gepubliceerd op 27 september 2002
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot invoering van een terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of hun verwijdering
18 JULI 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot invoering van een terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of hun verwijdering
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen als gewijzigd bij de ordonnantie van 18 mei 2000;
Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;
Gelet op Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie, als gewijzigd bij Richtlijn 87/101/EEG van 22 december 1986 en bij Richtlijn 91/692/EEG van 23 december 1991;
Gelet op Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, als gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG van 18 maart 1991 en Richtlijn 91/692/EEG van 23 december 1991 en bij beschikking 96/350/EG van de Commissie van 24 mei 1996;
Gelet op Richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten, als gewijzigd bij Richtlijn 93/86/EEG van 4 oktober 1993 en Richtlijn 98/101/EEG van 22 december 1998;
Gelet op Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken;
Gelet op beschikking 94/3/EG van de Commissie van 20 december 1993 houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a) van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen;
Gelet op verordening (EG) 3093/94 van de Raad van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gegeven op 15 februari 2001;
Gelet op advies 31.908/3 van de Raad van State gegeven op 18 december 2001 en aan de Regering overgezonden op 4 februari 2002;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.De definities vervat in artikel 2 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen gelden eveneens voor de toepassing van dit besluit.
In dit besluit wordt verstaan onder : 1° ordonnantie : de voornoemde ordonnantie van 7 maart 1991;2° producent : elke persoon die een product vervaardigt en het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de markt brengt;3° invoerder : elke andere persoon dan een producent die een product invoert en het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de markt brengt;4° verdeler : elke persoon die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor rekening van een of meerdere producenten of invoerders, een product bij een of meerdere kleinhandelaars verdeelt;5° kleinhandelaar : elke persoon die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de consument een product te koop biedt;6° het op de markt brengen : terbeschikkingstelling van derden, kosteloos of tegen betaling, van een product dat in de Europese Gemeenschap wordt vervaardigd of in vrije omloop wordt gebracht, behalve indien het voor uitvoer is bestemd;7° batterij of accu : een bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit één of meer primaire (niet-oplaadbare) batterijen of secundaire (oplaadbare) cellen, met uitzondering van de stationaire batterijen;8° gebruikte batterij of gebruikte accu : elke batterij of accu waarvan de houder zich ontdoet of voornemens is of verplicht is zich te ontdoen;9° band : elke rubberband van een voertuig, caravan, aanhangwagen, autobus, autocar, vrachtwagen, bestelwagen, motorfiets, landbouwtractor, landbouwtuigen of werftuigen voor openbare werken;10° versleten band : elke band die niet of niet meer gebruikt kan worden overeenkomstig zijn oorspronkelijke bestemming en waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is of verplicht is zich te ontdoen;11° elektrische en elektronische apparatuur : apparaten met al dan niet beroepsdoeleinden, die elektrische stromen of elektromagnetische velden nodig hebben om te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van dergelijke stromen en velden, die onder een van de in bijlage I genoemde categorieën vallen en bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1 000 volt bij wisselstroom en 1 500 volt bij gelijkstroom, met uitzondering van de apparaten die volledig deel uitmaken van een beroepsmatige apparatuur waarvan de onderdelen nooit afzonderlijk bij de gezinnen kunnen terechtkomen, met uitzondering van de verbruiksmaterialen die in bijlage II zijn opgenomen;12° vervallen geneesmiddel : elke stof of samenstelling die curatieve en preventieve eigenschappen ten opzichte van menselijke en dierlijke ziektes zou vertonen, die op voorhand wordt voorbereid en in een specifieke verpakking, onder een specifieke benaming of onder zijn internationale gemeenschappelijke benaming in de handel wordt gebracht en waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is of verplicht is zich te ontdoen;13° voertuig : voertuig in de zin van artikel 1, 1° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 september 2001 betreffende de erkenning van exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra;14° afgedankt voertuig : afgedankt voertuig in de zin van artikel 1, 2° van het voornoemde regeringsbesluit van 6 september 2001;15° afvalolie : afvalolie in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 19 september 1991 houdende regeling van de verwijdering van afvalolie;16° voedingsolie en -vetten : voor voeding bestemde oliën en vetten die als frituurvet voor voedingsmiddelen gebruikt kunnen worden;17° stof bedoeld door het Protocol van Montreal : stoffen opgenomen in de bijlagen A, B, C en E, bij het Protocol, opgemaakt te Montreal op 16 september 1987, die de ozonlaag afbreken, hetzij afzonderlijk, hetzij in een