Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015
gepubliceerd op 08 januari 2016

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031891
pub.
08/01/2016
prom.
17/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/17/2015031891/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2015. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in het bijzonder artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en in het bijzonder artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse huivestingscode zoals gewijzigd door de ordonnantie van 26 juli 2013, Titel IV, hoofdstuk VII;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren;

Gelet op de beslissing van de Europese Commissie van 20 december 2011 in verband met de toepassing van artikel 106, paragraaf 2, van het verdrag over de werking van de Europese Unie voor staatssteun in de vorm van compensaties voor openbare diensten die aan sommige ondernemingen toegekend worden bevoegd voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 26 mars 2015;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting gegeven op 2 april 2015;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor huisvesting en stadsvernieuwing gegeven op 3 juin 2015;

Gelet op het advies n° 58.192/3 van de Raad van State gegeven op 21 oktober 2015in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de `gendertest' uitgevoerd in toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Op voorstel van de minister bevoegd voor Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° Code: de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huivestingscode;2° Minister: de minister of staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting;3° Bestuur: De Directie Huisvesting van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° Concessiegever: de houders van zakelijke rechten, de houders van een recht van openbaar beheer, de houders van een renovatiehuurovereenkomst of de handelshuurders waarbij een gebouw of woning aan een sociaal verhuurkantoor voor verhuur of via mandaat van beheer toevertrouwd wordt;5° Niet-invorderbare schuldvorderingen: de huurschuldvorderingen opeisbaar na ontbinding of na afloop van de overeenkomst die het sociaal verhuurkantoor met de huurder verbindt en die sinds minstens een jaar niet meer geïnd zijn.6° Persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest: de persoon die: - genoten heeft van de verhoging van het leefloon toegekend in toepassing van artikel 14 § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het Recht op Maatschappelijke Integratie; - genoten heeft van de installatiepremie toegekend in toepassing van artikel 57bis van de organieke wet 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - in het bezit is van een attest van het O.C.M.W. dat verklaart dat hij zijn hoedanigheid van dakloze verliest door het betrekken van een woning. 7° Solidaire woning: woning zoals bepaald in artikel 2, § 1, 25° van de Code.8° Studentenwoning: Kleine individuele woning of collectieve woning die niet voor huisvesting van het gezinstype bestemd kan worden en waarvan de voornaamste roeping die van studentenwoning is.9° transitwoning: woning zoals gedefinieerd in artikel 2, § 1, 22° van de Code en waarvan de maximale bewoningsduur achttien maanden bedraagt.10° Intergenerationele woning: woning zoals bepaald in artikel 2, § 1, 2° van de Code. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 2.§ 1. Elke aanvraag tot erkenning als sociaal verhuurkantoor wordt aan de minister per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs verzonden. Ze bevat de volgende documenten en verbintenissen: 1° de statuten gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en een gecoördineerde versie indien van toepassing;2° de samenstelling van zijn algemene vergadering en van zijn raad van bestuur;3° de inventaris van de woningen beheerd door de aanvrager. Indien van toepassing, omschrijft deze inventaris nader of deze woning een solidaire of intergenerationele woning, een studentenwoning, transitwoning is, of voorbehouden is voor een persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest of een woning verhuurd in overeenstemming met hoofdstuk XI van dit besluit. 4° een territoriaal dekkingsplan alsook een nota die de nagestreefde doelstellingen inzake geografische ontwikkeling van zijn activiteiten nader omschrijft;5° het toewijzingsreglement van de woningen goedgekeurd in overeenstemming met artikel 26 van de Code en zijn uitvoeringsbesluiten;6° een afschrift van het of van de samenwerkingsakkoorden die met de gemeenten en/of OCMW's in overeenstemming met artikel 124, § 1, 3° van de Code gesloten werden;7° een afschrift van het of van de samenwerkingsovereenkomsten die in toepassing van het artikel 38, § 1 van dit besluit gesloten werden.8° een begrotingsraming;9° indien van toepassing, het laatste activiteitenverslag en de laatst afgekondigde rekeningen en balans;10° indien van toepassing, de personeelslijst van de vereniging met aanduiding van de taken waarvoor ze tewerkgesteld zijn. In voorkomend geval, geeft het sociaal verhuurkantoor ook de kwalificaties op van het personeel als bedoeld in 14° van dit artikel. 11° de berekeningswijze van de huurprijs gestort aan de houders van zakelijke rechten die garandeert dat deze huurprijs in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 121, § 3, van de Code;12° de berekeningswijze van de huurprijs gestort door de huurder die garandeert dat deze huurprijs in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 122 van de Code;13° een document waarin het sociaal verhuurkantoor er zich toe verbindt om: - aan het Bestuur een gescheiden boekhouding af te leveren, met name onder de vorm van een analytische boekhouding, voor zijn activiteiten die in het kader van dit besluit uitgeoefend worden; - het genormaliseerd minimum boekhoudkundig plan te gebruiken, aangepast op de wijze vastgesteld door de Minister; - een beroep te doen op een revisor gekozen uit de leden van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren voor de goedkeuring van de jaarrekeningen; - aan de Administratie, in overeenstemming met artikel 124, § 1, 5° van de Code, een zesmaandelijks financieel verslag volgens het model vastgesteld door de Minister, over te maken. 14° een document waarin het sociaal verhuurkantoor er zich toe verbindt om, overeenkomstig artikel 124, § 1, 4° van de Code, voor de uitvoering van zijn opdrachten, een minimaal personeelsbestand te voorzien minstens samengesteld uit: - een gediplomeerd bestuurder; - een gediplomeerd sociaal assistent wanneer het sociaal verhuurkantoor zelf de sociale begeleiding verzorgt, en; - in geval van de uitvoering van renovatiewerken, een bouwtechnicus De Minister kan de vermeldingen en de ter ondersteuning van de aanvraag te leveren documenten preciseren en aanvullen.

Wanneer de aanvraag onnauwkeurig of onvolledig is, licht het Bestuur de aanvrager hiervan in en nodigt hem uit om zijn dossier te vervolledigen binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de uitnodiging die hem hiertoe werd overgemaakt.

In dit geval begint de termijn als bedoeld in § 3 van dit artikel te lopen bij de ontvangst van de ontbrekende stukken. § 2. De erkenning wordt voor een minimale duur van een jaar en een maximale duur van vijf jaar toegekend. Zij is hernieuwbaar. Ze kan toegekend worden voor een proefperiode van maximaal achttien maanden. § 3. De Minister betekent zijn beslissing binnen de vier maanden na ontvangst van de aanvraag of na de vervollediging ervan. Bij gebreke daarvan wordt de erkenning geacht verworpen te zijn.

De beslissing van de Minister kan het voorwerp van een beroep bij de Regering uitmaken volgens de modaliteiten vastgesteld in artikel 23 van dit besluit.

Art. 3.De aanvragen voor hernieuwing van de erkenning worden ten laatste vier maanden voor de vervaldatum van de lopende erkenning aan het Bestuur verzonden.

Ze omvatten de documenten als bedoeld in artikel 2, § 1, en worden in overeenstemming met deze bepaling meegedeeld.

Art. 4.Het samenwerkingsakkoord als bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van dit besluit, heeft met name betrekking op de controlemethode voor naleving van het sociaal oogmerk van de opdracht van het sociaal verhuurkantoor, namelijk, de toegang tot huisvesting voor personen in moeilijkheden mogelijk maken.

Dit akkoord preciseert ook de respectieve inbreng van de gemeente of van het OCMW en van het sociaal verhuurkantoor en met name: 1° de geleverde hulp door de gemeente of het OCMW, met name in de vorm van terbeschikkingstelling van woningen of subsidies of toewijzing van personeel en hun modaliteiten;2° de wijze van samenwerking tussen het sociaal verhuurkantoor en de gemeente of het OCMW en meer bepaald de toewijzingsregels van een deel van de woningen beheerd door het sociaal verhuurkantoor aan een publiek gezamenlijk bepaald door de gemeente of het OCMW en het sociaal verhuurkantoor, in overeenstemming met artikel 26 en volgende van de Code, alsook de sociale begeleidingsregels als bedoeld in artikel 120, § 4, van de Code, indien zij door de gemeente of het OCMW wordt verzorgd.3° de sociale begeleidingsvoorwaarden beoogd in artikel 120 § 4 van de Code indien die coor de gemeente of het OCMW ten uitvoer gebracht wordt;4° de toegangsregels tot het toewijzingsregister van de woningen.5° de aanstelling van een referentiepersoon voor de SVK binnen de gemeente of de OCMW.

Art. 5.Het territoriaal dekkingsplan als bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, situeert de gebouwen waarvan het kantoor houder van zakelijke rechten, huurder is of waarvoor hij het beheer verzorgt en legt op indicatieve wijze de perimeter vast waarop het zijn ontwikkeling gedurende de komende vijf jaar wil richten waarbij rekening gehouden wordt met de behoeften aan woningen in de geografische zones zoals die door de minister bepaald zijn.

Deze zones zijn bepaald na akkoord van de Regering, door met name rekening te houden met de behoefte en de aanwezigheid van woningen die aansluiten bij het toepassingsgebied van dit besluit en op basis van de gemiddelde vastgestelde huurprijs door het Observatiecentrum van de huisvesting.

Art. 6.Het aantal woningen afkomstig van de publieke sector mag twintig woningen per sociaal verhuurkantoor niet overschrijden indien het minder dan honderd woningen beheert en twintig procent indien het meer dan honderd woningen beheert.

Art. 7.Overeenkomstig artikel 124, § 2, van de Code, is het aantal erkenningen tot vierentwintig beperkt.

In afwijking van het vorige lid en mits gedegen motivatie kan, na advies van het bestuur en door beslissing van de minister, het aantal erkenningen de vierentwintig overschrijden indien een van de volgende voorwaarden nageleefd is: - De overtollige erkenning laat toe om het aanbod aan woningen beheerd door de sociale verhuurkantoren in een gemeente in aanzienlijke mate te laten toenemen op het grondgebied waarop het aantal woningen van dit type, op het moment van de aanvraag tot erkenning, lager dan 100 is. - De overtollige erkenning laat toe om een voldoende aanbod aan woningen te garanderen die, door hun eigenschappen (zoals de omvang, de toegankelijkheid voor gehandicapte personen, enz.) of het specifieke publiek (studenten, daklozen, enz) waar ze zich tot richten, aansluiten bij de richtsnoeren van de van kracht zijnde Gewestelijke beleidsverklaring. HOOFDSTUK III. - Contractuele relaties

Art. 8.§ 1. Naast de goederen waarvoor het sociaal verhuurkantoor houder van zakelijke rechten is, kunnen de woningen aan het sociaal verhuurkantoor toevertrouwd worden door huurcontract conform bijlage I van dit besluit of door mandaat van beheer conform bijlage II of III. § 2. De woningen die door de sociale verhuurkantoren beheerd worden, worden ter beschikking van het doelpubliek gesteld door een van de volgende overeenkomsten: huurovereenkomst of onderhuurovereenkomst conform de bijlagen IV of V van dit besluit. bewoningsovereenkomst conform bijlage VI van dit besluit, indien het gaat om een transitwoning studentenhuurovereenkomst of onderhuurovereenkomst voor studentenwoning conform de bijlagen VII of VIII van dit besluit, indien het om een studentenwoning gaat. § 3. Elke bepaling die strijdig is met de bepalingen van de modelovereenkomsten die het voorwerp van de bijlagen I tot VIII van dit besluit uitmaken, sluit de woning in kwestie van het toepassingsgebied van dit besluit uit. § 4. In geval van intrekking of niet vernieuwing van de erkenning van het sociaal verhuurkantoor, maakt het de contracten over die hij in overeenstemming met artikel 22 § 2 heeft afgesloten.

De eigenaar kan een einde aan het contract stellen tijdens de periode die deze overdracht voorafgaat middels een opzeg van 6 maanden.

Art. 9.Indien de woning die in beheer genomen of gehuurd is door het sociaal verhuurkantoor bewoond is op het moment dat die aan het kantoor wordt toevertrouwd, zal de huurovereenkomst met de eigenaar aangepast worden om overeen te stemmen met de voorschriften van artikel 8, § 2, ten laatste bij de eerste vervaldatum van de lopende huurovereenkomst of, in het geval van een huurovereenkomst van negen jaar, na afloop van de lopende driejarige periode. HOOFDSTUK IV. - Gezondheidsnormen van de woningen

Art. 10.§ 1 Voor de toepassing van dit besluit worden de woningen slechts in aanmerking genomen indien ze aan de voorschriften voor veiligheid, gezondheid en uitrusting bepaald in uitvoering van artikel 4 van de Code alsook aan de normen beoogd in paragraaf 2 van dit artikel beantwoorden. § 2 De woning moet voorzien worden van lopend koud en warmwater. Het moet een private WC omvatten die in een ruimte die hiervoor voorbehouden is, ofwel in de douche- of badkamer gelegen is. De woning dient de volgende bewoonbare ruimten te omvatten, met exclusief gebruik door haar bewoners: 1° een keuken en een woonkamer met een gecumuleerde oppervlakte van: - minimum 20 meter voor een of twee bewoners; - vermeerderd met 2 meter voor de eerste vijf bewoners en met een m per volgende bewoner.

Deze twee kamers mogen zich in dezelfde ruimte bevinden. 2° een doucheruimte of badkamer;3° een of meerdere kamers tenzij de woning een studio is.In dat geval moet de ruimte die voorbehouden is als slaapkamer zich in de woonkamer bevinden. Een kamer mag niet het middenvertrek zijn van een opeenvolging van vertrekken en mag ook geen kamer zonder ramen zijn.

De woning moet, in functie van het aantal bewoners, beschikken over: 1° een kamer van: - minimum 6 m voor een alleenstaande meerderjarige; -minimum 9 m voor een gehuwd of echtelijk samenwonend koppel.

Indien er geen andere bewoners zijn in de woning is een flat of studio evenwel ook toegestaan. In dat geval moet hij een minimale oppervlakte hebben van 26 m voor een alleenstaande en 29 m voor een gehuwd of echtelijk samenwonend koppel. 2° een bijkomende kamer van: - 6 meter per alleenstaande meerderjarige of bijkomend kind; -9 meter per bijkomend gehuwd of echtelijk samenwonend koppel.

Het is echter toegelaten dat de volgende personen dezelfde kamer delen: - Twee kinderen jonger dan twaalf jaar van verschillend geslacht of twee personen van hetzelfde geslacht. In dat geval moet de oppervlakte minimum 9 meter bedragen. - drie kinderen jonger dan twaalf jaar. In dit geval moet de oppervlakte minimum 12 meter bedragen. 3° In afwijking van punt 1° van dit lid is, indien de woning bewoond wordt door een alleenstaande meerderjarige en één of meerdere kinderen het de meerderjarige toegestaan om te slapen in de ruimte die voorbehouden is als slaapkamer en zich in de woonkamer bevindt.Het kind of de kinderen worden in een of meerdere kamers ondergebracht mits rekening te houden met de bepalingen voorzien in punt 2 van dit lid.

Alle bewoonbare kamers in de woning moeten een eigen toegang hebben tenzij de woning gemeenschappelijk is. § 3 In geval de normen beoogd in paragraaf 1 niet met de normen in paragraaf 2 overeenstemmen, hebben de normen vastgesteld in paragraaf 2 voorrang. § 4 De naleving van de normen beoogd in paragraaf 2 wordt niet vereist voor de studentenwoning bepaald in artikel 1, 8° van het besluit. HOOFDSTUK V. - Situatie van overmatige schuldenlast

Art. 11.In overeenstemming met artikel 125, § 2, van de Code, kan er, voor de huurders die zich in een situatie van overmatige schuldenlast bevinden, afgeweken worden van de vastgestelde inkomensvoorwaarden om van een woning te kunnen genieten die door een sociaal verhuurkantoor beheerd wordt.

In dit geval zal het inkomen van de huurders vastgesteld worden op basis van de werkelijke bestaansmiddelen die vastgesteld worden in overeenstemming met een op grond van de ordonnantie van 7 november 1996 betreffende de erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling, erkende instelling.

In alle gevallen mag het inkomen van deze personen het dubbele van de maximumbedragen van het toelatingsinkomen voor een sociale woning niet overschrijden. HOOFDSTUK VI. - Subsidies

Art. 12.Onder voorbehoud van artikel 14 kent de Regering, binnen de perken van de beschikbare middelen, jaarlijks aan de erkende sociale verhuurkantoren de subsidies toe als bedoeld in artikel 123 van de Code volgens de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk.

Art. 13.§ 1. Het erkende sociaal verhuurkantoor dient ten laatste tegen 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag verricht wordt, zijn subsidieaanvraag in.

De aanvraag, via aangetekende zending aan het Bestuur verzonden, bevat de volgende documenten: 1° de laatste balansen en beschikbare exploitatierekeningen;2° de begrotingsraming van het jaar waarvoor de subsidies gevraagd worden;3° de lijst met woningen die op 30 september beheerd worden, met inbegrip van de woningen waarvoor het mandaat van beheer of de huurovereenkomst ten laatste op 1 januari van het volgende jaar begint te lopen. Deze lijst is vastgesteld volgens het model vastgesteld door de Minister;

Deze lijst zal eveneens op een informaticadrager overgedragen worden die met de gebruikelijke software compatibel is.

Voor elke woning die niet opgenomen is in de lijst die het vorige jaar werd ingediend, bezorgt het kantoor de kopie van het huurcontract of van het mandaat van beheer krachtens welke de eigendom hem toevertrouwd werd, of in voorkomend geval, de kopie van de authentieke akte die het houderschap door de SVK van zakelijke rechten op de woning staaft.

In het geval van een eerste aanvraag worden alle overeenkomsten en authentieke akten als hierboven bedoeld ingediend; 4° een document dat, indien van toepassing, de opgetreden wijzigingen toelicht gedurende het lopende boekjaar betreffende de punten als bedoeld in artikel 2, § 1, van dit besluit; De Minister kan de vermeldingen en de ter ondersteuning van de aanvraag te leveren documenten verduidelijken en aanvullen.

Indien de aanvraag onvolledig is, licht het Bestuur de vereniging hierover in binnen de zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In dit geval wordt de termijn voorzien in § 2 geschorst tot de ontvangst van de ontbrekende documenten. § 2. De Minister geeft kennis van haar beslissing binnen de zes maanden van de ontvangst van de aanvraag. Bij gebreke hiervan is de aanvraag ingewilligd.

In geval van weigering kan de aanvrager in overeenstemming met artikel 23 van dit besluit dit bij de Regering aanhangig maken. § 3. De subsidies toegekend in overeenstemming met § 2 worden in drie schijven uitbetaald.

De eerste schijf, die met 60% van het toegewezen bedrag overeenstemt, wordt uitbetaald op basis van een verklaring van schuldvordering die vanaf de ontvangst van de beslissing van toekenning voorgelegd mag worden.

De tweede schijf, die met maximum 30% van de toegekende som overeenstemt, zal uitbetaald worden mits het voorleggen van een verklaring van schuldvordering voorafgegaan door het sturen van de lijst als bedoeld in § 1, 2e lid, 3°, waarvan de inkomenssituatie van de huurders geactualiseerd is.

Deze verklaring van schuldvordering mag vanaf 1 april van het jaar van de door de subsidie gedekte periode ingediend worden.

Deze schijf zal verminderd worden ten belope van de bedragen als bedoeld in art. 15, § 3, 5°, voor de woningen waarvan de inkomens van de huurders niet meer voldoen aan de voorwaarden van toelatingsinkomen voor een sociale woning.

De derde schijf, die met 10% van het toegewezen bedrag overeenstemt eventueel verhoogd, in voorkomend geval, met het bedrag dat uit de vermindering als bedoeld in het vorige lid voortvloeit, wordt uitbetaald op voorlegging van een schuldvordering, ingediend in de loop van het eerste semester van het jaar dat op de door de subsidie gedekte periode volgt, voorafgegaan door het sturen van: - van de rekeningen en balansen van het door de subsidie gedekte boekjaar, opgesteld volgens het model als bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 13° ; - van het financieel verslag als bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 13° ; - van een activiteitenverslag waarvan het model door de Minister zal kunnen worden vastgesteld; - van de bewijsstukken betreffende de kosten die voortvloeien uit de uitoefening van de opdrachten voorzien in het kader van dit besluit met betrekking tot het jaar dat door de subsidie gedekt is; - wanneer het gaat om een solidaire woning of intergenerationele woning, een kopie van de geschreven verbintenis, overeenkomst, huishoudelijk reglement of ander instrument van dit type, bepaald door artikel 2, § 1, 25° en 26° van de Code; - van de inkomensbewijzen en, behalve wanneer het gaat om een studentenwoning in de zin van hoofdstuk X van dit besluit, of om een transitwoning, domiciliëringsbewijzen van de huurders waarvan het inkomen lager ligt dan het toelatingsinkomen voor de sociale woning.

Voor de woningen die bewoond zouden zijn door verschillende huurders in de loop van de door de subsidie gedekte periode, moeten de inkomensbewijzen en bewijzen van domiciliëring van alle opeenvolgende huurders ingediend worden.

Met uitzondering van de normale huurleegstand wordt het globale bedrag van de subsidie prorata temporis verminderd ten belope van de rechtvaardigingsstukken, inkomensbewijzen en bewijzen van domicilie die ontbreken.

In het kader van de analyse van de informatie geleverd door het sociaal verhuurkantoor in het licht van de verantwoording van zijn subsidie, en vóór elke definitieve beslissing over het verantwoorde bedrag van de subsidie, zorgt het Bestuur ervoor dat het een redelijke termijn laat aan het sociaal verhuurkantoor om de eventuele ontbrekende informatie of die als onvolledig of niet afdoend geacht wordt, aan te vullen of te preciseren.

De minister kan de te leveren informatie en documenten alsook hun wijze van overmaken nader omschrijven en aanvullen.

Art. 14.Voor de sociale verhuurkantoren die bij de indiening van hun aanvraag niet over twintig woningen beschikken, wordt het jaarlijkse subsidiebedrag forfaitair op de som van 48.946,97 euro vastgelegd.

Voor de berekening van het aantal woningen worden de woningen met vier of meer kamers als twee woningen beschouwd.

Wanneer de drempel van twintig woningen het volgende jaar niet bereikt wordt, zal deze subsidie slechts een enkele keer, voor een periode van zes maanden en voor een maximumbedrag van 24.473,49 euro hernieuwd kunnen worden Wanneer de drempel van twintig woningen na afloop van deze periode van zes maanden niet bereikt wordt, verliest de vereniging elk recht op de subsidie gedurende een periode van vijf jaar, tenzij zij de huurcapaciteit van twintig woningen voor het verstrijken van deze periode bereikt.

Art. 15.§ 1. De sociale verhuurkantoren die over minstens twintig woningen beschikken, genieten van een jaarlijkse subsidie berekend op basis van een forfaitair gedeelte en een variabel gedeelte.

Deze subsidie wordt slechts toegekend in zover de woningen beheerd door het sociaal verhuurkantoor toegewezen worden aan gezinnen die aan de door de Code vastgestelde inkomensvoorwaarden beantwoorden. Maximum een derde van de woningen beheerd door het sociaal verhuurkantoor kunnen toegewezen worden aan gezinnen die beschikken over inkomsten tot 50% hoger dan de inkomsten vastgesteld krachtens artikel 2, § 2, eerste lid, 1° van de Code.

Voor de berekening van de jaarlijkse subsidie als bedoeld in § 1, 1e lid, worden enkel de 450 eerste woningen opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 13, § 1, 3° in aanmerking genomen. Middels voorafgaandelijk akkoord van de minister bevoegd voor Huisvesting en van de minister bevoegd voor Begroting, kan deze grens verhoogd worden.

De Minister kan, ter gelegenheid van dit akkoord, de naleving van bijkomende voorwaarden aan het Sociaal Verhuurkantoor opleggen. Deze voorwaarden zullen met name betrekking hebben op de financiële gezondheid van het Sociaal Verhuurkantoor en op zijn vermogen om een groot aantal woningen te beheren. § 2. Het forfaitair gedeelte loopt op tot 48.946,97 euro tot vijftig woningen.

Boven dit aantal wordt dit bedrag met 16.164,70 euro verhoogd en vermeerderd met 4.041,17 euro per bijkomende aangevatte schijf van tien woningen.

Voor de berekening van het aantal in aanmerking genomen woningen worden de woningen met vier of meer kamers als twee woningen beschouwd.

De solidaire of intergenerationele woning kan van het forfaitaire gedeelte van de subsidie genieten op voorwaarde: - dat de som van de huurprijzen voor de huurders honderdvijftig procent van de huurprijs concessiegever niet overschrijdt en; - dat in de berekening van de huurprijs van elk huurdersgezin, het sociaal verhuurkantoor enkel de bedragen als bedoeld in artikel 16, § 1 in aanmerking neemt. § 3. Het variabel gedeelte is vastgesteld op 580,63 euro per woning, eventueel verhoogd met: 1° 522,57 euro indien de woning vier kamers of meer bevat; 2° 1.439,96 euro per nieuwe woning in beheer of in huur genomen door het sociaal verhuurkantoor in de loop van de twaalf maanden die de indieningsdatum van hun subsidieaanvraag voorafgaat. 3° 522,47 euro indien het gaat om een transitwoning of een woning voorbehouden voor een persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest.Deze woningen mogen niet meer dan 20% van de totaliteit van de door het sociaal verhuurkantoor beheerde woningen vertegenwoordigen; 4° 522,57 euro indien het gaat om een woning ter beschikking gesteld in het kader van projecten opgesomd in artikel 35.5° volgende bedragen wanneer de woning in beheer of in huur genomen door het sociaal verhuurkantoor of het voorwerp uitmaakt van een erfpacht of bewoond wordt door huurders waarvan de inkomsten lager dan het toelatingsinkomen van de sociale woning liggen; Studio 1.110,16 € Appartement 1 k. 1.261,12 € Appartement 2 k. 1.409,77 € Appartement 3 k. 1.601,37 € Appartement 4 k. 1.825,50 € Appartement 5 k. en meer 2.057,75 € Huis 2 k. 2.356,19 € Huis 3 k. 2.392,19 € Huis 4 k. 2.427,03 € Huis 5 k. en meer 2.461,86 € Een bijkomend bedrag dat overeenstemt met de verhoging geïnd door de concessiegever in toepassing van artikel 17 § 2 kan toegekend worden per in beheer of in huur genomen woning door het sociaal verhuurkantoor, gelegen in de geografische zones zoals bepaald door dit besluit en zijn artikel 5 en dit, voor een maximale duur van drie jaar te rekenen vanaf de eerste inbeheername of verhuring door het sociaal verhuurkantoor.

Dit bijkomende bedrag wordt slechts toegekend in zover dat het aan de concessiegever gestorte bedrag verhoogd werd in toepassing van artikel 17, § 2 en pro rata het aantal woningen voor verhuur waarvoor deze huurstijging toegestaan werd. § 4. Het inkomensbewijs van de huurders als bedoeld in § 3, 5° wordt gestaafd op grond van een attest van het OCMW, van een uitbetalingsinstelling voor de werkloosheidsuitkering, van het Fonds voor Arbeidsongevallen of een verzekeringsonderneming met vaste premie of een gemeenschappelijke verzekeringskas erkend overeenkomstig de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, van het Fonds voor Beroepsziekten, van de Nationale Dienst voor Pensioenen of van de instelling die een overheidspensioen uitbetaalt, van de jaarlijkse afrekening of de loonfiches afkomstig van de werkgever van de huurders of van een uitbetalingsinstelling voor vervangingsuitkeringen bij gebrek aan enig ander inkomen of van het laatste aanslagbiljet - kohieruittreksel van belastingen van natuurlijke personen of, bij gebrek hieraan, ieder ander document met bewijskracht. § 5. Ingeval de periode waarvoor subsidie wordt toegekend niet overeenstemt met een kalenderjaar, worden de overeenkomstig §§ 1 tot 3 bepaalde bedragen slechts toegewezen naar rato van het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt toegekend. § 6. De in dit artikel beoogde bedragen worden slechts toegewezen in zover dat het sociaal verhuurkantoor, voor het beheer van zijn park en van zijn subsidieaanvragen, de door de minister bepaalde software gebruikt.

Art. 16.§ 1. De bedragen als bedoeld in artikel 15, § 3, worden slechts toegewezen voor de woningen die niet bewoond zijn op het moment van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst of van het mandaat van beheer van het sociaal verhuurkantoor of, indien de eigendom op dat moment bewoond is, op voorwaarde dat het bedrag van de huurprijs betaald door de bewoner niet overschrijdt:

maximum huurprijs wanneer de inkomsten van de bewoner de toelatingsdrempel van de sociale huisvesting niet overschrijden

maximum huurprijs wanneer de inkomsten van de bewoner de toelatingsdrempel van de sociale woning overschrijden

loyer maximum lorsque les revenus de l'occupant n'excèdent pas le seuil d'admission du logement social

loyer maximum lorsque les revenus de l'occupant excèdent le seuil d'admission du logement social

Studio

328,81 €

418,05 €

Studio

328,81 €

418,05 €

App. 1 k.

379,39 €

485,41 €

App. 1 ch.

379,39 €

485,41 €

App.2 k.

442,62 €

560,89 €

App. 2 ch.

442,62 €

560,89 €

App. 3 k.

531,15 €

681,66 €

App. 3 ch.

531,15 €

681,66 €

App. 4 k.

632,33 €

803,59 €

App. 4 ch.

632,33 €

803,59 €

App. 5 k. en meer

784,08 €

1.006,81 €

App. 5 ch. et plus

784,08 €

1.006,81 €

Huis 2 k.

476,12 €

681,66 €

Mais. 2 ch.

476,12 €

681,66 €

Huis 3 k.

569,02 €

803,59 €

Mais. 3 ch.

569,02 €

803,59 €

Huis 4 k. en meer

784,08 €

1.006,81 €

Mais. 4 ch. et plus

784,08 €

1.006,81 €


De hierboven vastgestelde bedragen vormen de bedragen van de maximale huur die door het sociaal verhuurkantoor aan het huurdersgezin gevraagd kan worden. Deze huurprijs mag niet lager dan 50% van deze bedragen zijn. § 2. In afwijking van de eerste paragraaf wordt, wanneer een gezin een passiefwoning, lage-energiewoning of zeer lage-energiewoning bewoont, de huur met een toeslag verhoogd.

Deze toeslag houdt rekening met de energieprestaties van de woning en de winst die ze mogelijk op het gebied van verwarming met zich brengen.

Uit het product van de volgende gegevens vloeit voort: 1. De gemiddelde netto energiebehoefte aan verwarming van een woning. Deze statistiek wordt per jaarlijks ministerieel besluit bepaald en houdt met name rekening met de typering van de woning; 2. het aantal m² van de woning in kwestie;3. Het sociaal tarief van gas van het voorbije jaar;4. een percentage van het bedrag bekomen door de vermenigvuldiging van de punten 1 tot 3.Dit percentage wordt door de Minister vastgesteld.

Ze is verschuldigd ten belope van 1/12 per maand op hetzelfde moment als de maandelijkse huur. Het bestuur deelt de parameters 1 en 3 aan de sociale verhuurkantoren mee vóór 31 augustus van elk jaar met het oog op een toepassing voor de berekening van de huurprijs op 1 januari die volgt. Bij gebrek aan communicatie door het Bestuur voor deze datum, worden de parameters van het lopende jaar verlengd.

De huurtoeslag wordt op hetzelfde moment als de huur van het huurdersgezin geëist en aan de concessiegever teruggestort.

Het sociaal verhuurkantoor deelt, op eigen initiatief of op hun vraag, het detail van de berekening van voornoemde huurtoeslag aan de concessiegever of aan de huurder mee.

Indien na analyse blijkt dat de energiebesparing niet gehaald werd door constructiefouten, brengt het sociaal verhuurkantoor er het bestuur van op de hoogte dat een afwijking kan toekennen op basis van een technische analyse van de betrokken woningen. Deze afwijking kan aanleiding geven tot een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van de betaling van de huurtoeslag.

De wijze van nazicht en uitvoering van technische analyse voorzien in het voorgaande lid, worden door de minister bepaald. § 3. Het inkomensbewijs van de bewoner wordt vastgesteld in overeenstemming met wat artikel 15, § 4 voorschrijft.

Wanneer de huurder van de sociale woning die een inkomen geniet lager dan het toelatingsinkomen, na uitnodiging gevolgd door een ingebrekestelling door aangetekende zending, nalaat om de documenten als bedoeld in het voorgaande lid en, behalve wanneer het gaat om een studentenwoning in de zin van hoofdstuk X van dit besluit of over een transitwoning, nalaat het bewijs van daadwerkelijke domiciliëring in de woning voor te leggen, kan het sociaal verhuurkantoor hem, vanaf de eerste maand die op de ingebrekestelling volgt, verplichten de huur te betalen die moet betaald worden door huurders waarvan het inkomen hoger dan het toelatingsinkomen van de sociale woning is zonder dat de huurprijs echter de gestorte huurprijs aan de concessiegever voor de betrokken woning mag overschrijden.

De huurprijs zal opnieuw berekend worden volgens het tarief dat van toepassing is op de huurders waarvan het inkomen het toelatingsinkomen voor de sociale woning niet overschrijdt vanaf de eerste maand die volgt op de verzendingsdatum van de bewijzen als bedoeld in het voorgaande lid.

Art. 17.§ 1er. Onder voorbehoud van toepassing van artikel 16 § 2, mogen de huurovereenkomsten en beheerscontracten afgesloten door het sociaal verhuurkantoor met de concessiegevers geen aanleiding geven tot betaling van een maandelijks bedrag hoger dan de bedragen als bedoeld in artikel 16, § 1, voor de bewoners waarvan het inkomen het toelatingsinkomen van de sociale woning overschrijdt. § 2 In afwijking van de eerste paragraaf kunnen de bedragen van de huren gestort aan de concessiegever, voor de woningen gelegen in de geografische zones zoals door dit besluit bepaald, met tien procent verhoogd worden voor een maximale duur van drie jaar te rekenen vanaf de eerste inbeheername of verhuur door het sociaal verhuurkantoor.

De maandelijks van de huurder gevraagde huurprijs mag evenwel niet hoger zijn dan de bedragen als bedoeld in artikel 16, § 1, in voorkomend geval verhoogd met de toeslag als bedoeld in artikel 16, § 2. § 3. Het sociaal verhuurkantoor staat in voor het verschil tussen de huurprijs die ze int en het bedrag dat aan de concessiegever verschuldigd is.

Art. 18.§ 1 Het sociaal verhuurkantoor moet de capaciteit van vijftig woningen bereiken binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste erkenning.

Indien dit niet het geval is, verliest zij elk recht op subsidies voor een periode van vijf jaar, tenzij zij, voor het einde van deze uitsluitingsperiode, de huurcapaciteit van vijftig woningen bereikt. § 2. Het sociaal verhuurkantoor moet de capaciteit van honderd woningen bereiken binnen een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de eerste erkenning.

Indien dit niet het geval is, verliest zij elk recht op subsidies voor een periode van vijf jaar, tenzij zij, voor het einde van deze uitsluitingsperiode, de huurcapaciteit van honderd woningen bereikt. § 3. In afwijking van vorige paragraaf en indien op de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf, het sociaal verhuurkantoor reeds erkend is, moet zij de capaciteit van honderd woningen bereiken binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.

Indien dit niet het geval is, verliest zij elk recht op subsidies voor een periode van vijf jaar, tenzij zij, voor het einde van deze uitsluitingsperiode, de huurcapaciteit van honderd woningen bereikt. § 4. Voor de berekening van het aantal woningen worden de woningen die vier of meer kamers omvatten als twee woningen beschouwd.

Art. 19.§ 1. De subsidies worden gebruikt in overeenstemming met de bestemmingen bepaald door artikel 123 van de Code. De rekeningen en balansen rechtvaardigen hun bestemming. § 2. Wat betreft de werken als bedoeld in artikel 123, § 1, 1°, van de Code, komen enkel in aanmerking voor subsidie, de opfrissingswerken die voortvloeien uit een normale huurslijtage, met een maximumbedrag van 2.285 euro, btw niet inbegrepen, per woning. § 3. De tijdelijke niet-bewoning van de woning als bedoeld in artikel 123, § 1, 2°, van de Code, moet, om in aanmerking te komen voor subsidie, behoorlijk door het sociaal verhuurkantoor gerechtvaardigd worden en mag in geen geval voortspruiten uit het feit dat het kantoor niet de nodige stappen ondernam om de woning terug te verhuren. § 4. De huurschade bedoeld in artikel 123, § 1, 2°, van de Code zal slechts in aanmerking voor subsidie komen in zover het sociaal verhuurkantoor bewijst alle redelijke en passende middelen te hebben aangewend om de verschuldigde sommen bij de huurder te innen. § 5. Komen in aanmerking voor subsidie, in overeenstemming met artikel 123, § 1, 2°, van de Code, de niet-invorderbare schuldvorderingen zoals bepaald in artikel 1, 5° van dit besluit en bepaald overeenkomstig het model vastgesteld door de Minister.

De voorwaarden beoogd in artikel 1, 5° van dit besluit zijn cumulatief.

Bovendien levert het sociaal verhuurkantoor het bewijs dat ze alle redelijke en passende initiatieven genomen heeft om de verschuldigde bedragen te innen en toont aan dat een beslissing van de raad van bestuur uitdrukkelijk de schuldvordering als definitief niet-invorderbaar kenschetst. § 6. Wanneer er provisies of middelen bestemd voor risico's en huurlasten, door het sociaal verhuurkantoor in het leven geroepen zijn, komen deze slechts in aanmerking voor subsidie, in overeenstemming met artikel 123, § 1, 3°, van de Code, in zover ze gevormd zijn voor een minimale periode van vijf jaar en zonder meer dan tien procent van de totale massa aan huurprijzen, zonder lasten, die het sociaal verhuurkantoor jaarlijks int, te vertegenwoordigen.

Het kantoor kan ook provisies of middelen bestemd voor de schulden der vennootschap tot stand brengen die voor subsidie in aanmerking komen, in zover het kantoor het sociaal risico motiveert waarvoor de gereserveerde provisie of het fonds tot stand gebracht werd.

In ieder geval moeten deze gereserveerde provisies of middelen ingezet worden wanneer het risico waarvoor ze in het leven geroepen werden, optreedt. Deze financiële bewegingen worden in de resultatenrekening opgenomen en worden gedetailleerd in het model dat door de Minister is vastgelegd weergegeven.

Wanneer het sociaal verhuurkantoor deze gereserveerde provisies of middelen inzet, kan ze die bovendien volgens dezelfde voorwaarden opnieuw samenstellen. § 7. De Minister bepaalt de maximumbedragen die voor de subsidie in aanmerking komen voor de paragrafen 3 tot 6 van dit besluit. Hiervoor zal met name rekening gehouden worden met de gemiddelde bedragen die door de erkende sociale verhuurkantoren voor deze posten gedragen worden. Deze bedragen moeten in verhouding staan tot het aantal woningen die door het sociaal verhuurkantoor beheerd worden. Ze kunnen in de vorm van een percentage in verhouding tot andere financiële indicatoren uitgedrukt worden. § 8. De werken die het voorwerp van een premieaanvraag kunnen uitmaken in overeenstemming met het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 oktober 2007 betreffende de toekenning van premies voor de renovatie van het woonmilieu en in overeenstemming met het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2002 betreffende de toekenning van premies voor de verfraaiing van de gevels, mogen niet geheel of gedeeltelijk door de subsidies toegekend in het kader van dit besluit gefinancierd worden.

Art. 20.§ 1. De bedragen opgenomen in dit besluit in de artikelen 14, 15, 16, 19, 31 en 32 worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd in toepassing van de volgende indexeringsformule: het nieuwe bedrag is gelijk aan het te indexeren bedrag vermenigvuldigd met de gezondheidsindex van de maand augustus van het jaar dat het jaar van herziening voorafgaat, gedeeld door de gezondheidsindex van de maand augustus 2015. Het basisjaar van de gezondheidsindex is 2013. § 2. In afwijking op de voorgaande paragraaf, kan de Minister, in het geval van een indexsprong voor de inkomens en door middel van gedegen motivering, volledig of gedeeltelijk, de indexering van de voormelde bedragen, met inbegrip van het bedrag van de huurprijzen van de lopende huurovereenkomsten, opschorten.

Deze opschorting mag de 12 maanden niet overschrijden. Ze kan evenwel door ministerieel besluit verlengd worden.

Het ministerieel schorsingsbesluit kan specifieke modaliteiten bepalen om de impact voor de huurder van de hervatting van de indexering volgend op de schorsingsperiode, te verzachten.

Art. 21.De woningen beheerd door het Sociaal Verhuurkantoor in het kader van de uitvoering van zijn recht van publiek beheer als bedoeld in hoofdstuk II van titel III van de Code, worden niet meegerekend in de samenstelling van het bedrag van de subsidies bedoeld in dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Intrekking van de erkenning, beroepen, toezicht en sancties

Art. 22.§ 1. De Minister kan de erkenning van een sociaal verhuurkantoor intrekken of de erkenning niet vernieuwen wanneer het de bepalingen van de Code of die van dit besluit niet meer in acht neemt of wanneer het in artikel 4 van dit besluit bedoelde samenwerkingsakkoord door een van de twee partijen wordt opgezegd.

De Minister kan de erkenning intrekken of niet vernieuwen wanneer de activiteiten van het sociaal verhuurkantoor niet meer overeenstemmen met het maatschappelijk doel vastgelegd door de wetgever of wanneer het ernstige nalatigheden bij de uitoefening van zijn activiteit begaat die de verwezenlijking van zijn wettelijke opdrachten of verplichtingen opgelegd door de Code in gevaar kunnen brengen.

Voorafgaandelijk aan de intrekking, opschorting of niet-vernieuwing van de erkenning, brengt de minister via aangetekend schrijven het betrokken sociaal verhuurkantoor op de hoogte van de klachten die het ten laste gelegd worden.

Binnen de vijftien dagen die volgen op de kennisgeving van deze brief, kan het sociaal verhuurkantoor zijn argumenten schriftelijk meedelen en/of aan de minister zijn wens meedelen om door de minister, zijn vertegenwoordiger of de gedelegeerd ambtenaar met dit doeleinde gehoord te worden.

De intrekking of de opschorting van de erkenning wordt per aangetekend schrijven aan het sociaal verhuurkantoor betekend. Deze gaat gepaard met een opzeg van drie maanden. § 2. Het kantoor wiens erkenning ingetrokken wordt of die geen verlenging van zijn erkenning krijgt, beschikt over negen maanden te rekenen vanaf de betekening van de intrekking of, in voorkomend geval, vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 2, § 3 of, in geval van beroep, te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 23 lid 4 om de lopende contracten voorzien in hoofdstuk III van dit besluit aan een of andere erkende sociale verhuurkantoren over te dragen.

De rechten en plichten, met inbegrip van de duur en de garanties, die uit deze contracten voortvloeien worden integraal gehandhaafd uit hoofde van het agentschap dat afstand doet zolang de overdracht niet afgerond is.

Indien het contract met de concessiegever betrekking heeft op meerdere woningen, moet de afstand, naargelang het geval, per woningenblok of per gebouw optreden.

Tijdens de periode die de overheveling voorafgaat, wordt het kantoor door een vertegenwoordiger van de minister en/of een vertegenwoordiger van het Bestuur bijgestaan die zich door deskundigen kunnen laten bijstaan. Het kantoor kan, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, voor deze periode, genieten van een begrensde facultatieve subsidie genieten, die met name in functie van het aantal nog niet overgedragen eigendommen, van een begrotingsraming en/of van de financiële situatie van het kantoor na afloop van de opzeg als bedoeld in artikel 22, § 1, in fine, berekend wordt. § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 8, § 4, lid 2 worden de huurcontracten afgesloten in uitvoering van artikel 8, § 2 van dit besluit uitgevoerd volgens de regels die erin opgenomen zijn en dit tot hun vervaldatum. De kandidaat-huurders die regelmatig bij een Sociaal verhuurkantoor waarvan de erkenning ingetrokken of niet hernieuwd werd ingeschreven zijn, met de bedoeling een woning te bekomen beheerd door het Kantoor, genieten van het behoud van hun voorrechten waardoor ze toegang tot een woning kunnen krijgen, volgens de voorwaarden van de toepasselijke regelgeving voor de toewijzingen van woningen die gedurende de periode van 9 maanden voorzien in de voorgaande paragraaf gebeuren.

Wanneer de overdracht voorzien in de voorgaande paragraaf afgerond is, worden de kandidaat-huurders die regelmatig ingeschreven zijn bij het Sociaal Verhuurkantoor waarvan de erkenning ingetrokken of niet verlengd werd, met hun voorkeurrechten opgenomen in het Register van kandidaat-huurders van het Sociaal Verhuurkantoor waar de woningen aan overgedragen zijn.

Art. 23.Elke beslissing tot weigering, intrekking of niet-vernieuwing van de erkenning, alsook elke beslissing tot weigering van de subsidie kunnen het voorwerp van een gemotiveerd beroep bij de Regering uitmaken.

Dit beroep wordt ten laatste binnen de drie maanden van de betwiste beslissing ingediend, door middel van aangetekende zending tegen ontvangstbewijs aan de Minister gericht.

Het beroep dat ingediend wordt tegen opschorting of een intrekking of niet-verlenging van de erkenning is opschortend.

De Regering betekent haar beslissing over het beroep binnen de vier maanden na de ontvangst ervan. Bij gebreke hieraan wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep uitmaakte bevestigd.

Art. 24.Het bestuur controleert de toepassingsregels van dit besluit.

In dit kader kan het alle nodige stuken voor de uitoefening van deze controle opvragen, waaronder de verschillende door het kantoor afgesloten overeenkomsten, de inkomensbewijzen en de domiciliëringsbewijzen van zijn huurders.

Het kan eveneens de naleving controleren van de normen als bedoeld in artikel 10 en tot de nodige inspecties overgaan. HOOFDSTUK VIII. - Begeleidingscomité

Art. 25.Een begeleidingscomité is belast met het opvolgen van de evolutie van de sociale verhuurkantoren.

Het kan alle adviezen of aanbevelingen verstrekken dat het nodig acht.

Dit comité is samengesteld uit: 1° een afgevaardigde van de Minister die het comité voorzit;2° vertegenwoordigers van het Bestuur; In dit Comité worden eveneens uitgenodigd vertegenwoordigers van de federatie van de sociale verhuurkantoren. Deze vertegenwoordigers worden aangeduid op voorstel van het orgaan dat ze vertegenwoordigen.

Het comité kan zich laten bijstaan door externe deskundigen en een beroep doen op de deelname van een vertegenwoordiger van een of meerdere sociale verhuurkantoren wanneer het dit noodzakelijk acht.

Het comité vergadert jaarlijks minstens een maal.

Tijdens elke vergadering stelt de federatie van sociale verhuurkantoren, in voorkomend geval, een proces-verbaal op dat ter goedkeuring van het begeleidingscomité voorgelegd en aan de minister overgemaakt wordt. HOOFDSTUK IX. - Federatie van sociale verhuurkantoren

Art. 26.Om van een subsidie te kunnen genieten, neemt de federatie van sociale verhuurkantoren de vorm aan van een vereniging zonder winstoogmerk die met name als maatschappelijke doelstelling heeft: 1° de samenhang en de kwaliteit van de administratieve en organisatorische praktijken van de sociale verhuurkantoren te bevorderen;2° de vertegenwoordiging van de sociale verhuurkantoren in de begeleidingsinstanties te garanderen en de belangen van de sector bij de uitoefening van hun wettelijke opdrachten te verdedigen;3° de informatie en de opleidingen, in voorkomend geval permanente, voor de sociale verhuurkantoren en hun personeel te coördineren.4° de rol van de sociale verhuurkantoren bij het grote publiek te promoten.5° op vraag van de Minister, adviezen te verstrekken, onderzoeken te verrichten en studies ten uitvoer te brengen.6° in voorkomend geval, administratieve, technische en operationele ondersteuning aan de erkende sociale verhuurkantoren in het kader van hun opdrachten te verzorgen.

Art. 27.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan aan de federatie van sociale verhuurkantoren een werkingstoelage toegekend worden, voor de opdrachten als bedoeld in artikel 26, in zover deze federatie minstens 80% van de erkende kantoren onder haar leden telt. HOOFDSTUK X. - Studentenwoningen

Art. 28.De Minister kan een van de sociaal verhuurkantoor ook als "Sociaal Studentenverhuurkantoor" erkennen.

Dit agentschap kan studentenwoningen aankopen, in beheer of in huur nemen zoals bepaald in artikel 1, 8°, van dit besluit en volgens de modaliteiten als bedoeld in artikel 8 van dit besluit.

Art. 29.Om van een studentenwoning te genieten, de aanvrager: - mag geen inkomen hebben hoger dan de drempel door de Minister vastgelegd zonder dat de drempel het toelatingsinkomen van de sociale woning overschrijdt.

Het inkomen dat in aanmerking genomen wordt is dat van wie de aanvrager ten laste is, of indien de aanvrager zelf in zijn onderhoud voorziet, het inkomen van zijn eigen gezin. Dit inkomen wordt bepaald in overeenstemming met artikel 15 § 4; - moet onderwijs volgen in een onderwijsinstelling met volledig leerplan van het hoger onderwijs, en er regelmatig ingeschreven zijn; - indien het een eerste jaar hogere studies betreft, mag hij niet de leeftijd van 35 jaar op 31 december van het lopende academische jaar bereikt hebben;

Behoudens afwijking geen huurder geweest zijn gedurende meer dan 9 jaar van een woning in beheer genomen door het Sociaal Verhuurkantoor voor Studenten;

De afwijking moet schriftelijk gemotiveerd en bij het Sociaal Verhuurkantoor voor Studenten ingediend worden. Ze kan pas toegekend worden na informatie van het bestuur en in zover alle andere voorwaarden vervuld zijn.

De Minister kan deze toekenningsvoorwaarden alsook de manier van controleren van deze voorwaarden aanvullen of nader omschrijven.

Art. 30.De maximum huurprijs voor een studentenwoning die volgens de voorwaarden van dit hoofdstuk is toegekend, mag 280,00 euro niet overschrijden en mag niet lager dan 140,00 euro zijn.

Wanneer het om een collectieve woning gaat, mag de som van de huren van de studenten de huur van de concessiegever niet overschrijden.

De huurprijs wordt bepaald door met name rekening te houden met de algemene staat van de woning, haar ligging en in voorkomend geval met het feit dat de woning van een collectieve woning deel uitmaakt.

Art. 31.In het kader van dit hoofdstuk mag het sociaal verhuurkantoor aan de concessiegevers ter betaling geen maandelijks bedrag hoger dan 350 euro geven.

Wanneer het om een collectieve woning gaat, mag dit bedrag niet hoger zijn dan: Woning 2 k. 470 euro Woning 3 k. 570 euro Woning 4 k. 675 euro Woning 5 k. 845 euro Per bijkomende kamer boven 5 k. 170 euro Voor de woningen gelegen in de geografische gebieden zoals bepaald door dit besluit in zijn artikel 1, 11°, kunnen deze bedragen met tien procent verhoogd worden voor een maximale duur van drie jaar, te rekenen vanaf de eerste inbeheername.

Art. 32.§ 1. Op basis van de lijst bedoeld in artikel 13, § 1, 3°, van dit besluit, kan een aanvullende subsidie per studentenwoning van 1.110,16 euro aan het sociaal verhuurkantoor toegekend worden.

Wanneer het om een collectieve woning gaat, worden de volgende bedragen toegekend: Woning 2 k. 1.409,77 euro Woning 3 k. 1.601,37 euro Woning 4 k. 1.825,50 euro Woning 5 k. en meer 2.057,75 euro Per bijkomende kamer boven 5 k. 200,00 euro Voor de woningen gelegen in de geografische gebieden zoals bepaald door dit besluit in zijn artikel 1, 11°, kunnen deze bedragen met tien procent verhoogd worden voor een maximale duur van drie jaar, te rekenen vanaf de eerste inbeheername. § 3. De bepalingen van artikel 15, § 3, 1° en 15, § 3, 3° tot 5° zijn in onderhavig geval niet van toepassing. § 4. Om de verwezenlijking van zijn maatschappelijke doelstelling te garanderen kan er een aanvullende subsidie door de Regering aan het sociaal verhuurkantoor voor studenten toegekend worden.

Art. 33.In het kader van dit hoofdstuk moet het sociaal verhuurkantoor bovendien aan het Bestuur elk document afleveren dat het studentenstatuut van de huurder staaft. In voorkomend geval dient hij ook de aanvraag tot afwijking in voorzien in artikel 29 van het besluit.

Art. 34.De artikelen 18 en 14, lid 3 en 4 van dit besluit zijn niet van toepassing voor het "Sociaal Studentenverhuurkantoor". HOOFDSTUK XI. - Woningen bestemd voor gehandicapte personen

Art. 35.De sociale verhuurkantoren kunnen eveneens eigendommen aankopen, in beheer nemen of in huur nemen die specifiek bestemd zijn voor een huisvestingsproject voor gehandicapte personen in het kader van een partnerschap met een door de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling en die als maatschappelijke doelstelling de inclusie van personen met een handicap heeft.

De modaliteiten als bedoeld in artikel 8 van dit besluit zijn van toepassing.

Art. 36.Het aantal woningen die in het kader van de projecten opgesomd in artikel 35 ter beschikking gesteld zijn, mag niet meer dan 10% van het totale aantal door het sociaal verhuurkantoor beheerde woningen vertegenwoordigen.

Art. 37.§ 1. Om te kunnen genieten van een woning in het kader van de in artikel 35 opgesomde projecten, de aanvrager: - mag geen inkomen hebben dat hoger is dan het toelatingsinkomen voor de sociale woning.

Het inkomen dat in aanmerking genomen wordt is dat van wie de aanvrager ten laste is, of indien de aanvrager zelf in zijn onderhoud voorziet, het inkomen van zijn eigen gezin. - Dit inkomen wordt bepaald in overeenstemming met artikel 15 § 4; - moet erkend zijn als gehandicapte persoon;

De Minister kan deze toekenningsvoorwaarden aanvullen of nader omschrijven. § 2. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan, per project, een woning op zes voorbehouden worden voor de huisvesting van een omkaderende persoon op voorwaarde dat hij deel uitmaakt van het personeel dat door een instelling die deelneemt aan het project tewerkgesteld is.

In dit geval stemt de huurprijs betaald door de bewoner overeen met de huurprijzen bepaald in artikel 16 § 1 van dit besluit voor de personen waarvan het inkomen het toelatingsinkomen van de sociale woning overschrijdt.

Art. 38.§ 1. Voor de toewijzing van de woningen bedoeld in dit hoofdstuk, moet het sociaal verhuurkantoor gratis minstens een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met een instelling die door de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Vlaamse Gemeenschap erkend is en die als maatschappelijk doel de inclusie van de gehandicapte persoon heeft. § 2. Deze overeenkomst regelt minstens de volgende modaliteiten: - de uitwisseling van informatie betreffende de woningen; - de uitwisseling van informatie over de kandidaat-huurders die beantwoorden aan de toegangsvoorwaarden als bedoeld in artikel 37 van dit besluit; - de opvolging en begeleiding van de bewoners; - de manier van toewijzing van de woning; - De Minister kan deze lijst nader omschrijven en vervolledigen.

Een kopie van de overeenkomst wordt ten laatste in de loop van het eerste semester van het jaar dat volgt op de door de subsidie gedekte periode aan het Bestuur overgemaakt.

Art. 39.De maximum huurprijs voor een woning die in het kader van de projecten opgesomd in artikel 35 ter beschikking gesteld is, mag de drempels bepaald door artikel 16 § 1 niet overschrijden. HOOFDSTUK XII. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 40.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren, gewijzigd door het besluit van 4 september 2008, wordt opgeheven.

De toegekende erkenningen onder de auspiciën van deze regelgeving blijven evenwel geldig voor de duur waarvoor ze uitgereikt zijn.

Art. 41.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.

In afwijking van het voorgaande lid, treedt artikel 2, § 1, 13° van dit besluit op 1 januari 2016 in werking.

De artikelen 15, § 6 en 16, § 2, van dit besluit treden in werking op de datum vastgesteld door de Regering.

Art. 42.De Minister bevoegd voor huisvesting wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 december 2015.

Voor de regering: De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Rudi VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Céline FREMAULT

^