Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 29 november 2018
gepubliceerd op 27 december 2018

Ordonnantie op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2018015061
pub.
27/12/2018
prom.
29/11/2018
ELI
eli/ordonnantie/2018/11/29/2018015061/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 NOVEMBER 2018. - Ordonnantie op de begraafplaatsen en de lijkbezorging


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° begraafplaats : plaats beheerd door een gemeente of intercommunale met als doel alle vormen van lijkbezorging te ontvangen die voorzien zijn door deze ordonnantie ;2° asbegraafplaats : plaats beheerd door een gemeente of intercommunale, exclusief voorbehouden voor de begraving of uitstrooiing van assen die het resultaat zijn van de crematie van een lichaam.Zonder tegenstrijdige aanwijzing zijn de regels die van toepassing zijn op begraafplaatsen van toepassing op asbegraafplaatsen ; 3° doodsbeenderhuisje : een gesloten herdenkingsmonument gelegen in de begraafplaats, waar de beenderen of assen van de overledenen worden verzameld nadat hun grafconcessie beëindigd is ;4° uitvaartcontract : een contract dat de laatste wilsbeschikking van een persoon regelt en dat gesloten wordt tussen een privépersoon enerzijds en een notaris, een begrafenisonderneming, een verzekeringsmaatschappij of gelijk welke daartoe gemachtigde instantie, anderzijds ;5° behoeftige : een persoon die geen middelen heeft of over onvoldoende middelen beschikt om te voorzien in zijn elementaire behoeften, met verwijzing naar de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie ;6° neutrale uitvaartplechtigheid : elke uitvaartplechtigheid die niet afhangt van een religieuze overtuiging of een filosofische niet-religieuze overtuiging die de bezinning toelaat in aanwezigheid van het stoffelijk overschot ;7° crematorium : plaats waar de stoffelijke overschotten worden gecremeerd, waar de asurnes kunnen worden begraven of in een columbarium kunnen worden geplaatst en waar de assen kunnen worden uitgestrooid ;8° persoon bevoegd om in de lijkbezorging te voorzien : de persoon die via testament door de overledene aangewezen is, of, bij gebreke hieraan, één van zijn erfgenamen of rechthebbenden of, bij gebreke hieraan, de persoon die gedurende de laatste periode van het leven van de overledene met hem nauwe en frequente affectiebanden heeft onderhouden zodat hij zijn laatste wil wat betreft zijn wijze van lijkbezorging heeft kunnen kennen ;9° nabestaande : de echtgenoot, de wettelijke samenwonende, de bloed- en aanverwanten of de vrienden ;10° graf : plaats bedoeld om stoffelijke overschotten onder te brengen (inclusief de assen) voor de duur die bij of krachtens deze ordonnantie is voorzien. HOOFDSTUK III. - Begraafplaatsen Afdeling 1. - Gemeentelijke of intercommunale begraafplaatsen en

crematoria

Art. 3.Iedere gemeente beschikt over ten minste één begraafplaats.

Meerdere gemeenten kunnen zich evenwel verenigen om over een intercommunale begraafplaats te beschikken.

De gemeenten en de intercommunales kunnen een asbegraafplaats oprichten.

Enkel een gemeente of een intercommunale kan een crematorium oprichten en beheren.

Elke gemeente of intercommunale houdt een register bij van begraafplaatsen waarin alle verrichtingen worden geregistreerd voorzien door of krachtens deze ordonnantie.

De Regering bepaalt de vorm en inhoud van het register van begraafplaatsen.

Iedere begraafplaats en ieder crematorium beschikken over een urnenveld, een strooiweide, een columbarium en een doodsbeenderhuisje.

Iedere begraafplaats beschikt over een sterretjesweide voor tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap doodgeboren foetussen alsook voor minderjarige kinderen.

Behoudens wanneer hiervoor geen plaats beschikbaar is, beschikt elke begraafplaats tevens over een perceel dat de eerbiediging van de funeraire riten van de erkende religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen mogelijk maakt. Deze percelen worden in de begraafplaats geïntegreerd en er mag geen materiële scheiding bestaan tussen deze percelen en de rest van de begraafplaats.

Art. 4.De ligging van de begraafplaats wordt aangegeven in het plan van aanleg.