mengsel;18° HFC's, PFC's en SF6 : de fluorokoolwaterstoffen, de perfluorokoolstoffen en de zwavelhexafluoriden als bedoeld in het Protocol, opgemaakt te Kyoto op 11 december 1997, bij de raamovereenkomst van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, alsook de mengselen die uit die stoffen zijn samengesteld;19° Minister : de Minister bevoegd voor Milieubescherming;20° nuttige toepassing : alle handelingen als opgenomen in bijlage III bij dit besluit;21° recycling : nuttige toepassing waardoor grondstoffen of afvalstoffenproducten terug worden gewonnen, met uitzondering van energieterugwinning.22° filmafval : ontwikkelvloeistof, activatoroplossing, fixeer-, bleek- en bleekfixeervloeistof, en regeneratievloeistof.23° loodstartbatterij : bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit loodplaten in een elektrolytoplossing, bestemd voor het starten van een verbrandingsmotor;
Art. 2.Zodra dit besluit in werking treedt, worden personen die verantwoordelijk zijn voor het afval omdat ze beroepshalve goederen, grondstoffen of producten op de markt hebben gebracht door ze te vervaardigen, in te voeren of in de handel te brengen, aan een terugnameplicht onderworpen voor de volgende afvalstoffen : 1° gebruikte batterijen en accu's;2° versleten banden;3° vervallen geneesmiddelen;4° afgedankte voertuigen;5° gebruikte elektrische en elektronische apparaten, met uitzondering van verlichtingstoestellen, elektrische of elektronische werktuigen, elektrisch en elektronisch speelgoed en controle- of meettoestellen. Vanaf 1 januari 2003 worden de personen die verantwoordelijk zijn voor het afval omdat ze beroepshalve goederen, grondstoffen of producten op de markt hebben gebracht door ze te vervaardigen, in te voeren of in de handel te brengen, aan een terugnameplicht onderworpen voor de volgende afvalstoffen : 1° afvalolie;2° verlichtingstoestellen, elektrische en elektronische werktuigen, elektrisch en elektronisch speelgoed en controle- of meettoestellen;3° filmafval;4° voedingsoliën en -vetten. HOOFDSTUK II. - Uitvoering van de terugnameplicht Afdeling 1 . - Terugnameplicht
Art. 3.Met het oog op de terugnameplicht, 1° dient de kleinhandelaar van de consument elke afvalstof kosteloos terug te nemen die overeenstemt met de bewuste terugnameplicht, op voorwaarde dat deze consument zich een vervangproduct aanschaft. Voormelde voorwaarde is niet van toepassing bij de terugname van batterijen en vervallen geneesmiddelen; op afgedankte voertuigen is ze enkel van toepassing krachtens de in artikel 39 gestelde voorwaarden; 2° dient de verdeler op eigen kosten, regelmatig en ter plaatse, bij de kleinhandelaars alle in ontvangst genomen afvalstoffen terug te nemen en ze bij de producent of invoerder in te leveren;3° dient de producent of de invoerder regelmatig en op eigen kosten bij de verdelers of bij ontstentenis, bij de kleinhandelaars, alle aanvaarde afvalstoffen in te zamelen en ze in een hiertoe vergunde inrichting te laten verwerken. De producent of de invoerder dient : 1° ofwel de huishoudelijke afvalstoffen die rechtstreeks of via de gemeentelijke containerparken door het Gewestelijk Agentschap voor Netheid worden opgehaald, kosteloos terug te nemen en in een hiertoe vergunde inrichting te laten verwerken;2° ofwel de inzameling en de verwerking van de huishoudelijke afvalstoffen die door het Gewestelijk Agentschap voor Netheid worden opgehaald te financieren in verhouding tot de hoeveelheden producten die hij op de markt brengt.
Art. 4.Teneinde hun terugnameplicht na te komen, kunnen de producenten of de invoerders : 1° ofwel de terugnameplicht persoonlijk uitvoeren;2° of een beroep doen op een erkende organisatie om aan de terugnameplicht te voldoen; 3° ofwel met het Gewest een milieuovereenkomst sluiten met de bedoeling vorm te geven aan de toepassingswijze van hun terugnameplicht m.b.t. de afvalstoffen afkomstig van het (de) product(en) dat (die) ze op de markt brengen. Afdeling 2 . - Informatie en gegevensinzameling
Art. 5.In elk van zijn verkooppunten dient de kleinhandelaar op een zichtbare plaats en op duidelijke wijze een bericht aan te brengen, met melding van « TERUGNAMEPLICHT VAN... » waarin verklaard wordt hoe hij aan de bepalingen van dit besluit voldoet.
Art. 6.De producent of de invoerder bezorgt het Instituut jaarlijks vóór 31 maart en de eerste keer vóór 31 maart 2002, de volgende gegevens met betrekking tot het vorige kalenderjaar : 1° de totale hoeveelheid producten, uitgedrukt in kilogram die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de markt zijn gebracht, en volgens een door het Instituut vastgelegde opsplitsing;2° de totale hoeveelheid, uitgedrukt in kilogram, van de afvalstoffen die in het raam van de terugnameplicht ingezameld zijn, volgens de sub 1° vermelde opsplitsing;3° de inrichting(en) waar de afvalstoffen worden verwerkt, alsook de reststoffen en de verwerkingswijzen;4° de hoeveelheid, (uitgedrukt in kilogram) hergebruikte, gerecycleerde of nuttig toegepaste afvalstoffen, als bevestigd door attesten afgegeven door de sub 3° bedoelde inrichtingen; De producent of de invoerder bezorgt het Instituut bovendien de geraamde totale hoeveelheid producten, (uitgedrukt in kilogram), die tijdens het lopend jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de markt zullen worden gebracht.
De statistische gegevens in verband met punt 1° worden door een bedrijfsrevisor voor echt verklaard, of bij ontstentenis, door een accountant.
De in het eerste lid bedoelde jaarlijkse verklaring moet volgens de instructies van het Instituut worden opgesteld. Afdeling 3 . - Aan de terugnameplicht onderworpen plannen voor de
preventie en het beheer van afvalstoffen
Art. 7.§ 1. De producent of de invoerder die persoonlijk een terugnameplicht uitvoert, dient een plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen op te maken dat de volgende elementen en verbintenissen bevat : 1° persoonsgegevens : namen, rechtsvorm, zetel en handelsregisternummer of een gelijkgestelde registratie, en het BTW-nummer van de producent of de invoerder die voor de overeenstemmende afvalstoffen aan de terugnameplicht wordt onderworpen; woonplaats en adres van de producent of de invoerder, desgevallend van de maatschappelijke, administratieve en exploitatiezetels; telefoon- en faxnummer van de woonplaats of de zetel waar met de producent of de invoerder contact kan worden opgenomen; naam en functie van de terugnameplichtige persoon die het afvalbeheersplan heeft ondertekend; 2° voorwerp : de aard van de afvalstoffen die aan een terugnameplicht zijn onderworpen en door het afvalbeheersplan worden geregeld; de raming van de hoeveelheden afvalstoffen bedoeld door de terugnameplicht; de omschrijving van de maatregelen tot : verbetering van de recycleerbaarheid en het potentiële hergebruik van de producten die ze op de markt brengen; vermindering van de hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen en potentieel schadelijke materialen in de producten die ze op de markt brengen; vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen veroorzaakt door het op de markt brengen van producten die aan terugnameplicht worden onderworpen; elke andere maatregel waardoor milieuhinder beperkt kan worden, en dit zowel bij het concipiëren als bij het gebruik van het product; de wijze waarop men zich van de in artikel 3 bedoelde terugnameplicht moet kwijten, rekening houdende met de specifieke voorschriften van hoofdstuk III tot en met hoofdstuk XI die van toepassing zijn op deze afvalstoffen en een maximale terugname ervan waarborgen; de geldigheidsduur van het plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen die aan een terugnameplicht worden onderworpen; een financieringsplan en een begroting voor de tijdsduur van het plan; 3° de gedateerde en ondertekende schriftelijke verbintenis van de producent of de invoerder, of desgevallend, van een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, waaruit blijkt dat hij de afvalstoffen die, met toepassing van dit besluit, door het plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen worden geregeld en hem door derden, meer bepaald door kleinhandelaars en verdelers worden ingeleverd, kosteloos zal aanvaarden en verwerken met naleving van de voorschriften van dit besluit;4° een of meerdere adressen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar derden deze afvalstoffen kosteloos kunnen inleveren. § 2. Zo mogelijk worden in het plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen clausules opgenomen die nodig zijn om bij de verenigingen en vennootschappen die zich inzetten voor het inzamelen, sorteren, recycleren en nuttig toepassen van de afvalstoffen, werkgelegenheid met een maatschappelijk oogmerk te garanderen en bevorderen.
Art. 8.§ 1. Het ontwerpplan wordt bij het Instituut bij een ter post aangetekende zending ingediend of tegen ontvangbewijs neergelegd. § 2. Het Instituut stuurt de aanvrager een ontvangbewijs binnen tien dagen na ontvangst van het ontwerpplan.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag gaat het Instituut na of die de in artikel 7 gestelde specificaties en documenten bevat.
Indien blijkt dat het dossier onvolledig is, dan wordt de aanvrager hiervan binnen de in het tweede lid toegemeten termijn op de hoogte gebracht en worden de bijkomende stukken of inlichtingen opgegeven die hij dient te bezorgen.
Wanneer het dossier volledig is, verklaart het Instituut de aanvraag ontvankelijk en betekent het binnen de in het tweede lid toegemeten termijn zijn beslissing bij een ter post aangetekende zending; de in § 4 gestelde termijn begint vanaf deze kennisgeving te lopen. Bij het stilzwijgen van het Instituut na de termijn die toegemeten is om het dossier volledig te verklaren, wordt de procedure voortgezet. § 3. Het Instituut maakt een verslag op dat uiterlijk binnen zestig dagen vóór het verstrijken van de in § 4 gestelde termijn aan de Minister wordt bezorgd. § 4. De Minister spreekt zich over het ontwerpplan uit en stelt de noodzakelijke bijzondere voorwaarden vast. De beslissing wordt genomen binnen zes maanden, te rekenen vanaf de betekening van de ontvankelijkheid van de aanvraag. De beslissing wordt aan de aanvrager binnen de genoemde termijn bij een ter post aangetekende zending betekend. Bij het uitblijven van een beslissing na die termijn kan de aanvrager een aanmaning naar de Minister sturen. Het ontbreken van een beslissing binnen dertig dagen na zending van de aangetekende aanmaningsbrief geldt als een aanvaarding van het ontwerpplan.
Art. 9.Het plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen die aan terugnameplicht worden onderworpen is geldig voor een door de Minister vastgestelde termijn met een maximumduur van vijf jaar die verlengd kan worden.
Art. 10.§ 1. Het Instituut stelt een zekerheid waarvan het bedrag gelijk is aan de kostenraming voor de tenlasteneming gedurende zes maanden van de terugnameplicht door het Gewest. § 2. De zekerheid wordt binnen dertig werkdagen na de datum van kennisgeving van aanvaarding van het plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen of van stilzwijgende aanvaarding ervan gesteld.
De financiële zekerheid kan worden gesteld hetzij door een storting op het rekeningnummer van de Deposito- en Consignatiekas, hetzij via een bankgarantie. Hoe dan ook, de producent of de invoerder dient duidelijk te stellen dat de zekerheid, bij niet-uitvoering van de verplichtingen, op eenvoudig verzoek van het Instituut wordt vrijgemaakt.
Wanneer de financiële zekerheid een bankgarantie is, dient deze door een erkende kredietinstelling te worden uitgegeven, hetzij bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, hetzij bij een overheid van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap die ertoe gemachtigd is de kredietinstellingen te controleren. § 3. Wanneer aan de verplichtingen ten laste van de producent of van de invoerder gedeeltelijk of geen uitvoering wordt gegeven doordat deze in gebreke blijft of tengevolge een administratieve strafmaatregel, vraagt het Instituut dat de financiële zekerheid deels of geheel wordt vrijgemaakt om de kosten te dekken voor de uitvoering van de verplichtingen die door de erkende organisatie nagekomen dienen te worden. § 4. De zekerheid wordt teruggegeven nadat het Instituut naar behoren heeft vastgesteld dat er geen verlenging van het beheersplan wordt aangevraagd na afloop ervan.
Binnen zes maanden na het verstrijken van het beheersplan beslist het Instituut of de in § 1 bedoelde zekerheid al dan niet wordt teruggestort.
