Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 18 juli 2002
gepubliceerd op 07 augustus 2002

Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031409
pub.
07/08/2002
prom.
18/07/2002
ELI
eli/ordonnantie/2002/07/18/2002031409/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JULI 2002. - Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 5, eerste lid van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, wordt het woord « gemeenteplannen » vervangen door de woorden « bijzondere bestemmingsplannen ».

Art. 3.In artikel 9, tweede lid, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « de basisdossiers en » opgeheven.

Art. 4.In artikel 17 van dezelfde ordonnantie wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 5.Artikel 18, vierde lid, van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door het volgende lid : « De regering stelt het plan vast en deelt het onverwijld mede aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, samen met de eventuele, onder het derde lid bedoelde bemerkingen of suggesties. liet ontwerp van plan treedt in werking vijftien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad . De Regering keurt het ontwerp van plan goed dat in werking treedt in de loop van het kalenderjaar dat volgt op dat van de installatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. »

Art. 6.Artikel 23 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° In het tweede lid worden de woorden « het ontwerp van gemeentelijk ontwikkelingsplan, » ingevoegd tussen de woorden « het gewestelijke bestemmingsplan, » en de woorden « het gemeentelijk ontwikkelingsplan ».2° Het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het gewestelijk ontwikkelingsplan houdt op te gelden zodra liet nieuwe ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan in werking is getreden, of bij ontstentenis hiervan, aan het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar van de installatie van de nieuwe Brusselse Hoofdstedelijke Raad.»

Art. 7.Het laatste lid van artikel 26 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 8.In het tweede lid van artikel 31 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « , van de vigerende gemeentelijke ontwikkelingsplannen » opgeheven.

Art. 9.In artikel 32 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « , de gemeentelijke ontwikkelingsplannen » opgeheven.

Art. 10.Artikel 35 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : « Elke gemeente van het gewest keurt een gemeentelijk ontwikkelingsplan goed. »

Art. 11.Artikel 36 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : « In naleving van het gewestelijk bestemmingsplan, gaat het gemeentelijk ontwikkelingsplan uit van de richtsnoeren van het gewestelijk ontwikkelingsplan.

Het vermeldt voor het volledige grondgebied van de gemeente : 1° de doelstellingen en prioriteiten inzake ontwikkeling, ruimtelijke ordening inbegrepen, zoals die door economische, sociale, verplaatsings- en milieubehoeften worden vereist;2° de middelen die moeten worden aangewend om binnen de grenzen van de gemeentelijke bevoegdheden de bepaalde doelstellingen en prioriteiten te bereiken;3° de maatregelen van aanleg en hun cartografische weergave in overeenstemming met de in 1° genoemde doelstellingen en de maatregelen in verband met de verplaatsingen;4° de bepaling van de prioritaire interventiegebieden van de gemeente;5° eventueel, de aan de bijzondere bestemmingsplannen aan te brengen wijzigingen of opheffingen. De regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. »

Art. 12.De artikelen 37, 38, tweede en derde lid, 39, 40 en 41 van dezelfde ordonnantie worden opgeheven.

Art. 13.Artikel 42 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : « De gemeenteraad neemt voorlopig het ontwerpplan aan en maakt het over aan de regering.

De regering keurt het ontwerpplan goed, of weigert dit te doen, binnen de zestig dagen na ontvangst ervan. Wanneer zij haar goedkeuring weigert, of bijzondere voorwaarden aan haar goedkeuring verbindt, nodigt de regering de gemeenteraad uit om haar een nieuw ontwerp van plan voor goedkeuring voor te leggen. Het besluit van de regering houdende weigering van de goedkeuring wordt met redenen omkleed.

Indien de regering binnen de voorgeschreven termijn geen beslissing neemt, wordt het ontwerpplan geacht te zijn goedgekeurd.

Het besluit van de regering tot goedkeuring van het ontwerpplan of naargelang het geval, het advies van de regering vaststellende dat de goedkeuring van het ontwerpplan geacht wordt te hebben plaatsgevonden, worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . Het ontwerpplan wordt van kracht vijftien dagen na deze bekendmaking.

De gemeenteraad keurt het ontwerpplan goed dat in werking treedt tijdens het kalenderjaar dat volgt op dat van de installatie van de gemeenteraad, en bij ontstentenis hiervan, binnen de hem door de Regering opgelegde termijn.

De gemeenteraad onderwerpt het ontwerpplan aan een openbaar onderzoek.

Dit onderzoek wordt aangekondigd zowel door aanplakking als door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen, die in het Gewest worden verspreid volgens de door de Regering bepaalde nadere regels.

Het ontwerpplan wordt vervolgens gedurende vijfenveertig dagen in het gemeentehuis ter inzage gelegd van de bevolking. Het begin en het einde van deze termijn worden in de aankondiging aangegeven.

De bezwaren en opmerkingen worden binnen deze termijn aan het college van burgemeester en schepenen ter kennis gebracht en bij het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek gevoegd. Dit proces-verbaal wordt door het college opgemaakt binnen de vijftien dagen na het verstrijken van de termijn. »

Art. 14.Artikel 43 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° § 1 en § 2 worden vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Het ontwerpplan wordt samen met de bezwaren, de opmerkingen en het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek binnen de twintig dagen na sluiting van het onderzoek aan de Gewestelijke Commissie voorgelegd. Deze raadpleegt de besturen en organen waarvan de regering de lijst vastlegt.

Deze besturen en organen brengen hun advies uit binnen de dertig dagen na de aanvraag van de Gewestelijke Commissie. Bij ontstentenis van een advies binnen die termijn, worden deze besturen en organen geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht.

De Gewestelijke Commissie brengt binnen zestig dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde documenten haar advies uit. Bij ontstentenis van een advies binnen deze termijn, wordt de Gewestelijke Commissie geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht. » 2° § 3 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 2.Ten minste de helft van de onder § 1 bedoelde termijnen van dertig en van zestig dagen valt buiten de schoolvakantieperiodes. » 3° § 4 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 3.In de veronderstelling dat de Gewestelijke Commissie niet geldig meer zou zijn samengesteld, bij gebrek aan aanstelling van haar leden binnen de in artikel 9 voorgeschreven termijn, op het ogenblik dat zij haar advies moet uitbrengen, vangt de onder § 1 bedoelde termijn van zestig dagen aan vanaf de aanstelling van haar leden. ». 4° § 5 wordt § 4.

Art. 15.Artikel 44 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° In het derde lid, worden de woorden « in zijn richtinggevende bepalingen en geweigerd te zijn in zijn bepalingen betreffende de bodembestemming die in het plan versneld staan met bindende kracht en verordenende waarde » opgeheven.2° In het vijfde lid, worden de woorden « , waarbij tevens het advies van de Gewestelijke Commissie wordt afgedrukt » opgeheven.3° In het zesde lid, worden de woorden « ligt het volledige plan » vervangen door de woorden « liggen het volledige plan en het advies van de Gewestelijke Commissie ».4° In het 2e lid, in de twee zinnen, worden de woorden « 3 maanden » vervangen door de woorden « twee maanden ».

Art. 16.Artikel 45 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° § 2 wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 2.De wijzigingsprocedure wordt aan de bepalingen van de artikelen 38 tot 44 onderworpen. » 2° § 3 wordt opgeheven.

Art. 17.De aanhef van titel II, hoofdstuk III, afdeling V, van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door hetgeen volgt : « Gevolgen van het ontwerpplan en van het plan ».

Art. 18.Artikel 46 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 46.Het ontwerpplan en het plan zijn richtinggevend in al hun bepalingen.

Het bijzonder bestemmingsplan en het prioritair actieprogramma kunnen er slechts van afwijken als de redenen hiervoor uitdrukkelijk worden vermeld.

Het toekennen van hulp aan natuurlijke dan wel privaat- of publiekrechtrechtelijke rechtspersonen mag slechts gebeuren in naleving van de bepalingen van het plan of van het ontwerpplan.

Het gemeentelijke ontwikkelingsplan houdt op te gelden zodra het nieuwe ontwerp van gemeentelijk ontwikkelingsplan aangenomen door de gemeenteraad, in werking is getreden, of bij ontstentenis hiervan, aan het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar van de installatie van de nieuwe gemeenteraad. »

Art. 19.Artikel 49 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid de woorden « en het gemeentelijk ontwikkelingsplan » worden vervangen door de woorden « , gaat uit van de richtsnoeren van het gemeentelijk ontwikkelingsplan »;2° een 6°, als volgt opgesteld, wordt ingelast : « 6° de omstandigheden, de omvang en de aard van de door zijn realisatie noodzakelijke stedenbouwkundige lasten.»

Art. 20.Artikel 50 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid, worden de woorden « en het gemeentelijke ontwikkelingsplan » opgeheven.2° In het eerste lid, 1°, worden de woorden « en van het gemeentelijk ontwikkelingsplan » opgeheven, en de woorden « noch aan de krachtens de artikelen 17, eerste lid, 4°, 26, tweede lid, 6° en 36, eerste lid, 6°, vastgestelde bepalingen » worden vervangen door de woorden « noch aan de bepalingen van dit plan die de aan de bijzondere bestemmingsplannen aan te brengen wijzigingen aanduiden.»

Art. 21.In de artikelen 52, eerste lid, 56, eerste lid, 58ter , § 3, eerste lid, 65ter , tweede lid, en 67sexies , tweede lid, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « alsmede door een mededeling op radio en televisie » of de woorden « alsmede via een mededeling die via de radio en de televisie wordt uitgezonden » of de woorden « alsmede na een mededeling op radio en televisie » opgeheven.

Art. 22.Artikel 53 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, tweede zin, worden de woorden « waarvan zij de lijst vastlegt » vervangen door « waarvan de regering de lijst vastlegt »;2° in het vijfde lid van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de hogere plannen » vervangen door de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan ».

Art. 23.In artikel 57, tweede lid, van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de hogere plannen » vervangen door de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan ».

Art. 24.In artikel 59, derde lid, van dezelfde ordonnantie worden de woorden « of het vigerende gemeentelijk ontwikkelingsplan » opgeheven.

Art. 25.In artikel 60, eerste lid, 3°, van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de hogere plannen » vervangen door de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan ».

Art. 26.Artikel 61 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° het 1° wordt vervangen door : « 1° het plan stemt niet meer overeen met het gewestelijk bestemmingsplan »;2° het 4° wordt vervangen door : « 4° ter verduidelijking van de bepalingen van het gewestelijk bestemmingsplan »;3° een 5°, als volgt verwoord, wordt ingelast : « 5° de wijziging van het plan werd gepland door het gewestelijk of gemeentelijk ontwikkelingsplan ».

Art. 27.In het eerste lid van artikel 67bis van dezelfde ordonnantie worden de woorden « de hogere plannen » vervangen door de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan ».

Art. 28.In artikel 72 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « of van een gemeentelijk ontwikkelingsplan » opgeheven.

Art. 29.Een artikel 74bis , als volgt opgesteld, wordt in dezelfde ordonnantie ingelast : « Art. 74bis . De in dit hoofdstuk bedoelde onteigeningen zullen worden gevorderd met toepassing van de rechtspleging, ingesteld bij de wet van 17 april 1835 inzake de onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd door de wetten van 27 mei 1870 en van 9 september 1907, of door de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte.

Wanneer het echter volstrekt noodzakelijk is onmiddellijk bezit te nemen van een onroerend goed of van een groep onroerende goederen, stelt de Regering dit vast in het besluit dat aan het onteigeningsplan bindende kracht verleent, of in een afzonderlijk besluit. In dat geval wordt de rechtspleging toegepast, ingesteld bij de wet van 29 maart 1962 inzake de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte. »

Art. 30.In artikel 75, eerste lid, van dezelfde ordonnantie worden de woorden « één van de in artikel 2 bedoelde plannen » vervangen door « een bestemmingsplan ».

Art. 31.1° Het eerste lid van § 1 van artikel 79 wordt vervangen als volgt : « Schadevergoeding is al naar het geval verschuldigd door het Gewest of de gemeente, wanneer het verbod om te bouwen of te verkavelen voortvloeiend uit een bestemmingsplan met bindende kracht een einde maakt aan het gebruik waarvoor een goed normaal bestemd is op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan in zoverre de bepalingen ervan verordenende waarde en bindende kracht hebben. » 2° Het laatste lid van § 1 van artikel 79 wordt vervangen als volgt : « Aan de verplichting tot schadevergoeding kan worden voldaan dooreen met redenen omkleed besluit van de Regering waarin de wijziging of de gedeeltelijke of volledige opheffing van bedoeld plan beslist of toegestaan wordt, met als gevolg dat er een einde wordt gemaakt aan het verbod om te bouwen, te herbouwen of te verkavelen. De gemeente kan niet overgaan tot een dergelijke gedeeltelijke of volledige opheffing als dat verbod eveneens ingesteld is door een hoger plan. »

Art. 32.Een als volgt opgesteld artikel 79bis wordt in dezelfde ordonnantie ingelast : « Art. 79bis . De verordeningen tot betaling van vergoedingen, ongeacht het bedrag ervan, behoren tot de bevoegdheid van de rechtbanken van eerste aanleg. Alle op dat stuk gewezen vonnissen, behalve de voorbereidende, zijn vatbaar voor hoger beroep.

De verordeningen vervallen één jaar na de dag waarop het recht op schadevergoeding ontstaat overeenkomstig artikel 79, § 1, derde lid.

Indien geen vergunning wordt aangevraagd is de termijn tien jaar te rekenen van de datum van inwerkingtreding van het plan. Deze termijn wordt op vijftien jaar gesteld voor de vordering tot vergoeding als bedoeld in artikel 77. »

Art. 33.In artikel 84 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, 5°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° de bestemming van een goed geheel of gedeeltelijk wijzigen, zelfs als deze wijziging geen werken vereist; - het gebruik van een goed geheel of gedeeltelijk wijzigen, zelfs als die wijziging geen werken vereist, maar voor zover die wijziging is opgenomen in een door de regering vastgestelde lijst.

Men bedoelt met : a) « gebruik », het feitelijk gebruik van een onbebouwd goed of van één of meer vertrekken van een bebouwd goed;b) « bestemming », de bestemming van een onbebouwd goed of van één of meer vertrekken van een bebouwd goed, zoals aangegeven in de bouw- of stedenbouwkundige vergunning of, bij gebrek aan dergelijke vergunning of aanduiding in deze vergunning, de bestemming aangegeven in de bestemmingsplannen en de prioritaire actieprogramma's.»; 2° § 1, eerste lid, wordt aangevuld met een punt 11°, opgesteld als volgt : « 11° handelingen en werken ondernemen of laten ondernemen voor de restauratie, de uitvoering van opgravingen of wijziging van het uitzicht van delen of van het geheel van een goed dat is beschermd of ingeschreven op de bewaarlijst, of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is of over te gaan tot het verplaatsen van een dergelijk goed.»; 3° § 2 wordt aangevuld met de volgende woorden : « De lijst is evenwel niet van toepassing op de handelingen en werken aan een goed dat is beschermd of ingeschreven op de bewaarlijst of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is.»

Art. 34.Artikel 86 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 86.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het Stedenbouwkundig College en de regering kunnen in naleving van het evenredigheidsbeginsel aan de afgifte van de vergunningen lasten verbinden die zij aan de aanvrager menen te moeten opleggen. Deze lasten bevatten onder meer, buiten de nodige financiële waarborgen voor de uitvoering ervan, de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen en van woongebouwen en, in voorkomend geval, met inachtneming van de voorschriften van de van kracht zijnde bijzondere bestemmingsplannen.

Zij kunnen bovendien de afgifte van de vergunning doen afhangen van een verklaring, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt, wanneer de werken zijn begonnen, aan de gemeente kosteloos, vrij en onbelast en zonder kosten voor haar. de eigendom over te dragen van de in de aanvraag vennelde openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, woongebouwen, en de gronden waarop deze worden of zullen worden aangelegd.

Zij kunnen, in de plaats van of als aanvulling op de uitvoering van de hoger vermelde lasten en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk maken van de storting van een geldsom tot financiering van handelingen en werken die zij bepalen en die de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen tot doel heeft. § 2. De regering bepaalt de omstandigheden waarin de heffing van stedenbouwkundige lasten verplicht is. § 3. De regering kan de criteria vastleggen welke de overheid die de vergunning afgeeft, moeten toelaten de omvang en de aard van de stedenbouwkundige lasten te bepalen, en het bedrag van de financiële waarborgen die kunnen worden geëist, alsmede de termijnen waarin de lasten moeten worden uitgevoerd. »

Art. 35.Artikel 88, eerste lid, van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door het volgende lid : « De geldigheidsduur van de vergunning is beperkt voor de handelingen en werken waarvan de aard en het voorwerp zulks vereisen. De regering stelt de lijst vast van de handelingen en werken waarvoor de geldigheidsduur van de vergunning beperkt is. »

Art. 36.Artikel 97 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 97.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar, het Stedenbouwkundig College en de regering kunnen in naleving van het evenredigheidsbeginsel aan de afgifte van de vergunningen lasten verbinden die zij aan de aanvrager menen te moeten opleggen. Deze lasten bevatten onder sneer, buiten de nodige financiële waarborgen voor de uitvoering ervan, de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, woongebouwen, nutsvoorzieningen en van woningen en, in voorkomend geval, met inachtneming van de voorschriften van de van kracht zijnde bijzondere bestemmingsplannen.

Zij kunnen bovendien de afgifte van de vergunningen doen afhangen van een verklaring, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt, wanneer de werken zijn begonnen aan de gemeente kosteloos, vrij en onbelast en zonder kosten voor haar, de eigendom over te dragen van de in de aanvraag vermelde openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, woongebouwen en de gronden waarop deze worden of zullen worden aangelegd.

Zij kunnen, in de plaats van of als aanvulling op de uitvoering van de hoger vermelde lasten en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de afgifte van de vergunning afhankelijk maken van de storting van een geldsom tot financiering van handelingen en werken die zij bepalen en die de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen tot doel heeft. § 2. De regering bepaalt de omstandigheden waarin de heffing van stedenbouwkundige lasten verplicht is. § 3. De regering kan de criteria vastleggen welke de overheid die de vergunning afgeeft, moeten toelaten de omvang en de aard van de stedenbouwkundige lasten te bepalen, en het bedrag van de financiële waarborgen die kunnen worden geëist, alsmede de termijnen waarin de lasten moeten worden uitgevoerd. »

Art. 37.In artikel 109 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt het woord « tien » in de eerste en de laatste zin vervangen door het woord « twintig »;2° in het vijfde lid wordt het woord « elfde » vervangen door het woord « eenentwintigste ». Dit artikel is enkel van toepassing op aanvragen die worden ingediend na de inwerkingtreding ervan.

Art. 38.In artikel 112 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « een gemeentelijke ontwikkelingsplan, » opgeheven.

Art. 39.In artikel 116 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, derde lid, wordt opgeheven;2° § 4, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Hij kan tevens een met redenen omkleed ongunstig advies uitbrengen wanneer de regering besloten heeft het gewestelijk bestemmingsplan te wijzigen, zo nodig in afwijking van de bepalingen waarvan tot wijziging is besloten.»

Art. 40.In artikel 128 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vijfde lid wordt het woord « beslist » vervangen door « betekent gelijktijdig aan de aanvrager en aan het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing »;2° in het 7e lid van dezelfde ordonnantie worden de woorden « en kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 118, § 2 » vervangen door de woorden « Hij kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 116, § 2, en artikel 118, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen hem een voorstel in die zin moet hebben gedaan.»

Art. 41.In artikel 129 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het huidig artikel 129 wordt § 1 van artikel 129;2° in het eerste lid van § 1 wordt het woord « weigeringsbeslissing » vervangen door het woord « beslissing »;3° een als volgt opgestelde § 2 wordt na § 1 toegevoegd : « § 2.Het college van burgemeester en schepenen kan, binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar tot verlening van een vergunning bedoeld in artikel 128, in beroep gaan bij het Stedenbouwkundig College tegen die beslissing indien een afwijking bedoeld onder artikel 118, § 2, eerste lid, werd toegestaan bij ontstentenis van een met redenen omkleed voorstel van het college van burgemeester en schepenen.

Dit beroep, evenals de termijn voor instelling van het beroep schorst de vergunning. Het wordt tezelfdertijd bij een ter post aangetekende brief naar de aanvrager gestuurd. »

Art. 42.Artikel 132, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Het stedenbouwkundig college kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 116, § 2, en artikel 118, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen dat college een voorstel in die zin moet hebben gedaan. In dat laatste geval kan de afwijking echter pas worden toegestaan door het stedenbouwkundig college als bij dat college een beroep wordt ingesteld tegen een vroegere beslissing van het college van burgemeester en schepenen tot weigering van de afwijking. »

Art. 43.Artikel 138, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Hij kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 116, § 2, en artikel 118, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen hem een voorstel in die zin moet hebben gedaan. ».

Art. 44.De tekst van het opschrift van de afdeling IX van het hoofdstuk III van titel III van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door : « Vergunningen aangevraagd door een publiekrechtelijk rechtspersoon voor werken van openbaar nut of voor een beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven goed of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is of aangaande de prioritaire actieprogramma's. »

Art. 45.Artikel 139 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 139.In afwijking van de artikelen 84 en 89 wordt de vergunning afgegeven door de gemachtigde ambtenaar in de volgende gevallen : 1° wanneer zij wordt aangevraagd door een door de regering aangewezen publiekrechtelijk rechtspersoon op voorwaarde dat de handelingen en werken in rechtstreeks verband staan met de uitoefening van zijn opdrachten;2° wanneer zij betrekking heeft op handelingen en werken van openbaar nut, bepaald door de regering;3° wanneer zij betrekking heeft op een beschermd, of op de bewaarlijst ingeschreven goed of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is;4° wanneer zij betrekking heeft op de aanwending van een prioritair actieprogramma.»

Art. 46.In artikel 140 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt het woord « tien » in de eerste en de laatste zin vervangen door het woord « twintig »;2° in het vierde lid worden de woorden « bij artikel 142 » vervangen door de woorden « bij de artikelen 141, § 2, eerste lid, en 142 »;3° in het vierde lid wordt het woord « elfde » vervangen door het woord « eenentwintigste ». De onder 1° en 3° bedoelde wijzigingen zijn slechts van toepassing op de aanvragen ingediend na hun van kracht worden.

Art. 47.Artikel 141 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 141.§ 1. De vergunningsaanvraag wordt onderworpen aan het voorafgaand advies van het college van burgemeester en schepenen. Het college van burgemeester en schepenen brengt advies uit binnen dertig dagen vanaf de kennisgeving door de gemachtigde ambtenaar van de aanvraag of binnen dertig dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek wanneer de aanvraag onderworpen is aan de speciale regelen van openbaarmaking. Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Wanneer het gaat om een in artikel 67ter bedoeld project, kan de gemachtigde ambtenaar de vergunning slechts afgeven op eensluidend advies van het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente.

Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken aan een goed dat beschermd is of ingeschreven is op de bewaarlijst of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is en voor zover die aanvraag niet behandeld kan worden op basis van een van de andere gevallen bedoeld in artikel 139, is het advies van het college van burgemeester en schepenen eensluidend wat de bestenuningswijzigingen van het goed in kwestie betreft. § 2. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken aan een goed dat is beschermd of ingeschreven op de bewaarlijst of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is, wordt deze, wat betreft de tussenkomsten die op dit goed betrekking hebben, onderworpen aan het voorafgaand advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest binnen de vijftien dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de vergunningsaanvraag.

De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest brengt haar advies uit binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de aanvraag door de gemachtigde ambtenaar.

Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn, tenzij de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen binnen die termijn beslist heeft om een bijkomende studie te laten uitvoeren. In dat geval beschikt zij over een bijkomende termijn van zestig dagen om haar advies uit te brengen. Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De gemachtigde ambtenaar mag, wat de onder het eerste lid bedoelde tussenkomsten betreft, de vergunning slechts afgeven op het eensluidend advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 3. De regering kan de lijst vaststellen van de handelingen en werken waarvoor, wegens hun geringe omvang, het voorafgaand advies van het college van burgemeester en schepenen niet vereist is.

Na het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te hebben ingewonnen, kan de regering eveneens de lijst vaststellen van de handelingen en werken aan een beschermd goed of aan een op de bewaarlijst ingeschreven goed waarvoor, wegens hun geringe omvang, noch het voorgaand advies van het college van burgemeester en schepenen noch het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereist is.

De handelingen en werken die vrijgesteld zijn van het voorafgaand advies van het college van burgemeester en schepenen of van het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn eveneens vrijgesteld van de speciale regelen van openbaarmaking bedoeld in artikel 112 en van het advies van de overlegcommissie bedoeld in artikel 114. »

Art. 48.Artikel 142 van dezelfde ordonnantie wordt gewijzigd als volgt : 1° § 4 wordt aangevuld als volgt : « Wanneer de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen heeft besloten om een bijkomende studie te laten uitvoeren, worden de termijnen bedoeld in §§ 2 en 3 verlengd met zestig dagen.»; 2° § 4bis van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.

Art. 49.Het eerste lid van artikel 144 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door : « De aanvrager kan na het verstrijken van de bij artikel 142 bepaalde termijn of binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar met een ter post aangetekende brief bij het Stedenbouwkundig College in beroep gaan. »

Art. 50.Artikel 148, eerste lid, van dezelfde ordonnantie wordt vervangen door : « De aanvrager kan na het verstrijken van de bij artikel 147 bepaalde termijn of binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van het Stedenbouwkundig College met een ter post aangetekende brief bij de regering in beroep gaan. »

Art. 51.Artikel 152, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Zij kunnen eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 116, § 2, en artikel 118, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen hen een voorstel in die zin moet hebben gedaan. ».

Art. 52.In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 152quinquies ingevoegd, geformuleerd als volgt : « Art. 152quinquies . Aan de vergunning kan een planning worden gekoppeld waarin de volgorde wordt opgelegd waarin de toegelaten werken, daarin begrepen de eventuele stedenbouwkundige lasten, moeten worden uitgevoerd en de termijn waarin aan de voorwaarden van de vergunning en de stedenbouwkundige lasten moet worden voldaan.

De naleving van de planning kan worden verzekerd door financiële waarborgen. Wanneer de planning niet wordt nageleefd, zijn de financiële waarborgen verworven door de overheid die de vergunning heeft afgegeven. In dat geval zal het bedrag van deze waarborg bij voorrang worden gebruikt op de site van het prijsgegeven project, in overleg met de betrokken gemeente.

In geval van onvoorziene omstandigheden en op een met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder, kan de planning worden herzien door de overheid die de vergunning heeft afgegeven.

De regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel bepalen. »

Art. 53.Artikel 163 wordt aangevuld met de volgende leden : « In de in artikel 137, tweede lid, bedoelde hypothese, wordt het stedenbouwkundig attest bij ontstentenis van een beslissing van de regering binnen de vastgestelde termijn, geacht te vermelden dat de voor het goed overwogen bestemming en de voorziene handelingen en werken kunnen worden ingewilligd, onder voorbehoud van de resultaten van het definitief onderzoek waartoe zou worden overgegaan indien een aanvraag om vergunning zou zijn ingediend.

In de in artikel 137, derde lid, bedoelde hypothese wordt het stedenbouwkundig attest bij ontstentenis van een beslissing van de regering binnen de vastgestelde termijn, geacht te zijn afgegeven onder dezelfde voorwaarden als die welke door het Stedenbouwkundig College zijn bepaald. ».

Art. 54.In het tweede lid van § 3 van artikel 165 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « waarvan zij de lijst vastlegt » vervangen door « waarvan de regering de lijst vastlegt ».

Art. 55.In artikel 180 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « plannen bedoeld in titel II » en in artikel 181 van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « plannen bepaald in titel II » vervangen door het woord « bestemmingsplannen ».

Art. 56.Artikel 183 van dezelfde ordonnantie wordt met de volgende leden aangevuld : « Wanneer deze verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze door de ambtenaren en beambten enkel worden uitgevoerd indien er aanwijzingen voor het bestaan van een misdrijf zijn en op voorwaarde dat de politierechter hen daartoe heeft gemachtigd.

Onverminderd de toepassing van de strengere straffen die in de artikelen 269 en 275 van het Strafwetboek zijn bepaald, wordt al wie zich tegen de uitoefening van het hierboven bedoelde recht van huiszoeking heeft verzet, gestraft met een geldboete van 1 tot 10 EUR en een gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen. »

Art. 57.In artikel 184 van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « van de handelingen of » ingevoegd tussen de woorden « staking » en « van de werken »;2° in het derde lid wordt het woord « vijf » vervangen door het woord « tien »;3° een nieuw lid, als volgt opgesteld, wordt aan het laatste lid toegevoegd : « De betrokkenen kan in kortgeding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Gewest of de gemeente, naargelang de bekrachtigingsbeslissing uitgaat van de gemachtigde ambtenaar of van de burgemeester.De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk en de handeling werden uitgevoerd. Boek II, Titel VI, van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering. »

Art. 58.In artikel 185 van dezelfde ordonnantie wordt het woord « onmiddellijke » opgeheven.

Art. 59.Artikel 188 van dezelfde ordonnantie wordt met de volgende leden aangevuld : « De misdrijven begaan bij het gebruik van een grond voor het opstellen van een vaste of verplaatsbare inrichting, kunnen ten laste worden gelegd van degene die ze heeft opgesteld, alsook van de eigenaar die de opstelling heeft toegestaan of gedoogd.

Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op bovenbedoelde misdrijven evenals op die welke in de artikelen 182, 183 en 186 zijn omschreven. »

Art. 60.Artikel 189 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid, 3°, worden de woorden « en berekend volgens de door de regering vastgelegde nadere regels » opgeheven.2° Tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingelast : « De rechtbank bepaalt daarvoor een termijn, die in de sub 1 en 2 bedoelde gevallen één jaar niet mag overschrijden.»

Art. 61.Artikel 190 van dezelfde ordonnantie wordt met het volgende lid aangevuld : « De rechtbank kan, op vordering van de kopers of van de huurders, hun titel van eigendomsverkrijging of van huur op kosten van de veroordeelde vernietigen, onverminderd het recht om schadevergoeding te eisen van de schuldige. »

Art. 62.In Titel V « Misdrijven en strafbepalingen » wordt een hoofdstuk IV « Dading » ingevoegd, dat een artikel 194bis bevat waarvan de tekst luidt als volgt : « Art. 194bis . De Regering of de gemachtigde ambtenaar, in overleg met het college van burgemeester en schepenen, kunnen een vergelijk treffen met de overtreder.

De Regering en de gemachtigde ambtenaar kunnen slechts op geldige wijze een dading voorstellen indien de procureur des Konings niet de intentie te kennen heeft gegeven om te vervolgen of om de strafvordering te doen vervallen overeenkomstig de artikelen 216bis en ter van het Wetboek van strafvordering binnen de negentig dagen na het verzoek dat hem wordt gedaan en, wanneer het misdrijf voortdurend is, indien er een einde wordt gesteld aan de toestand van misdrijf.

De regering bepaalt de te betalen geldsommen per categorie van werken en handelingen.

De betaling van de geldsom geschiedt in handen van de ontvanger der registratie op het daarvoor voorzien begrotingsfonds van het Gewest.

De publieke vordering en het recht van de overheid om enig verder herstel te eisen, vervallen door de betaling. »

Art. 63.In artikel 195 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « 25, tweede lid, 34, 38, 64, tweede en vierde lid, 65, § 1, tweede lid, §§ 3 en 4, 66, derde en vierde lid, 68, derde lid » opgeheven.

Art. 64.Artikel 208 van dezelfde ordonnantie wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt de eerste paragraaf;2° na de eerste paragraaf, bedoeld in 1°, wordt een tweede paragraaf ingevoegd, geformuleerd als volgt : « § 2 De vergunningen betreffende handelingen en werken opgenomen in de lijst van de regering, bedoeld in artikel 88, eerste lid, die voordien geen vergunningen van beperkte duur waren, vervallen binnen de door de regering vastgestelde termijn.»; 3° na de tweede paragraaf, bedoeld in 2°, wordt een derde paragraaf ingevoegd, geformuleerd als volgt : « § 3.De goederen die voor 1 juli 1992 het voorwerp zijn geweest van één van de handelingen en werken waarvoor overeenkomstig artikel 2, 2°, G , van Titel I van de Algemene Bouwverordening van de Brusselse Agglomeratie van 21 maart 1975 een bouwvergunning verplicht was, en die vergunningloos zijn gebleven, moeten het voorwerp van een stedenbouwkundige vergunning zijn.

Deze vergunning kan enkel worden geweigerd indien de onder het eerste lid bedoelde handelingen en werken niet in overeenstemming zijn met een bijzonder bestemmingsplan of een verkavelingsvergunning die van kracht zijn op het ogenblik dat ze werden uitgevoerd of indien de aanvrager er niet in slaagt aan te tonen dat de bestemming of het gebruik van het goed niet werd gewijzigd sedert 1 juli 1992. »

Art. 65.In artikel 2 van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid van 5° wordt aangevuld als volgt : « - de storting, bij wijze van stedenbouwkundige lasten, van door het Gewest opgelegde geldsommen bestemd als bijdrage tot de financiering van handelingen en werken voor de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen; - het bedrag van de administratieve dadingen evenals van elke som die geïnd werd door het Gewest naar aanleiding van beslissingen van de hoven en rechtbanken ten laste van de overtreders van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw. »; 2° lid 3 van 5° wordt aangevuld als volgt : « - de uitgaven voor de uitvoering van werken en handelingen met als voorwerp de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen, vermeld in de vergunningen waarvoor bij de afgifte stedenbouwkundige lasten werden geheven; - de uitgaven voor de opsporing, de vaststelling en de vervolging van de inbreuken op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw en de uitgaven voor de maatregelen ter stillegging van de in overtreding op bovengenoemde ordonnantie uitgevoerde handelingen en werken en voor de maatregelen ter ambtshalve tenuitvoerlegging en ter herstelling in de oorspronkelijke staat. »

Art. 66.In het tweede lid van artikel 3, § 1, van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed worden de woorden « de Regering » opgeheven.

Art. 67.Het vierde lid van § 1 van artikel 4 van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed wordt vervangen door de volgende twee leden : « Elke aanvraag van stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning of stedenbouwkundig attest die betrekking heeft op een goed dat is ingeschreven op de inventaris, is onderworpen aan het advies van de overlegcommissie. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt slechts geraadpleegd op verzoek van de Overlegcommissie.

De regering kan de lijst bepalen van de handelingen en werken die door hun geringe omvang vrijgesteld zijn van het voorafgaand advies van de overlegcommissie. De handelingen en werken die vrijgesteld zijn van het advies van de overlegcommissie, zijn ook vrijgesteld van de speciale regelen van openbaarmaking. »

Art. 68.De §§ 1 tot 6 van artikel 12 van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed worden opgeheven.

Art. 69.Artikel 14, tweede lid, van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed wordt vervangen door het volgende lid : « Uitgezonderd de gevallen waarin dit advies reeds vereist en georganiseerd is krachtens bovengenoemde bepalingen van wetgevende aard, organiseert de regering de adviesprocedure met de duidelijke vermelding dat bij ontstentenis van een uitspraak, binnen een bepaalde termijn, de Commissie geacht wordt een gunstig advies te hebben uitgebracht. »

Art. 70.Artikel 27 van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed wordt als volgt gewijzigd : 1° § 1 wordt aangevuld met een als volgt opgesteld 4° : « 4° een goed dat behoort tot het beschermd onroerend erfgoed gedeeltelijk of volledig te verplaatsen, tenzij de materiële vrijwaring van het goed dit absoluut vereist en op voorwaarde dat de nodige garanties voor de afbraak, het overbrengen en de wederopbouw ervan op een geschikte plaats genomen zijn.»; 2° de §§ 2, 3, 4, 6 en 7 worden opgeheven;3° in § 5 worden de woorden « uit hoofde van de paragrafen 1 en 2 » vervangen door de woorden « uit hoofde van paragraaf 1 ».

Art. 71.Artikel 37, § 1, 2°, en artikel 42, tweede lid, van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed worden opgeheven.

Art. 72.Artikel 14, eerste lid, van de ordonnantie van 5 juni 1997 inzake de milieuvergunning wordt vervangen door het volgende lid : « Het milieuattest of de milieuvergunning wordt door het Instituut afgegeven in de volgende gevallen : 1° wanneer zij wordt aangevraagd door een door de regering aangewezen publiekrechtelijk rechtspersoon;2° wanneer zij betrekking heeft op handelingen en werken van openbaar nut, bepaald door de regering;3° wanneer zij betrekking heeft op een beschermd, of op de bewaarlijst ingeschreven goed of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is;4° wanneer zij betrekking heeft op de aanwending van een prioritair actieprogramma.».

Art. 73.De regering kan de hieronder vermelde wetgevende bepalingen codificeren en met elkaar in overeenstemming brengen door er de wijzigingen in aan te brengen die aanbeveling verdienen met het oog op een formele vereenvoudiging, zonder dat er afbreuk kan worden gedaan aan de in deze bepalingen ingeschreven principes : - de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw en haar uitvoeringsbesluiten; - de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed en haar uitvoeringsbesluiten; - de ordonnantie van 13 april 1995 betreffende de herinrichting van de niet-uitgebate of verlaten bedrijfsruim ten en haar uitvoeringsbesluiten.

De onder het eerste lid bedoelde codificatie draagt de volgende titel : « Brussels Wetboek van de ruimtelijke ordening ». Zij treedt slechts in werking na haar ratificatie door de Raad.

De regering is eveneens gemachtigd tot het aanpassen van de verwijzingen naar de krachtens het eerste lid gecoördineerde en gecodificeerde bepalingen die in andere ordonnanties vervat zitten.

Art. 74.§ 1. Deze ordonnantie treedt in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 33, 35, 44, 45, 46, 2°, 47, 48, 1°, 64, 2° en 66, 68 tot 72 die op de door de regering bepaalde datum in werking treden. § 2. De artikelen 2, 3, 6, 1°, 8 tot 20, 22 tot 28, 30, 38, 39 en 55 zijn niet toepasbaar op de gemeentelijke ontwikkelingsplannen waarvan het basisdossier vóór het van kracht worden van deze ordonnantie werd goedgekeurd.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 juli 2002.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 2001-2002. Documenten van de Raad. - Ontwerp van ordonnantie, A - 274/1. Verslag, A - 274/2. - Amendementen na verslag, A - 284/3.

Volledig verslag. - Bespreking. Vergadering van woensdag 10 juli 2002. - Aanneming. Vergadering van vrijdag 12 juli 2002.

^