Is er geen plan van aanleg waarin de ligging van de begraafplaats is aangegeven, dan wordt de desbetreffende beslissing van de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale gebaseerd op het advies van de organismen en/of administraties die de Regering aanduidt. Deze beslissing behoeft de goedkeuring van de Regering.

Voor het vestigen van een crematorium gelden dezelfde voorwaarden.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van crematoria. Zij organiseert de controle op de naleving van deze criteria.

Art. 5.De begraafplaatsen en de crematoria worden zo omheind dat de doorgang en het zicht in de mate van het mogelijke belemmerd worden.

Art. 6.Gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria vallen onder het gezag, de politie en het toezicht van de gemeenteoverheden, die zorg dragen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat er geen opgraving plaatsheeft zonder verlof van de burgemeester.

Op de intergemeentelijke begraafplaatsen en in de intergemeentelijke crematoria worden de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uitgeoefend door de overheid van de gemeente waar de begraafplaats of het crematorium ligt.

Art. 7.§ 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen.

Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden ; gedurende ten minste vijf jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale bepaalt hoe de beslissing tot sluiting zal worden bekendgemaakt. § 2. Na verloop van de in § 1 bepaalde tijd of ten minste vijf jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt, wordt het besluit waarbij de gemeenteraad of de beslissing waarbij het bevoegde orgaan van de intercommunale een andere bestemming geeft aan de gronden van de oude begraafplaatsen, ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering.

Delvings- en funderingswerken mogen echter niet worden uitgevoerd dan met de voorafgaande instemming van het orgaan en/of administratie die de Regering hiervoor aanduidt. § 3. Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet langer meer begraven wordt, kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale eveneens beslissen een andere bestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste tien jaar zijn verlopen na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt.

In dit geval kan het besluit van de gemeenteraad of de beslissing van het bevoegde orgaan van de intercommunale om een andere bestemming te geven aan de begraafplaats, eerst in werking treden een jaar nadat het besluit of de beslissing is genomen en voor zover een afschrift ervan gedurende een jaar bij de ingang van de begraafplaats is aangeplakt.

De bepalingen van § 2 zijn eveneens van toepassing. Afdeling 2. - Concessies

Art. 8.De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale kan op de gemeentelijke, respectievelijk intergemeentelijke begraafplaatsen grafconcessies of concessies voor columbaria verlenen.

Wanneer het gaat om een gemeentelijke begraafplaats kan de gemeenteraad die bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen overdragen.

Eenzelfde concessie kan dienen voor de concessiehouder, zijn echtgenoot, zijn wettelijk samenwonende partner en zijn bloed- of aanverwanten, tenzij de concessiehouder zijn wil om een lijst met begunstigden op te maken schriftelijk te kennen heeft gegeven aan de gemeentelijke overheid.

Eenzelfde concessie kan dienen voor de leden van een of meer leefgemeenschappen of voor de personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid.

Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.

Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van derden.

Art. 9.§ 1. De concessies worden voor ten hoogste vijftig jaar verleend. § 2. Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt voor de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan.

Minstens een jaar voor het verstrijken van de concessie of van haar hernieuwing, maakt de burgemeester of zijn gemachtigde of het bevoegde orgaan van de intercommunale een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat een aanvraag om hernieuwing aan hem moet worden gestuurd voor de datum die hij bepaalt.

Een afschrift van deze akte wordt toegezonden aan de concessiehouder of na zijn overlijden aan zijn erfgenamen of rechthebbenden.

Een afschrift van deze akte wordt een jaar lang zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.

Indien geen aanvraag om hernieuwing wordt gedaan, vervalt de concessie. § 3. Indien erom verzocht wordt vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf elke nieuwe bijzetting in de concessie. In geval er geen vernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van vijf jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.

Art. 10.De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale stelt het tarief en de voorwaarden voor het verlenen van de concessie vast.

In de gevallen bedoeld in artikel 9, § 2, eerste lid en § 3, wordt de retributie, die door de gemeente gevorderd kan worden, proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt.

Art. 11.Telkens na vijftig jaar, en zonder retributie, kan de altijddurende concessie die krachtens het keizerlijk decreet van 23 prairial jaar XII werd verleend voor de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, op aanvraag van enig belanghebbende hernieuwd worden.

Voor deze hernieuwing is de procedure bedoeld in artikel 9, § 2, tweede tot en met vijfde lid, van deze ordonnantie van toepassing.

Art. 12.Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 7, wordt een perceel van dezelfde grootte als het geconcedeerde op de nieuwe begraafplaats voorbehouden als enige belanghebbende daartoe een aanvraag indient voor de datum bedoeld in het eerste lid van hetzelfde artikel.

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale bepaalt de voorwaarden inzake overbrenging.

Art. 13.Het onderhoud van de graven op geconcedeerde grond rust op de belanghebbenden.

Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt staat vast als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is.

De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde, of het bevoegde orgaan van de intercommunale of haar gemachtigde ; die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.

Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale een einde maken aan het recht op de concessie. HOOFDSTUK IV. - Lijkbezorging Afdeling 1. - Kisting en vervoer van lijken

Art. 14.Zonder afbreuk te doen aan artikel 18, 3°, dienen de stoffelijke overschotten in een doodskist of een ander lijkomhulsel te worden geplaatst.

Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalde gevallen toegelaten worden.

Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering omschrijft de in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan doodskisten of andere lijkomhulsels beantwoorden.

Art. 15.De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.

Art. 16.Het transport van stoffelijke overschotten gebeurt op een waardige en respectvolle manier, en dient te worden uitgevoerd met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen.

De Regering legt de voorwaarden vast, volgens dewelke kan worden afgeweken van het soort transport voorzien in het eerste lid.

Het transport kan plaatsvinden van zodra de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld dat bevestigd dat het een natuurlijke dood betreft en dat er geen risico voor de volksgezondheid is.

Het toezicht op lijkstoeten berust in ieder geval bij de gemeenteoverheid, die zorg draagt dat zij ordelijk, welvoeglijk en met de aan doden verschuldigde eerbied verlopen.

Art. 17.Er wordt in een behoorlijke wijze voorzien in de lijkbezorging van de behoeftigen, onverminderd de toepassing van artikel 19.

De kosten van de burgerlijke verrichtingen die daaruit voortvloeien, met uitzondering van de ceremonies van erediensten of niet-confessionele levensbeschouwingen van de behoeftigen, komen voor rekening van de gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar de overledene is ingeschreven in het bevolkingsregister, in het vreemdelingenregister of in het wachtregister of, bij ontstentenis, daar waar het overlijden heeft plaatsgehad.

Art. 18.De manieren van lijkbezorging zijn : 1° begraven ;2° uitstrooien of bewaren van de assen na crematie ;3° elke andere wijze bepaald door de Regering.

Art. 19.§ 1. Elke persoon, hierna declarant genoemd, kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking overmaken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Die laatste wilsbeschikking kan handelen over de wijze van lijkbezorging, de asbestemming, het ritueel van de uitvaartplechtigheid, alsook over de vermelding van het bestaan van een uitvaartcontract.

Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om verlof tot crematie zoals bedoeld in artikel 26, § 1. § 2. Indien de declarant verhuist naar een andere gemeente stuurt de burgerlijke stand van de gemeente die beschikt over de laatste wilsbeschikking van de declarant deze laatste wilsbeschikking op naar de gemeente van de nieuwe woonplaats van de declarant.

Bij gebrek aan een laatste wilsverklaring van de overledene, komt de keuze van wijze van lijkbezorging, de bestemming van de assen en de aard van de uitvaartplechtigheid toe aan de persoon bevoegd om in de lijkbezorging te voorzien. § 3. De Regering stelt de modaliteiten van uitvoering vast voor de laatste wilsbeschikking.

Art. 20.Levenloos geboren foetussen, die geboren zijn tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap, worden op verzoek van de ouders hetzij begraven op de sterretjesweide, hetzij gecremeerd. De assen kunnen worden bijgezet in urnen op de sterretjesweide of in het columbarium, of verstrooid op een strooiweide ingericht op de sterretjesweide. De ouders kunnen ook, net zoals dat kan voor de assen van minderjarige kinderen en onder dezelfde wettelijke voorwaarden, kiezen voor hetzij uitstrooiing, hetzij begraving, hetzij bewaring in een urne op een andere plaats dan de begraafplaats.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de mogelijkheden voor een waardig afscheid van de levenloos geboren foetus. Afdeling 2. - Begraving

Art. 21.Wanneer het overlijden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest plaatsvindt, wordt een kosteloos verlof voor de begraving van het stoffelijk overschot verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens speciaal hiervoor gemachtigde beambten van het gemeentebestuur van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld, of door de Procureur des Konings van Brussel als het overlijden in het buitenland is gebeurd.

Wat betreft de begraving van het stoffelijk overschot van een persoon overleden op het grondgebied van het Vlaams Gewest, het Waals Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, vervangt het verlof voor begraving verleend door de overheid die bevoegd is om het verlof voor begraving toe te kennen, het verlof voor begraving in de zin van het vorige lid.

Art. 22.§ 1. Alleen op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven. § 2. Op particuliere begraafplaatsen die bestaan op het tijdstip waarop deze ordonnantie in werking trad voor zover er begravingen hebben plaatsgehad sinds de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, mag echter verder worden begraven.

Voor particuliere begraafplaatsen gelden de artikelen 5, 6, 23, eerste lid, en 24 van deze ordonnantie. § 3. Afwijkingen van het bepaalde in § 1 kunnen worden toegestaan door de Regering, op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben.

De Regering mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van openbare hygiëne zulks niet toelaten.

Art. 23.In volle grond worden de lijken horizontaal begraven in een afzonderlijke kuil, op een diepte van ten minste vijftien decimeter.

De gemeenteraad of de intercommunale bepaalt de afstand tussen de grafkuilen.

Art. 24.In grafkelders worden de lijken bijgezet op een diepte van ten minste acht decimeter.

Het aanleggen van graven boven de grond is verboden, behoudens bijzonder verlof, door de Regering verleend op eensluidend advies van het orgaan of de administratie die zij aanduidt, en behoudens de afwijkingen volgend uit deze ordonnantie.

Bijzetting in bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, die bestaan op het tijdstip waarop deze ordonnantie in werking treedt, mag nochtans verder plaatshebben zoals in het verleden.

Art. 25.Een niet-geconcedeerd graf wordt minstens vijf jaar bewaard.

Het niet-geconcedeerde graf mag enkel verwijderd worden nadat gedurende een jaar een afschrift van de beslissing tot verwijdering, zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats werd uitgehangen.

Deze bekendmaking kan alleen plaatsvinden aan het einde van de periode van vijf jaar.

De minimumduur van vijf jaar en de affichageprocedure als bedoeld in de voorgaande leden zijn ook van toepassing op de soorten begrafenissen voorzien voor de crematie.

Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 19, beslist de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke overschotten. De stoffelijke overschotten worden ofwel in een doodsbeenderhuisje neergezet, ofwel gecremeerd en de assen worden ofwel in het daartoe bestemde perceel uitgestrooid ofwel in een doodsbeenderhuisje neergezet. Afdeling 3. - Crematie

Art. 26.§ 1. Indien het overlijden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft plaatsgehad, wordt een gratis vergunning verstrekt voor de crematie van het stoffelijk overschot door de ambtenaar van de burgerlijke stand, of door diens speciaal hiervoor gemachtigde beambten van het gemeentebestuur van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld, of door de Procureur des Konings van Brussel indien het overlijden heeft plaatsgehad in het buitenland.

Wat betreft de crematie van het stoffelijk overschot van een persoon overleden op het grondgebied van het Vlaams Gewest, het Waals Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, vervangt de crematievergunning verleend door de overheid die bevoegd is om de crematievergunning toe te kennen, de crematievergunning in de zin van het vorige lid. § 2. Voor crematie na opgraving is het door artikel 6 bedoelde verlof tot opgraving vereist.

Na het verlenen van het verlof tot opgraving wordt de behoorlijk gemotiveerde aanvraag om verlof tot crematie door de ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is gevestigd, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is.

Bij deze aanvraag om verlof dient in voorkomend geval een attest van registratie in de bevolkingsregisters van de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging gevoegd te worden.

De Procureur des Konings aan wie de vraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het attest van de behandelende arts of van de controlerende arts bevat, over te zenden.

Indien dit attest ontbreekt, wordt daarvan door de betrokken ambtenaar de reden opgegeven.

Het verlof tot crematie wordt geweigerd of toegestaan door de Procureur des Konings aan wie de vraag tot crematie gericht is.

Art. 27.§ 1. Iedere aanvraag voor verlof tot crematie wordt ondertekend door degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien of door zijn gemachtigde.