De beslissing wordt ter kennis gegeven van de Deposito- en Consignatiekas of van de bankinstelling die de zekerheid heeft gesteld, alsook van de producent of de invoerder. Afdeling 4 . - Erkende organisaties voor het vervullen van de
terugnameplicht van de afvalstoffen
Art. 11.De erkenning van een organisatie die er door producenten of invoerders mee belast wordt hun verplichtingen voortvloeiend uit artikel 2 na te komen, kan enkel worden toegekend aan rechtspersonen die de volgende voorwaarden vervullen : 1° opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° als statutair doel de in artikel 2 bedoelde terugnameplicht uitoefenen voor rekening van haar overeenkomstsluitende leden;3° onder zijn bestuurders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, enkel leden tellen die hun politieke en burgerrechten genieten;4° onder zijn bestuurders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, geen leden tellen die veroordeeld werden krachtens een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan voor een inbreuk op titel 1 van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, op de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, op de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van de afvalstoffen, op de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van de afvalstoffen, op Verordening 259/93/EEG van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, op hun uitvoeringsbesluiten of elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;5° over voldoende geldmiddelen beschikken om de terugnameplicht te kunnen uitvoeren;6° een boekhouding voorleggen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;7° de exploitatierekeningen door een bedrijfsrevisor laten nazien. De genoemde erkenning wordt toegekend, geschorst en ingetrokken overeenkomstig de artikelen 70 en volgende van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
Art. 12.Naast de inlichtingen als vereist in artikel 71 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, omvat de erkenningsaanvraag de volgende documenten : 1° een bewijs van goed zedelijk gedrag van de bestuurders en de personen die de vereniging kunnen verbinden;2° de aard van de afvalstoffen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;3° een financieringsplan en een begroting voor de tijdsduur van de aangevraagde erkenning met minstens de volgende gegevens : de wijze waarop de bijdragen van de producenten en invoerders worden berekend en geraamd; de aanwending van mogelijke overschotten bij de werking van het systeem; de voorwaarden en de wijze waarop de bijdragen herzien worden; een uitgavenraming; de financiering van mogelijk verlies; 4° een eenvormig ontwerp van overeenkomst per soort afval dat de erkende organisatie met de producenten, invoerders, verdelers en kleinhandelaars dient te sluiten om hun terugnameplicht ten laste te nemen;5° overeenkomstig artikel 7 een plan voor de preventie en het beheer van afvalstoffen met betrekking tot alle producenten en invoerders die hun terugnameplicht aan de organisatie hebben opgedragen, of die voornemens zijn dit te doen.
Art. 13.§ 1. Overeenkomstig artikel 10 kan een zekerheid bij de erkenning van de organisatie voor de afvalterugname worden gesteld of een verzekeringspolis aangegaan om de terugnamekosten te dekken bij niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de terugnameplicht. § 2. Wanneer aan de verplichtingen ten laste van de erkende organisatie gedeeltelijk of geen uitvoering wordt gegeven doordat deze in gebreke blijft of ingevolge een administratieve strafbepaling, vraagt het Instituut dat, los van een eventuele schorsing of intrekking van de erkenning, de financiële zekerheid deels of geheel wordt vrijgemaakt of dat de verzekeraar tussenkomt om de kosten te dekken voor de verplichtingen die door de erkende organisatie nagekomen dienen te worden. § 3. De zekerheid wordt terugbetaald nadat het Instituut naar behoren heeft vastgesteld dat de erkende organisatie aan het einde van de erkenning geen verlenging heeft aangevraagd.
Binnen zes maanden na het verstrijken van de erkenning beslist het Instituut of de in § 1 bedoelde zekerheid al dan niet wordt terugbetaald, rekening houdende met de nakoming van de in artikel 14 gestelde verplichtingen door de erkende organisatie.
De beslissing wordt ter kennis gegeven van de Deposito- en Consignatiekas of van de bankinstelling die de zekerheid heeft gesteld, alsook van de erkende organisatie. Afdeling 5 . - Verplichtingen van de erkende organisatie ter nakoming
van de terugnameplicht
Art. 14.De organisatie die voor de afvalterugname is erkend dient : 1° de in de erkenning gestelde voorwaarden na te komen;2° met betrekking tot alle producenten en invoerders die met haar een overeenkomst hebben gesloten, binnen de gestelde termijn de informatie-, preventie-, inzamelings- en beheersverplichtingen te bereiken als voorgeschreven in de artikelen 5 tot 7 en de hoofdstukken III tot XI en als opgenomen in haar plan voor de preventie en het beheer van de afvalstoffen bedoeld in artikel 12, 5°;3° een verzekeringspolis aan te gaan ter dekking van mogelijke schade toegebracht door haar activiteiten;4° bij haar overeenkomstsluitende leden op niet-discriminerende wijze de bijdragen te innen die nodig zijn om de kosten van al haar verplichtingen te dekken;5° in samenspraak met het Agentschap Net Brussel, op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een gelijkmatige inzameling op te zetten van de afvalstoffen die aan terugnameplicht worden onderworpen;6° de in artikel 13, § 1 voorgeschreven zekerheid te bieden of de in hetzelfde artikel gestelde verzekeringspolis aan te gaan;7° met elke terugnameplichtige persoon inzake afvalstoffen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, bereid te zijn een contract overeenkomstig artikel 12, 4° te sluiten dat eventueel wordt verbeterd naargelang de opmerkingen van het Instituut of de Minister;8° elk jaar bij het Instituut zijn balansen en resultatenrekeningen van het voorbije jaar over te leggen, welke vooraf door een bedrijfsrevisor werden ingekeken;9° te garanderen dat er bij verenigingen en vennootschappen met als maatschappelijk doel het inzamelen, sorteren, recycleren en nuttig toepassen van afvalstoffen, werkgelegenheid met een maatschappelijk oogmerk wordt uitgebouwd. Afdeling 6 . - Milieuovereenkomst
Art. 15.De milieuovereenkomst streeft dezelfde doelstellingen na als die welke omschreven zijn in de artikelen met betrekking tot de betrokken afvalstof vervat in de hoofdstukken III tot XI.
Art. 16.De milieuovereenkomst vermeldt de bepalingen die nodig zijn om te garanderen dat er bij de verenigingen en vennootschappen die zich inzetten voor het inzamelen, hergebruiken, sorteren, recycleren en nuttig toepassen van de betrokken afvalstoffen, werkgelegenheid met een maatschappelijk oogmerk wordt uitgebouwd.
