gepubliceerd op 03 juni 2005
besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de beheerders van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
3 JUNI 2004. - besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de beheerders van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA);
Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen zoals gewijzigd bij ordonnantie van 6 december 2001, inzonderheid de artikelen 4, 6, § 1, 13, § 1, 70 en 71, § 1;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vastelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 mei 1999 tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen;
Gelet op de gewestelijke overeenkomst van 19 maart 2001 betreffende de terugnameplicht voor AEEA;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of hun verwijdering, gewijzigd bij ....;
Gelet op advies nr. 37.022/3 van de Raad van State, gegeven op 11 mei 2004;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 24 maart 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 maart 2004;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;
Na erover te hebben beraadslaagd, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Met dit besluit wordt richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) gedeeltelijk omgezet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of hun verwijdering. HOOFDSTUK II. - Opslag van AEEA in opslagplaatsen
Art. 3.In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen wordt rubriek 45 vervangen door het volgende opschrift : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 mei 1999 tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen, wordt rubriek 45b vervangen door het volgende opschrift : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.De bij de kleinhandelaars of containerparken ingezamelde AEEA worden voor zover mogelijk in een herbruikbare en een niet-herbruikbare fractie gescheiden. De niet-herbruikbare fractie wordt naar de overeenkomstig hoofdstuk 3 van dit besluit erkende inrichtingen voor de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur overgebracht.
AEEA wordt in droge plaatsen ingezameld.
Koelkasten en diepvriezers worden manueel verplaatst, waarbij beschadiging en wegvloeiing van de vloeistoffen wordt vermeden. Ze worden rechtop en dusdanig opgeslagen dat hun koelsysteem niet beschadigd wordt.
Beeldschermen worden zodanig ingezameld dat ze bij het verlaten van de opslagplaats onbeschadigd zijn.
De opslagplaats voor AEEA omvat de volgende uitrustingen : 1° ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en koolwaterstofafscheiders;2° weerbestendige afdekking van geschikte terreinen. HOOFDSTUK III. - Verwerking en nuttige toepassing van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
Art. 5.Elke exploitant van een centrum voor de verwerking en nuttige toepassing van AEEA moet over een vergunning voor rubriek 45b beschikken, overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
Art. 6.De site voor de verwerking van AEEA gebruikt de beste verwerkingstechnieken en omvat de volgende uitrustingen : 1° een zone die uitsluitend bestemd is voor de opslag (ook tijdelijke opslag) van niet-gedepollueerde AEEA;2° een werkplaats voor de depollutie en de ontmanteling van AEEA;3° opslagplaatsen voor al het niet in 5° bedoelde afval dat voortvloeit uit de depollutie- en ontmantelingsactiviteiten en dat wordt opgeslagen naar gelang van hun aard, met name : polychloorbifenyl (PCB)-houdende condensatoren kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting batterijen printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten asbestafval en onderdelen die asbest bevatten beeldbuizen chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's of fluorkoolwaterstoffen HFK's), koolwaterstoffen (HC's) gasontladingslampen LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen uitwendige elektrische kabels onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren elektrolytische condensatoren die gevaarlijke stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume) 4° een geschikte opslagzone voor gedemonteerde reserveonderdelen;5° een opslagzone voor ongevaarlijk afval;6° één of meerdere geschikte containers voor de opslag van batterijen, PCB/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval, zoals radioactief afval;7° weegapparatuur om het gewicht van het verwerkte afval te bepalen;8° ondoorlatende ondergrond en waterdichte afdekking van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders;9° installaties voor de behandeling van water, overeenkomstig de gezondheids- en milieuvoorschriften.
Art. 7.Uit alle AEEA moeten ten minste de volgende stoffen, preparaten en onderdelen worden verwijderd en het centrum is uitgerust om uit alle AEEA ten minste de volgende elementen te verwijderen en in geschikte en afzonderlijke houders op te slaan : 1° polychloorbifenyl (PCB)-houdende condensatoren;2° kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting;3° batterijen;4° printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt;5° tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner;6° kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten;7° asbestafval en onderdelen die asbest bevatten;8° beeldbuizen;9° chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's of fluorkoolwaterstoffen HFK's), koolwaterstoffen (HC's);10° gasontladingslampen;11° LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen;12° uitwendige elektrische kabels;13° onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten;14° onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;15° elektrolytische condensatoren die gevaarlijke stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume).
