppensioenstelling; 9° in geval van overlijden.".

Art. 136.In hetzelfde besluit worden de artikelen 316/1 tot 316/4 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 316/1.§ 1. Het ontslag van ambtswege wordt door de benoemende overheid uitgesproken wanneer het personeelslid: 1° niet langer aan een aanwervingsvoorwaarde voldoet die vastgelegd is in artikel 14 of een benoemingsvoorwaarde bedoeld in artikel 41, 41/1 of 42 voor zover deze benoemingsvoorwaarde nog steeds noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie;2° de bepalingen betreffende de onverenigbaarheden of cumulatie overtreedt;3° twee opeenvolgende « onvoldoende » evaluatievermeldingen krijgt in een periode van drie jaar;4° afwezig is zonder toelating of zonder geldige reden gedurende meer dan zesenzeventig prestatie-uren;5° niet het volledige aantal door het federaal statuut vereiste uren voortgezette opleiding volgt;6° van ambtswege ontslagen wordt om tuchtredenen;7° zich in een onregelmatige benoemingssituatie bevindt, op voorwaarde dat, met uitzondering van misleiding of bedrog, die onregelmatigheid door de overheid die hem heeft benoemd is vastgesteld binnen de termijn bepaald voor het instellen van beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure;8° zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft. § 2. Het personeelslid kan enkel ambtshalve worden ontslagen wegens het niet-volgen van het volledige aantal door het federaal statuut vereiste uren voortgezette opleiding, indien hij een dienstanciënniteit heeft van minstens vijf jaar. § 3. Het personeelslid dat ambtshalve wordt ontslagen geniet een beëindigingsvergoeding gelijk aan drie keer de gemiddelde maandelijkse bezoldiging van de twaalf laatste maanden. De diverse premies en toelagen worden niet in rekening gebracht voor berekening van de beëindigingsvergoeding. § 4. Het personeelslid dat ambtshalve wordt ontslagen wegens twee evaluatievermeldingen "onvoldoende" geniet een beëindigingsvergoeding gelijk aan twaalf keer zijn laatste maandelijkse bezoldiging indien hij minstens twintig jaar dienst telt, gelijk aan acht keer of zes keer deze bezoldiging naargelang hij tien jaar dienst telt of minder dan tien jaar dienst.

Voor de toepassing van dit artikel, moet onder "bezoldiging" worden verstaan elke wedde, loon of vergoeding geldend als wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de spilindex van de consumptieprijzen.

De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de spilindex van de consumptieprijzen.

De in artikel 351 beoogde toelage wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van deze bezoldiging.

Art. 316/2.Het vrijwillig ontslag kan op elk moment gegeven worden, door het personeelslid, mits een vooropzeg van dertig dagen die ingaat vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het ontslag betekend werd aan de officier-dienstchef. De duur van de vooropzeg kan verminderd worden in onderlinge overeenstemming.

Art. 316/3.§ 1. Het eervol ontslag wordt ambtshalve aan het personeelslid verleend door de directieraad: 1° bij het begin van de maand waarin het met pensioen gaat;2° aan het einde van de maand waarin het de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt. § 2. Het eervol ontslag uit zijn ambt kan worden verleend, op zijn vraag, aan het personeelslid dat: 1° ten minste 20 jaar dienst telt;2° van ambtswege ontslagen is ingevolge een ongeval tijdens de dienst of door het feit van de dienst. § 3. Aan het personeelslid dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.

Het personeelslid dat eervol uit zijn ambt ontslagen wordt, kan het uitgangsuniform dragen voor het bijwonen van plechtigheden of van officiële feesten georganiseerd door de DBDMH of andere openbare besturen.

Art. 316/4.§ 1. Er wordt van rechtswege een einde gesteld aan de hoedanigheid van de ambtenaar wanneer de ambtenaar de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. § 2. In afwijking van § 1 en mits hun akkoord, uitzonderlijk en indien het belang van de dienst zulks vereist, kunnen de ambtenaren in dienst worden gehouden voor een periode van zes maanden na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt.