Art. 17.De milieuovereenkomst wordt gesloten voor een nader te bepalen tijdsduur. Ze kan in samenspraak met de partijen worden hernieuwd en wordt om de vijf jaar ingeschat.
Art. 18.§ 1. Onverminderd de toezichtsbevoegdheid van de personeelsleden van het Instituut belast met het toezicht inzake milieurecht, dient de milieuovereenkomst de oprichting te voorzien van een vereniging zonder winstoogmerk ter sturing en coördinatie van de overeenkomst.
Deze vereniging kan ermee belast worden : 1° het Instituut een plan voor de preventie en het beheer van afvalstoffen zoals omschreven in afdeling 3 over te leggen met vermelding van de wijze waarop de producenten, de invoerders, verdelers of kleinhandelaars hun terugnameplicht van de betrokken afvalstoffen nakomen, alsook een preventieplan als omschreven in artikel 7;2° de rapporteringsverplichtingen ten overstaan van het Instituut na te komen en de statistische gegevens over het beheer van de betrokken afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 6 verder te verwerken;3° het Gewest voorstellen te doen over de erkennings- of registratiemaatstaven waaraan de uitbaters van elke inrichting die deelneemt aan de nuttige toepassingsketen dienen te voldoen;4° de nodig geachte maatregelen te nemen om de bevolking en de sectorbedrijven voor te lichten en technische middelen te bevorderen met het oog op de maximale nuttige toepassing van de teruggewonnen materialen en de secundaire stoffen.5° zonodig, krachtens artikel 13, de zekerheid te bieden of de verzekeringspolis aan te gaan. De vereniging waarborgt dat er op alle vergaderingen van de Raad van Bestuur en op de algemene vergaderingen vertegenwoordigers van het Instituut als waarnemers zullen worden uitgenodigd. § 2. De producenten of invoerders die een milieuovereenkomst sluiten, hetzij rechtstreeks, hetzij via hun federaties of elke andere instantie die hen hoofdelijk vertegenwoordigt om overleg te plegen over de milieuovereenkomst en die te ondertekenen, kunnen besluiten om hun terugnameplicht over te dragen aan de vereniging zonder winstoogmerk ter sturing en beheer van de overeenkomst.
In dat geval moet de laatstgenoemde alle in afdeling 4 opgesomde verplichtingen van een erkende organisatie nakomen. De vereniging wordt geacht erkend te zijn zodra het Gewest de milieuovereenkomst heeft ondertekend en voor de duur ervan.
Haar erkenning kan op dezelfde wijze en volgens dezelfde procedures worden geschorst of ingetrokken als de erkenning van de organisatie bedoeld in afdeling 4 zonder dat de milieuovereenkomst wordt opgezegd.
De milieuovereenkomst kan enkel worden opgezegd indien de tekortkomingen, misstappen of inbreuken ter rechtvaardiging van de intrekking van de erkenning, eveneens gelden als plichtsverzuim van de verplichtingen die krachtens de milieuovereenkomst aan de vereniging zijn toegedragen.
Art. 19.In plaats van een vereniging zonder winstoogmerk ter sturing en coördinatie van de overeenkomst kan in de milieuovereenkomst worden gesteld dat er een begeleidingscomité voor de overeenkomst wordt opgericht dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheidssector. Dit comité wordt belast met de bemiddeling van eventuele geschillen voortvloeiend uit de toepassing van de overeenkomst.
Art. 20.Ten opzichte van de overeenkomstsluitende partijen en van de leden van de overeenkomstsluitende organisaties die de afvalverantwoordelijken vertegenwoordigen, vervangt de milieuovereenkomst de verplichtingen vermeld in hoofdstukken II tot XI gedurende de geldigheidsduur ervan en voor de bepalingen die er worden opgesomd en waarvan de uitvoering waargenomen wordt namens de producenten of invoerders die aan voormelde overeenkomst onderworpen zijn. HOOFDSTUK III. - Batterijen en accu's, met uitzondering van loodaccu's
Art. 21.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° inzamelingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de ingezamelde gebruikte batterijen en accu's, met uitzondering van loodaccu's, in verhouding tot het totaalgewicht batterijen en accu's die gedurende het bedoelde kalenderjaar in het verbruik werden gebracht, 2° recyclingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de werkelijk gerecycleerde afvalstoffen in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde batterijen en accu's, met uitzondering van de loodaccu's.
Art. 22.De producent of de invoerder dient ten opzichte van de verbruiker duidelijke richtlijnen te concipiëren en te verspreiden over de beschikbare verscheidenheid aan batterijen voor welbepaalde gebruiksvormen rekening houdende met technische eigenschappen ervan.
Art. 23.Voor de batterijen en accu's die afzonderlijk in het verbruik worden gebracht zonder deel uit te maken van een elektrisch of elektronisch apparaat, dient de producent of de invoerder ten minste een inzamelingspercentage van 75 % te bereiken.
Bovendien dient hij alle batterijen en accu's in te zamelen die overeenkomstig de artikelen 36, § 2, en 42, bij hem worden ingeleverd.
Art. 24.De batterijen en accu's dienen zo te worden verwerkt dat er een recyclingspercentage van 65 % van de ingezamelde batterijen en van 75 % voor accu's wordt bereikt.
Vóórdat kwikoxidebatterijen worden gerecycleerd dient het kwik van de andere bestanddelen te worden gescheiden.
De zinkhoudende en mangaanhoudende restfracties van de batterijen worden gerecycleerd.
De papieren, kartonnen en plastic restfractie die wegens hun besmettelijkheid niet recycleerbaar is, moet energetisch worden teruggewonnen.