Art. 8.De volgende onderdelen van gescheiden ingezamelde AEEA moeten als volgt worden behandeld : 1° beeldbuizen : de fluorescerende laag moet worden verwijderd;2° apparatuur die gassen bevat welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits : deze gassen moeten adequaat worden verwijderd en behandeld.Gassen die de ozonlaag aantasten worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen behandeld; 3° gasontladingslampen : het kwik moet worden verwijderd.
Art. 9.De in de artikelen 7 en 8 bedoelde stoffen, preparaten en onderdelen worden aan een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler overhandigd. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van de centra voor verwerking of nuttige toepassing
Art. 10.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die een centrum voor de verwerking of nuttige toepassing van AEEA exploiteert, dient voorafgaandelijk te worden erkend. Het erkenningsformulier is als bijlage bij dit besluit opgenomen. § 2. Om erkend te worden, dient de persoon de volgende documenten en inlichtingen te bezorgen : 1° indien het om een natuurlijke persoon gaat : de naam, voornaam en woonplaats van de aanvrager; een nota, samen met de bewijsstukken, met beschrijving, voor elk type AEEA waarvoor de aanvrager een verwerking voorstelt, van de bekwaamheden, de diploma's, de beroepservaring en de technische middelen waarover de aanvrager beschikt; de nota omvat ook een beschrijving van de partners en de verwerking van de AEEA die het centrum verlaat, alsook een geldige bevestiging door de betrokken partners; de erkenning die eventueel door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland is verleend; 2° indien het om een rechtspersoon gaat : de rechtsvorm, de naam of handelsnaam en de maatschappelijke zetel van de vennootschap en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag; een afschrift van de bekendmaking van zijn statuten en van de laatste akte tot benoeming van de bestuurders, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de aanvraag tot bekendmaking van de statuten; de lijst van de namen van de bestuurders, zaakvoerders of personen die de vennootschap kunnen verbinden, of de personen die de activiteit uitoefenen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend; een beschrijvende nota met voor elk van deze personen de bekwaamheden, diploma's en beroepservaring, en dit voor elk type AEEA waarvoor de aanvrager een verwerking voorstelt; de nota omvat ook een beschrijving van de partners en de verwerking van de AEEA die het centrum verlaat, alsook een geldige bevestiging door de betrokken partners; de technische middelen waarover de aanvrager beschikt, en dit voor elk type AEEA waarvoor de aanvrager een verwerking voorstelt; de erkenning die eventueel door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland is verleend.
De persoon dient bovendien het als bijlage bij dit besluit gevoegde document zoals vereist in te vullen.
Bovendien dient hij aan de volgende vereisten te voldoen : 1° indien het om een natuurlijke persoon gaat : de burgerlijke en politieke rechten bezitten; de laatste acht jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag, geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een inbreuk op de wetgeving op het vlak van milieuhygiëne in België noch, wanneer het een persoon betreft die niet van Belgische nationaliteit is, in de Staat waarvan hij of zij onderdaan is; 2° indien het om een rechtspersoon gaat : opgericht zijn conform de Belgische vennootschapswetgeving of de overeenstemmende wetgeving van een andere EU-lid-Staat, met maatschappelijke zetel binnen de Europese Unie; de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, dienen eveneens aan de in punt 1° van dit artikel gestelde vereisten te voldoen. De lijst van de verantwoordelijken dient samen met de erkenningsaanvraag te worden ingediend. Elke wijziging in die lijst dient terstond bij een ter post aangetekende brief aan het BIM, afdeling "Vergunningen", te worden betekend.
Art. 11.§ 1. Elke exploitant van een erkend verwerkingscentrum voor AEEA heeft een technische verantwoordelijke in dienst die bekwaam is om de technische en milieugebonden aspecten van de activiteit van het centrum te beheren.