Een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking, waarbij de overledene de uitdrukkelijke wens te kennen geeft zijn stoffelijk overschot te doen verbranden, kan als aanvraag om verlof gelden. § 2. Het verlof moet door de ambtenaar van de burgerlijke stand, door diens speciaal hiervoor gemachtigde beambten van het gemeentebestuur of door de Procureur des Konings geweigerd worden als de overledene in een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van de akten van uiterste wilsbeschikking, zijn voorkeur voor een andere wijze van teraardebestelling te kennen heeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen van het verzoek bedoeld in § 4 van dit artikel. § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2 van artikel 28, mag het verlof niet verleend worden voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig uren, ingaande met de ontvangst van de aanvraag om verlof. § 4. Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van het verlof belang heeft, kan daartoe bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een verzoek indienen.

De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar de aanvraag om verlof werd ingediend. Van het verzoek wordt kennisgegeven aan de partijen, die bij het verlenen of de weigering van het verlof belang hebben, alsmede aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de Procureur des Konings, bij wie de aanvraag om verlof werd ingediend.

Het verzoek wordt behandeld en beoordeeld als in kort geding, het openbaar ministerie gehoord.

Art. 28.§ 1. Bij de aanvraag om verlof moet een attest worden gevoegd waarin de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Betreft de aanvraag het lijk van een in een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overleden persoon, en heeft de in het bovenstaand lid bedoelde geneesheer bevestigd dat het een natuurlijk overlijden betreft, dan moet bovendien het verslag worden bijgevoegd van een beëdigd geneesheer door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan, in welk verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur aangestelde geneesheer komen voor rekening van de gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar de overledene is ingeschreven in het bevolkingsregister, in het vreemdelingenregister of in het wachtregister of, bij ontstentenis, daar waar het overlijden heeft plaatsgehad. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het dossier aan de Procureur des Konings van Brussel wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de geneesheer in een van de onder § 1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn.

In dat geval kan verlof tot crematie eerst worden verleend nadat de Procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.

Art. 29.De Procureur des Konings gaat over tot bijkomend onderzoek, zoals de lijkschouwing, alvorens zijn standpunt over de wijze van lijkbezorging te geven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een geneesheer van haar of zijn keuze.

Art. 30.§ 1. De assen van de gecremeerde lijken kunnen in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats : 1° hetzij op ten minste acht decimeter diepte worden begraven ;2° hetzij in een columbarium worden bijgezet. De assen van gecremeerde lijken kunnen : 1° hetzij worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats ;2° hetzij worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee. In alle gevallen worden de assen van de overledene met respect en eerbied behandeld en kunnen zij geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de assen of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de assen bewaard zullen worden. § 2. Tenzij de overledene zijn voorkeur voor een andere bestemming uitgesproken heeft in een akte die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking, kunnen de assen van gecremeerde lijken op vraag van de persoon bevoegd om te zorgen voor de begrafenis : 1° worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats.Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in § 1. Afwijkend van deze bepaling, kan de gemeente zones aanduiden, andere dan de begraafplaats, waar de assen van gecremeerde lijken mogen worden uitgestrooid. Indien het een privaat terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist ; 2° worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen vervat in § 1, eerste lid, 1°.Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in § 1. Afwijkend van deze bepaling, kan de gemeente zones aanduiden, andere dan de begraafplaats, waar de assen van gecremeerde lijken mogen worden bewaard of begraven in een urne gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. Indien het een privaat terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist ; 3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats.Indien er een einde komt aan de bewaring van de assen op een andere plaats dan de begraafplaats, worden de assen door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel te worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee, ofwel bewaard of begraven in een urne gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal op een andere plaats dan een begraafplaats, aangeduid door de gemeenteraad.

De persoon die de assen in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen. § 3. Onverminderd de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mag een symbolische hoeveelheid van de assen van het gecremeerde lichaam worden toevertrouwd aan de echtgenoot, aan de wettelijk samenwonende partner, aan de bloed- of aanverwanten in de eerste en de tweede graad, op hun verzoek. Die assen moeten door het crematorium in een gesloten houder worden geplaatst en op waardige en fatsoenlijke wijze worden vervoerd. § 4. De Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de bewaringen, begravingen of uitstrooiingen van de assen, bedoeld in dit artikel, moeten voldoen. Zij legt tevens de technische kenmerken vast van de urnen die bestemd zijn om te worden begraven. Afdeling 4. - Graftekens

Art. 31.Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn nabestaanden zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van de intercommunale regelt de uitoefening van dat recht en inzonderheid alles wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen.

Art. 32.Wanneer aan een grafconcessie een einde wordt gemaakt of geen aanvraag om overbrenging als bedoeld in artikel 12 is ingediend, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken eigendom van de gemeente of van de intercommunale.

Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begravingen moeten worden gebruikt, wordt door middel van een aan de toegangen tot die gronden en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt bericht aan de belanghebbenden kennisgegeven van de termijn gedurende welke zij de graftekens mogen wegnemen ; bij het verstrijken van die termijn of van de toegestane verlenging worden de materialen eigendom van de gemeente of van de intercommunale.

De in het vorige lid bedoelde termijn wordt bepaald of verlengd door de gemeente of het bevoegde orgaan van de intercommunale die de begraafplaats beheert. Voor de gemeente is het bevoegd orgaan het college van burgemeester en schepenen.

Het college van burgemeester en schepenen regelt de bestemming van het aan de gemeente toevallend materiaal.

Art. 33.Het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van de intercommunale maakt een lijst van de graven met een plaatselijk historisch belang op, die als elementen van het onroerend vermogen beschouwd kunnen worden. Bij overlijden van de titularis en van de begunstigden van de concessie en in afwezigheid van erfgenamen, worden de graven gedurende dertig jaar bewaard en onderhouden door de gemeentelijke overheid of het bevoegde orgaan van de intercommunale.

Die termijn kan worden verlengd.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de modaliteiten voor het opmaken van de lijst van de graven met een plaatselijk historisch belang. Afdeling 5. - Publieke plaatsen aangepast voor het houden van neutrale

uitvaartplechtigheden

Art. 34.§ 1. De gemeenten kunnen op hun grondgebied, of op het grondgebied van één of meer aangrenzende gemeenten waarmee ze een overeenkomst hebben gesloten, één of meer neutrale publieke ruimten aanduiden, geschikt voor het houden van uitvaartplechtigheden. § 2. In dat geval bepalen de gemeente of aangesloten gemeenten de modaliteiten van de terbeschikkingstelling van deze ruimten en zien erop toe de stappen in deze materie te vereenvoudigen.

De gemeenten kunnen evenwel weigeren tegemoet te komen aan een vraag tot terbeschikkingstelling van deze ruimten indien de overledene of zijn rechthebbenden niet gedomicilieerd zijn in de gemeente of een aangesloten gemeente. § 3. De bezetting van deze ruimten kan het voorwerp uitmaken van een vergoeding waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de gemeente of de aangesloten gemeenten. HOOFDSTUK V. - Opheffende-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 35.De bepalingen van deze ordonnantie doen geen afbreuk aan de gebruiken in verband met de bijzetting van leden van het vorstenhuis en in verband met de bijzetting van de hoofden van bisdommen in hun kathedraal.

Art. 36.De Regering kan van de bepalingen van deze ordonnantie afwijken, ofwel met het oog op de uitvoering van internationale verdragen, ofwel met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen.

Art. 37.Zonder afbreuk te doen aan andere wettelijke bepalingen en meer bepaald aan de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek, wordt de overtreding van de bepalingen van deze ordonnantie bestraft met politiestraffen of met administratieve geldboetes vastgesteld door de gemeenteraad.

Art. 38.Worden opgeheven : 1° de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, met uitzondering van de artikelen 15bis, § 2, tweede lid, en 23bis ;2° de ordonnantie van 29 november 2007 tot vaststelling van de wijzen van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid die kunnen opgenomen worden in de laatste wilsbeschikking.

Art. 39.Gemeenten en intercommunale verenigingen beschikken over een termijn van 10 jaar die ingaat op 1 januari 2019 om zich in regel te stellen met het voorschrift van artikel 3, achtste lid.

Art. 40.De communicatie en waar nodig de betekening van de gegevens betreffende de verloven tot begraving en crematie voorzien door deze ordonnantie, kunnen vervangen worden door een door de Regering vastgestelde elektronische procedure die op een aantoonbare wijze de authenticiteit en de integriteit van de gegevens waarborgt.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 29 november 2018.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2017-2018 A-723/1 Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 2018-2019 A-723/2 Verslag.

A-723/3 Amendement na verslag.

Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 9 november 2018.

^