De niet-recycleerbare minerale restfractie na de verwerkingsfase moeten een stabilisatiebehandeling ondergaan alvorens ze naar een technisch ingravingscentrum te brengen. HOOFDSTUK IV. - Versleten banden
Art. 25.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° inzamelingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht in ingezamelde versleten banden in verhouding tot het totaalgewicht in het verbruik gebrachte banden gedurende het betrokken kalenderjaar.2° recyclingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht in gerecycleerde afvalstoffen in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde banden.3° loopvlakvernieuwingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht in loopvlakvernieuwde afvalstoffen in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde banden.
Art. 26.De producent of de invoerder dient een inzamelingspercentage te bereiken strekkende tot 100 % van de afzonderlijk in het verbruik gebrachte banden die geen deel uitmaken van een voertuig. De producent of de invoerder dient voorts de banden die overeenkomstig artikel 42, § 8 bij hem worden ingeleverd, in te zamelen en te verwerken.
Art. 27.De ingezamelde versleten banden worden gesorteerd met het oog op prioritaire loopvlakvernieuwing van de technisch loopvlakvernieuwbare banden teneinde vanaf 2002 een minimaal loopvlakvernieuwingspercentage van 25 % te halen.
De banden waarvan het loopvlak niet vernieuwbaar is, worden prioritair naar afvalcircuits overgebracht teneinde op 1 januari 2005 een minimaal recyclingspercentage van 20 % te bereiken.
Het saldo wordt energetisch teruggewonnen. HOOFDSTUK V. - Afvalolie
Art. 28.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder inzamelingspercentage het betrekkelijk procentueel uitgedrukt gewicht van de ingezamelde afvalolië in verhouding tot het potentiële totaalgewicht afvalolie.
Art. 29.De afvalolie dient zo te worden ingezameld dat het inzamelingspercentage op 1 januari 2004 95 % bedraagt en 100 % op 1 januari 2005.
De ingezamelde afvalolie wordt verwerkt met het doel de volgende percentages te bereiken : 1° herraffinage of andere hergebruiksvormen : minstens 60 % (rubriek R9 van bijlage III);2° hoofdgebruik als brandstof of andere wijze van energieopwekking : maximum 40 % (rubriek R1 van bijlage III). HOOFDSTUK VI. - Loodaccu's
Art. 30.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° inzamelingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de ingezamelde gebruikte loodaccu's in verhouding tot het totaalgewicht in het verbruik gebrachte loodaccu's gedurende het betrokken kalenderjaar;2° recyclingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de werkelijk gerecycleerde afvalstoffen in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde loodaccu's;3° nuttige toepassingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de werkelijk nuttig toegepaste afvalstoffen in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde loodaccu's.
Art. 31.Het is verboden het zuur van de loodaccu's buiten een vergunde verwerkingsinrichting te ledigen.
Art. 32.De producent of invoerder dient minstens een inzamelingspercentage van 90 % te bereiken en vanaf 1 januari 2005, van 95 %.
Hij is er bovendien toe gehouden de accu's in te zamelen die hem overeenkomstig artikel 42 worden overhandigd,.
Art. 33.De gebruikte loodaccu's dienen zo te worden verwerkt dat de volgende cijfers worden bereikt : 1° een recyclingspercentage van 95 % voor het lood; 2° een nuttige toepassingspercentage van 100 % plastic, waarvan 30 % recycling vanaf 01.01.2003; 3° de neutralisatie of nuttige toepassing van 100 % van de elektrolieten. HOOFDSTUK VII. - Gebruikte elektrische en elektronische apparaten
Art. 34.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° gevaarlijk onderdeel : elk onderdeel dat krachtens Richtlijn 67/548/EEG een of meerdere gevaarlijke afvalstoffen bevat of stoffen bevat die overeenkomstig de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1996 tot vaststelling van een indicatieve lijst van de gevaarlijke afvalstoffen gevaarlijk kunnen worden, of elk onderdeel dat een of meerdere stoffen als bedoeld bij het protocol van Montreal, of HFC's, PFC's en SF6 bevat;2° hergebruik : elke handeling waarbij, overeenkomstig de aanbevelingen van de ontwerper, elektrische en elektronische apparaten of de bestanddelen ervan dezelfde bestemming krijgen als die waarvoor ze geconcipieerd werden;3° hergebruik- en recyclingspercentage : voor een gegeven materiaal, het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van deze onderdelen in de gebruikte elektrische of elektronische apparaten die hergebruikt of gerecycleerd worden, in verhouding tot het ideaal gewicht van dit materiaal in de ingezamelde gebruikte elektrische en elektronische apparaten.
Art. 35.De kleinhandelaar is ertoe gehouden de gebruikte elektrische en elektronische apparaten die de consument bij hem inlevert kosteloos terug te nemen wanneer hij een toestel met dezelfde kenmerken koopt.
Deze terugnameplicht door toedoen van de kleinhandelaar is eveneens van toepassing wanneer de producent of de invoerder van de afvalstof niet kon worden geïdentificeerd. Dan valt die afvalstof ten laste van alle producenten of invoerders naargelang van de hoeveelheden die ze thans zelf op de markt brengen.
Art. 36.§ 1. De gebruikte elektrische en elektronische apparaten worden in verscheidene fracties gedemonteerd : 1° onderdelen die voor hergebruik bestemd zijn;2° gevaarlijke onderdelen en stoffen, met name PCB-houdende condensatoren, kwikschakelaars, batterijen, catodestraalbuizen, stoffen bedoeld bij het protocol van Montreal, HFC's, PFC's en SF6, alsook mogelijks andere onderdelen die gevaarlijke stoffen bevatten;3° onderdelen en materialen voor recycling;4° niet-herbruikbare of niet-recycleerbare onderdelen en materialen;5° gebruikte batterijen of accu's. § 2. De verwerking van gebruikte elektrische en elektronische apparaten moet de volgende gecumuleerde hergebruik- en recyclingspercentages bereiken : 1° voor het ferro-metaal : 95 % 2° voor het non-ferro-metaal : 95 % 3° voor plastic : 20 % 4° voor batterijen en accu's : 65 % recycling. Voor de gebruikte elektrische en elektronische apparaten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 5° moet het totale hergebruik- en recyclingspercentage 90 % bereiken. Voor de overige toestellen dient een percentage van 70 % te worden bereikt.