Het centrum beschikt over vakkundig en goed ingelicht technisch personeel dat bekwaam is om de apparatuur te sorteren en de in artikel 7 bedoelde vloeistoffen en onderdelen in milieuvriendelijke omstandigheden te verwijderen. § 2. Elke exploitant van een erkend verwerkingscentrum voor AEEA gebruikt de beste beschikbare technologieën inzake verwerking van AEEA. HOOFDSTUK V. - Register
Art. 12.§ 1. Onverminderd het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 januari 1997 betreffende het afvalregister, houdt de exploitant van een centrum voor de verwerking of nuttige toepassing van AEEA een register van de inkomende en uitgaande afvalstoffen bij dat minstens de volgende informatie bevat : 1° voor de inkomende afvalstoffen : de datum van elke levering; de volledige gegevens van de producent, voorzover die eenduidig identificeerbaar is of, indien dat niet het geval is, de volledige gegevens van de ophaler of houder; de gegevens van de afvalophaler; de aard en de code van de bedoelde afvalstoffen en de vermelding of het al dan niet om gevaarlijke afvalstoffen gaat; het nettogewicht van de partij afvalstoffen; 2° voor de uitgaande afvalstoffen : de datum van elke ophaling; de naam en het adres van het transportbedrijf; de naam en het adres van de afvalophaler; de naam en het adres van de bestemmeling; de aard en de code van de afvalstoffen en de vermelding of het al dan niet om gevaarlijke afvalstoffen gaat; het nettogewicht van de partij afvalstoffen; 3° desgevallend de reden waarom de afvalstoffen werden geweigerd, alsook de aard, de hoeveelheid en de herkomst van de afvalstoffen. § 2. Bij dit register worden alle documenten gevoegd die het mogelijk maken na te gaan of de voorschriften inzake afvalbeheer strikt worden nageleefd (ontvangstbewijzen, bewijzen van verwijdering, nuttige toepassing,...).
Die documenten moeten gedurende vijf jaar door de exploitant worden bewaard. § 3. De exploitant moet dit register driemaandelijks aan het BIM meedelen. § 4. Per exploitatiezetel wordt een register bijgehouden dat gedurende drie jaar wordt bewaard en op verzoek ter beschikking van het BIM wordt gesteld. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 13.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 juni 2005.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN
BIJLAGE - ERKENNINGSFORMULIER INHOUD VAN DE ERKENNINGSAANVRAAG Kader I. Persoonsgegevens van de aanvrager 1. Indien het om een natuurlijke persoon gaat Naam, voornaam : ..............................................................................................................................................................................
Woonplaats . . . . .
Tel. : ............................................................................
Fax : ............................................................................................
E-Mail : .............................................................................................................................................................................................
Dagen en uren waarop de persoon het best bereikbaar is : . . . . .
Jaarlijkse verlofperiode : .................................................................................................................................................................. 2. Indien het om een rechtspersoon gaat Persoon die de aanvraag ondertekent : Naam, voornaam : ..............................................................................................................................................................................
Functie . . . . .
Handelsnaam en rechtsvorm van de rechtspersoon : Adres van de maatschappelijke zetel : ...............................................................................................................................................
Jaarlijkse verlofperiode : ...................................................................................................................................................................
Kader II. Lijst van de personen die het verwijderingscentrum kunnen verbinden Naam, voornaam, geboortedatum : .......................................................................................................................................
Bijlagen 1. Een nota, samen met de bewijsstukken, met beschrijving, voor elk type AEEA waarvoor de aanvrager een verwerking voorstelt, van de bekwaamheden, de diploma's, de beroepservaring en de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;een nota tot aanwijzing van de in artikel 10 bedoelde technische verantwoordelijke met beschrijving van zijn bekwaamheden, diploma's en beroepservaring; een nota met beschrijving van de partners en de verwerking van de AEEA die het centrum verlaat, alsook een geldige bevestiging door de betrokken partner 2. De erkenning die eventueel door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland is verleend 3.Kopie van de bekendmaking van de statuten en van de laatste akte tot benoeming van de bestuurders of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de aanvraag tot bekendmaking van de statuten 4. Lijst met de naam van de bestuurders, zaakvoerders of personen die de vennootschap kunnen verbinden of van de personen die de activiteit uitoefenen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend 5.Attest van de verzekeringsmaatschappij waaruit blijkt dat de aanvrager in het bezit is van een verzekering die zijn beroepsaansprakelijkheid dekt 6. Milieuvergunning 7.Kopie van het betalingsbewijs van het bedrag van euro 250 alsook twee fiscale zegels van euro 5 elk Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de beheerders van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
De Minister-President, J. SIMONET De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN