Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2013
gepubliceerd op 23 december 2013

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een herhuisvestingstoelage

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2013031987
pub.
23/12/2013
prom.
28/11/2013
ELI
eli/besluit/2013/11/28/2013031987/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een herhuisvestingstoelage


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 11 juli 2013 houdende de Brusselse Huisvestingscode, meer bepaald op haar artikelen 165, 166, 169 en 170;;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/12/2004 pub. 16/03/2005 numac 2005031076 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een verhuis- en installatietoelage en van een bijdrage in het huurgeld sluiten tot instelling van een verhuis- en installatietoelage en van een bijdrage in het huurgeld;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 januari 2013;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, overgemaakt op 9 april 2013;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting 5 maart 2013;

Gelet op het advies 53.354/3 van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, gegeven op 17 juni 2013, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor Huisvesting, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting;2° Bestuur : de Directie Huisvesting van het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° Woning : het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen gebouw of het deel van het gebouw dat bestemd is als hoofdverblijfplaats van de aanvrager;4° Ongeschikte woning : de woning : a) waarvoor een verbod tot verdere tehuurstelling werd opgelegd, overeenkomstig artikel 7, § 1, lid 5 of § 3, lid 6 of § 5 van de Brusselse Huisvestingscode;b) die aanwijzingen vertoont van ernstige inbreuken op de overeenkomstig artikel 4 van de Brusselse Huisvestingscode vastgestelde normen;c) waarvoor de burgemeester een tijdelijk of definitief besluit van onbewoonbaarheid of overbevolking heeft genomen na het opmaken van de oorspronkelijke huurovereenkomst;d) waarop een onteigeningsbesluit of een sloopvergunning rust;e) waarvan na onderzoek geacht wordt dat ze niet geschikt is en/of voldoet aan de geschiktheidsnormen zoals die door de Minister op grond van dit besluit zijn vastgesteld : - door de beambten van het bestuur; - door de beambten van gemeenten of O.C.M.W.'s, op grond van een verslag waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld. 5° Geschikte woning : de woning die voldoet aan de geschiktheidsnormen bepaald door de Minister op grond van dit besluit;6° Aangepaste woning : de woning die specifiek is ingericht om te voldoen aan de vereisten verbonden aan de leeftijd en/of de handicap van de aanvrager of van de desbetreffende persoon van zijn gezin, zodat hij/zij de woning zonder belemmeringen kan betreden, zich erin kan voortbewegen en volledig autonoom gebruik kan maken van alle functies van de woning;7° Huur : de prijs die maandelijks betaald wordt voor het genot van de woning, met uitsluiting van de bedragen verschuldigd krachtens enige bijkomende overeenkomst met betrekking tot garages of als vergoeding voor leveringen en diensten;8° Gezin : de persoon die alleen woont of het geheel van al dan niet verwante personen die in dezelfde woning plegen samen te wonen;9° Gezinsinkomen : het samengetelde inkomen van alle gezinsleden, met uitzondering van die van de kinderen ten laste;10° Inkomen : het inkomen zoals dit werd gedefinieerd en vastgesteld bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en door de openbare vastgoedmaatschappijen;11° Maandelijks inkomen : het inkomen van het gezin gedeeld door twaalf;12° Kind ten laste : het kind dat als dusdanig wordt erkend bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en door de openbare vastgoedmaatschappijen. Deze hoedanigheid wordt vastgesteld op grond van de toestand op het ogenblik waarop de aanvraag wordt ingediend en, in voorkomend geval, op het ogenblik van de hernieuwing van de toelage; 13° Persoon ten laste : de persoon ten laste, zoals gedefinieerd door artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;14° Bejaarde : een persoon die vijfenzestig jaar is of ouder op het ogenblik waarop de aanvraag wordt ingediend;15° Gehandicapte : de persoon die als dusdanig wordt erkend bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en door de openbare vastgoedmaatschappijen;16° Persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest : de persoon die : - de verhoging van het leefloon, verleend met toepassing van artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, genoten heeft; - de installatiepremie, verleend met toepassing van artikel 57bis van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, genoten heeft; - in het bezit is van een getuigschrift van het O.C.M.W. waarin wordt verklaard dat hij zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken zoals bedoeld in artikel 1, 3° van dit besluit; 17° Begeleid zelfstandig wonende minderjarige : een persoon die minder dan achttien jaar is en een maatregel voor begeleid zelfstandig wonen geniet die werd vastgesteld door de bevoegde diensten van jeugdbijstand, de Jeugdrechtbank of het O.C.M.W. HOOFDSTUK II. - De toelagen

Art. 2.Binnen de perken van de kredieten die hiertoe in de uitgavenbegroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn ingeschreven, kan een herhuisvestingstoelage worden toegekend. Zij kan bestaan uit een verhuistoelage en/of een huurtoelage van beperkte of onbeperkte duur.

Art. 3.De verhuistoelage dient om een deel van de kosten te dekken die de aanvrager draagt als hij, om een geschikte woning te betrekken, een ongeschikte woning verlaat of zijn hoedanigheid van dakloze verliest. In dit laatste geval, wordt de toelage slechts toegekend voor zover de aanvrager de in artikel 1, 16°, van dit besluit bedoelde verhoging of premie in de voorbije zes maanden nog niet heeft genoten.

Het bedrag van de verhuistoelage is forfaitair vastgesteld op 800 €, verhoogd met 10 % per persoon ten laste, zonder dat het echter hoger mag liggen dan 1040 €.

Deze toelage mag slechts één keer worden toegekend voor alle personen die op het moment van de oorspronkelijke aanvraag deel uitmaken van het gezin, met uitzondering van de kinderen ten laste.

Art. 4.§ 1. De huurtoelage dient om een deel van de huur te dekken die de aanvrager draagt als hij een ongeschikte woning verlaat of zijn hoedanigheid van dakloze verliest om een geschikte woning te betrekken.

Deze toelage mag gecumuleerd worden met de verhuistoelage, bedoeld in artikel 3, § 2. Het bedrag van de huurtoelage bestaat uit het verschil tussen de huur van de geschikte woning en een derde van het maandinkomen van het gezin, in voorkomend geval, verhoogd met een derde van de kinderbijslag. Indien dit bedrag lager ligt dan 15 €, wordt de huurtoelage niet toegekend.

Dit bedrag mag niet hoger liggen dan 155 €, verhoogd met 10 % per persoon ten laste, zonder dat deze verhoging in het totaal hoger mag liggen dan 77,5 €. § 3. De huur van de geschikte woning die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de huurtoelage mag niet hoger liggen dan de volgende bedragen : studio : 488 € app. 1 k : 567 € app. 2 k : 652 € app. 3 k : 796 € app. 4 k : 939 € app. 5 k en meer : 1.176 € huis 2 k : 796 € huis 3 k : 939 € huis 4 k en meer : 1.176 € § 4. In het geval van een nieuwe verhuis van de geschikte en/of aangepaste woning naar een andere geschikte en /of aangepaste woning, wordt de huurtoelage herberekend op basis van een nieuwe huur, rekening houdend met de in § 2 vastgestelde minimum- en maximumbedragen.

Deze verhuis tijdens de onderzoeksfase van de aanvraag kan slechts worden toegestaan voor zover de redenen, die hieraan te grondslag liggen, onder overmacht vallen.

Art. 5.§ 1. Het recht op de huurtoelage van beperkte duur geldt voor een periode van 5 jaar, ingaand op het ogenblik waarop de oorspronkelijke huurovereenkomst van de geschikte en, in voorkomend geval, aangepaste woning begint te lopen, onder voorbehoud van artikel 9, § 4, van dit besluit.

Deze periode is eenmalig hernieuwbaar voor dezelfde duur, voor zover nog steeds aan alle toekenningsvoorwaarden voldaan is. In dat geval, wordt het bedrag van de toelage berekend naargelang de gezinssamenstelling op het moment van de hernieuwing en verminderd met 50 %.

Als één van de leden van het gezin, dat van de huurtoelage van beperkte duur geniet, definitief als mindervalide wordt erkend of de leeftijd van 65 bereikt, dan wordt deze toelage toegekend voor onbeperkte duur na afloop van de lopende periode van vijf jaar, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 9, § 3, van dit besluit. § 2. Het recht op de huurtoelage van onbeperkte duur geldt als de aanvrager of één van diens gezinsleden bejaard of gehandicapt is op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 9 § 3 van dit besluit.

Deze toelage wordt toegekend per hernieuwbare periode van vijf jaar, voor zover nog steeds aan alle toekenningsvoorwaarden voldaan is op het einde van elke periode.

Het recht op de toelage geldt niet meer, indien bij de vijfjaarlijkse herziening de persoon, waarvoor de toelage van onbeperkte duur gold, het gezin heeft verlaten of overleden is. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 6.De aanvrager moet minstens 18 jaar oud, ontvoogd op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend of begeleid zelfstandig wonend zijn.

Met uitzondering van de kinderen ten laste, kan een persoon slechts deel uitmaken van één enkel gezin dat de toelagen geniet of heeft genoten die op grond van dit besluit, het besluit van 22 december 2004 of het besluit van 13 maart 1989 worden toegekend.

Art. 7.§ 1. Het inkomen mag ten hoogste 19.030,52 euro bedragen, verhoogd met 1.274,37 euro per kind ten laste, 5.522,25 euro voor elke ander persoon naast de aanvrager zelf, diens echtgeno(o)t(e), diens wettelijk samenwonende of de kinderen ten laste en 1.274,37 euro voor elk mindervalide gezinslid. § 2. Het inkomen waarmee rekening wordt gehouden is het in artikel 1, 9°, van dit besluit bedoelde gezinsinkomen dat ontvangen werd tijdens het voorlaatste jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat. Het huidige inkomen wordt echter in overweging genomen : - hetzij in geval van overschrijding van de toelatingsdrempels en indien op het ogenblik van de aanvraag het samengestelde inkomen zich lager bevindt dan het inkomen waarmee rekening wordt gehouden; - hetzij in geval de op het moment van de aanvraag overgemaakte gezinssamenstelling leden bevat die slechts één bewijs van inkomen of van gebrek aan inkomen kunnen voorleggen betreffende het voorlaatste jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat.

Art. 8.Op het moment van de aanvraag en zolang het recht op de huurtoelage geldt, mogen de aanvrager of diens gezinsleden geen eigenaar van of houder van een zakelijk hoofdrecht op een onroerend goed met een woonbestemming of bestemd voor beroepsdoeleinden zijn.

Art. 9.§ 1. Noch de ongeschikte, noch de geschikte woning mag toebehoren aan een bloed- of aanverwant tot de 3e graad van de aanvrager of één van diens gezinsleden. - § 2. De ongeschikte woning, waarvan na onderzoek geacht wordt dat ze niet voldoet aan de door de Minister vastgestelde geschiktheidsnormen, moet door de aanvrager betrokken zijn gedurende een ononderbroken periode van minstens 12 maanden die rechtstreeks voorafgaat aan de betrekking van de geschikte woning. § 3. Om de huurtoelage van onbeperkte duur te genieten, moet de in de artikelen 5, § 1, lid 3 en 5, § 2, van dit besluit bedoelde aanvrager een geschikte en aangepaste woning betrekken. § 4. De afgevaardigde van het bestuur kan een termijn van drie maand toestaan voor het uitvoeren van bepaalde werken om de woning geschikt te maken.

Deze termijn kan door de Minister of de afgevaardigde van het bestuur verlengd worden voor een tweede periode van drie maanden.

Na het verstrijken van die termijn, wordt de aanvraag als ongeldig beschouwd. HOOFDSTUK IV. - Indiening en behandeling van de aanvragen

Art. 10.§ 1. De volledige aanvragen worden ingediend bij ter post aangetekend schrijven of door afgifte met ontvangstbewijs aan het loket van het bestuur en dit, op straffe van nietigheid, binnen drie maanden na het opmaken van de oorspronkelijke huurovereenkomst van de geschikte woning aan de hand van het door de Minister vast te stellen formulier. § 2. Wanneer, na de indiening van de volledige aanvraag, de aanvrager en zijn echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont scheiden, onderzoekt het bestuur afzonderlijk de situatie van elke partij.

Art. 11.§ 1. Het ingevuld formulier bevat de door alle meerderjarige gezinsleden ondertekende machtiging aan het bestuur om hun gedigitaliseerde persoonsgegevens betreffende de in dit besluit bedoelde toekenningsvoorwaarden te raadplegen bij de bevoegde diensten van de federale overheidsdienst Financiën, het Rijksregister, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de lokale besturen. § 2. Wanneer deze machtiging niet wordt verleend, moet het formulier vergezeld gaan van het origineel of een afschrift van de volgende documenten : 1° het aanslagbiljet voor de inkomsten ontvangen tijdens het voorlaatste jaar voorafgaand aan de aanvraag of, indien het huidige inkomen in overweging wordt genomen, elk document in de zin van het ministerieel besluit van 7 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/12/2001 pub. 28/12/2001 numac 2001031478 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende de lijst van documenten die doorgestuurd moeten worden bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning sluiten houdende de lijst van documenten die doorgestuurd moeten worden bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning; De in § 3, 3°, van dit artikel voorziene verklaring op eer wordt slechts toegestaan wanneer het bestuur na onderzoek oordeelt dat het voor de aanvrager feitelijk onmogelijk is één van de andere documenten voor te leggen die bepaald zijn in het ministerieel besluit van 7 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/12/2001 pub. 28/12/2001 numac 2001031478 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende de lijst van documenten die doorgestuurd moeten worden bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning sluiten; 2° een gezinssamenstelling die ten vroegste één maand vóór de indiening van de aanvraag is afgeleverd door het gemeentebestuur van de woonplaats op het ogenblik van de indiening van de aanvraag;3° een attest dat getuigt van een handicap, zoals bepaald in artikel 4 van het ministerieel besluit van 7 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/12/2001 pub. 28/12/2001 numac 2001031478 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende de lijst van documenten die doorgestuurd moeten worden bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning sluiten houdende de lijst van documenten die doorgestuurd moeten worden bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning, voor de personen bedoeld in artikel 1, 15°, van dit besluit;4° een attest, dat minder dan een maand oud is, op naam van de uitbetalingsinstelling voor kinderbijslag en dit voor alle kinderen ten laste. § 3. Het formulier moet vergezeld gaan van : 1° een afschrift van de geregistreerde huurovereenkomst en van het betalingsbewijs van de eerste maand huur voor de geschikte woning die op naam staan van de aanvrager;2° een afschrift van de huurovereenkomst of de betalingsbewijzen van de huur van de drie laatste maanden die op naam staan van de aanvrager wanneer hij een ongeschikte woning verlaat;3° een verklaring op eer dat aan artikel 8 en 9, § 1, is voldaan en, indien de aanvraag enkel betrekking heeft op de verhuistoelage, dat de verlaten woning ongeschikt was; 4° een afschrift van de kennisgeving van de beslissing van het O.C.M.W. tot toekenning van de verhoging, de premie of het door haar afgeleverde getuigschrift in de in artikel 1, 16°, voorziene gevallen, voor de persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest.

Art. 12.Binnen 45 dagen na de indiening van de aanvraag wordt de aanvrager schriftelijk op de hoogte gebracht of de aanvraagontvankelijk is of niet.

Indien de aanvraag onontvankelijk is omdat de aanvrager bepaalde bewijsstukken niet heeft voorgelegd, wordt dit schrijven eveneens aangetekend verstuurd en maakt het melding van de bijkomende documenten die aan het bestuur moeten worden toegestuurd.

Kunnen de gevraagde documenten niet worden voorgelegd binnen een termijn van 30 dagen nadat het aangetekend schrijven is verstuurd, dan wordt de aanvraag aanzien als ongeldig.

Art. 13.§ 1. De geschikte woning, en, in voorkomend geval, ook de ongeschikte woning, worden geïnspecteerd binnen 90 dagen nadat het schrijven werd verstuurd waarin de aanvraag ontvankelijk werd verklaard. § 2. De aanvrager wordt minstens 7 dagen vooraf schriftelijk op de hoogte gebracht van de datum waarop de inspectie van de geschikte woning gepland is.

Is de aanvrager op dat moment afwezig, dan wordt per aangetekend schrijven een nieuwe inspectiedatum vastgelegd.

Is hij ook dan afwezig, dan wordt de aanvraag aanzien als ongeldig. § 3. Is het onmogelijk om de ongeschikte woning te inspecteren of om over een concluderend verslag te beschikken opgesteld door een van de beambten bedoeld in het artikel 1, 4°, d), dan wordt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Als deze onmogelijkheid 180 dagen na de waarschuwing die aan de aanvrager werd toegestuurd nog steeds bestaat of als de inspectie van de woning niet leidt tot de vaststelling van een schending van de in artikel 1, 4°, c), voorziene geschiktheidsnormen, dan wordt de aanvraag aanzien als ongeldig.

Art. 14.Binnen 30 dagen na de inspectie van de geschikte woning en in voorkomend geval van de ongeschikte woning wordt de aanvrager schriftelijk op de hoogte gebracht of zijn aanvraag is aanvaard of verworpen. HOOFDSTUK V. - Betaling van de toelagen

Art. 15.De huurtoelage is verschuldigd vanaf het sluiten van de oorspronkelijke huurovereenkomst voor de geschikte of aangepaste woning of na de voltooiing van werken die werden uitgevoerd op grond van het artikel 9, § 4.

De maandelijkse bijdragen worden uitbetaald na de verschuldigde periode volgens een periodiciteit die door de Minister wordt bepaald en die niet langer mag zijn dan drie maanden.

De betaling gebeurt op naam van de begunstigde en wordt op diens bankrekening gestort.

Op basis van de schuldvorderingen kunnen de toelagen, veeleer dan aan de begunstigde zelf, betaald worden aan één van de instellingen die op de door de Minister vast te stellen lijst staan. HOOFDSTUK VI. - Verbintenissen en sancties

Art. 16.De aanvrager en zijn echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie hij samenleeft, gaan de volgende verbintenissen aan : 1° zij stemmen in met de inspectie van de geschikte woning door de afgevaardigden van het bestuur;2° zij onderverhuren de geschikte woning niet, noch ten dele, noch in haar geheel;3° zij voldoen aan de bewoningsnormen vervat in de door de Minister op grond van dit besluit vastgestelde geschiktheidsnormen, tenzij het gezin na de beslissing tot toekenning van de toelage kinderen telt die geboren of geadopteerd zijn door één van de gezinsleden.4° op verzoek van het bestuur, maken zij binnen 3 maanden voor het verstrijken van elke periode van vijf jaar op straffe van niet-hernieuwing de documenten over die nodig zijn om te controleren of nog steeds aan alle toekenningsvoorwaarden voldaan is;5° in geval van een in artikel 4, § 4, van dit besluit bedoelde verhuis, verlaten zij tijdens de onderzoeksfase van de aanvraag de woning enkel nadat het bestuur kennis heeft gegeven van zijn aanvaardingsbeslissing, zoals bedoeld in artikel 14, en in geval van een latere verhuis brengen zij het bestuur hiervan op de hoogte binnen 6 maanden na het opmaken van de nieuwe huurovereenkomst.

Art. 17.Als de in de artikelen 6 tot 9 van dit besluit vastgestelde voorwaarden en de overeenkomstig artikel 16 aangegane verbintenissen niet worden nageleefd, dan wordt de betaling van de toelage opgeschort naar rato van de termijn gedurende dewelke de voorwaarden of verbintenissen niet werden nageleefd.

Deze opschorting van de betaling verlengt de betrokken vijfjarige periode niet.

Art. 18.Bij een onjuiste of onvolledige verklaring met het oog op het bekomen of behouden van het genot van de huurtoelage, wordt het recht op de huurtoelage opgeheven.

Art. 19.Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek is de begunstigde van de toelagen verplicht, overeenkomstig artikel 94 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, de toelagen terug te betalen, indien hij een onjuiste of onvolledige verklaring heeft gedaan met het oog op het bekomen of behouden van de door dit besluit toegekende voordelen of indien de aangegane verbintenissen niet worden nageleefd. HOOFDSTUK VII. - Beroep

Art. 20.Bij weigering van de aanvraag, beslissing tot opheffing van het recht op de huurtoelage of verzoek tot terugbetaling van de ontvangen sommen, kan de aanvrager beroep aantekenen bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of de daartoe door de Regering gemachtigde ambtenaar.

Op straffe van nietigheid, wordt het beroep per aangetekend schrijven ingediend binnen dertig dagen nadat aan de aanvrager kennis werd gegeven van de beslissing tot weigerig van de aanvraag of opheffing van de huurtoelage of van het verzoek tot terugbetaling van de ontvangen sommen.

De Regering of de gemachtigde ambtenaar spreken zich uit binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep.

Zij kunnen een nieuwe inspectie opleggen van de betrokken woning(en) die zal worden uitgevoerd door een andere ambtenaar van de Directie Huisvesting dan deze die het oorspronkelijke bezoek heeft uitgevoerd.

In dat geval, wordt de termijn om een uitspraak te doen verlengd met dertig dagen.

Bij gebrek aan een beslissing binnen de voorziene termijnen, wordt de aanvraag geacht te zijn toegestaan. HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen

Art. 21.De bedragen vermeld in de artikelen 3, 4 en 7, zijn gekoppeld aan de in artikel 1728bis, § 1, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek zoals ingevoegd door artikel 16 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 16 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bedoelde index. Ze worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van het indexcijfer voor de maand augustus die de herziening voorafgaat

Art. 22.Als de afgevaardigde van het bestuur tijdens de in artikel 13 bepaalde inspecties vermoedt dat de woning niet conform is aan de normen bepaald op grond van artikel 4 van de Huisvestingscode, dan brengt het bestuur de in artikel 6 van dezelfde Code bedoelde gewestelijke inspectiedienst hiervan op de hoogte. HOOFDSTUK IX. - Bijzondere bepalingen voor woningen die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen te huur worden gesteld

Art. 23.§ 1. Bij afwijking van de bepalingen van artikel 5 van dit besluit, wordt de huurtoelage die wordt uitgekeerd aan gezinnen die een woning betrekken die verhuurd wordt door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen herberekend in functie van de verhoging of de vermindering van de huur.

Deze berekening gebeurt jaarlijks op 1 januari op grond van de reële maandelijkse huur of op grond van de aanpassing van de huur tijdens het jaar en mag de plafonds vastgesteld bij artikel 4, § 2, van dit besluit niet overschrijden.

Voor deze berekening wordt geen rekening gehouden met de huurgelden die ambtshalve op de normale huurwaarde van de woning werden gebracht, verhoogd met het maximumbedrag van de solidariteitsbijdrage overeenkomstig artikel 22, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en door de openbare vastgoedmaatschappijen. § 2. De begunstigden zijn verplicht het bestuur op de hoogte te brengen van elke verhoging of vermindering van de huur ten laatste drie maanden nadat zij hiervan door de openbare vastgoedmaatschappij op de hoogte werden gebracht. § 3. De bepalingen van artikel 4, § 2, tweede lid, van dit besluit zijn niet van toepassing op kinderen ten laste van gezinnen die een woning betrekken die te huur wordt gesteld door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door een openbare vastgoedmaatschappij. HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 24.§ 1. Het besluit van 22 december 2004 tot instelling van een verhuis- en installatietoelage en van een bijdrage in het huurgeld wordt opgeheven. § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel, blijft het in § 1 van dit artikel bedoelde besluit van toepassing op de aanvragen die zijn ingediend en de toelagen die zijn toegekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, behoudens in het geval van de in artikel 5, § 1, lid 2, voorziene hernieuwing.

Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2014.

Art. 26.De Minister bevoegd voor Huisvesting wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 november 2013.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK

^