De ambtenaren van rang A3, A4, A5 en A5+ kunnen in dienst worden gehouden voor een periode van zes maanden, driemaal hernieuwbaar, na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt, mits akkoord van deze ambtenaren, uitzonderlijk en indien het belang van de dienst zulks vereist. De ambtenaren die in dienst blijven na de wettelijke pensioensleeftijd, behouden tijdens die periode hun hoedanigheid van functionaris.

De beslissing om iemand in dienst te houden na de wettelijke pensioenleeftijd wordt genomen door de benoemende overheid. ».

Art. 137.In artikel 318 van hetzelfde besluit wordt het deel van de tabel betreffende niveau C vervangen door wat volgt: NIVEAU B adjudant B252 B251 sergeant-majoor B153 B152 sergeant B152 B151

Art. 138.Artikel 320 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 320.Een hogere weddeschaal kan niet worden toegekend zolang de ambtenaar onderworpen is aan een tuchtsanctie die niet is doorgehaald en indien hij ten minste de evaluatievermelding "voldoende" heeft gekregen.".

Art. 139.In hetzelfde besluit, boek II, titel I, hoofdstuk II, afdeling II, wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art. 140.In artikel 324 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, wordt het woord "C151" vervangen door het woord "B151";b) in het tweede lid, wordt het woord "C152" vervangen door het woord "B152".

Art. 141.In artikel 325 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, wordt het woord "C152" vervangen door het woord "B152";b) in het tweede lid, wordt het woord "C153" vervangen door het woord "B153".

Art. 142.In artikel 326 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, wordt het woord "C251" vervangen door het woord "B251";b) in het tweede lid, wordt het woord "C252" vervangen door het woord "B252".

Art. 143.In artikel 333 van hetzelfde besluit worden de woorden "tot niveau C" vervangen door de woorden "tot niveau B".

Art. 144.In artikel 337 van hetzelfde besluit worden in het vijfde lid de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt a) wordt geschrapt;b) in punt b) wordt in beide gevallen het woord "werkdag" vervangen door het woord "dag".

Art. 145.In Boek II, Titel II, hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt een artikel 339/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 339/1.Na een arbeidsongeval behoudt het personeelslid de premies en de toelagen waarop het recht had in zijn arbeidsregeling voorafgaand aan het ongeval en dit tot de consolidatiedatum.".

Art. 146.In artikel 342 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woord "maandelijks" wordt geschrapt;b) de woorden "tijdens de referentieperiode van vier maanden" worden ingevoegd tussen de woorden "gepresteerde uren" en "wordt naar".

Art. 147.Artikel 343 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 343.Onverminderd de mogelijkheid bedoeld in artikel 7 van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten om een individueel akkoord met betrekking tot de arbeidstijd te sluiten, wordt elk overuur in het licht van de bepalingen over de arbeidstijd vastgelegd in de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014000570 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 19/04/2014 pub. 30/10/2014 numac 2014000783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - Duitse vertaling sluiten over de organisatie van de arbeidstijd gecompenseerd door verlof. ".

Art. 148.In artikel 347 van hetzelfde besluit worden de woorden "door de hiërarchische meerdere" ingevoegd tussen de woorden "uitzonderlijk" en "worden opgelegd".

Art. 149.In artikel 351 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1 worden de woorden "aan een wachtdienst" vervangen door de woorden "aan de operationele diensten zoals bepaald in het arbeidsreglement";b) in paragraaf 2 wordt d) geschrapt;c) een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidend als volgt: " § 2/1.de zwangerschap en/of ingevolge de bevalling 100 % van de in paragraaf 1 bedoelde premie in de volgende gevallen : a) na een tewerkstelling op een andere werkplek in een administratief stelsel overeenkomstig artikel 195, paragraaf 1, leden 3 tot 6;b) na een dienstvrijstelling in toepassing van artikel 195, paragraaf 1, lid 7. De vrouwelijke ambtenaar geniet van de in paragraaf 1 bedoelde premie in deze omstandigheden totdat de arbeidsgeneeskunde heeft besloten dat terugkeer in een operationele dienst mogelijk is."; d) in paragraaf 3 worden de woorden "wedertewerkstellingstoelage" vervangen door de woorden "premie voor operationaliteit".