De recyclage van de batterijen en accu's gebeurt door de producent of de invoerder van de batterijen en accu's zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit. § 3. De niet-recycleerbare plastic reststoffen dienen energetisch te worden teruggewonnen. HOOFDSTUK VIII. - Vervallen geneesmiddelen
Art. 37.Het storten van vervallen geneesmiddelen is verboden. HOOFDSTUK IX. - Afgedankte voertuigen
Art. 38.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° gevaarlijk onderdeel : elk onderdeel in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 september 2001 betreffende de erkenning van exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra;2° hergebruik : hergebruik in de zin van het voornoemde regeringsbesluit van 6 september 2001;3° hergebruik- en recyclingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de hergebruikte of gerecycleerde onderdelen van afgedankte voertuigen, in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde afgedankte voertuigen;4° hergebruik- en nuttige toepassingspercentage : het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht onderdelen van afgedankte voertuigen die hergebruikt en nuttig worden toegepast, in verhouding tot het totaalgewicht ingezamelde afgedankte voertuigen.
Art. 39.Bij de terugname van een afgedankt voertuig overhandigt de kleinhandelaar een aanvaardingsbewijs voor het afgedankte voertuig dat bij hem is ingeleverd. De Minister stelt het model van aanvaardingsbewijs vast. De aanvaarding wordt desgevallend op de aankoopfactuur van het voertuig vermeld.
De producent of de invoerder dient de ingezamelde afgedankte voertuigen binnen zes maanden na de inontvangstname ervan in een hiertoe vergunde inrichting te laten verwerken.
De producent of de invoerder dient van de consument elk afgedankt of als dusdanig beschouwd afgedankt voertuig in ontvangst te nemen wanneer de consument zich een vervangvoertuig aanschaft; hij dient het voertuig binnen zes maanden na zijn terugname in een vergunde inrichting te laten verwerken. Qua voertuigen die vanaf 1 januari 2002 worden vervaardigd, zullen de consumenten niet meer verplicht zijn zich een vervangvoertuig aan te schaffen.
Vanaf 1 juli 2004 zal de consument, voor welk voertuig dan ook, niet meer verplicht zijn zich een vervangvoertuig aan te schaffen. Deze bepaling treedt evenwel pas vanaf 1 januari 2006 in werking op voorwaarde dat er een geleidelijk uit te voeren beheersplan van de afgedankte voertuigen aan het BIM wordt voorgelegd dat het vóór 1 juli 2004 goedkeurt en waarin vermeld staat dat alle afgedankte voertuigen tussen 1 juli 2004 en 1 juni 2006 zullen worden verwijderd.
Art. 40.De terugname van een afgedankt of als dusdanig beschouwd voertuig is kosteloos voor de houder en/of eigenaar van het voertuig voor zover alle voorwaarden als volgt vervuld worden : 1° het afgedankte voertuig bevat alle onderdelen die nodig zijn voor de werking ervan;2° het afgedankte voertuig bevat geen afvalstoffen die niet tot het afgedankte voertuig behoren;3° het afgedankte voertuig is minstens zes maanden geleden in België door de laatste eigenaar ervan geregistreerd;4° het afgedankte voertuig is vergezeld van het inschrijvingsbewijs, gelijkvormigheidsattest, de identificatieplaat en in voorkomend geval, van het laatste schouwingsbewijs van de technische controle;5° het voertuig moet worden ingeleverd op de terugnameplaatsen die door de kleinhandelaar, de producent of de invoerder zijn aangeduid. Het netwerk van terugnamecentra zijn voldoende in aantal en geografisch op evenwichtige wijze verspreid.
Art. 41.Uiterlijk op 1 januari 2006 moet voor de verwerking van de afgedankte voertuigen de volgende percentages worden bereikt : 1° hergebruik- en nuttige toepassingspercentage van 85 %;2° hergebruik- en recyclingspercentage van 80 %. Voor de verwerking van afgedankte voertuigen dient uiterlijk op 1 januari 2015 een hergebruik- en nuttige toepassingspercentage van 95 % te worden bereikt.
Art. 42.Batterijen, banden, afvaloliën en loodaccu's worden zo verwerkt dat de doelstellingen vervat in de respectievelijke artikelen 24, 27, 29, en 33 van dit besluit bereikt worden. HOOFDSTUK X. - Voedingsvetten en -olie
Art. 43.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder inzamelingspercentage, het betrekkelijk, procentueel uitgedrukt gewicht van de ingezamelde frituurvetten en -oliën in verhouding tot het totaalgewicht frituurvetten en -oliën die in de loop van het betrokken kalenderjaar in het verbruik werden gebracht.
Art. 44.Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de horecabedrijven en de restauratiediensten voor collectiviteiten er niet toe gehouden gebruikte voedingsvetten en -oliën van de gezinnen terug te nemen.
Art. 45.De producent of de invoerder dient vanaf 1 januari 2003 een inzamelingspercentage van 30 % te bereiken en van 40 % vanaf 1 januari 2004. De Minister kan deze percentages, in samenspraak met de sector, om de twee jaar herzien.
Art. 46.De ingezamelde frituurvetten en -oliën worden volledig gerecycleerd en nuttig toegepast. HOOFDSTUK XI. - Filmafval
Art. 47.Filmafval moet worden ingezameld, gerecycleerd of nuttig toegepast aan de hand van de beste beschikbare technologie tegen een aanvaardbare kostprijs en volgens percentages die de Minister na overleg met de sectoren vaststelt. HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen
Art. 48.De producent of de invoerder die geen beroep doet op een erkende organisatie om zijn terugnameplicht na te komen, dient zijn eerste plan voor de preventie en het beheer van afvalstoffen die aan een terugnameplicht zijn onderworpen, in te dienen binnen een termijn van één maand vanaf de inwerkingtreding van de terugnameplicht waaraan hij krachtens artikel 2 wordt onderworpen.
Art. 49.De milieuovereenkomsten die door de Regering zijn goedgekeurd en vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn gesloten, behouden hun geldigheid.
De terugnameplichtige personen die reeds een bestaande milieuovereenkomst hebben gesloten, dienen die overeenkomst binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan het voorgeschrevene van dit besluit aan te passen.
Als de bestaande milieuovereenkomst niet binnen de vooropgestelde termijn is aangepast, houdt ze op uitwerking te hebben en worden de overeenkomstsluitende partijen die verantwoordelijk zijn voor het afval omdat ze beroepshalve goederen, grondstoffen of producten op de markt hebben gebracht door ze te vervaardigen, in te voeren of in de handel te brengen, aan de terugnameplicht onderworpen voor de afvalstoffen vervat in de milieuovereenkomst en dienen ze overeenkomstig hoofdstuk II, Afdeling 3, een plan betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen uit te voeren. HOOFDSTUK XIII. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 50.Art. 1, c) van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 17 juni 1993 betreffende de batterijen en accumulatoren die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten, wordt door de volgende bepaling vervangen : « c) afgedankte batterij of accumulator : de batterij of accumulator waarvan de houder zich ontdoet of voornemens is of verplicht is zich te ontdoen ».
Art. 51.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .
Art. 52.De Minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 juli 2002.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE I Niet-exhaustieve lijst van toestellen die onder het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen koel- en vriestoestellen : koelkasten, diepvriezers en klimaatregelingsapparaten, koel- en vriescombinatietoestellen, luchtontvochtigers; groot witgoed : fornuizen, wasmachines, afwasmachines, droogzwierders, droogkasten en waterverwarmers, strijkmachines, gecombineerde was- en droogautomaat, zonnehemel en zonnebank; klein witgoed : grill- en bakoven, dampkappen, microgolfovens en andere ovens, draagbare verwarmingsapparaten, al of niet meervoudige kookplaten, gecombineerde oven (magnetron, grill); bruingoed : televisies, radio's, versterkers, tuners, cassettedeck, platenspeler, cd-speler, videorecorder, videocamera, luidsprekers; klein huishoudelijk apparatuur : waterkokers, frituurpannen, broodroosters, mixers en blenders, tuingereedschappen, stofzuigers, naaimachines, strijkijzers, haardrogers, scheerapparaten, afzuigkap met ingebouwde motor, baardtrimmer, bedverwarmer, blender, blikopener, bordenwarmer, broodbakmachine, broodrooster, citruspers, « Croque Monsieur »-ijzer, dompelaar, eierkoker, elektrisch deken, elektrisch mes, elektrische barbecue, elektrische wok, epileerapparaat, espresso-automaat ontworpen voor huishoudelijk gebruik, flessenwarmer, fondueset, gecombineerde blikopener/messenslijper, gecombineerde mondbad/tandenborstel, gezichtsbruiner, gezichtsmassage, gourmet-set, grill, haardroger, haardroogkap, haarkrulborstel/tang, haarstyler, haktoestel, ijsmachine, individuele klokken, individuele ventilator, infraroodlamp, kaasmaker, kappersset, keukenhaktoestel, keukenrobot (Foodprocessor), keukenweegschaal, koffiezet-apparaat, koffiemolen, kook- of warmhoudplaat (enkelvoudig), kruimeldief, krulset, ladyshave, lichaamsthermometer, luchtbevochtiger, luchtreiniger, massage-apparaat, messenslijper, milkshaker, mixer, monddouche, neustondeuse, personenweegschaal, raclette, rijstkoker, sapcentrifuge, scheerapparaat, schotelwarmers, snelkoker, snijmachine, soldeerapparaat, staafmixer, steengrill, stofzuiger met ingebouwd motor, stoomkoker, stoomreiniger, tandenborstel, thee-apparaat, verwarmingskussen, verwarmingsroltafels, vleesmolen, vloerreiniger, voetmassage, wafelijzer, waterfilter, waterkoker, wekker, yoghurtmaker; documenten- en gegevensverwerkingsapparatuur : IT-materiaal : PC's (inclusief monitoren), laptop-computers, note-book computers, desktop- en draagbare printers, personal kopiers, elektrische schrijfmachines, zak- en tafelrekenmachines; telecommunicatie-apparatuur : faxtoestellen, telefoontoestellen, draadloze telefoontoestellen, GSM's, antwoordapparaten. tuingereedschap : a) klein tuingereedschap;b) groot tuingereedschap; De verlichtingstoestellen, elektrische en elektronische werktuigen, elektrisch en elektronisch speelgoed en de controle- of meettoestellen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot invoering van terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of verwijdering.
Brussel, 18 juli 2002.
De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE II Lijst van verbruiksgoederen Toners;
Inktpatronen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot invoering van terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of verwijdering.
Brussel, 18 juli 2002.
De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE III Nuttige toepassing N.B. : In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen zoals die in de praktijk plaatsvinden. De afvalstoffen moeten nuttig worden toegepast zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
R1 oofdgebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking R2 Terugwinning van oplosmiddelen R3 Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologisch omgezette stoffen) R4 Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen R5 Recycling/terugwinning van andere anorganische stoffen R6 Terugwinning van zuren of basen R7 Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan R8 Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren R9 Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie R10 Uitstrooien voor landbouwkundige of ecologische verbetering R11 Gebruik van afvalstoffen die bij een van de onder R1 tot en met R10 genoemde behandelingen vrijkomen R12 Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R1 tot en met R11 genoemde behandelingen R13 Opslag van afvalstoffen voorafgaande aan een van de onder R 1 tot en met R12 genoemde handelingen (met uitzondering van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot invoering van terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of verwijdering.
Brussel, 18 juli 2002.
De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN