gepubliceerd op 29 maart 2004
Ordonnantie betreffende enkele bepalingen inzake ruimtelijke ordening
19 FEBRUARI 2004. - Ordonnantie betreffende enkele bepalingen inzake ruimtelijke ordening (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Zij is met name bedoeld om de richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 houdende wijziging van de richtlijn 85/337/EEG betreffende de evaluatie van de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de specifieke toepassingssfeer van de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw om te zetten.
TITEL I. - Wijzigingen van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw
Art. 2.Artikel 2 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 2.De ontwikkeling van het Gewest, samen met de ordening van zijn grondgebied, wordt nagestreefd om, op een duurzame manier, tegemoet te komen aan de sociale, economische, patrimoniale en milieubehoeften van de gemeenschap door het kwalitatief beheer van het leefklimaat, door het zuinig gebruik van de bodem en zijn rijkdommen en door de instandhouding en de ontwikkeling van het cultureel, natuurlijk en landschappelijk erfgoed.
De ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt geconcipieerd volgens de volgende plannen en verordeningen die ook de ruimtelijke ordening en stedenbouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vaststellen : 1. het gewestelijk ontwikkelingsplan;2. het gewestelijk bestemmingsplan;3. de gemeentelijke ontwikkelingsplannen;4. het bijzonder bestemmingsplan;5. de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen;6. de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen.»
Art. 3.Artikel 4 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgend lid aangevuld : « De Regering duidt de gemachtigde ambtenaren van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting aan, hieronder het Bestuur genoemd, die haar jaarlijks een verslag voorleggen over de follow-up van de belangrijke effecten van de inwerkingtreding van het gewestelijk ontwikkelingsplan en het gewestelijk bestemmingsplan op het milieu om met name de onvoorziene negatieve gevolgen in een vroegtijdig stadium te identificeren en over de eventueel aan te brengen correcturen. Deze verslagen worden op het bureau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad neergelegd en zijn het voorwerp van een voor het publiek toegankelijke publicatie. »
Art. 4.Artikel 5 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 5.De Regering verleent bindende kracht en verordenende waarde aan de bestemmingsplannen.
De plannen blijven van kracht tot op het ogenblik dat ze volledig of gedeeltelijk gewijzigd of opgeheven worden. »
Art. 5.In artikel 6 van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « en van de prioritaire actieprogramma's » geschrapt.
Art. 6.In artikel 7 van dezelfde ordonnantie worden de woorden «, hierna het Bestuur te noemen » geschrapt.
Art. 7.Aan artikel 9 van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « van prioritair actieprogramma, » geschrapt;2° het achtste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling en de werking van de Gewestelijke Commissie in naleving van de volgende beginselen : 1.de vertegenwoordiging van de adviesorganen wier deskundigheid zich situeert op economisch en sociaal vlak, op dat van monumenten en landschappen, van het milieu en de mobiliteit, waarvan de lijst door de Regering wordt vastgesteld; 2. de vertegenwoordiging van de gemeenten;3. de aanwijzing van onafhankelijke experts;4. het horen van de afgevaardigden van de Regering of van de gemeenten die de in het tweede lid bedoelde ontwerpen hebben uitgewerkt.»
Art. 8.Aan artikel 13, tweede lid, van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « zes » wordt vervangen door het woord « negen »;2° het woord « eenmaal » wordt geschrapt.
Art. 9.Aan artikel 14 van dezelfde ordonnantie, worden de woorden : « en die in het kader van de uitwerking van een bijzonder bestemmingsplan of van een gemeentelijk ontwikkelingsplan belast kunnen worden met de evaluatie van de effecten » toegevoegd na de woorden « van de bijzondere bestemmingsplannen ».
Art. 10.Een als volgt opgesteld artikel 15bis wordt aan het einde van artikel 15 van dezelfde ordonnantie toegevoegd : «
Art. 15bis.De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie opheffen, aanvullen of vervangen om de voor de omzetting van de uit de richtlijnen van de Europese Unie voortvloeiende verplichte bepalingen nodige maatregelen te nemen. »
Art. 11.Artikel 16 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 16.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt een gewestelijk ontwikkelingsplan vast dat van toepassing is op het volledig Brussels Hoofdstedelijk grondgebied.
Binnen de zes maanden die volgen op de maand van de installatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad maakt de Regering een rapport over haar intentie om over te gaan tot een eventuele volledige of gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk ontwikkelingsplan ter informatie over aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. »
Art. 12.Artikel 17 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 17.Het gewestelijk ontwikkelingsplan is een instrument voor de globale planning van de gewestelijke ontwikkeling in het kader van de duurzame ontwikkeling. Het bepaalt : 1° de algemene en sectorale doelstellingen evenals de ontwikkelingsprioriteiten, met inbegrip van die inzake ruimtelijke ordening, vereist door de economische, sociale, culturele behoeften en die inzake verplaatsingen en milieu;2° de transversaal en sectoraal in te zetten middelen om de alzo gedefinieerde doelstellingen en prioriteiten te bereiken, met name door de kaartsgewijze voorstelling van sommige van die maatregelen;3° de vaststelling van de prioritaire interventiegebieden van het Gewest;4° in voorkomend geval de aan de normatieve bepalingen, plannen en programma's die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen worden toegepast in functie van de alzo gepreciseerde doelstellingen en middelen, aan te brengen wijzigingen.»
Art. 13.Artikel 18 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 18.§ 1. De Regering maakt het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan op en maakt een milieueffectenrapport.
Daartoe werkt de Regering een ontwerp-bestek van een milieueffectenrapport betreffende het geplande project uit. Het milieueffectenrapport bevat de in bijlage C van de ordonnantie opgesomde informatie.
De Regering legt het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport voor advies voor aan de Gewestelijke Commissie, aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen slaan op de omvang en de nauwkeurigheid van de informatie die het rapport moet bevatten.
De adviezen worden overgemaakt binnen de dertig dagen na de aanvraag van de Regering. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig voor het ontwerpbestek te zijn.
In het licht van de over het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport uitgebrachte adviezen, legt de Regering het bestek van dit rapport vast rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande know-how en evaluatiemethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het verkieslijk kan zijn de evaluatie te maken om een herhaling ervan te vermijden. § 2. Op verzoek van de Regering en binnen de door haar vastgestelde termijn, brengt elk gewestelijk bestuur en elke gewestelijke instelling van openbaar nut die elementen naar voren die tot haar bevoegdheid behoren met name ten aanzien van het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport. De Regering voegt aan het ontwerpplan de lijst van deze besturen en instellingen toe.
De Regering brengt de Gewestelijke Commissie regelmatig op de hoogte van de evolutie van de voorafgaande studies, en deelt haar de resultaten ervan mee. De Gewestelijke Commissie kan op elk ogenblik opmerkingen maken of suggesties voordragen die zij nuttig acht. § 3. De Regering stelt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport vast en deelt deze onverwijld mede aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, samen met de eventuele, onder de tweede paragraaf bedoelde opmerkingen of suggesties. Het ontwerp-plan treedt in werking vijftien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De Regering keurt het ontwerp van plan goed dat in werking treedt in de loop van het kalenderjaar dat volgt op dat van de installatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. § 4. De Regering onderwerpt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport aan een openbaar onderzoek. De documenten die aan een openbaar onderzoek onderworpen worden omvatten de delen van het vigerende plan die niet gewijzigd zijn. Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente van het Gewest, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid, alsmede door een mededeling op radio en televisie volgens de door de Regering bepaalde regels. In deze aankondiging worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.
Na deze aankondigingen wordt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport gedurende zestig dagen ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest.
De bezwaren en opmerkingen, waarvan door de indiener een afschrift aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten kan worden gestuurd, worden aan de Regering toegezonden binnen de termijn van het onderzoek bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs. De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad binnen dertig dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek een afschrift van de bezwaren en opmerkingen mede.
De Regering legt, gelijktijdig met het onderzoek, het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport voor advies voor aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. Het advies wordt overgemaakt binnen de vijfenveertig dagen na de aanvraag van de Regering. Eens de termijn vervallen wordt het niet uitgebrachte advies geacht gunstig te zijn.
Na het verstrijken van de termijn van het onderzoek beschikken de gemeenteraden en de adviesorganen, waarvan de lijst door de Regering wordt vastgesteld, over een termijn van zestig dagen om hun advies uit te brengen en het aan de Regering mede te delen. Na deze termijn worden de niet uitgebrachte adviezen geacht gunstig te zijn. De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad binnen de vijftien dagen na het verstrijken van deze tennijn een exemplaar van deze adviezen mede. § 5. Samen met het milieueffectenrapport, de bezwaren, de opmerkingen en de adviezen wordt het ontwerpplan door de Regering aan de Gewestelijke Commissie voorgelegd. De Gewestelijke Commissie brengt haar advies uit en deelt het mede aan de Regering binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier, bij ontstentenis waarvan haar advies gunstig wordt geacht. Indien op het ogenblik dat de Gewestelijke Commissie haar advies moet uitbrengen zij niet geldig samengesteld is bij gebreke van de aanwijzing van haar leden binnen de bij artikel 9 bepaalde termijn, gaat de termijn van negentig dagen in vanaf de aanwijzing van haar leden.
De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een exemplaar van dit advies mede binnen vijftien dagen na ontvangst ervan.
Minstens de helft van de termijn van negentig dagen valt buiten de schoolvakantieperioden. § 6. Wanneer het ontwerp-plan belangrijke gevolgen kan hebben voor het milieu van een ander Gewest, van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, wordt het ontwerp-plan, samen met het milieueffectenrapport en de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten van dit Gewest, van deze andere lidstaat van de Europese Unie of van deze andere Staatmedeondertekenaar van het verdrag van Espoo.
De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn met het overmaken van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens welke de bevoegde autoriteiten van Gewesten of Staten die getroffen kunnen worden, mogen deelnemen aan de evaluatieprocedure van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het plan, de onder paragraaf 4, vierde lid en in paragraaf 5, eerste lid van dit artikel bedoelde uitgebrachte adviezen en de in artikel 3 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten aan de onder voorgaand lid bedoelde autoriteiten worden overgemaakt.»
Art. 14.Artikel 19 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling «
Art. 19.Binnen twaalf maanden volgend op de goedkeuring van het ontwerp-plan, stelt de Regering het plan definitief vast dat, in de motivering, samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden en hoe het milieueffectenrapport en de adviezen, bezwaren en opmerkingen aangaande het ontwerp-plan in overweging werden genomen evenals de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen. De Regering deelt het plan onverwijld aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad mede. Wanneer de Regering van het advies van de Gewestelijke Commissie afwijkt, wordt haar beslissing met redenen omkleed.
Het besluit van de Regering houdende goedkeuring van het plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, waarbij tevens het advies van de Gewestelijke Commissie wordt afgedrukt, en de in artikel 3 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten van het plan gepreciseerd worden.
Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Binnen drie dagen na deze bekendmaking ligt het volledige plan ter beschikking van de bevolking in eik gemeentehuis. Binnen dezelfde termijn wordt het plan overgemaakt aan de Gewestelijke Commissie en aan de in de uitwerkingsprocedure van het ontwerp-plan geraadpleegde organismen en besturen. »
Art. 15.Artikel 20 van dezelfde ordonnantie wordt met de volgende paragraaf aangevuld : « § 3. Evenwel, wanneer zij meent dat de geplande wijzigingen van ondergeschikt belang zijn en niet van dien aard zijn dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kunnen hebben rekening houdend met de in bijlage D van deze ordonnantie opgesomde criteria, vraagt de Regering het advies van de Gewestelijke Commissie, van het Bestuur en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen hebben betrekking op het ontbreken van aanzienlijke effecten van de geplande wijzigingen. De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn.
Zijn niet van ondergeschikt belang, die wijzigingen die rechtstreeks betrekking hebben op een gebied dat een bestemming gekregen heeft overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora of die rechtstreeks betrekking hebben op gebieden waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of die de inschrijving voorzien, in het plan, van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een bijzonder natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten.
In het licht van de uitgebrachte adviezen bepaalt de Regering, in eeg met redenen omklede beslissing, of de planwijziging het voorwerp van een milieueffectenrapport moet zijn.
In die hypothese stelt de Regering het gewijzigd ontwerp-plan vast dat de weergave is van de onder het voorgaand lid bedoelde beslissing en van haar motivering. De Regering onderwerpt het gewijzigd ontwerp-plan aan een openbaar onderzoek en raadpleging overeenkomstig artikel 18, § 4, en vraagt vervolgens het advies van de Gewestelijke Commissie overeenkomstig artikel 18, § 5.
De Regering stelt het gewijzigd plan definitief vast volgens de modaliteiten van artikel 19 en gaat over tot de in dit artikel bepaalde formaliteiten inzake bekendmaking. »
Art. 16.Aan artikel 23 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden « het bijzonder bestemmingsplan en het prioritair actieprogramma » vervangen door de woorden « en het bijzonder bestemmingsplan ».2° In het laatste lid, worden de woorden « of bij ontstentenis hiervan, aan het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar van de installatie van de nieuwe Brusselse Hoofdstedelijke Raad » geschrapt.
Art. 17.Artikel 28 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 28.§ 1. De Regering maakt het ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan op en maakt een milieueffectenrapport.
Daartoe werkt de Regering een ontwerp-bestek uit van een milieueffectenrapport betreffende het geplande project. Het milieueffectenrapport bevat de in bijlage C van de ordonnantie opgesomde informatie.
De Regering legt het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport voor advies voor aan de Gewestelijke Commissie, aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen slaan op de omvang en de nauwkeurigheid van de informatie die het rapport moet bevatten.
De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig voor het ontwerpbestek te zijn.
In het licht van de over het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport uitgebrachte adviezen, legt de Regering het bestek van dit rapport vast rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande know-how en evaluatiemethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het verkieslijk kan zijn de evaluatie te maken om een herhaling ervan te vermijden. § 2. Op aanvraag van de Regering en binnen de door haar bepaalde termijn brengt elk gewestelijk bestuur en elke instelling van openbaar nut de elementen naar voren die tot zijn bevoegdheid behoren met name ten aanzien van het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport.
De Regering brengt de Gewestelijke Commissie regelmatig op de hoogte van de evolutie van de voorafgaande studies, en deelt haar de resultaten ervan mee. De Gewestelijke Commissie kan op elk ogenblik opmerkingen maken of suggesties voordragen die zij nuttig acht. § 3. De Regering stelt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport vast en deelt ze onverwijld mede aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad samen met de in paragraaf 2 bedoelde eventuele opmerkingen of suggesties. Het ontwerp-plan wordt van kracht vijftien dagen nadat het in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt. § 4. De Regering onderwerpt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport aan een openbaar onderzoek. Dit onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente van het Gewest, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid alsmede door een mededeling op radio en televisie volgens de door de Regering bepaalde regels. In deze aankondiging worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.
Na deze aankondigingen worden het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport gedurende zestig dagen ter inzage van de bevolking gelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest.
De bezwaren en opmerkingen, waarvan door de indiener een afschrift aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten kan worden gestuurd, worden aan de Regering toegezonden binnen de termijn van het onderzoek bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs. De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad binnen dertig dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek een afschrift van de bezwaren en opmerkingen mede.
De Regering legt, gelijktijdig met het onderzoek, het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport voor advies voor aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. Het advies wordt overgemaakt binnen vijfenveertig dagen na de aanvraag van de Regering. Eens de tennijn vervallen wordt het niet overgemaakt advies geacht gunstig te zijn.
Na het verstrijken van de termijn van het onderzoek beschikken de gemeenteraden en de adviesorganen, waarvan de lijst door de Regering wordt vastgesteld, over een termijn van zestig dagen om hun advies uit te brengen en het aan de Regering mede te delen. Na deze termijn worden de niet-uitgebrachte adviezen geacht gunstig te zijn. De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad binnen vijftien dagen na het verstrijken van deze termijn een exemplaar van deze adviezen mede. § 5. Samen met het milieueffectenrapport, de bezwaren, de opmerkingen en de adviezen wordt het ontwerpplan door de Regering aan de Gewestelijke Commissie voorgelegd. De Gewestelijke Commissie brengt haar advies uit en deelt het mede aan de Regering binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier, bij ontstentenis waarvan haar advies gunstig wordt geacht. Indien op het ogenblik dat de Gewestelijke Commissie haar advies moet uitbrengen zij niet geldig is samengesteld bij gebreke aan de aanwijzing van haar leden binnen de bij artikel 9 bepaalde termijn gaat de termijn van negentig dagen in vanaf de aanwijzing van haar leden.
De Regering deelt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een exemplaar van dit advies mede binnen vijftien dagen na ontvangst ervan.
Minstens de helft van de termijn van negentig dagen valt buiten de schoolvakantieperioden. § 6. Wanneer het ontwerp-plan belangrijke gevolgen kan hebben voor het milieu van een ander Gewest, van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, wordt het ontwerp-plan, samen met het milieueffectenrapport en de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten van dit Gewest, van deze andere lidstaat van de Europese Unie of van deze andere Staatmedeondertekenaar van het verdrag van Espoo.
De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn met het overmaken van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens dewelke de bevoegde autoriteiten van Gewesten of Staten die getroffen kunnen worden, mogen deelnemen aan de evaluatieprocedure van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het plan, de onder paragraaf 4, vierde lid en in paragraaf 5, eerste lid van dit artikel bedoelde uitgebrachte adviezen en de in artikel 3 bedoelde afhandelingsmodalitieten aan de onder voorgaand lid bedoelde autoriteiten worden overgemaakt.»
Art. 18.Artikel 29 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling «
Art. 29.Binnen twaalf maanden volgend op de vaststelling van het ontwerp-plan, stelt de Regering het plan definitief vast dat, in de motivering samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden en hoe het milieueffectenrapport en de adviezen, bezwaren en opmerkingen aangaande het ontwerp-plan in overweging werden genomen evenals de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen. De Regering deelt het plan onverwijld aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad mede. Wanneer de Regering van het advies van de Gewestelijke Commissie afwijkt, wordt haar beslissing met redenen omkleed.
Het besluit van de Regering houdende goedkeuring van het plan wordt, samen met het advies van de Gewestelijke Commissie, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en preciseert de in artikel 3 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten.
Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Binnen drie dagen na deze bekendmaking ligt het volledige plan ter beschikking van de bevolking in elk gemeentehuis. Binnen dezelfde termijn wordt het plan overgemaakt aan de Gewestelijke Commissie en aan de in de uitwerkingsprocedure van het ontwerp-plan geraadpleegde besturen. »
Art. 19.Aan artikel 30 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De eerste twee leden worden paragraaf 1.2° De volgende paragraaf wordt toegevoegd : « § 2.Evenwel, wanneer zij meent dat de geplande wijzigingen van ondergeschikt belang zijn en niet van dien aard zijn dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kunnen hebben rekening houdend met de in bijlage D van deze ordonnantie opgesomde criteria, vraagt de Regering het advies van de Gewestelijke Commissie en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen hebben betrekking op het ontbreken van noemenswaardige effecten van de geplande wijzigingen. De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering.
Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn.
Zijn niet van ondergeschikt belang, die wijzigingen die betrekking hebben op een gebied dat een bestemming gekregen heeft overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora of die betrekking hebben op gebieden waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zwaarste ongevallen die gevaarlijke substanties inhouden, of die de inschrijving voorzien, in het plan, van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een bijzonder natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten.
In het licht van de uitgebrachte adviezen bepaalt de Regering, in een met redenen omklede beslissing, of de planwijziging het voorwerp van een milieueffectenrapport moet zijn.
In die hypothese stelt de Regering het gewijzigd ontwerp-plan vast dat de weergave van de onder het voorgaand lid bedoelde beslissing en van haar motivering is. De Regering onderwerpt het gewijzigd ontwerp-plan aan een openbaar onderzoek en raadpleging overeenkomstig artikel 28, § 4, en vraagt vervolgens het advies van de Gewestelijke Commissie overeenkomstig artikel 28, § 5.
De Regering stelt het gewijzigd plan definitief vast volgens de modaliteiten van artikel 29 en gaat over tot de in dit artikel bepaalde formaliteiten inzake bekendmaking. ».
Art. 20.In de aanhef van Afdeling V van Hoofdstuk 11 van Titel II van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « van het ontwerp-plan en van » geschrapt.
Art. 21.Artikel 31 van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 22.Artikel 32 van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 23.Artikel 35 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 35.Elke gemeente van het Gewest stelt een gemeentelijk ontwikkelingsplan vast dat van toepassing is op haar volledig grondgebied.
Binnen zes maanden die volgen op de maand van de installatie van de gemeenteraad legt het college van burgemeester en schepenen een rapport over het nut van het overgaan tot een eventuele volledige of gedeeltelijke wijziging van het gemeentelijk ontwikkelingsplan voor aan de gemeenteraad. »
Art. 24.Artikel 36 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 36.Het gemeentelijk ontwikkelingsplan kadert, met inachtneming van het gewestelijk bestemmingsplan, in de oriëntaties van het gewestelijk ontwikkelingsplan en vormt een globaal instrument voor de planning van de gemeentelijke ontwikkeling in het kader van de duurzame ontwikkeling.
Het bepaalt : 1° de algemene en sectorale doelstellingen evenals de ontwikkelingsprioriteiten, met inbegrip van die inzake ruimtelijke ordening, vereist door de economische, sociale, culturele behoeften en die inzake verplaatsingen en milieu;2° de transversaal en sectoraal in te zetten middelen om de alzo gedefinieerde doelstellingen en prioriteiten té bereiken, met name door de kaartsgewijze uitdrukking van sommige van die maatregelen;3° de vaststelling van de prioritaire interventiegebieden van het gemeente;4° in voorkomend geval de aan de door de gemeente uitgewerkte normatieve bepalingen, plannen en programma's in functie van de alzo gepreciseerde doelstellingen en middelen, aan te brengen wijzigingen. De Regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel. »
Art. 25.Aan artikel 38 van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het bestaand lid wordt met de volgende woorden vervolledigd : « en met het opmaken van het milieueffectenrapport »;2° de volgende leden worden toegevoegd : « Hiertoe werkt de projectleider een ontwerp-bestek van een milieueffectenrapport betreffende het geplande project uit en maakt het over aan het college van burgemeester en schepenen.Het milieueffectenrapport bevat de in bijlage C van de ordonnantie opgesomde informatie.
Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport ter advies voor aan de Gewestelijke Commissie, aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de informatie die het rapport moet bevatten. De adviezen worden binnen dertig dagen na de aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen overgemaakt. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig voor het ontwerp-bestek te zijn.
In het licht van de over het ontwerp-bestek van milieueffectenrapport uitgebrachte adviezen, legt de gemeenteraad het bestek van het milieueffectenrapport vast rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande know-how en evaluatiemethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het verkieslijk kan zijn de eva1uatie te maken om een herhaling ervan te vermijden. Hij brengt die ter kennis van de projectleider. »
Art. 26.Artikel 42 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 42.§ 1. De gemeenteraad neemt voorlopig het ontwerpplan en het milieueffectenrapport aan en maakt ze over aan de Regering.
Het milieueffectenrapport kan met name gegrond worden op nuttige informatie die tijdens andere, voorheen uitgevoerde milieuevaluaties bekomen werd en, in het bijzonder, ter gelegenheid van de vaststelling van het gewestelijk ontwikkelingsplan, het gewestelijk bestemmingsplan of van een bijzonder bestemmingsplan. § 2. De Regering keurt het ontwerpplan goed, of weigert dit te doen, binnen zestig dagen na ontvangst ervan. Wanneer zij haar goedkeuring weigert, of bijzondere voorwaarden aan haar goedkeuring verbindt, nodigt de Regering de gemeenteraad uit om haar een nieuw gewijzigd ontwerp-plan voor goedkeuring voor te leggen. Het besluit van de Regering houdende weigering van de goedkeuring wordt met redenen omkleed. Indien de regering binnen de voorgeschreven termijn geen beslissing neemt, wordt het ontwerp-plan geacht te zijn goedgekeurd.
Het besluit van de Regering tot goedkeuring van het ontwerpplan of naargelang het geval, het advies van de Regering tot vaststelling dat de goedkeuring van het ontwerp-plan geacht wordt te hebben plaatsgevonden, worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het ontwerp-plan wordt van kracht vijftien dagen na deze bekendmaking. § 3. De gemeenteraad onderwerpt het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport aan een openbaar onderzoek. De documenten die aan een openbaar onderzoek onderworpen worden omvatten de delen van het vigerende plan die niet gewijzigd zijn. Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd zowel door aanplakking als door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen, die in het Gewest worden verspreid volgens de door de Regering bepaalde regels.
Het ontwerp-plan en het milieueffectenrapport worden vervolgens gedurende vijfenveertig dagen in het gemeentehuis ter inzage gelegd van de bevolking. Het begin en het einde van deze termijn worden in de aankondiging aangegeven.
De bezwaren en opmerkingen worden binnen deze termijn aan het college van burgemeester en schepenen ter kennis gebracht en bij het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek gevoegd. Dit proces-verbaal wordt door het college opgemaakt binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn. »
Art. 27.Artikel 43 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 43.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen legt, gelijktijdig met het onderzoek, het ontwerpplan en het milieueffectenrapport voor advies voor aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van het college van burgemeester en schepenen. Eens de termijn vervallen worden de niet uitgebrachte adviezen geacht gunstig te zijn. § 2. Het ontwerp-plan, vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt samen met de bezwaren, opmerkingen en het proces-verbaal van afsluiting van het openbaar onderzoek, binnen twintig dagen na de afsluiting van het onderzoek aan de Gewestelijke Commissie voorgelegd.
Die raadpleegt de besturen en instanties waarvan de Regering de lijst vaststelt.
Die besturen en instanties brengen hun advies uit binnen dertig dagen na de aanvraag van de Gewestelijke Commissie. Bij ontstentenis van advies binnen die termijn, worden die besturen en instanties geacht een gunstig advies gegeven te hebben. Minstens de helft van de termijn van dertig dagen valt buiten de schoolvakantieperioden.
De Gewestelijke Commissie brengt advies uit binnen negentig dagen na ontvangst van het volledig dossier, zoniet wordt dit advies als gunstig beschouwd. Indien op het ogenblik dat de Gewestelijke Commissie haar advies moet uitbrengen, zij niet geldig is samengesteld bij gebreke van aanwijzing van haar leden binnen de onder artikel 9 voorgeschreven termijn, gaat de termijn van negentig dagen in vanaf de aanwijzing van haar leden. Ten minste de helft van de termijn van negentig dagen valt buiten de perioden van de schoolvakànties. § 3. Wanneer het ontwerp-plan belangrijke gevolgen kan hebben voor het milieu van een ander Gewest, van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, wordt het ontwerp-plan, samen met het milieueffectenrapport en de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten van dit Gewest, van deze andere lid-Staat van de Europese Unie of van deze andere Staatmedeondertekenaar van het Verdrag van Espoo.
De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn net het overmaken van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens welke de bevoegde autoriteiten van Gewesten of Staten die getroffen kunnen worden, mogen deelnemen aan de evaluatieprocedure van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het plan, de onder de paragrafen 1 en 2 van dit artikel bedoelde uitgebrachte adviezen en de in artikel 47 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten aan de onder het voorgaand lid bedoelde autoriteiten worden overgemaakt. § 4. Binnen zestig dagen na het advies van de Gewestelijke Commissie neemt de gemeenteraad, na kennis te hebben genomen van de uitslag van het onderzoek en van het advies, het plan definitief aan.
Wanneer de beslissing van de gemeenteraad van het advies van de Gewestelijke Commissie afwijkt, wordt deze met redenen omkleed.
In de motivering vat het plan samen hoe de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden en hoe het milieueffectenrapport en de adviezen, bezwaren en opmerkingen aangaande het ontwerp-plan in overweging werden genomen evenals de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen. »
Art. 28.In artikel 44 van dezelfde ordonnantie, wordt het zesde lid vervangen door de volgende twee leden : « Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Het volledig plan en het advies van de Gewestelijke Commissie liggen, binnen drie dagen na die bekendmaking, ter beschikking van de bevolking in het gemeentehuis. Binnen diezelfde termijn wordt het volledig plan aan de Gewestelijke Commissie en aan de in de uitwerkingsprocedure van het ontwerp-plan geraadpleegde instanties en besturen overgemaakt.
Het terbeschikkingstellen aan het publiek en het overmaken van de plannen aan de in het voorgaand lid bedoelde overheden preciseren de in artikel 47 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten. »
Art. 29.Artikel 45 van dezelfde ordonnantie wordt met de volgende paragraaf aangevuld : « § 3. Evenwel, wanneer zij meent dat de geplande wijzigingen van ondergeschikt belang zijn en niet van dien aard zijn dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kunnen hebben rekening houdend met de in bijlage D van deze ordonnantie opgesomde criteria, vraagt de gemeenteraad het advies van de Gewestelijke Commissie, van het Bestuur en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen hebben betrekking op het ontbreken van aanzienlijke effecten van de geplande wijzigingen. De adviezen worden binnen dertig dagen na de aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen overgemaakt. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn.
Zijn niet van ondergeschikt belang, die wijzigingen die betrekking hebben op een gebied dat een bestemming gekregen heeft overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora of die betrekking hebben op gebieden waarin vestigingen kunnen komen die een risico voor zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zwaarste ongevallen die gevaarlijke substanties inhouden of die de inschrijving voorzien, in het plan, van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten.
In het licht van de uitgebrachte adviezen bepaalt de gemeenteraad, in een met redenen omklede beslissing, of het gewijzigde ontwerp-plan niet het voorwerp van een milieueffectenrapport moet zijn.
In die hypothese stelt de gemeenteraad het gewijzigd ontwerp-plan vast die de weergave is van de onder het voorgaand lid bedoelde beslissing en van haar motivering. Hij belast het college van burgemeester en schepenen ermee het te onderwerpen aan een openbaar onderzoek en raadpleging overeenkomstig artikelen 42, vijfde lid, en 43, § l, en vraagt vervolgens het advies van de Gewestelijke Commissie overeenkomstig artikel 43, § 2.
Binnen zestig dagen na het advies van de Gewestelijke Commissie stelt de gemeenteraad het gewijzigd plan definitief vast en motiveert zijn beslissing wanneer die afwijkt van het advies van de Gewestelijke Commissie.
De Regering keurt het gewijzigd plan goed overeenkomstig artikel 44.
Het besluit van de Regering en het gewijzigd plan zijn het voorwerp van de in dit artikel bepaalde formaliteiten inzake bekendmaking. »
Art. 30.Aan artikel 46 van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° op het tweede lid, worden de woorden « en het prioritair actieprogramma kunnen » vervangen door het woord « mag »;2° in het vierde lid worden de woorden « of bij ontstentenis hiervan, aan het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar van de installatie van de nieuwe gemeenteraad » geschrapt.
Art. 31.Een als volgt opgesteld artikel 47 wordt opnieuw opgenomen in dezelfde ordonnantie : «
Art. 47.Het college van burgemeester en schepenen legt om de drie jaar een rapport over de follow-up van de belangrijke effecten van de inwerkingtreding van de gemeentelijke ontwikkelingsplannen op het milieu voor aan de gemeenteraad om met name de onvoorziene negatieve gevolgen in een vroegtijdig stadium te identificeren en over de eventueel aan te brengen correcturen.
Het publiek wordt op de hoogte gebracht volgens de modaliteiten voorzien in artikel 112 van de nieuwe gemeentewet. »
Art. 32.In artikel 49 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 6° van het eerste lid wordt geschrapt;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgend lid ingelast : « Het plan kan de voor zijn realisatie noodzakelijke omstandigheden, de omvang en de bestemming van de stedenbouwkundige lasten bepalen, overeenkomstig de artikelen 86 en 97.»
Art. 33.Artikel 51 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 51.§ 1. De ontwerpen van bijzondere bestemmingsplannen en de herziening ervan die aanzienlijk gevolgen kunnen hebben op het milieu, worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.
Het milieueffectenrapport bevat de in bijlage C van de ordonnantie opgesomde informatie. § 2. Evenwel wanneer hij, rekening houdend met de in bijlage D van deze ordonnantie opgesomde criteria meent dat het geplande bijzonder bestemmingsplan of de herziening ervan niet van die aard is aanzienlijke gevolgen te kunnen hebben voor het milieu, kan de gemeenteraad, overeenkomstig de in artikel 52, vastgelegde procedure, beslissen dat het plan niet aan een milieueffectenrapport onderworpen moet worden.
Wordt verondersteld aanzienlijk afbreuk te kunnen doen aan het milieu, het bijzonder bestemmingsplan voorzien in de perimeter waarbinnen een gebied gelegen is dat aangeduid is overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora of die betrekking hebben op gebieden waarin vestigingen kunnen komen die een belangrijk risico kunnen inhouden voor personen, goederen of het milieu in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zwaarste ongevallen die gevaarlijke substanties inhouden of die de inschrijving voorzien, in het plan, van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten. »
Art. 34.Artikel 52 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 52.Wanneer hij meent, overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, dat het geplande bijzonder bestemmingsplan of de herziening ervan niet van dien aard zijn dat zij aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben, vraagt de gemeenteraad het advies van het Bestuur en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen hebben betrekking op het ontbreken van aanzienlijke effecten van het geplande plan. De adviezen worden binnen dertig dagen van de aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen overgemaakt. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn.
In het licht van de uitgebrachte adviezen bepaalt de gemeenteraad, in een met redenen omklede beslissing, of het ontwerp-plan niet het voorwerp van een milieueffectenrapport moet zijn. In die hypothese wordt de procedure voortgezet overeenkomstig de artikelen 56 tot 58. »
Art. 35.Artikel 53 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 53.Wanneer het ontwerp-plan aan een effectenevaluatie onderworpen is, duidt de gemeenteraad een erkend projectleider aan die hij belast met de uitwerking en de realisatie van het milieueffectenrapport.
De projectleider maakt een ontwerp-bestek op van het milieueffectenrapport betreffende het geplande project en maakt het over aan het college van burgemeester en schepenen. Het college van burgemeester en schepenen legt liet voorontwerp van bestek van het milieueffectenrapport voor advies voor aan de Gewestelijke Commissie, aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen slaan op de omvang en de nauwkeurigheid van de informatie die het rapport moet bevatten. De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van het college van burgemeester en schepenen. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig voor het voorontwerp van bestek te zijn.
In het licht van de over het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport uitgebrachte adviezen, legt het college van burgemeester en schepenen het ontwerp-bestek van dit rapport vast rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande know-how en evaluatiemethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het verkieslijk kan zijn de evaluatie te maken om een herhaling ervan te vermijden. ».
Art. 36.De artikelen 53bis en 53ter van dezelfde ordonnantie worden geschrapt.
Art. 37.Artikel 54 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 54.§ 1. De Regering bepaalt de samenstelling van het begeleidingscomité waarin minstens één vertegenwoordiger van iedere gemeente op wier grondgebied het project moet worden uitgevoerd, één vertegenwoordiger van het Brussels Instituut voor Milieubeheer en één vertegenwoordiger van het Bestuur zetelt.
De Regering bepaalt de werking van het begeleidingscomité, alsook de onverenigbaarheidsregels.
Het begeleidingscomité wordt ermee belast de procedure tot uitvoering van de milieueffectenrapport te volgen. Het secretariaat van het begeleidingscomité wordt door het Bestuur waargenomen. § 2. De Regering informeert het college van burgemeester en schepenen en het bestuur over de beslissing van samenstelling van het begeleidingscomité. Binnen tien dagen na ontvangst van die beslissing, roept het Bestuur het begeleidingscomité samen en deelt hem de beslissing van aanstelling van de projectleider en het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport mede.
Binnen tien dagen na ontvangst van deze documenten spreekt het begeleidingscomité zich uit over de keuze van de projectleider; 2° legt het begeleidingscomité het bestek van het milieueffectenrapport definitief vast rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande know-how en evaluatiemethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het verkieslijk kan zijn de evaluatie te maken om een herhaling ervan te vermijden;3° bepaalt het begeleidingscomité de termijn waarbinnen het milieueffectenrapport moet worden verricht;4° deelt het begeleidingscomité zijn beslissing mede aan het college van burgemeester en schepenen. Indien het begeleidingscomité niet instemt met de keuze van de projectleider, verzoekt het de raad nieuwe voorstellen te doen. Het begeleidingscomité beslist over de keuze van de projectleider en brengt zijn beslissing ter kennis van het college van burgemeester en schepenen binnen vijftien dagen na ontvangst van de nieuwe voorstellen. § 3. Indien het begeleidingscomité zijn beslissing niet binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn heeft medegedeeld, kan het college van burgemeester en schepenen het dossier bij de Regering aanhangig maken.
Binnen zestig dagen te rekenen vanaf de aanhangigrnaking spreekt de Regering zich uit over de in § 2, 1° tot 3°, bedoelde punten en brengt haar beslissing ter kennis van het college van burgemeester en schepenen.
Wanneer de Regering de keuze van de projectleider niet goedkeurt, verzoekt zij het college van burgemeester en schepenen haar nieuwe voorstellen te doen. De Regering beslist over de keuze van de projectleider en maakt haar beslissing kenbaar aan het college van burgemeester en schepenen binnen vijftien dagen na de ontvangst van de nieuwe voorstellen.
Wanneer de Regering haar beslissing niet kenbaar maakt binnen de gestelde termijnen, kan het college van burgemeester en schepenen, per aangetekend schrijven, een rappelbrief richten aan de Regering.
Wanneer er opnieuw dertig dagen verstreken zijn na het verzenden van de bij ter post aangetekende rappelbrief en de Regering haar beslissing nog niet kenbaar heeft gemaakt, worden het ontwerpbestek alsmede de keuze van de projectleider geacht bevestigd te zijn. De termijn binnen welke het milieueffectenrapport uitgevoerd moet worden, bedraagt maximum zes maanden. § 4. Op basis van de beslissingen die overeenkomstig de §§ 2 of 3 getroffen worden, legt de gemeenteraad de nadere uitwerking van het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan en van het milieueffectenrapport in de handen van de projectleider.
Het effectenrapport kan met name gegrond worden op nuttige informatie die tijdens andere, voorheen uitgevoerde milieuevaluaties bekomen werd en, in het bijzonder, ter gelegenheid van de goedkeuring van het gewestelijk ontwikkelingsplan, het gewestelijk bestemmingsplan of van een gemeentelijk ontwikkelingsplan. § 5. De projectleider brengt het begeleidingscomité geregeld op de hoogte van de evolutie van het milieueffectenrapport. Hij geeft antwoord op de vragen en opmerkingen van het begeleidingscomité. »
Art. 38.Artikel 55 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling :
Art. 55.§ 1. Wanneer de projectleider van oordeel is dat het milieueffectenrapport volledig is, maakt het college van burgemeester en schepenen het ontwerp-plan, samen met het effectenrapport over aan het begeleidingscomité. § 2. Wanneer het begeleidingscomité van oordeel is dat het milieueffectenrapport volledig is, moet het binnen dertig dagen na ontvangst van bedoelde studie 1° het milieueffectenrapport sluiten;2° de lijst vastleggen van de bij de effecten van het vooropgestelde plan betrokken gemeenten van het Gewest, van de andere Gewesten en van de lid-Staten van de Europese Unie of van de andere Staten-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband;3° zijn beslissing aan het college van burgemeester en schepenen ter kennis brengen. Indien het begeleidingscomité beslist dat het milieueffectenrapport niet conform het bestek is, deelt het binnen dezelfde termijn aan het college van burgemeester en schepenen mede welke aanvullende elementen gerealiseerd moeten worden of welke wijzigingen moeten worden aangebracht en verantwoordt het zijn beslissing. In dit geval deelt het aan het college van burgemeester en schepenen mede binnen welke termijn deze hem toegezonden moeten worden.
Indien het begeleidingscomité de termijn bedoeld in het tweede en in het derde lid niet in acht neemt, kan het college van burgemeester en schepenen zijn dossier bij de Regering aanhangig maken. Deze mogelijkheid wordt hem eveneens geboden wanneer het begeleidingscomité verklaart dat het milieueffectenrapport onvolledig is.
De Regering treedt in de plaats van het begeleidingscomité. De Regering deelt haar beslissing mede binnen dertig dagen na de aanhangigmaking. »
Art. 39.Artikel 56 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 56.§ 1. De gemeenteraad stelt het ontwerpplan voorlopig vast, samen met, in voorkomend geval, het milieueffectenrapport wanneer dit rapport vereist is, en maakt het over aan de Regering.
Het milieueffectenrapport kan meer bepaald gegrond worden op nuttige informatie die bekomen is naar aanleiding van eerder uitgevoerde milieuevaluaties en, meer bepaald, naar aanleiding van de goedkeuring van het gewestelijk ontwikkelingsplan, het gewestelijk bestemmingsplan of een gemeentelijk ontwikkelingsplan.
De Regering hecht al dan niet haar goedkeuring aan het ontwerp-plan binnen zestig dagen na ontvangst ervan. Zij weigert haar goedkeuring te geven wanneer het ontwerp niet verenigbaar is met een door de Regering vastgesteld ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan. Wanneer zij haar goedkeuring weigert, of er bijzondere voorwaarden aan vastkoppelt, vraagt de Regering de gemeenteraad haar een nieuw ontwerp-plan, samen met het aan de aangebrachte aanpassingen aangepast milieueffectenrapport wanneer dit rapport vereist is, ter goedkeuring voor te leggen. Het besluit van de Regering houdende weigering van goedkeuring wordt met redenen omkleed. Bij ontstentenis van beslssing van de Regering binnen de vastgestelde termijn, wordt het ontwerpplan geacht te zijn goedgekeurd.
Het besluit van de Regering houdende goedkeuring van het ontwerp-plan of, naargelang het geval, het advies van de Regering houdende vaststelling dat het ontwerp-plan geacht is goedgekeurd te zijn, wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. liet ontwerp-plan treedt in werking vijftien dagen na deze bekendmaking. § 2. De gemeenteraad onderwerpt het ontwerp-plan samen met, in voorkomend geval, het milieueffectenrapport wanneer dit rapport vereist is, aan een openbaar onderzoek. Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd zowel door aanplakking als door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid volgens de door de Regering bepaalde regels.
Het ontwerp-plan, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt vervolgens gedurende dertig dagen in het gemeentehuis ter inzage van de bevolking gelegd. Het begin en het einde van deze termijn worden in de aankondiging aangegeven.
Bezwaren en opmerkingen worden binnen deze termijn aan het college van burgemeester en schepenen ter kennis gebracht en bij het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek gevoegd. Dit proces-verbaal wordt door het college opgemaakt binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn. § 3. Het college van burgemeester en schepenen legt, gelijktijdig met het onderzoek, het ontwerp-plan en, in voorkomend geval, het milieueffectenrapport voor advies voor aan het Bestuur en aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag van het college van burgemeester en schepenen. Eens de termijn vervallen worden de niet uitgebrachte adviezen geacht gunstig te zijn. § 4. Daarenboven, wanneer het begeleidingscomité of de Regering bepaald heeft dat andere gemeenten bij de effecten van het vooropgestelde plan betrokken zijn, onderwerpt het college van burgemeester en schepenen van deze gemeenten het ontwerp-plan, vergezeld van het milieueffectenrapport, aan een openbaar onderzoek van dertig dagen. De Regering stelt de datum vast waarop de openbare onderzoeken ten laatste dienen gesloten te zijn. § 5. Wanneer het ontwerp-plan belangrijke gevolgen kan hebben voor het milieu van een ander Gewest, van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, wordt het ontwerp-plan, samen met het milieueffectenrapport en de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten van dit andere Gewest, van deze andere lidstaat van de Europese Unie of van deze andere Staat-medeondertekenaar van het verdrag van Espoo.
De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn met het overmaken van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens welke de bevoegde autoriteiten van Gewesten of Staten die getroffen kunnen worden, mogen deelnemen aan de evaluatieprocedure van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het plan, de in § 3 en in artikel 57, tweede, vierde en vijfde lid, bedoelde uitgebrachte adviezen over het ontwerp-plan en de in artikel 67ter gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten aan de onder voorgaand lid bedoelde autoriteiten worden overgemaakt.»
Art. 40.Artikel 56bis van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 41.Artikel 57 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 57.Het ontwerp-plan, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt, samen met de bezwaren, de opmerkingen en het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek, binnen twintig dagen na sluiting van het onderzoek aan de overlegcommissie voorgelegd. Die raadpleegt de besturen en instanties waarvan de Regering de lijst vaststelt.
Die besturen en instanties brengen hun advies uit binnen dertig dagen na de aanvraag van de gewestelijke commissie. Bij ontstentenis van advies binnen die termijn, worden die besturen en instanties geacht een gunstig advies gegeven te hebben.
Wanneer het begeleidingscomité of de Regering heeft bepaald dat andere gemeenten bij de effecten van de vooropgestelde aanleg betrokken zijn, zetelen ook hun vertegenwoordigers in de overlegcommissie.
De overlegcommissie brengt haar advies uit binnen de zestig dagen na ontvangst van de onder het eerste lid bedoelde documenten. Bij ontstentenis van advies binnen die termijn, wordt de overlegcommissie geacht een gunstig advies te hebben gegeven.
Wanneer het ontwerp-plan bepalingen bevat die afwijken van het gewestelijk bestemmingsplan, worden het volledig dossier en het advies van de overlegcommissie aan de Gewestelijke Commissie overgemaakt.
Deze laatste brengt advies uit over de gepastheid van de gevraagde afwijking binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier. Bij ontstentenis van advies binnen die termijn, wordt de Gewestelijke Commissie geacht een gunstig advies te hebben gegeven. Indien op het ogenblik dat de Gewestelijke Commissie haar advies moet uitbrengen, zij niet geldig is samengesteld bij gebreke van de aanwijzing van haar leden binnen de onder artikel 9 voorgeschreven termijn, gaat de termijn van dertig dagen in vanaf de aanwijzing van haarleden.
Ten minste de helft van de termijnen van dertig en zestig dagen valt buiten de perioden van de schoolvakanties. »
Art. 42.Artikel 58 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 58.§ 1. Na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van het advies of de adviezen, uitgebracht overeenkomstig artikel 57, tweede, vierde en vijfde lid, kan de gemeenteraad, binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van de overlegcommissie en, in voorkomend geval, het advies van de Gewestelijke Commissie, hetzij het plan definitief goedkeuren, hetzij beslissen het te wijzigen.
In het eerste geval omkleedt zij haar beslissing met redenen op elk punt waarop zij afwijkt van het advies of de adviezen of van de tijdens het onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen.
In het tweede geval, behalve wanneer de wijziging van ondergeschikt belang is en niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, wordt overgegaan tot een nieuw onderzoek overeenkomstig de in artikel 56 voorziene vormen en termijnen.
Het plan is, in zijn motivering, de samenvatting van hoe de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden en hoe het milieueffectenrapport en de adviezen, bezwaren en opmerkingen aangaande het ontwerp-plan in overweging werden genomen evenals de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen. Wanneer het bijzonder bestemmingsplan niet aan een effectenevaluatie onderworpen wordt, neemt het de in artikel 52, tweede lid bedoelde beslissing en haar motivering over. § 2. Het bijzonder bestemmingsplan wordt door de Regering goedgekeurd.
Zij weigert haar goedkeuring wanneer het plan niet verenigbaar is met een door de Regering vastgesteld ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan. De Regering kan de goedkeuring van een bijzonder bestemmingsplan aan de goedkeuring van een onteigeningsplan onderwerpen.
De Regering verleent haar goedkeuring binnen zestig dagen na ontvangst van het volledig dossier. Deze termijn kan door een met redenen omkleed besluit roet zestig dagen verlengd worden.
Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing van de Regering binnen deze termijnen, kan het college van burgemeester en schepenen een herinnering bij een ter post aangetekende brief aan de Regering toezenden. Indien het college van burgemeester en schepenen na het verstrijken van een nieuwe termijn van twee maanden met ingang van de afgifte bij de post van de aangetekende brief met de aanmaning, de beslissing van de Regering niet heeft ontvangen, wordt het plan geacht te zijn geweigerd.
Het besluit van de Regering houdende weigering van de goedkeuring wordt met redenen omkleed. Het besluit houdende goedkeuring van het plan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Het volledig plan ligt, binnen drie dagen na die bekendmaking, ter beschikking van de bevolking in het gemeentehuis. Het volledig plan wordt aan de Gewestelijke Commissie en aan de in de uitwerkingsprocedure van het ontwerp-plan geraadpleegde instanties en besturen overgemaakt.
Het ter beschikking stellen voor het publiek en het overmaken van de plannen aan de in het voorgaand lid bedoelde overheden preciseren de in artikel 67ter gedefinieerde afbandelingsmodaliteiten. § 3. Ten minste de helft van de in dit artikel voorgeschreven termijnen valt buiten de perioden van de schoolvakanties. »
Art. 43.Afdeling 3bis van dezelfde ordonnantie, met inbegrip van de artikelen 58bis. A tot 58quater, wordt geschrapt.
Art. 44.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld (nieuw) artikel 58bis ingevoegd : «
Art. 58bis.Eén derde van de personen, die ten minste achttien jaar oud zijn en, eigenaar of niet, woonachtig binnen de perimeter die ze bepalen en in de belendende huizenblokken, kan de gemeenteraad verzoeken te beslissen over de opmaak van een bijzonder bestemmingsplan voor deze perimeter.
De aanvraag, die bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen wordt gericht, dient in elk geval het volgende te bevatten 1° de opgave van de perimeter van het voorgestelde plan;2° een uiteenzetting van de behoeften waaraan moet worden voldaan en van de doelstellingen van de vooropgestelde aanleg rekening houdend met deze behoeften. Het college van burgemeester en schepenen legt de aanvraag uiterlijk drie maanden na de indiening ervan aan de gemeenteraad voor.
Indien de gemeenteraad de aanvraag verwerpt, wordt zijn beslissing met redenen omkleed. Willigt hij haar in, dan wordt de procedure aangevat overeenkomstig de artikelen 51 tot 58. ».
Art. 45.Artikel 59 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 59.De gemeenteraad kan uit eigen beweging of op verzoek, geformuleerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 58bis, beslissen een bijzonder bestemmingsplan te wijzigen.
De bepalingen tot regeling van de uitwerking van de bijzondere bestemmingsplannen gelden voor de wijziging ervan.
Het ontwerp tot wijziging dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Regering bevat als bijlage de gecoordineerde grafische en woordelijke voorschriften van het gehele gewijzigde plan. »
Art. 46.Artikel 62 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgend lid aangevuld : « Zij bepaalt de termijn waarbinnen de gemeenteraad haar het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport, wanneer er een gevraagd wordt, het ontwerp-plan en het plan ter goedkeuring moet voorleggen. »
Art. 47.In artikel 63, eerste lid, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « of niet heeft beantwoord binnen de termijn die hem wordt opgelegd » vervangen door de woorden « of de termijnen die hem worden opgelegd niet heeft nageleefd ».
Art. 48.In artikel 65bis van dezelfde ordonnantie worden de woorden « artikel 55 » vervangen door de woorden « artikel 58bis ».
Art. 49.Hoofdstuk 1Vbis, getiteld « Prioritair actieprogramma » van Titel 11 van dezelfde ordonnantie, bestaande uit de artikelen 67ter tot 67nonies, wordt opgeheven.
Art. 50.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld artikel 67ter (nieuw) ingevoegd : «
Art. 67ter.Het college van burgemeester en schepenen legt om de drie jaar een rapport over de follow-up van de belangrijke effecten van de inwerkingtreding van de bijzondere bestemmingsplannen op het milieu en over de eventueel aan te brengen correcturen voor aan de gemeenteraad.
Het publiek wordt op de hoogte gebracht volgens de modaliteiten voorzien in artikel 112 van de nieuwe gemeentewet. »
Art. 51.In artikel 84, § 1, 5°b, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « en de prioritaire actieprogramma's » geschrapt.
Art. 52.In artikel 85, eerste lid, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « de gewestelijke en gemeentelijke plannen en prioritaire actieprogramma's » vervangen door de woorden « de bestemmingsplannen ».
Art. 53.Artikel 86 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 86.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het Stedenbouwkundig College en de Regering kunnen, in naleving van het evenredigheidsbeginsel, aan de afgifte van de vergunningen lasten verbinden die zij aan de aanvrager menen te moeten opleggen. Deze lasten bevatten onder meer, buiten de nodige financiële waarborgen voor de uitvoering ervan, de kosteloze verwezenlijking, verbouwing of renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen en woongebouwen.
Zij kunnen bovendien de afgifte van de vergunning doen afhangen van een verklaring, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt, wanneer de werken zijn begonnen, aan de gemeente kosteloos, vrij en onbelast en zonder kosten voor haar, de eigendom over te dragen van openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen, openbare nutsvoorzieningen, en woonblokken evenals de gronden waarop deze worden of zullen worden aangelegd.
Zij kunnen, in de plaats van of als aanvulling op de uitvoering van de hogerop vermelde lasten en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk maken van een storting van een geldsom tot financiering van handelingen en werken die zij bepalen en die de verwezenlijking, de verbouwing en de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen tot doel heeft.
De lasten worden vermeld in de stedenbouwkundige vergunning. § 2. De Regering kan de prioriteiten op vlak van de bestemming van de stedenbouwkundige lasten vastleggen, alsook het bedrag van de financiële garanties die geëist kunnen worden en de termijnen binnen welke de lasten gerealiseerd moeten worden. § 3. De Regering bepaalt de omstandigheden onder welke het opleggen van de stedenbouwkundige lasten verplicht is en legt tevens de minimale waarde van de stedenbouwkundige lasten die in die omstandigheden opgelegd worden, vast. De Regering kan eveneens de omstandigheden bepalen onder welke het opleggen van zowel verplichte als facultatieve stedenbouwkundige lasten uitgesloten is.
In overeenstemming met het voorafgaande lid, kan de gemeenteraad, door middel van een bijzonder bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening, hetzij de waarde van de verplichte stedenbouwkundige lasten bedoeld in het voorgaande lid verhogen, hetzij andere omstandigheden bepalen waaronder het opleggen van stedenbouwkundige lasten verplicht is en hun waarde vastleggen.
Binnen de perimeters en in de omstandigheden waaronder de gemeenteraad gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden beschreven in het voorafgaande lid, kunnen het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het stedenbouwkundig college en de Regering geen stedenbouwkundige lasten opleggen die van een andere omvang zijn dan die voorzien door de gemeenteraad. § 4. Er wordt een voor het publiek toegankelijk en door het bestuur beheerd register van de stedenbouwkundige lasten opgericht. De Regering kan de vorm, de inhoud en de totstandkomingsprocedure van dit register bepalen. »
Art. 54.Artikel 87 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 87.§ 1. De vergunning vervalt indien de vergunninghouder binnen twee jaar na afgifte niet duidelijk met de verwezenlijking van de vergunning van start is gegaan of wanneer hij in de bij artikel 84, § 1, 1 °, 2° en 4° bepaalde gevallen niet met de ruwbouw is begonnen of indien hij in voorkomend geval de bij toepassing van artikel 86 opgelegde lasten niet heeft uitgevoerd.
Bij onderbreking van de werken gedurende meer dan een jaar, vervalt de vergunning eveneens.
Het verval van de vergunning geschiedt van rechtswege. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde termijn van twee jaar kan evenwel, op verzoek van de houder, voor een periode van één jaar verlend worden.
De verlenging kan eveneens jaarlijks hernieuwd worden, telkens wanneer de aanvrager aantoont dat hij zijn vergunning door overmacht niet heeft kunnen aanwenden of wanneer hij zich beroept op een tegen zijn vergunning bij de afdeling administratie van de Raad van State ingesteld beroep tot nietigverklaring waarover nog geen uitspraak is gedaan.
De aanvraag om verlenging of hernieuwing moet, op straffe van verval, minstens twee maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke of verlengde vervaltermijn gebeuren.
De verlenging wordt door het college van burgemeester en schepenen verleend indien dit laatste de vergunning heeft verleend. In de andere gevallen, daarbij inbegrepen het geval voorzien in artikel 151, wordt de verlenging toegekend door de gemachtigde ambtenaar.
Bij ontstentenis van een beslissing van de bevoegde overheid na het verstrijken van de termijn van twee jaar, wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd.
De beslissing tot weigering van de verlenging van de vergunning kan geen voorwerp zijn van de in artikelen 129, 133, 144 en 148 bedoelde beroepen. § 3. In het geval van een gemengd project, in de zin van artikel 108, § 2, wordt de stedenbouwkundige vergunning geschorst zolang er geen definitieve milieuvergunning werd verkregen.
De definitieve weigeringsbeslissing over de aanvraag om milieuvergunning houdt van rechtswege de nietigheid van de stedenbouwkundige vergunning in.
Voor de toepassing van deze ordonnantie is een beslissing slechts definitief wanneer alle openstaande administratieve beroepen tegen deze beslissing door deze ordonnantie of door de ordonnantie betreffende de milieuvergunning uitgeput zijn of de termijnen om deze in te stellen verstreken zijn.
Het in paragraaf 1 bedoelde verval begint maar te lopen zodra de houder van de stedenbouwkundige vergunning de milieuvergunning gekregen heeft. u. »
Art. 55.Artikel 97 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 97.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het Stedenbouwkundig College en de Regering kunnen, in naleving van het even[] redigheidsbeginsel, aan de afgifte van de vergunningen lasten verbinden die zij aan de aanvrager menen te moeten opleggen. Deze lasten bevatten onder meer, buiten de nodige financiële waarborgen voor de uitvoering ervan, de kosteloze verwezenlijking, verbouwing of renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen en woongebouwen.
Zij kunnen bovendien de afgifte van de vergunningen doen afhangen van een verklaring, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt, wanneer de werken zijn begonnen aan de gemeente kosteloos, vrij en onbelast en zonder kosten voor haar, de eigendom over te dragen van openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen en nutsvoorzieningen, woongebouwen evenals de gronden waarop deze worden of zullen worden aangelegd.
Zij kunnen, in de plaats van of als aanvulling op de uitvoering van de hogerop vermelde lasten en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk maken van een storting van een geldsom tot financiering van handelingen en werken die zij bepalen en die de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woongebouwen tot doel heeft. De lasten staan vermeld in de verkavelingsvergunning. § 2. De Regering kan de prioriteiten op vlak van de bestemming van de stedenbouwkundige lasten vastleggen, alsook het bedrag van de financiële garanties die geëist kunnen worden en de termijnen binnen welke de lasten gerealiseerd moeten worden. § 3. De Regering bepaalt de omstandigheden onder welke het opleggen van de stedenbouwkundige lasten verplicht is en legt tevens de minimale waarde van de stedenbouwkundige lasten die in die omstandigheden opgelegd worden vast. De Regering kan eveneens de omstandigheden bepalen in welke het opleggen van zowel verplichte als facultatieve stedenbouwkundige lasten uitgesloten is.
In overeenstemming met het voorafgaande lid, kan de gemeenteraad, door middel van een bijzonder bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening, of de omvang van de verplichte stedenbouwkundige lasten bedoeld in het vorige lid verhogen, of andere omstandigheden bepalen onder welke het opleggen van stedenbouwkundige lasten verplicht is en de waarde ervan vastleggen.
Binnen de perimeters en in de omstandigheden waaronder de gemeenteraad gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden beschreven in het voorafgaande lid, kunnen het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het stedenbouwkundig college en de Regering geen stedenbouwkundige lasten opleggen die van een andere waarde zijn dan die voorzien door de gemeenteraad. § 4. Er wordt een voor het publiek toegankelijk en door het bestuur beheerd register van de stedenbouwkundige lasten opgericht. De Regering kan de vorm, de inhoud en de totstandkomingsprocedure van dit register bepalen. »
Art. 56.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld artikel 101bis (nieuw) ingevoegd : «
Art. 101bis.Op verzoek van de vergunninghouder kan de vergunning met één jaar worden verlengd.
De verlenging kan eveneens jaarlijks hernieuwd worden, telkens wanneer de aanvrager aantoont dat hij zijn vergunning door ovennacht niet heeft kunnen aanwenden of wanneer hij zich beroept op met een tegen zijn vergunning bij de afdeling administratie van de Raad van State ingesteld beroep tot nietigverklaring waarover nog geen uitspraak is gedaan.
De aanvraag om verlenging of hernieuwing moet, op straffe van verval, minstens twee maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke of verlengde vervaltermijn gebeuren..
De verlenging wordt door het college van burgemeester en schepenen verleend indien dit laatste de vergunning heeft verleend.
In de overige gevallen, met inbegrip van het in artikel 151 bedoelde geval, wordt de verlenging door de gemachtigde ambtenaar verleend.
Bij ontstentenis van een beslissing van de in het vierde en vijfde lid bedoelde overheden na het verstrijken van de termijn van vijf jaar, wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd.
De beslissing tot weigering van de verlenging van de vergunning kan geen voorwerp zijn van de in de artikelen 129, 133, 144 en 148 bedoelde beroepen.
De verlenging kan jaarlijks verleend worden, volgens dezelfde modaliteiten, telkens wanneer de aanvrager aantoont dat hij zijn vergunning door overmacht niet heeft kunnen tenuitvoerleggen of wanneer hij zich beroept op een beroep tot nietigverklaring voor de afdeling administratie van de Raad van State ingesteld tegen zijn vergunning en waarover nog geen uitspraak is gedaan. De aanvraag om verlenging moet gebeuren minstens twee maanden vóór het verstrijken van de in de artikelen 98, 99 en 100 bedoelde termijn, zoals eventueel verlengd krachtens deze bepaling, op straffe van verval. »
Art. 57.In artikel 108 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt met het volgende lid aangevuld : « Het aanvraagdossier bevat het voorafgaand advies van de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp, tenzij het betrekking heeft op handelingen en werken die er door de Regering van zijn vrijgesteld wegens hun geringe omvang.»; 2° in § 2, eerste lid, 7°, worden de woorden « of om verkavelingsattest of verkavelingsvergunning » opgeheven.
Art. 58.Artikel 109 van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met het volgend lid : « Wanneer de aanvraag om vergunning betrekking heeft op een goed in de nabijheid van een gebied waarin vestigingen kunnen komen die een zwaar risico inhouden voor de personen, de goederen of het milieu in de zin van de richtlijn 96/82/EG, of in de nabijheid van een dergelijke vestiging of ook nog betrekking heeft op een dergelijke vestiging, wordt het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer gevraagd. »
Art. 59.In artikel 110, § 1 van dezelfde ordonnantie, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden « of binnen tien dagen na het verstrijken van de termijn van dertig dagen om dit advies uit te brengen ».
Art. 60.Paragraaf 4 van artikel 111.A van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 61.In artikel 111.B van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf, worden de woorden « in bijlage A 1° » vervangen door de woorden « bijlage A »; 2° het tweede lid de tweede paragraaf wordt vervangen door de volgende bepaling : « Wanneer de aanvragen om stedenbouwkundig attest, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning gelegen zijn in de perimeter van een bijzonder bestemmingsplan waaraan een milieueffectenrapport is voorafgegaan, of in de perimeter van een niet vervallen verkavelingsvergunning waaraan, bij toepassing van deze ordonnantie, een effectenstudie is voorafgegaan en deze aanvragen conform het bijzonder bestemmingsplan of de verkavelingsvergunning zijn, beperkt de onder artikel 111.C bedoelde effectenstudie zich tot de specifieke aspecten van de aanvraag om attest of vergunning waarmee geen rekening werd gehouden door het milieueffectenrapport dat aan de goedkeuring van het bestemmingsplan is voorafgegaan, of door de effectenstudie die aan de verkavelingsvergunning is voorafgegaan. »; 3° het derde lid van de tweede paragraaf wordt geschrapt.
Art. 62.In artikel 111.C, § 1, van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf worden de woorden « bijlage A, 1° » vervangen door de woorden « bijlage A »;2° de eerste paragraaf wordt met de volgende leden aangevuld : « De aanvrager kan, voorafgaandelijk aan de indiening van de aanvraag om attest of vergunning, de bevoegde overheid om advies vragen over de in het kader van de effectenevaluatieprocedure te verschaffen inlichtingen.Daartoe raadpleegt de bevoegde overheid het bestuur over de aard en de omvang van de vereiste inlichtingen. Het bestuur maakt zijn advies over aan de aanvrager en aan de bevoegde overheid binnen dertig dagen na de overdracht van de aanvraag en de bevoegde overheid brengt haar advies uit binnen vijfenveertig dagen van de aanvraag. Bij ontstentenis van een advies van de bevoegde overheid binnen de toegestane termijn, baseert de aanvrager zich op het advies van het bestuur.
Het feit dat de bevoegde overheid een advies heeft uitgebracht over de in het kader van de effectenevaluatieprocedure te verschaffen inlichtingen, belet de bevoegde overheid of de bestuursorganen die in de effectenevaluatieprocedure tussenbeide komen niet om de bouwheer later te vragen bijkomende inlichtingen voor te leggen. »
Art. 63.Aan artikel 111.P worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf worden de woorden « bijlage B, 1° » vervangen door de woorden « bijlage B »; 2° het tweede lid van de tweede paragraaf wordt vervangen door de volgende bepaling « Wanneer de aanvragen om stedenbouwkundig attest, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning gelegen zijn in de perimeter van een bijzonder bestemmingsplan waaraan een milieueffectenrapport is voorafgegaan, of in de perimeter van een niet vervallen verkavelingsvergunning waaraan, bij toepassing van deze ordonnantie, een effectenverslag is voorafgegaan en deze aanvragen conform het bijzonder bestemmingsplan of de verkavelingsvergunning zijn, beperkt de onder artikel 111.Q bedoelde effectenverslag zich tot de specifieke aspecten van de aanvraag om attest of vergunning waarmee geen rekening werd gehouden door het milieueffectenrapport dat aan de goedkeuring van het bestemmingsplan is voorafgegaan, of door de effectenverslag die aan de verkavelingsvergunning is voorafgegaan. »; 3° het derde lid van de tweede paragraaf wordt geschrapt.
Art. 64.Aan artikel 111.Q van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bijlage B, 1° » vervangen door de woorden « bijlage B »;2° het volgend lid wordt aan het einde van het tweede lid toegevoegd : « De aanvrager kan, voorafgaandelijk aan de indiening van de aanvraag om attest of vergunning, de bevoegde overheid om advies vragen over de in het kader van de effectenevaluatieprocedure te verschaffen inlichtingen.Daartoe raadpleegt de bevoegde overheid het bestuur over de aard en de omvang van de vereiste inlichtingen. Het bestuur maakt zijn advies over aan de aanvrager en aan de bevoegde overheid binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag en de bevoegde overheid brengt haar advies uit binnen de vijfenveertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een advies van de bevoegde overheid binnen de toegestane termijn, baseert de aanvrager zich op het advies van het bestuur.
Het feit dat de bevoegde overheid een advies heeft uitgebracht over de in het kader van de effectenevaluatieprocedure te verschaffen inlichtingen, belet de bevoegde overheid of de bestuursorganen die in de effectenevaluatieprocedure tussenbeide komen niet om de bouwheer later te vragen bijkomende inlichtingen voor te leggen. »
Art. 65.In artikel 112 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening en een prioritair actieprogramma » vervangen door de woorden « alsook een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ».
Art. 66.Artikel 113, eerste lid, van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door het volgende lid : « Wanneer speciale regelen van openbaarmaking worden voorgeschreven, organiseert het college van burgemeester en schepenen een openbaar onderzoek op eigen initiatief, binnen vijftien dagen na de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier bedoeld in artikel 109, of binnen vijftien dagen na de aanvraag van het stedenbouwkundig college, wanneer het beslist op basis van de artikelen 131 en 147, van de gemachtigde ambtenaar wanneer hij beslist op basis van de artikelen 128 en 139 en van de Regering, wanneer ze beslist op basis van de artikelen 136 en 151. »
Art. 67.Artikel 115 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 115.Het stedenbouwkundig college, wanneer het beslist op basis van de artikelen 131 en 147, de gemachtigde ambtenaar, wanneer hij beslist op basis van de artikelen 128 en 139 en de Regering, wanneer ze beslist op basis van de artikelen 136 en 151 kunnen, na een schriftelijke herinnering, een ambtenaar van het Bestuur ermee belasten zich naar het bevoegd gemeentebestuur te begeven om, op kosten van deze laatste, de in de artikelen 113 en 114 bedoelde wettelijke verplichtingen, die nog niet nagekomen zouden zijn binnen vijftien dagen na de herinnering, te laten uitvoeren.
Tot de inning van de kosten wordt overgegaan op initiatief van het Bestuur, bij een ter post aangetekende brief. Wanneer het gemeentebestuur verzuimt de kosten te betalen, kan de terugvordering ervan worden toevertrouwd aan de ontvanger van het Bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »
Art. 68.Aan artikel 116, van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : l° in de eerste paragraaf, derde en vierde lid, worden de woorden « in het eerste lid » vervangen door de woorden « in het tweede lid »;2° in de tweede paragraaf, derde lid, worden de woorden « de perceelsafinetingen » geschrapt;3° in de tweede paragraaf wordt het vierde lid geschrapt;4° in de vierde paragraaf, eerste lid, wordt het 1° vervangen door de volgende bepaling : « 1° de aanvraag is niet conform een in werking getreden ontwerp van bijzonder bestemmingsplan »;5° in de vierde paragraaf, eerste lid, wordt het 2° vervangen door de volgende bepaling : « 2° de aanvraag is niet conform een in werking getreden ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan »;6° in de vierde paragraaf, eerste lid, wordt het 3° geschrapt.
Art. 69.In artikel 118, van dezelfde ordonnantie, wordt § 3 geschrapt.
Art. 70.Artikel 123 van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 71.In artikel 125, § 2, van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « onverenigbaar is » vervangen door de woorden « niet overeenstemt »;2° in het eerste lid worden de woorden « of een geval bedoeld in artikel 31, vierde lid betreft » opgeheven.
Art. 72.In artikel 127 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « artikel 123 » vervangen door de woorden « artikel 152sexies, § 2 ».
Art. 73.Artikel 136 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgend lid aangevuld : « Wanneer het onderzoek van het dossier vereist dat de aanvraag aan de speciale regelen van openbaarmaking en/of het advies van de overlegcommissie onderworpen wordt, wordt de termijn daarenboven met dertig dagen verlengd. »
Art. 74.De leden 2 tot 4 van artikel 137 van dezelfde ordonnantie worden vervangen door hetgeen volgt : « Heeft de aanvrager geen beslissing ontvangen bij het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen met ingang op de dag waarop de rappelbrief ter post is afgegeven, wordt de beslissing van het stedenbouwkundig college die het voorwerp is van het beroep of, bij ontstentenis van een dergelijke beslissing, de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar, die het voorwerp is geweest van het beroep bij het stedenbouwkundig college, als bevestigd beschouwd. »
Art. 75.In de aanhef van Afdeling IX van Hoofdstuk 111 van Titel 111 van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « of aangaande de prioritaire actieprogramma's » geschrapt.
Art. 76.In artikel 139, eerste lid, van dezelfde ordonnantie wordt 4° geschrapt.
Art. 77.Artikel 140 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgend lid aangevuld : « Wanneer de aanvraag om vergunning betrekking heeft op een goed in de nabijheid van een gebied waarin vestigingen kunnen komen die een zwaar risico inhouden voor de personen, de goederen of het milieu in de zin van de richtlijn 96/82/EG, of in de nabijheid van een dergelijke vestiging of ook nog betrekking heeft op een dergelijke vestiging, wordt het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer gevraagd. »
Art. 78.Artikel 147 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgend lid aangevuld : « Wanneer het onderzoek van het dossier vereist dat de aanvraag aan de speciale regelen van openbaarmaking en/of het advies van de overlegcommissie onderworpen wordt, wordt de termijn daarenboven met dertig dagen verlengd. »
Art. 79.Aan artikel 151 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt als volgt aangevuld : « Wanneer het onderzoek van het dossier vereist dat de aanvraag aan de speciale regelen van openbaarmaking en/of het advies van de overlegcommissie onderworpen wordt, wordt de termijn daarenboven met dertig dagen verlengd »; 2° het derde t.e.m.vijfde lid wordt vervangen door hetgeen volgt : « Heeft de aanvrager geen beslissing ontvangen bij het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen met ingang op de dag waarop de rappelbrief ter post is afgegeven, wordt de beslissing van het stedenbouwkundig college die het voorwerp is van het beroep of, bij ontstentenis van een dergelijke beslissing, de beslissing van de gemachtigde ambtenaar, die het voorwerp is geweest van het beroep bij het stedenbouwkundig college, als bevestigd beschouwd. Wanneer noch het stedenbouwkundig college, noch de gemachtigde ambtenaar over de aanvraag hebben beslist, staat de ontstentenis van beslissing van de Regering binnen die termijn gelijk met de weigering van de vergunning. »
Art. 80.In artikel 152 van dezelfde ordonnantie wordt het vierde lid vervangen door de volgende bepaling : « Daarenboven kunnen de gemachtigde ambtenaar, het stedenbouwkundig college en de Regering de vergunning toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van de in Titel 11 bedoelde plannen van zodra er beslist werd die plannen te wijzigen met het oog op de verwezenlijking van handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de aanvraag, voor zover de bevoegde overheid, in de beslissing tot wijziging van het plan, aangetoond heeft dat de wijziging enkel betrekking heeft op de bestemming van kleine gebieden op plaatselijk vlak en niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben rekening houdend met de in bijlage D van deze ordonnantie opgesomde criteria. In dat geval is de aanvraag om vergunning onderworpen aan de in de artikelen 113 en 114 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking. »
Art. 81.In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 152sexies (nieuw) ingevoegd : «
Art. 152sexies.Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het stedenbouwkundig college en de Regering leggen de naleving op van de bij advies van de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp opgelegde voorwaarden, tenzij deze voorwaarden afbreuk doen aan het patrimoniaal belang van een onroerend goed dat beschermd is, ingeschreven is op de bewaarlijst, of waarvan de bescherming of inschrijving hangende is.
Van zodra de aan stedenbouwkundige vergunning onderworpen handelingen en werken voltooid zijn en vóór alle gebruik, brengt de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp een controlebezoek dat al dan niet bezegeld wordt met een eenvormigheidsattest, tenzij het gaat om handelingen en werken die ervan zijn vrijgesteld door de Regering.
Art. 82.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld artikel 152septies (nieuw) ingevoegd : «
Art. 152septies.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het stedenbouwkundig college en de Regering weigeren de vergunning : l° wanneer de aanvraag niet conform een in werking getreden ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan is;2° wanneer er, voor het grondgebied waar het goed gelegen is, geen geldend bijzonder bestemmingsplan of nietvervallen verkavelingsvergunning bestaat en de aanvraag niet conform een in werking getreden ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan is. Zij kunnen de vergunning weigeren met name : 1° wanneer de Regering beslist heeft het gewestelijk bestemmingsplan te wijzigen door, indien nodig, af te wijken van de bepalingen die men beslist heeft te wijzigen en er, voor het grondgebied waarop het goed gelegen is, geen geldend bijzonder bestemmingsplan of niet vervallen verkavelingsvergunning bestaat;2° wanneer zij van mening zijn dat de in de vergunningsaanvraag voorziene werken van die aard zijn dat ze de goede plaatselijke ordening in het gedrang brengen, van zodra de Regering beslist heeft het bijzonder bestemmingsplan te wijzigen of een bijzonder bestemmingsplan op te maken met als gevolg dat de op de vergunningsaanvraag toepasselijke verkavelingsvergunning gewijzigd of vernietigd wordt. § 2. De op de voorgaande motieven gebaseerde weigering van vergunning vervalt : 1° in het geval bedoeld in 1° van liet eerste lid van de eerste paragraaf, wanneer dit plan niet in werking is getreden binnen de twaalf maanden die volgen op de inwerkingtreding van het besluit van de Regering houdende vaststelling van het ontwerp;2° in het geval bedoeld in 2° van het eerste lid van de eerste paragraaf, wanneer dit plan niet in werking is getreden binnen de drie jaar na de goedkeuring door de Regering van het ontwerp-plan;3° in het geval bedoeld in 1° van het tweede lid van de eerste paragraaf, wanneer het nieuw plan niet in werking is getreden binnen de twee jaar vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Regering houdende beslissing tot wijziging ervan;4° in het geval bedoeld in 2° van het tweede lid van de eerste paragraaf, wanneer het ontwerp-plan niet is goedgekeurd door de Regering binnen de twaalf maanden die volgen op het besluit van de Regering houdende beslissing tot wijziging van het bijzonder bestemmingsplan of tot het opmaken van een dergelijk plan of wanneer dit plan niet in werking is getreden binnen de drie jaar na de goedkeuring van dit ontwerp-plan door de Regering.In dat geval is het oorspronkelijk verzoek, op aanvraag van de verzoeker, het voorwerp van een nieuwe beslissing die, in het geval van een weigering, niet meer op voormeld motief gegrond kan worden. »
Art. 83.In artikel 158 van dezelfde ordonnantie wordt het getal « 123 » geschrapt en worden de woorden « en 152quater » vervangen door « 152quater, 152sexies en 152septies ».
Art. 84.In artikel 160 van dezelfde ordonnantie worden het derde en het vierde lid vervangen door het volgend lid : « In de in artikel 137, tweede lid, en 151, derde lid, bedoelde hypothese, en bij ontstentenis van een beslissing van de Regering binnen de vastgestelde termijn wordt de beslissing van het stedenbouwkundig college die het voorwerp is van het beroep of, bij ontstentenis van een dergelijke beslissing, de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar die het voorwerp is geweest van het beroep bij het stedenbouwkundig college, als bevestigd beschouwd. Wanneer noch het stedenbouwkundig college noch de gemachtigde ambtenaar over de aanvraag beslist hebben, komt de ontstentenis van beslissing van de Regering overeen met een geweigerd attest. »
Art. 85.De eerste paragraaf van artikel 162 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende paragraaf : « § 1. Het stedenbouwkundig attest vervalt wanneer er, binnen de tweejaar na de afgifte ervan, geen enkele aanvraag om vergunning is ingediend of wanneer de binnen die termijn ingediende aanvraag om vergunning achteraf het voorwerp is van een definitieve beslissing tot weigering. »
Art. 86.In artikel 163 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « in een prioritair actieprogramma » geschrapt.
Art. 87.In artikel 167 van dezelfde ordonnantie wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin : « Zij kunnen, overeenkomstig de artikelen 86, § 3, 2e lid en 97, § 3, 2e lid, de omstandigheden vaststellen waarin stedenbouwkundige lasten kunnen worden opgelegd bij het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning, alsook de omvang van deze lasten »
Art. 88.In artikel 176 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « prioritaire actieprogramma's, » geschrapt.
Art. 89.In artikel 180 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « in de prioritaire actieprogramma's en » geschrapt.
Art. 90.In artikel 182, 4° van dezelfde ordonnantie worden de woorden « van de artikelen 121, 137, tweede en vierde lid, 143 en 151, derde en vijfde lid » vervangen door de woorden « van de artikelen 121 en 143 ».
Art. 91.Aan artikel 187 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden «, of bij ontstentenis van een dergelijke vergunning » ingelast tussen de woorden « stedenbouwkundige vergunningen » en de woorden «, is de aanvrager »;2° het laatste lid wordt vervangen door het volgend lid « De overtreder is gehouden alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop van de materialen en voorwerpen, te vergoeden.De terugbetaling van de sommen die de veroordeelde aan het Bestuur schuldig is wordt op initiatief van het Bestuur bij een ter post aangetekende brief verhaald.
Wanneer de schuldenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten aan de ontvanger van het Bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toevertrouwd worden. »
Art. 92.In artikel 189 van dezelfde ordonnantie wordt de tweede zin van het laatste lid vervangen door « De betaling van de som gebeurt op het daarvoor voorziene budgettair fonds van het Gewest. »
Art. 93.Het tweede lid van artikel 190 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : « De veroordeelde is gehouden alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop van de materialen en voorwerpen, te vergoeden. De terugbetaling wordt op initiatief van het Bestuur bij een ter post aangetekende brief verhaald.
Wanneer de schuldenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten aan de ontvanger van het Bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toevertrouwd worden. »
Art. 94.In het laatste lid van artikel 194bis van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « in handen van de ontvanger der registratie » geschrapt.
Art. 95.Artikel 204bis van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
Art. 96.§ 1 van artikel 207 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgende lid aangevuld : « De artikelen 53 tot 55 van Titel XIII « Preventiemaatregelen tegen brand » van de algemene bouwverordening van de Brusselse agglomeratie van 17 maart 1976 worden opgeheven. »
Art. 97.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld artikel 205ter (nieuw) ingevoegd : «
Art. 205ter.Het prioritair actieprogramma « Kristal », gelegen op het grondgebied van Sint-Jans-Molenbeek en vastgesteld bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 oktober 1999 blijft gevolg hebben tot 30 oktober 2004, behoudens verlenging voor een maximumduur van vijf jaar. » De bepalingen van de artikelen articles 4, 1°; 5; 7, 1°; 16, 1'; 30, 1e; 49; 51; 52; 61; 63; 65; 75; 76; 86; 88; 89; 125 en 126 van deze ordonnantie zijn niet van toepassing op dit prioritair actieprogramma.
Art. 98.Bijlage A van dezelfde ordonnantie wordt door de volgende tekst vervangen : « Bijlage A. AAN EEN EFFECTENSTUDIE ONDERWORPEN PROJECTEN : 1) kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van dé ontmanteling of de declassering van deze centrales of reactoren (met uitzondering van de onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische KW);2) installaties voor de verwerking van al dan niet bestraalde kernbrandstof;3) installaties voor : - de productie of de verrijking van kernbrandstof; - de verwerking van bestraalde kernbrandstof of van hoogradioactief afval; - de definitieve opruiming van bestraalde kernbrandstof, - uitsluitend de definitieve opruiming van radioactief afval; - uitsluitend het opslaan (voorzien voor meer dan tien jaar) van bestraalde kernbrandstof of van radioactief afval in een andere site dan die van de productie; 4) aanleg van spoorwegen voor spoorverkeer over lange afstand evenals aanleg van luchthavens in de zin van de conventie van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14), waarvan de opstijg- en landingsbanen minstens 2 100 meter lang zijn;5) aanleg van nieuwe lijnen voor het spoorverkeer, of verbreding van bestaande beddingen, waardoor het aantal lijnen op drie of meer wordt gebracht;6) aanleg van autosnelwegen en expresswegen in de zin van het Europees akkoord van 15 november 1975 over de grote internationale verkeerswegen;7) aanleg van een nieuwe weg met twee of meer rijbanen van het interwijkennet of het primair net of verbreding van een bestaande weg om er een weg van vier of meer rijbanen van te maken;8) bouw van ondergrondse of bovengrondse kunstwerken met uitzondering van de kunstwerken die uitsluitend door voetgangers of tweewielers gebruikt worden; 9) waterwegen en binnenhavens voor schepen van meer dan 1.350 ton; 10) handelshavens, met het land verbonden laad- en loskaden en voorhavens (uitgezonderd de kaden voor overslagboten) voor schepen van meer dan 1.350 ton; 11) bouwwerken voor de overheveling van watervoorraden tussen bekkens wanneer deze handeling bedoeld is om eventuele waterschaarste te voorkomen en het jaarlijks overgeheveld volume water 100 kubieke hectometer overschrijdt of bouwwerken voor de overheveling van watervoorraden wanneer het gemiddeld jaarlijks debiet, over verschillende jaren, van het onttrekkingsbekken 2.000 kubieke hectometer overschrijdt en het volume overgeheveld water 5 % van dat debiet overschrijdt; 12) stuwdammen en andere installaties om het water permanent tegen te houden of op te slaan wanneer het nieuwe, of een bijkomend volume tegen te houden of op te slaan water 10 kubieke hectometer overschrijdt;13) kanaliseringen voor het transport van gas, aardolie of chemische producten, met een diameter van meer dan 800 millimeter en een lengte van meer dan 40 kilometer;14) bovenleidingen voor het overbrengen van elektriciteit met een spanning van 220 kV of meer en met een lengte van meer dan 15 kilometer;15) permanente race- en testbanen voor auto's en moto's; 16) kantoorgebouwen waarvan de bovengrondse vloeroppervlakte groter is dan 20.000 m2; 17) parkeerplaatsen in open lucht voor motorvoertuigen, buiten de openbare weg, waar meer dan 200 plaatsen zijn voor auto's; 18) garages, overdekte plaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd (overdekte parkings, tentoonstellingsruimten, enz.) waarin men meer dan 200 voertuigen of aanhangwagens telt; 19) elke wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage bedoelde projecten die op zich beantwoordt aan de eventuele drempels die erin vermeld staan.»
Art. 99.Bijlage B van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende tekst : « Bijlage B. AAN EEN EFFECTENRAPPORT ONDERWORPEN PROJECTEN 1) projecten met betrekking tot de bestemming van woeste gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw;2) waterwerken voor de landbouw, met inbegrip van irrigatie- en drainageprojecten;3) eerste bosaanplanting en ontbossing met het oog op de bodemreconversie;4) diepteboringen, onder meer : - de geothermische boringen; - de boringen voor het opslaan van kernafval; - de boringen voor de waterbevoorrading; 5) industriële installaties voor het transport van gas, stoom en warm water;transport van elektrische energie via bovenleidingen (niet onder bijlage A bedoelde projecten); 6) installaties voor de verwerking en het opslaan van kernafval (andere dan deze bedoeld in bijlage A);7) aanleg van spoorweg- en intermodale platforms en intennodale terminals (niet onder bijlage A bedoelde projecten);8) bouw van luchthavens (niet onder bijlage A bedoelde projecten);9) aanleg van wegen, van havens en haveninstallaties, met inbegrip van vissershavens (niet onder bijlage A bedoelde projecten);10) aanleg van niet onder bijlage A bedoelde waterwegen, werkzaamheden voor de kanalisering en de normalisatie van de waterlopen;11) alle werken die het rivierenstelsel wijzigen of storen;12) stuwdammen en andere installaties om het water op een duurzame manier tegen te houden of op te slaan (niet onder bijlage A bedoelde projecten);13) aanleg van olie-, gas- of waterleidingen (niet onder bijlage A bedoelde projecten);14) skipisten, skiliften, kabelbanen en aanverwante inrichtingen;15) jachthavens;16) doorlopende camping- en caravanterreinen;17) aanleg van industriegebieden van meer dan vijf hectare;18) aanleg van een spoorweggebied van meer dan vijf hectare met verandering van bestemming;19) alle verkeersinfrastructuren die een wezenlijke wijziging van het verkeersstelsel van het stuk weg en of van het omliggende net meebrengen voor zover deze niet bedoeld zijn in bijlage A, uitgezonderd de wijzigingen die beperkt zijn tot verbeteringen van het voetgangersen fietsverkeer; 20) aanleg van een beplante eigendom van meer dan 5.000 m2; 21) bouw van een kantoorgebouw waarvan de bovengrondse vloeroppervlakte tussen 5.000 m2 en 20.000 m2 gelegen is; 22) hotelinrichting met meer dan 100 kamers; 23) scheppen van meer dan 1.000 m2 lokalen voor productieactiviteiten, handelszaken of opslagplaatsen in de hoofdzakelijk voor huisvesting bestemde gebieden; 24) scheppen van sport-, culturele, vrijetijds-, school- en sociale voorzieningen waarin meer dan 200 m2 toegankelijk is voor het gebruik van die voorzieningen;25) parkeerplaatsen in open lucht voor motorvoertuigen, buiten de openbare weg, waar van 50 tot 200 plaatsen zijn voor auto's; 26) garages, overdekte plaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd (overdekte parkings, tentoonstellingsruimten, enz.) die tussen 25 en 200 voertuigen of aanhangwagen tellen; 27) projecten uit bijlage A, die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor het ontwikkelen en voor het testen van nieuwe methoden of producten en die gedurende meer dan een jaar niet worden gebruikt;28) elke wijziging of uitbreiding van de projecten die opgenomen zijn in bijlage A, of in bijlage B waarvoor reeds een toelating werd afgegeven of die reeds gerealiseerd zijn of die zich in de realisatiefase bevinden, die aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben (wijziging of uitbreiding die niet voorkomt in bijlage A).»
Art. 100.Dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met een als volgt opgestelde bijlage C : « Bijlage C. INHOUD VAN HET MILIEUEFFECTENRAPPORT VAN DE PLANNEN Het milieueffectenrapport omvat de volgende informatie : 1° een samenvatting van de inhoud, een beschrijving van de doelstellingen van het plan evenals zijn banden met andere pertinente plannen en programma's;2° de pertinente aspecten van de milieutoestand en zijn waarschijnlijke evolutie als het plan niet in werking treedt;3° de milieukenmerken van de gebieden die waarschijnlijk aanzienlijk getroffen zullen worden;4° de aan het plan verbonden milieuproblemen meer bepaald deze die betrekking hebben op de gebieden die bijzonder belangrijk zijn voor het milieu zoals de gebieden die werden aangeduid overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora;5° de milieuproblemen die verbonden zijn aan de inschrijving op het plan, van de gebieden waarbinnen vestigingen toegelaten zijn die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of, indien het plan geen dergelijke gebieden omwat, de milieuproblemen die verbonden zijn aan de inschrijving op het plan van gebieden die voor huisvesting zijn bestemd of door het publiek bezocht worden of een bijzondere natuurlijke waarde hebben, of die verbindingswegen bevatten en die gelegen zijn in de nabijheid van dergelijke etablissementen of gebieden waarin deze toegelaten zijn;6° de inzake milieubescherming relevante doelstellingen en de manier waarop ze overwogen worden in het kader van de uitwerking van het plan;7° de waarschijnlijk aanzienlijke effecten, te weten met name de bijkomstige, cumulatieve, synergetische effecten, de effecten op korte, middellange en lange termijn, permanent en tijdelijk, zowel positief als negatief, op het milieu evenals op de biodiversiteit, de bevolking, de volksgezondheid, de fauna en flora, de bodem, het water, de lucht, de klimatologische factoren, de mobiliteit, de materiële goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architecturaal en archeologisch erfgoed, de landschappen en de wisselwerkingen tussen deze factoren;8° de te nemen maatregelen om elk aanzienlijk negatief effect van de tenuitvoerlegging van het plan op het milieu te vermijden, te beperken en, in de mate van het mogelijke, te compenseren;9° de voorstelling van de mogelijke alternatieven, hun rechtvaardiging en de redenen voor de weerhouden keuzen;10° een beschrijving van de weerhouden evaluatiemethode en van de ontmoette moeilijkheden bij de inzameling van de vereiste informatie;11° de overwogen maatregelen om de follow-up van inwerkingtreding van het plan te verzekeren;12° een niet-technische samenvatting van de hogerop bedoelde informatie.»
Art. 101.Dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met een als volgt opgestelde bijlage D : « Bijlage D. CRITERIA VOOR DE VASTSTELLING VAN DE MOGELIJKE AANZIENLIJKE EFFECTEN VAN PLANNEN 1. De kenmerken van plannen, in het bijzonder : - de mate waarin het plan een kader vormt voor projecten en andere activiteiten met betrekking tot de ligging, aard, omvang en gebruiksvoorwaarden alsmede wat betreft de toewijzing van hulpbronnen; - de mate waarin het plan andere plannen en programma's, met inbegrip van die welke deel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt; - de relevantie van het plan voor de integratie van milieuoverwegingen, vooral met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling; - milieuproblemen die relevant zijn voor het plan; - de relevantie van het plan voor de toepassing van de milieuwetgeving van de Gemeenschap betreffende milieu (bijvoorbeeld de plannen en de programma's die verbonden zijn aan het beheer van afval en waterbescherming). 2. Kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed, in het bijzonder : - de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten; - de cumulatieve aard van de effecten; - de grensoverschrijdende aard van de effecten; - de risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu (bijv. door ongevallen); - de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden); - de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed gelet op; - bijzondere natuurlijke kenmerken of cultureel erfgoed; - de overschrijding van de milieukwaliteitsnormen of van grenswaarden; - intensief grondgebruik; - de effecten op gebieden en landschappen die door een lidstaat, door de Gemeenschap, dan wel in internationaal verband als beschermd gebied zijn erkend. » TITEL II. - Wijzigingen van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed
Art. 102.In de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed, worden de woorden « De Executieve », « van de Executieve » en « aan de Executieve » respectievelijk vervangen door de woorden « De Regering », « van de Regering » en c aan de Regering ».
Art. 103.Aan artikel 2 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een als volgt opgesteld 9° wordt aan het einde van 8° toegevoegd : « archeologische goederen : alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen van de mens, van zijn activiteiten of van zijn natuurlijke habitat, die een getuige zijn van vervlogen tijden of beschavingen en waarvoor de voornaamste of één van de voornaamste wetenschappelijke informatiebronnen uit de archeologische onderzoeksmethoden afkomstig is »;2° een als volgt opgesteld 10° wordt aan het einde van 9° toegevoegd : « prospectie : handeling bestemd om een archeologische site te lokaliseren zonder er wijzigingen aan aan te brengen »;3° een als volgt opgesteld punt 11° wordt aan het einde van 10° toegevoegd : « peiling : handeling die een wijziging van de toestand van een site inhoudt, om zich een beeld te vormen van het bestaan, de aard, de uitgestrektheid of de toestand van een archeologische site »;4° een als volgt opgesteld 12° wordt aan het einde van 11° toegevoegd : « opgravingen : het geheel van de handelingen en werken met het oog op de exploratie, de analyse en de studie in situ van het geheel of een deel van een archeologische site »;5° een als volgt opgesteld 13° wordt aan het einde van 12° toegevoegd : « ontdekkingen : het blootleggen van archeologische goederen op een andere manier dan via opgravingen of peilingen;».
Art. 104.Aan artikel 3 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Paragraaf 1 wordt als volgt aangevuld : « Ter uitvoering van de bevoegdheden inzake advies en aanbevelingen die haar krachtens de voorgaande leden zijn toegekend, verzekert de Commissie het behoud van de goederen die onder het onroerend erfgoed vallen, die ingeschreven zijn op de bewaarlijst of beschermd zijn en waakt ze over hun herbestemming wanneer ze niet uitgebaat of niet gebruikt worden.» 2° Het derde lid van § 4 wordt vervangen door hetgeen volgt : « Het secretariaat heeft met name als taak het secretariaat en de interne administratie van de Commissie te verzekeren.»
Art. 105.In artikel 6 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « bij het gemeentebestuur of op het secretariaat van de Commissie » vervangen door de woorden « of bij het gemeentebestuur ».
Art. 106.In artikel 7 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 5, worden de woorden « dertig dagen » vervangen door de woorden « vijfenveertig dagen »;2° in § 6, wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee »;3° een als volgt opgesteld § 7, wordt aan het einde van paragraaf 6 toegevoegd : « § 7.Wanneer de aanvraag om inschrijving op de bewaarlijst van de eigenaar uitgaat of wanneer ze, in het geval van mede-eigendom of van splitsing van het eigendomsrecht, unaniem gebeurt, kan de Regering, in plaats van de beslissing de in § 3 bedoelde inschrijvingsprocedure te openen, het besluit tot inschrijving op de bewaarlijst rechtstreeks goedkeuren zoals voorzien in de artikelen 8 tot 10 na het advies van het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente en van de Commissie te hebben ingewonnen.
De Commissie brengt haar advies uit binnen negentig dagen na de aanhangigmaking van de aanvraag. Bij ongunstig advies binnen deze termijn, wordt de procedure voortgezet in naleving van de in de §§ 3 tot 6 van dit artikel vastgelegde modaliteiten. ».
Art. 107.In artikel 18, § l, eerste zin van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « in voorkomend geval » ingelast tussen de woorden « en ze stelt » en « de afbakening ».
Art. 108.In artikel 19, § 1, van dezelfde ordonnantie wordt het voorlaatste lid vervangen door hetgeen volgt : « Wordt toegevoegd aan het besluit, een plan dat het monument, het geheel, het landschap of de archeologische vindplaats, elk met hun eventuele beschermingsperimeter, afbakent. »
Art. 109.In dezelfde ordonnantie wordt een als volgt opgesteld artikel 21bis (nieuw) ingevoegd : «
Art. 21bis.Wanneer de aanvraag om inschrijving op de bescherming van de eigenaar uitgaat of wanneer ze, in het geval van mede-eigendom of van splitsing van het eigendomsrecht, unaniem gebeurt, kan de Regering, in plaats van de beslissing van de in artikel 19 bedoelde beschermingsprocedure te openen, het besluit tot bescherming rechtstreeks goedkeuren zoals voorzien in de artikelen 23 tot 25 na het advies van het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente en van de Commissie te hebben ingewonnen.
Het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente geeft zijn advies binnen de negentig na de aanhangigmaking van de aanvraag.
De Commissie brengt haar advies uit binnen negentig dagen na de aanhangigmaking van de aanvraag. Eens deze termijn voorbij wordt het advies als ongunstig beschouwd. Wanneer het advies van de Commissie ongunstig is of als dusdanig beschouwd wordt, wordt de procedure voortgezet in naleving van de in de artikelen 19 tot 22 vastgelegde modaliteiten. »
Art. 110.Aan artikel 23 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de tweede zin worden de woorden « in voorkomend geval » ingelast tussen de woorden « Het besluit stelt » en « rondom ieder beschermd goed »;2° de laatste zin wordt vervangen door de zin « Wordt toegevoegd aan het besluit, een plan dat het monument, het geheel, het landschap of de archeologische vindplaats, eik met hun eventuele beschermingsperimeter, afbakent.»
Art. 111.Artikel 27, § 8, van dezelfde ordonnantie wordt als volgt aangevuld : « Wanneer deze termijn volledig of deels binnen de schoolvakantieperioden valt, vervalt hij 30 dagen na de schoolvakantieperiode. »
Art. 112.Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid dat § 1 wordt, worden de woorden « evenals de speciale regelen van openbaarmaking » vervangen door de woorden « evenals aan het advies van de overlegcommissie ».2° De volgende paragraaf wordt aan het einde van het artikel toegevoegd : « § 2.De Regering kan, na het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te hebben ingewonnen, de lijst vaststellen van de handelingen en werken die, wegens hun gering omvang, geen advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest vereisen.
De handelingen en werken die zijn vrijgesteld van het voorafgaand advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, zijn eveneens vrijgesteld van de speciale regelen van openbaarmaking en van het advies van de overlegcommissie. »
Art. 113.Aan artikel 32 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de Provincie » worden geschrapt in de § 1;2° in de eerste zin van § 2 worden de woorden « de Provincie » geschrapt, de tweede zin van § 2 wordt vervangen door de volgende zin : « De gemeente krijgt de toelagen die door het Gewest worden toegekend », in de derde zin van § 2 worden de woorden « de Provincie » geschrapt;3° § 2 wordt als volgt aangevuld : « De terugbetaling van deze kosten wordt door het Bestuur gevraagd bij een ter post aangetekende brief.Wanneer de eigenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten verder door de ontvanger van het bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behandeld worden. »
Art. 114.In artikel 33 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de provincie » geschrapt.
Art. 115.Een hoofdstuk VIIbis, getiteld « Opgravingen, peilingen en archeologische vondsten », en dat de volgende artikelen omvat, wordt in dezelfde ordonnantie ingevoegd « Hoofdstuk VIIbis. Opgravingen, peilingen en archeologische vondsten.
Deel 1. - De personen die ertoe gemachtigd zijn opgravingen en peilingen uit te voeren
Art. 34bis.§ 1. De Regering erkent, volgens de voorwaarden en procedure die ze vaststelt, de natuurlijke of rechtspersonen, publiek of privaat, die ertoe gemachtigd zijn opgravingen of peilingen uit te voeren. Het Gewest is van ambtswege erkend. § 2. De opgravingen en peilingen die niet zijn ondernomen bij toepassing van de artikelen 34ter tot 34quinquies mogen niet worden uitgevoerd zonder voorafgaande toelating van de Regering of haar afgevaardigde.
De toelating kan met name onderworpen worden aan voorwaarden die te maken hebben met de bevoegdheid van de aanvrager, met de in te zetten menselijke en technische middelen, met het bewijs van een akkoord met de eigenaar over de devolutie van de archeologische goederen en hun bewaargeving of met de verplichting tussentijdse verslagen over de stand van zaken op te maken en een eindeverslag dat binnen een welbepaalde termijn neergelegd moet worden.
Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin de opgravingen of de peilingen zullen worden uitgevoerd, en de commissie worden, tegelijk met de aanvrager, ingelicht over de afgegeven toelatingen en over de desbetreffende voorwaarden.
Deel 2. - De opgravingen en peilingen van openbaar nut
Art. 34ter.§ 1. De Regering kan verklaren dat het van openbaar nut is een vindplaats te bezetten om tot peilingen of opgravingen over te gaan.
Zij bepaalt de omstandigheden waarin tot deze handelingen kan worden overgegaan, bakent het terrein of de ruimte af die bezet moet worden en bepaalt de datum waarop de operaties zullen starten en de tijd die ze in beslag zullen nemen.
Van het besluit wordt kennisgegeven aan de eigenaar bij een ter post aangetekende brief.
Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving brengt de eigenaar de huurder of de gebruiker van het onroerend goed ervan op de hoogte bij een ter post aangetekende brief. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt die verplichting.
De door het besluit bedoelde peilingen en opgravingen kunnen door het Gewest ondernomen worden binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken eigenaar. § 2. Wanneer de peilingen of opgravingen archeologische goederen van uitzonderlijke waarde aan het licht brengen, kan de Regering het van openbaar nut verklaren de duur van de onder § 1 bedoelde termijn te verlengen voor een periode die ze vaststelt en die tegen dezelfde voorwaarden verlengbaar is, om over te gaan tot bijkomende peilingen of opgravingen en/of om de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de archeologische vindplaats te starten. Van het besluit wordt kennis gegeven aan de eigenaar bij een ter post aangetekende brief. Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving geeft de eigenaar hiervan kennis, per aangetekend schrijven, aan de huurder of gebruiker van het onroerend goed. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt die verplichting. § 3. Bij het verstrijken van de termijn om de opgravingen en peilingen uit te voeren moet de archeologische vindplaats hersteld worden in de staat waarin zij zich bevond vóór ertoe werd overgegaan, tenzij een procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de vindplaats geopend werd.
Deel 3. - De opgravingen en peilingen naar aanleiding van een vergunningsaanvraag
Art. 34quater.§ 1. De afgifte van een stedenbouwkundige vergunning of van een verkavelingsvergunning kan worden onderworpen aan bijzondere voorwaarden die verbonden zijn aan de bescherming van het archeologisch erfgoed. § 2. Zij kan eveneens afhankelijk worden gemaakt van de voorwaarde om, voorafgaand aan of gelijktijdig met de tenuitvperlegging van de vergunning, het Gewest of de gemeente de mogelijkheid te geven opgravingen of peilingen uitte voeren.
De vergunning bepaalt de voorwaarden waarin deze handelingen mogen worden uitgevoerd, bakent het terrein of de ruimte af die bezet moet worden en bepaalt de datum waarop de operaties zullen starten en de tijd die ze in beslag zullen nemen, zonder 21 dagen te overschrijden en, in voorkomend geval, de planning van de volgorde waarin de toegelaten opgravingen of peilingen en de handelingen en werken uitgevoerd moeten worden.
De termijn waarin de peilingen en opgravingen uitgevoerd moeten worden, wordt opgeschort wanneer ze niet haalbaar zijn door overmacht of door de schuld van de houder van de vergunning. Het Gewest of de gemeente geven kennis, aan de houder van de vergunning, op straffe van verval, van de feiten die de opschorting van bovengenoemde termijn rechtvaardigen, binnen een termijn van 5 dagen nadat ze zich hebben voorgedaan.
De aan de toegelaten handelingen en werken voorgeschreven voorafgaande peilingen en opgravingen kunnen ondernomen worden van zodra de vergunning afgegeven is. § 3. Wanneer de peilingen of opgravingen archeologische goederen van uitzonderlijke waarde aan het licht brengen, kan de Regering het van openbaar nut verklaren de onder § 2 bedoelde verrichtingen te verlengen, voor periode die ze vaststelt en die tegen dezelfde voorwaarden verlengbaar is, om over te gaan tot bijkomende peilingen of opgravingen en/of om de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de archeologische vindplaats te starten.
Van het besluit wordt kennisgegeven aan de houder van de vergunning bij een ter post aangetekende brief.
Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving brengt de houder van de vergunning de eigenaar, de huurder of de gebruiker van het onroerend goed evenals elkeen die belast zou zijn geweest met de uitvoering van de door de vergunning bedoelde handelingen en werken ervan op de hoogte bij een ter post aangetekende brief. De aan de houder van de vergunning gerichte kennisgeving vermeldt die verplichting.
De stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen waarvan de tenuitvoerlegging de volledige of gedeeltelijke vernieling van de archeologische goederen dreigt in te houden, worden opgeschort tijdens de aanvullende peilingen of opgravingen of voor de duur van de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de vindplaats. Wanneer de vindplaats ingeschreven of beschermd wordt, vervallen zij. § 4. Het Gewest en de gemeente hebben, van bij de indiening van de vergunningsaanvraag, toegang tot de vindplaats waar de handelingen en werken ondernomen moeten worden. Zij kunnen op eigen initiatief prospecties uitvoeren, tijdens het onderzoek van de aanvraag om vergunning, om de onder de §§ 1 en 2 bedoelde voorwaarden te bepalen.
Deel 4. - De archeologische vondsten
Art. 34quinquies.§ 1. Elke ontdekking van archeologische goederen moet binnen de drie dagen door de vinder aan de eigenaar van de archeologische vindplaats en aan het Gewest worden medegedeeld en, in het geval van een ontdekking naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van een stedenbouwkundige vergunning of van een verkavelingsvergunning, aan de houder van deze vergunning.
De archeologische goederen en hun vindplaats worden in hun toestand behouden, gevrijwaard van schade en vernielingen en toegankelijk gemaakt om het Gewest in staat te stellen de ontdekkingen te onderzoeken en over te gaan tot peilingen of opgravingen op de vindplaats gedurende een termijn die niet meer mag bedragen dan 21 dagen vanaf de verklaring.
De termijn waarin de peilingen en opgravingen uitgevoerd moeten worden, wordt opgeschort wanneer ze niet haalbaar zijn door overmacht of door de schuld van de eigenaar of van de houder van de vergunning.
Het Gewest geeft kennis, in het geval van een ontdekking naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van een stedenbouwkundige vergunning, aan de houder van de vergunning, op straffe van verval, van de feiten die de opschorting van bovengenoemde termijn rechtvaardigen, binnen een termijn van 5 dagen nadat ze zich hebben voorgedaan. § 2. Wanneer de peilingen of opgravingen archeologische goederen van uitzonderlijke waarde aan het licht brengen, kan de Regering het van openbaar nut verklaren de onder § 1 bedoelde termijn verlengen voor een periode die ze vaststelt en die tegen dezelfde voorwaarden verlengbaar is, om over te gaan tot bijkomende peilingen of opgravingen en/of om de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de archeologische vindplaats te starten.
Van het besluit wordt kennisgegeven, bij een ter post aangetekende brief, aan de eigenaar van de vindplaats en, in het geval van een ontdekking tijdens de tenuitvoerlegging van de stedenbouwkundige vergunning of de verkavelingsvergunning, aan de houder van die vergunning.
Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving brengt de eigenaar de huurder of de gebruiker van het onroerend goed ervan op de hoogte bij een ter post aangetekende brief en, in het geval van een ontdekking tijdens de tenuitvoerlegging van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning doet de houder van de vergunning dit bij elkeen die belast zou zijn geweest met de uitvoering van de door de vergunning bedoelde handelingen. De aan de houder van de vergunning gerichte kennisgeving vermeldt die verplichting. § 3. In het geval van toevallige ontdekkingen van archeologische goederen, tijdens de tenuitvoerlegging van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, wordt de vergunning waarvan de tenuitvoerlegging de volledige of gedeeltelijke vernieling van de archeologische goederen dreigt in te houden, opgeschort tijdens de onder de §§ 1 en 2 bedoelde termijnen of voor de duur van de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de vindplaats. Wanneer de vindplaats ingeschreven of beschermd wordt, vervalt de vergunning. § 4. De archeologische vindplaats moet hersteld worden in de staat waarin zij zich bevond vóór het uitvoeren van de peilingen of opgravingen, tenzij een procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of tot bescherming van de vindplaats geopend werd.
Deel 5. - De vergoedingen
Art. 34sexies.Schade voortvloeiend uit bij toepassing van de artikelen 34ter, 34quater, § 3, en 34quinquies, § 2, van openbaar nut verklaarde archeologische opgravingen en peilingen of uit het opschorten en het vervallen van de in de artikelen 34quater, § 3, en 34quinquies, § 3, bedoelde stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning moet worden vergoed.
De Regering bepaalt de vergoeding, en kent ze toe nadat de reclamant het bewijs van de opgelopen schade geleverd heeft.
Deel 6. - Het toezicht op de roerende archeologische goederen
Art. 34septies.De ontdekte of naar aanleiding van peilingen of opgravingen blootgelegde archeologische goederen worden aan het toezicht van het Gewest toevertrouwd tot aan hun definitieve devolutie.
Deel 7. - De toelagen
Art. 34octies.De Regering kan toelagen toekennen voor : 1° bodemonderzoek, peilingen en opgravingen;2° liet maken of verspreiden van publicaties betreffende de bodemonderzoeken, peilingen, opgravingen en archeologische vondsten;3° de bescherming, het herstellen en het opwaarderen van de landschappen en archeologische goederen;4° de organisatie van colloquia, wetenschappelijke of populair-wetenschappelijke manifestaties gewijd aan de opgravingen en aan de archeologische vondsten. Het toekennen van toelagen kan gekoppeld worden aan de verplichting tussentijdse rapporten op te maken over de stand van zaken en een eindrapport neer te leggen binnen een welbepaalde termijn. »
Art. 116.Artikel 35 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 35.Behalve de ambtenaren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren en beambten belast met het beheer en de politie over de wegen, de door de Regering aangewezen technische ambtenaren en beambten van de gemeenten en van het Gewest, bevoegd om de in artikel 37 omschreven misdrijven op te sporen en bij proces-verbaal vast te stellen.
De genoemde ambtenaren en beambten hebben toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten.
Wanneer deze verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze door de ambtenaren en beambten enkel worden uitgevoerd indien er aanwijzingen voor het bestaan van een misdrijf zijn en op voorwaarde dat de politierechter hen daartoe heeft gemachtigd.
Onverminderd de toepassing van de strengere straffen die in de artikelen 269 en 275 van het Strafwetboek zijn bepaald, wordt al wie zich tegen de uitoefening van het hierboven bedoelde recht van huiszoeking heeft verzet, gestraft met een geldboete van 1 tot 10 EUR en een gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen. »
Art. 117.Artikel 36 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° de eerste paragraaf wordt vervangen door de tweede paragraaf die de eerste paragraaf wordt;2° in het voorlaatste lid van de nieuwe eerste paragraaf, worden de woorden « binnen vijftien dagen worden bevestigd door de Executieve » vervangen door de woorden « binnen de tien dagen door de burgemeester of de gemachtigde ambtenaar worden bevestigd »;3° een als volgt opgestelde tweede paragraaf wordt aan het einde van de nieuwe eerste paragraaf toegevoegd : « § 2.De belanghebbende kan, in kort geding, de opheffing van de maatregel vragen tegenover het Gewest of de gemeente naar gelang van de beslissing tot bevestiging kennis werd gegeven door de gemachtigde ambtenaar of door de burgemeester. De aanvraag wordt voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg gebracht van het rechtsgebied waarin de handelingen en werken hebben plaats gevonden.
Het vierde deel van boek II, Titel VI van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de indiening en het onderzoek van de aanvraag. »; 4° de volgende paragrafen worden aan het einde van de nieuwe tweede paragraaf toegevoegd : « § 3.Voornoemde officieren, ambtenaren en beambten worden ertoe gemachtigd alle maatregelen te nemen, met inbegrip van de verzegeling, om de toepassing van het bevel tot stopzetting of de beslissing van bevestiging te verzekeren. § 4. Al wie in strijd met het bevel tot stopzetting of de beslissing van bevestiging de werken of handelingen zal hebben voortgezet wordt, los van de in artikel 37 voorziene straffen voor de misdrijven, gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand. »
Art. 118.Aan artikel 37 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van het eerste lid van § I wordt als volgt vervangen : « Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 2,5 euro tot 7.500 euro of met één van deze straffen alleen, wordt gestraft »; 2° het 6° van § 1 wordt geschrapt;3° de eerste § wordt als volgt aangevuld : « 6° hij die, zonder de in artikel 34bis, § 1 bedoelde erkenning of zonder de in artikel 34bis, § 2, bedoelde voorafgaande machtiging of in strijd met de in deze machtiging gestelde voorwaarden, peilingen of opgravingen uitvoert;7° hij die de in toepassing van de artikelen 34ter tot 34quinquies uit te voeren peilingen of opgravingen verhindert;8° de ontdekker die de in artikel 34quinquies bedoelde aangifte vergeet te doen;9° de eigenaar of de houder van de vergunning die de in de artikelen 34ter § 1, vierde lid, en § 2, tweede lid, 34quater, § 3, derde lid, en 34quinquies, § 2, derde lid, bedoelde kennisgevingen vergeet te doen.»; 10° de tweede § wordt vervangen door : « § 2.De straffen zijn echter een gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en een geldboete van 500 tot 15.000 euro, of één van deze straffen alleen, indien de schuldigen aan de in de vorige paragraaf omschreven overtredingen, personen zijn die wegens hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur aanbieden, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen opstellen. Hetzelfde geldt voor degenen die bij die verrichtingen als tussenpersoon optreden. »
Art. 119.Artikel 38 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt vervangen : «
Art. 38.Op verzoek van de gemachtigde ambtenaar of van het college van burgemeester en schepenen gelast de rechtbank, naast de straffen, de herstelling in zijn oorspronkelijke staat van het goed dat tot het onroerend erfgoed behoort of de werken die nodig zijn om het, in de mate van het mogelijke, zijn oorspronkelijk aanzicht terug te bezorgen.
De rechtbank stelt daartoe een termijn vast die één jaar niet mag overschrijden.
Het vonnis beschikt dat, wanneer de plaatsen niet in hun oorspronkelijke toestand worden hersteld of de handelingen en werken niet binnen de voorgeschreven termijn worden uitgevoerd, de gemachtigde ambtenaar, het college van burgemeester en schepenen en eventueel de burgerlijke partij ambtshalve tot de uitvoering ervan kunnen laten overgaan.
Het Bestuur dat of de particulier die het vonnis uitvoert, heeft het recht de materialen en voorwerpen die afkomstig zijn van de herstelling in de oorspronkelijke staat, te verkopen, te vervoeren of op te slaan en te vernietigen op een door hem gekozen plaats.
De veroordeelde moet alle uitvoeringskosten terugbetalen, na aftrek van de verkoopprijs van de materialen en voorwerpen. De terugbetaling wordt gevorderd door het Bestuur bij een ter post aangetekende brief.
Wanneer de schuldenaar in gebreke van betaling blijft, kan de invordering van de kosten door de ontvanger van het Bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhaald.
Op verzoek van de kopers of huurders kan de rechtbank, op kosten van de veroordeelde, hun koop- of huurakte nietig verklaren, onverminderd het recht op vergoeding ten laste van de schuldige. ».
Art. 120.In dezelfde ordonnantie worden de als volgt opgestelde artikelen 38bis tot 38quater (nieuwe) ingevoegd : «
Art. 38bis.Voor het rechtstreeks herstel zijn de rechten van de burgerlijke partij beperkt tot het overeenkomstig artikel 38 door de bevoegde overheid gekozen herstel, onverminderd het recht op vergoeding ten laste van de schuldige.
Art. 381ter.De gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen kan, voor de burgerlijke rechtbank, de herstelling in zijn oorspronkelijke staat van het goed dat tot het onroerend erfgoed behoort of de werken die nodig zijn om het, in de mate van het mogelijke, zijn oorspronkelijk aanzicht terug te bezorgen, vorderen.
De bepalingen van de artikelen 38 en 38bis zijn eveneens van toepassing bij een voor de burgerlijke rechtbank ingeleide actie.
De rechten van de benadeelde partij die hetzij gezamenlijk met de overheden hetzij alleen handelt zijn, wat het rechtstreeks herstel betreft, beperkt tot het door de bevoegde overheid gekozen herstel, onverminderd het recht op vergoeding ten laste van de schuldige.
Art. 38quater.De dagvaarding voor de correctionele rechtbank op grond van artikel 38 of het exploot van rechtsingang voorzien in artikel 38ter wordt in het hypotheekkantoor van het gebied waar de goederen gelegen zijn, overgeschreven ten verzoeke van de deurwaarder die het exploot heeft opgemaakt.
De dagvaarding of het exploot moet de kadastrale omschrijving vermelden van het onroerend goed dat het voorwerp van het misdrijf is, en de eigenaar ervan in de vorm en met de sanctie die in de hypotheekwet bepaald zijn, identificeren.
Elke in de zaak uitgesproken beslissing wordt op de kant van de overgeschreven dagvaarding of van het exploot vermeld overeenkomstig de door de hypotheekwet voorziene bepalingen.
Dit geldt eveneens voor het attest van de gemachtigde ambtenaar waaruit blijkt dat het vonnis uitgevoerd werd of dat de eigenaar de voorgeschreven vergunning op definitieve wijze bekomen heeft en de werken heeft uitgevoerd overeenkomstig de verordenende bepalingen en de vergunning.
Wanneer de overheden of derden verplicht zijn, ten gevolge van het onvermogen van de veroordeelde, te voorzien in de uitvoering van het vonnis, wordt de schuldvordering die hierdoor ontstaat te hunnen bate, gewaarborgd door een wettelijke hypotheek waarvan de inschrijving, de hernieuwing, de vermindering en de volledige of gedeeltelijke doorhaling gebeuren overeenkomstig de door de hypotheekwet voorziene bepalingen.
Deze waarborg is van toepassing op de schuldvordering die resulteert uit het door hen gegeven voorschot op de kosten van de hypothecaire formaliteiten, die ten laste zijn van de veroordeelde. »
Art. 121.In dezelfde ordonnantie, wordt een als volgt opgesteld hoofdstuk VIIIbis getiteld « Hoofdstuk VIIIbis Dading » dat een artikel 38quinquies (nieuw) omvat, ingevoegd : «
Art. 38quinquies.De Regering of de daartoe door haar gemachtigde ambtenaar kan, eenstemmig met het college van burgemeester en schepenen, een dading aangaan met de overtreder.
De Regering en de gemachtigde ambtenaar kunnen een dading slechts geldig voorstellen wanneer de Procureur des Konings geen intentie te kennen gegeven heeft de strafvordering voort te zetten of uit te breiden overeenkomstig de artikelen 216bis en ter van het Wetboek van Strafvordering binnen negentig dagen nadat hem de aanvraag gedaan werd en, wanneer het misdrijf doorlopend is, nadat er een einde is gesteld aan de misdrijfsituatie.
De Regering bepaalt de te betalen sommen per categorie van werken en handelingen.
De storting gebeurt op het hiervoor voorzien budgettair fonds van het Gewest. Ze doet de strafvordering en het recht van de overheden om elk ander herstel te vragen, teniet. »
Art. 122.Artikel 39 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : «
Art. 39.Voor de goederen die behoren tot het onroerend erfgoed die volledig of deels beschermd zijn of ingeschreven op de bewaarlijst, en die hoofdzakelijk gebruikt worden als woning en niet worden verhuurd, of als voorziening inzake scholen, cultuur, sport, sociale aangelegenheden, gezondheid, erkende erediensten of lekenmoraal, geldt vrijstelling van onroerende voorheffing. »
Art. 123.Artikel 44 van dezelfde ordonnantie wordt geschrapt.
TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 124.Aan artikel 2 van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van de begrotingsfondsen, wordt een als volgt opgesteld 13° aan het einde van 12° toegevoegd : « 13° Het « Fonds van het onroerend erfgoed ».
Zijn voor het fonds bestemd, de ontvangsten voortkomend uit : - giften en legaten aan het Gewest ten gunste van het onroerend erfgoed; - de terugbetaling van voorschatten voor ambtshalve uitgevoerde werken bij toepassing van de wetgeving inzake de bescherming van monumenten en landschappen; - de wederverkoop van door het Gewest verworven beschermde goederen bij toepassing van de wetgeving inzake het behoud van het onroerend erfgoed; - door internationale instellingen voor het onroerend erfgoed toegekende subsidies; - het bedrag van de administratieve dadingen evenals van elke andere, door het Gewest geïnde som ten gevolge van beslissingen van hoven en rechtbanken ten laste van de overtreders van de wetgeving inzake het behoud van het onroerend erfgoed; - elke andere bron op het vlak van het beleid inzake bescherming van het onroerend erfgoed, met inbegrip van de opbrengsten uit beleggingen, terugbetalingen en toevallige ontvangsten.
De middelen van het fonds dienen voor het behoud en de promotie van het onroerend erfgoed van liet Gewest. »
Art. 125.In artikel 6, § 2, eerste lid, van de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de woorden « evenals op de prioritaire actieprogramma's bedoeld in artikel 67ter van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw » geschrapt.
Art. 126.In artikel 14, eerste lid van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 18 juli 2002, wordt het 4° geschrapt.
Art. 127.De artikelen 13 tot 19, 25 tot 30, 33 tot 47, 98 en 100 van deze ordonnantie zijn niet van toepassing op het gewestelijk ontwikkelingsplan en op het gewestelijk bestemmingsplan waarvan het ontwerp werd goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie, noch op de gemeentelijke ontwikkelingsplannen en de bijzondere bestemmingsplannen waarvan het basisdossier of het ontwerp voorlopig door de gemeenteraad werd goedgekeurd overeenkomstig artikelen 42, 52 of 56 vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie, voor zover het definitieve plan uiterlijk op 21 juli 2006 is goedgekeurd. Wanneer dit plan nog niet is goedgekeurd op die vervaldag, is het onderworpen aan de artikelen 13 tot 19, 25 tot 30, 33 tot 47, 98 tot 100 van deze ordonnantie, tenzij de Regering beslist, geval per geval en bij met redenen omklede en in het Belgisch Staatsblad verschenen beslissing, dat het niet mogelijk is over te gaan tot de milieuevaluatie.
De in het eerste lid bedoelde planwijzigingen waartoe beslist wordt na de inwerkingtreding van deze ordonnantie, worden aan de bepalingen van deze laatste onderworpen.
De artikelen 76 en 112 van deze ordonnantie zijn niet van toepassing op de aanvragen om attesten en vergunningen waarvoor een ontvangstbewijs werd afgegeven, overeenkomstig de artikelen 109 en 140 van de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
Art. 128.De peilingen of opgravingen die aan de gang zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze ordonnantie moeten het voorwerp zijn, binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze ordonnantie, van een aanvraag om toelating. Gedurende deze termijn mogen de peilingen en opgravingen worden verder gezet tot aan de kennisgeving van de beslissing betreffende de aanvraag om toelating.
De natuurlijke of rechtspersonen, publiek of privaat, die opgravingen of peilingen uitvoeren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze ordonnantie moeten een aanvraag om erkenning indienen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze ordonnantie. Tijdens die periode mogen zij de opgravingen en peilingen voortzetten tot aan de kennisgeving van de beslissing betreffende de aanvraag om erkenning.
Art. 129.De artikelen 106 en 109 van deze ordonnantie zijn niet van toepassing op de procedures voor de inschrijving op de bewaarlijst of voor de bescherming die geopend werden voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 februari 2004.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 2003-2004 : A-501/1.Ontwerp van ordonnantie.
A-501/2. Verslag.
A-501/3. Amendementen na verslag.
Volledig verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 6 februari 2004.