Art. 150.In artikel 368, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Het begrip `prestatie' en de" ingevoegd voor de woorden "De minimum en" en het woord "De" wordt geschrapt.

Art. 151.Artikel 369 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden ", tenzij de directieraad anders beslist in functie van de behoeften van de dienst".

Art. 152.In artikel 374 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking van artikel 419 van het algemeen statuut, worden enkel de ervaring als beroepsbrandweerman in aanmerking genomen voor de berekening van de graad- en niveauanciënniteit.".

Art. 153.In artikel 381, § 1, van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het leesteken "." toegevoegd na de woorden "Moniteur belge".

Art. 154.In artikel 382 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het teken " § 3." ingevoegd vóór de woorden "De selectie van mandaathouders van rang A4".

Art. 155.In artikel 387 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit, worden de woorden "officier-diensthoofd" door "officier-dienstchef" vervangen.

Art. 156.In de artikelen 424, 425 en 426 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt telkens het teken " § " ingevoegd vóór het cijfer "1".

Art. 157.In artikel 426 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het teken " § 1." ingevoegd voor het eerste lid.

Art. 158.In artikel 429 van hetzelfde besluit wordt de zin "op de datum van de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord tot uitvoering van artikel 306, § 2 van het federaal statuut," vervangen door de woorden "op 1 maart 2018".

Art. 159.Artikel 429/1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 429/1.De procedures met betrekking tot de stages die gestart zijn voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp blijven onderworpen aan de geldende statutaire bepalingen op de datum van de toelating tot de stage.".

Art. 160.Artikel 429/2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 429/2.De aanwervings-, stage- en bevorderingsprocedures waarvoor de betrekking(en) vacant verklaard werd(en) voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, worden voortgezet op basis van de bepalingen die op hen van toepassing waren voor deze datum.".

Art. 161.In artikel 431 van hetzelfde besluit, in artikel 431, worden de woorden "niveaus C en D" vervangen door de woorden "niveaus B en D".

Art. 162.In hetzelfde besluit wordt een artikel 431/2 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 431/2.De personeelsleden die houder zijn van de graden van sergeant, sergeant-majoor en adjudant die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit de in artikel 368 van het algemeen statuut bedoelde tweetaligheidstoelage genieten, blijven het bedrag van de tweetaligheidstoelage ontvangen dat aan de personeelsleden van niveau C wordt toegekend, tot ze kunnen aantonen dat ze geslaagd zijn voor het examen voor de personeelsleden van niveau B, bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.".

Art. 163.In artikel 438, § 1, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "Deze bepaling is niet van toepassing indien de beëindiging van de activiteiten van de ambtenaar in het gespecialiseerde team voortvloeit uit een in het arbeidsreglement vastgelegde tekortkoming van zijnentwege.".

Art. 164.Artikel 439 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 165.In artikel 441 van hetzelfde besluit worden de woorden "op de datum van de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord tot uitvoering van artikel 306, § 2, van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten betreffende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones," telkens vervangen door de woorden "op 1 maart 2018".

Art. 166.Artikel 441/1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 441/1.De tuchtprocedures die begonnen zijn voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 15/05/2007 pub. 11/04/2008 numac 2007023069 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 type wet prom. 15/05/2007 pub. 20/09/2007 numac 2007011398 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations sluiten0 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (DBDMH) worden verdergezet volgens de bepalingen die op hen van toepassing waren vóór deze datum."

Art. 167.In Boek V, Titel II van hetzelfde besluit, wordt hoofdstuk III, dat de artikelen 442, 443 en 443/1 bevat, opgeheven. HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen

Art. 168.Worden afgeschaft: 1. het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 houdende vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en dringende Medische Hulp;2. het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 houdende de werkingsregels van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen

Art. 169.Dit besluit wordt van kracht op 1 september 2023.

Art. 170.De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd met Brandbestrijding en Dringende Medisch Hulp wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, op 13 juli 2023.

De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ

^