gepubliceerd op 09 februari 2017
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van federale overheidsdiensten en de instellingen van openbaar nut die overgeheveld worden naar de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en naar de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
15 DECEMBER 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van federale overheidsdiensten en de instellingen van openbaar nut die overgeheveld worden naar de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en naar de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, de artikelen 4 en 40, § 1;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, artikel 11, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 april 1967 en door de wetten van 30 juin 1975, 17 juni 1991, 19 april 2002 en 24 december 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 december 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 11 december 2014;
Gelet op protocol nr. 2015/02 van het Comité van Sector XV, dat dateert van 10 maart 2015;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 22 juni 2015;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 26 juni 2015;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsmiddeling van 26 februari 2015;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Geweest van 6 juli 2015;
Gelet « gendertest » van 21 november 2016, in toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de intégratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het advies 58.395/4 van de Raad van State, uitgebracht op 13 april 2016;
Op voorstel van de minister belast met Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de contractuele personeelsleden van federale overheidsdiensten en instellingen van openbaar nut die met het oog op de uitvoering van de bevoegdheidsoverdrachten waarin de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200323 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming voorziet, worden overgeheveld in uitvoering van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en naar het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Art. 2.In dit besluit : 1° wordt het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/03/2014 pub. 05/06/2014 numac 2014031406 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/03/2014 pub. 05/06/2014 numac 2014031405 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/03/2014 pub. 05/06/2014 numac 2014031406 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/03/2014 pub. 05/06/2014 numac 2014031405 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest "het statuut" genoemd ;2° slaat het woord "contractueel personeelslid" op een contractueel personeelslid die overgeheveld wordt van een federale overheidsdienst of een instelling van openbaar nut naar de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of een instelling van openbaar nut van de Brussels Hoofdstedelijke Gewest. TITEL 2. - Wedde, toelagen, premies en vergoedingen HOOFDSTUK 1. - Wedde Afdeling 1. - De weddeschalen
Art. 3.De contractuele personeelsleden ontvangen op de datum van hun overheveling een wedde die minimum gelijk is aan deze die ze genoten op de vooravond van de datum van hun overheveling.
Art. 4.Als de wedde die toegekend wordt in de schaal die overeenstemt met de nieuwe rang van het contractueel personeelslid, lager is dan de wedde die het contractueel personeelslid kreeg op de vooravond van zijn/haar overheveling, dan behoudt het contractueel personeelslid de weddeschaal waarvan hij genoot op de vooravond van zijn/haar overheveling.
Het recht op deze weddeschaal eindigt van rechtswege wanneer : 1° de weddeschaal die overeenstemt met de rang van de het contractueel personeelslid gelijk of hoger is of;2° bij de contractuele personeelsleden die bijkomende en specifieke opdrachten vervullen, de nieuwe weddeschaal, door de toepassing van de regels van de functionele loopbaan, gelijk of hoger is. Afdeling 2. - Het vakantiegeld
Art. 5.Het vakantiegeld waarvan het contractueel personeelslid geniet na de datum van zijn/haar overheveling mag niet lager zijn dan deze waarvan hij genoot op de vooravond van zijn/haar overheveling.
Art. 6.Als het vakantiegeld die toegekend wordt lager is dan het vakantiegeld die het contractueel personeelslid kreeg op de vooravond van zijn/haar overheveling, dan behoudt het contractueel personeelslid het vakantiegeld waarvan hij genoot op de vooravond van zijn/haar overheveling. Afdeling 3. - De eindejaarstoelage
Art. 7.De eindejaarstoelage waarvan het contractueel personeelslid geniet na de datum van zijn/haar overheveling mag niet lager zijn dan deze waarvan hij genoot op de vooravond van zijn/haar overheveling.
Art. 8.Als de eindejaarstoelage die toegekend wordt lager is dan de eindejaarstoelage die het contractueel personeelslid kreeg op de vooravond van zijn/haar overheveling, dan behoudt het contractueel personeelslid de eindejaarstoelage waarvan hij genoot op de vooravond van zijn/haar overheveling. HOOFDSTUK 2. - Toelagen en premies
Art. 9.Als het bedrag van de toelagen en premies, zoals bepaald in Boek II, Titel II van het statuut, bij gelijke toekenningsvoorwaarden lager ligt dan het bedrag dat de contractuele personeelsleden ontvingen op de vooravond van de datum van hun overheveling, dan wordt hen een toelagetoeslag of een premietoeslag toegekend om het verschil te compenseren.
Art. 10.Het contractueel personeelslid krijgt een competentieontwikkelingspremie tot de geldigheidsduur van die premie verstrijkt, volgens de modaliteiten bepaald door de regelgeving die van toepassing was op het contractueel personeelslid op de vooravond van de datum van zijn overheveling.
Art. 11.De competentieontwikkelingspremie wordt toegevoegd aan de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.
Art. 12.Op het einde van de geldigheidsduur van de competentieontwikkelingspremie ontvangt het contractueel personeelslid een weddeschaal die overeenstemt met waar hij recht op zou hebben gehad op grond van de regelgeving die van toepassing was op de vooravond van de datum van zijn overheveling.
Als de weddeschaal die krachtens het eerste lid aan het contractueel personeelslid toegekend wordt lager ligt dan waar hij recht op zou hebben gehad op grond van de regelgeving die van toepassing was op de vooravond van de datum van zijn overheveling, dan behoudt het contractueel personeelslid de weddeschaal waarvan hij genoten zou hebben bij toepassing van deze regelgeving.
Het recht op deze weddeschaal eindigt van rechtswege wanneer : 1° de weddeschaal die overeenstemt met de rang van het contractueel personeelslid gelijk of hoger is of;2° bij de contractuele personeelsleden die bijkomende en specifieke opdrachten vervullen, de nieuwe weddeschaal, door de toepassing van de regels van de functionele loopbaan, gelijk of hoger is.
Art. 13.Wanneer de slaagattesten van certificeringsproeven uitgereikt worden op een latere datum dan de datum van de overheveling, wordt de competentieontwikkelingspremie uitbetaald met terugwerkende kracht tot de datum van de overheveling. HOOFDSTUK 3. - Vergoedingen
Art. 14.De contractuele personeelsleden behouden de toegekende vergoedingen,, zoals bepaald in Boek II, Titel II van het statuut, op de vooravond van de datum van hun overheveling, voor zover: 1° de functie van het contractueel personeelslid op de datum van overheveling het behoud verantwoordt;2° de vergoedingen hun vergoedend karakter behouden voor kosten waaraan het contractueel personeelslid wordt blootgesteld tijdens de uitoefening van zijn functies. Deze vergoedingen worden uitbetaald in overeenstemming met de bepalingen van het statuut.
TITEL 3. - Verlof en afwezigheden
Art. 15.De contractuele personeelsleden hebben recht op een overdracht van maximaal 21 dagen jaarlijks verlof van het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van hun overheveling.
Dit verlof moet opgenomen worden vóór het einde van het kalenderjaar waarin ze worden overgeheveld.
De overgedragen verlofdagen moeten bij voorrang opgenomen worden, vooraleer de jaarlijkse verlofdagen bepaald door het statuut worden gebruikt.
Het saldo overgedragen jaarlijkse verlofdagen mag in geen geval een tweede keer overdragen worden.
Als het contractuele personeelslid echter het geheel of een deel van zijn vakantiedagen niet kon opnemen, wegens een afwezigheid door ziekte, als gevolg van een ongeval, een ongeval op weg naar het werk, een beroepsziekte, mag de overdracht de termijn van één jaar overschrijden. Bij terugkomst van het contractueel personeelslid worden de jaarlijkse vakantiedagen naar keuze van de ambtenaar opgenomen, maar er moet evenwel rekening gehouden worden met de behoeften van de cliënt.
Art. 16.De contractuele personeelsleden die op de vooravond van de datum van hun overheveling afwezig of in verlof zijn, met toepassing van hoofdstukken XII, XIII en XIV van de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, behouden het verlof- of afwezigheidsstelsel dat op hen van toepassing was.
De verstreken periode van het verlof of van de afwezigheid op de datum van de overheveling wordt in mindering gebracht van de totale duur van de identieke verloven en afwezigheden vastgesteld door het statuut.
Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 16 kunnen de modaliteiten van de verloven en afwezigheden die in artikel 16 vermeld worden, gewijzigd worden als dienstredenen dat verantwoorden. Die mogelijkheid moet uitgeoefend worden zonder dat het principe van de verloven en afwezigheden bedoeld in artikel 16 in vraag gesteld mag worden.
Art. 18.De contractuele personeelsleden die genieten van een vierdagenweek of halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar op de vooravond van de datum van hun overheveling behouden dit werkregime.
De periode dat het contractuele personeelslid het werkregime bedoeld in het eerste lid genoten heeft, wordt in mindering gebracht van de totale duur van het werkregime van de vierdagenweek of halftijdse tewerkstelling vanaf 50 of 55 jaar vastgesteld door het statuut.
TITEL 4. - De vrijwillige interne mobiliteit en de vrijwillige intraregionale mobiliteit
Art. 19.Voor de toepassing van de hoofstukken I en II van Titel V, Boek I van het statuut, worden voor de berekening van de anciënniteit in de betrekking uitsluitend de prestaties in aanmerking genomen die het contractuele personeelslid heeft verricht na de datum van de overheveling.
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de contractuele personeelsleden met bijkomende of specifieke opdrachten.
TITEL 5. - Slotbepalingen
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.
Art. 21.De minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 december 2016.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL