Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 2003
gepubliceerd op 07 juli 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de stedenbouwkundige lasten

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031348
pub.
07/07/2003
prom.
12/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/12/2003031348/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JUNI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de stedenbouwkundige lasten


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende de organisatie van de planning en de stedenbouw, met name de artikelen 86 en 97, gewijzigd door de ordonnantie van 18 juli 2002;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001 tot goedkeuring van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP);

Gelet op het besluit van 12 september 2002 houdende vaststelling van het gewestelijk ontwikkelingsplan;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 april 2003 tot vastlegging van de Titels I tot VII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening die van toepassing is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 11 december 2002;

Gelet op het Advies van de Raad van State van 18 mars 2003;

Overwegende dat dit besluit tot doel heeft om, enerzijds, de lijst vast te leggen van de vergunningen die onderworpen zijn aan verplichte stedenbouwkundige lasten en, anderzijds, de criteria vast te leggen op basis waarvan de vergunnende overheid de omvang en de aard van de (verplichte of facultatieve) stedenbouwkundige lasten kan bepalen, de termijnen waarbinnen die gerealiseerd moeten worden en het bedrag van de financiële waarborgen die geëist kunnen worden;

Overwegende dat de facultatieve lasten deze zijn die de vergunnende overheid zou kunnen heffen bij het ontbreken van, of bovenop de verplichte lasten maar dit, vanzelfsprekend in naleving van het evenredigheidsbeginsel;

Overwegende dat dit besluit kadert in de grote lijnen van omzendbrief 009 van 21 januari 1997 met betrekking tot de stedenbouwkundige lasten, bedoeld in artikel 86 van de ordonnantie houdende de organisatie van de planning en de stedenbouw;

Dat het die omzendbrief actualiseert, rekening houdend met onder meer de wetgevende en verordenende wijzigingen die werden ingevoerd door de ordonnantie van 18 juli 2002 en door de inwerkintreding van het gewestelijk bestemmingsplan;

Overwegende dat dit besluit, net als de hoger vermelde omzendbrief, de vergunnende overheden in staat stelt om de lasten te verminderen mits een degelijke motivering naar aanleiding van bijzondere omstandigheden in verband met de tenuitvoerbrenging van de stedenbouwkundige vergunning of van de stedenbouwkundige lasten;

Overwegende dat de Regering op eigen gezag de omstandigheden bepaalt waarin geen enkele last mag worden opgelegd.;

Dat die omstandigheden worden verantwoord krachtens het evenredigheidsprincipe, in het licht van de prioritaire doelstellingen inzake de ontwikkeling van het Gewest zoals vastgesteld in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan;

Overwegende dat het Gewestelijk Ontwikkelingsplan met name de residentiële aantrekkelijkheid tot doel heeft; dat het Gewestelijk Ontwikkelingsplan in dat opzicht de implementatie voorziet van een versterkt beleid inzake huisvesting, openbare ruimten, collectieve voorzieningen en valorisatie van het erfgoed;

Op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort, Besluit : HOOFDSTUK I. - Glossarium

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : a) "Woningen gelijkgesteld met de sociale woning" : de woningen, die beantwoorden aan de bouwnormen P 84 van de sociale woning, waarvan de eigendom, desgevallend met inbegrip van de grondrechten, gratis wordt overgedragen aan de gemeente, die instaat voor het beheer ervan met inachtneming van de normen die gelden voor sociale woningen of die dat toevertrouwt aan haar openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of aan een openbare vastgoedmaatschappij;b) "Geconventioneerde woningen" : woningen die onderworpen zijn aan door de vergunnende overheid vastgestelde bijzondere voorwaarden inzake verkoop- of huurprijzen, oppervlakte en inkomstenplafond voor de toegankelijkheid tot de woning;c) "Vloeroppervlakte" : Som van de overdekte vloeren met een vrije hoogte van minstens 2,20 meter in alle lokalen, met uitsluiting van de lokalen gelegen onder het terreinniveau die voor parkeerplaatsen, kelders, technische voorzieningen en opslagplaatsen bestemd zijn; De vloerafmetingen worden buitenwerks gemeten tussen de onbeklede buitenwanden van de gevelmuren, en de vloeren worden geacht door te lopen, zonder rekening te houden met de onderbreking ervan door scheidingswanden en binnenmuren, of door kokers, trappenhuizen en liftschachten; d) "Parkingoppervlakte" : Som van de vloeroppervlakten die bestemd zijn als parkeerruimte, uitgezonderd de ondergronds gelegen oppervlakten en die de aanvulling zijn van een andere bestemming; De afmetingen van de parkings worden gemeten met inbegrip van de opritten of toegangswegen en de circulatiezones. De afmetingen van de parkings worden buitenwerks gemeten tussen de onbeklede buitenwanden van de gevelmuren, en de vloeren worden geacht door te lopen, zonder rekening te houden met de onderbreking ervan door scheidingswanden en binnenmuren, of door kokers, trappenhuizen en liftschachten. HOOFDSTUK II. - Feiten die verplichte stedenbouwkundige lasten tot gevolg hebben

Art. 2.Er moeten steeds stedenbouwkundige lasten worden opgelegd bij stedenbouwkundige vergunningen voor : 1° de bouw of uitbreiding van kantoorgebouwen of van activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 500 m2 overschreden wordt;2° de bouw of uitbreiding van parlementaire raden en hun diensten, diplomatieke missies, consulaatsposten van Staten die erkend zijn door België of vertegenwoordigingen van verenigde of gelijkgestelde entiteiten van die Staten, waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 500 m2 overschreden wordt;3° de bouw of uitbreiding van alle mogelijke types handelszaken of van activiteiten voor de vervaardiging van materiële diensten waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 1 000 m2 overschreden wordt;4° de bouw of uitbreiding van hotels waardoor de drempel van 50 kamers overschreden wordt;5° de bouw of uitbreiding van parkings waardoor de drempels van 24 overdekte of 50 parkeerplaatsen in open lucht overschreden worden, tenzij de daarvoor gereserveerde oppervlakte in aanmerking werd genomen in de vloeroppervlakten van de projecten bedoeld in 1° tot 4°. Wanneer de hogerop bedoelde drempels reeds bereikt of overschreden zijn, worden de stedenbouwkundige lasten, bij latere uitbreidingen, enkel geheven op de bijkomende vloeroppervlakten.

In het geval van afbraak-wederopbouw of diepgaande renovatie worden de stedenbouwkundige lasten slechts opgelegd wanneer bijkomende vloeroppervlakten worden gecreëerd.

Art. 3.Er moeten steeds stedenbouwkundige lasten worden opgelegd bij stedenbouwkundige vergunningen voor de bestemmingswijziging van een gebouw of deel van en gebouw, met of zonder werken, voor : 1° de inplanting van kantoren of activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen, waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 500 m2 overschreden wordt;2° de vestiging van een parlementaire raad en zijn diensten, één of meerdere diplomatieke missies, één of meerdere consulaatsposten van Staten die erkend zijn door België of één of meerdere vertegenwoordigingen van verenigde of gelijkgestelde entiteiten van die Staten, waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 500 m2 overschreden wordt;3° de vestiging van één of meerdere van alle mogelijke types van handelszaken of van activiteiten voor de vervaardiging van materiële diensten waardoor de vloeroppervlaktedrempel van 1 000 m2 overschreden wordt;4° de vestiging van één of meerdere hotels waardoor de drempel van 50 kamers overschreden wordt;5° de inrichting van een parking waardoor de drempel van 24 overdekte of van 50 parkeerplaatsen in open lucht overschreden wordt, tenzij de daarvoor gereserveerde oppervlakte in aanmerking werd genomen in de vloeroppervlakten van de projecten bedoeld in 1° tot 4° Wanneer de hogerop bedoelde drempels reeds bereikt of overschreden zijn, worden de stedenbouwkundige lasten, bij latere uitbreidingen, enkel geheven op de bijkomende vloeroppervlakten. HOOFDSTUK III. - Aard van de verplichte of facultatieve stedenbouwkundige lasten

Art. 4.§ 1 De stedenbouwkundige lasten hebben prioritair betrekking op de realisatie, de verbouwing, de renovatie of de verfraaiing van sociale, hiermee gelijkgestelde of geconventioneerde woningen en hun stedelijke omgeving, in de nabijheid van de projecten die hen genereren. In functie van de noden en de verplichtingen van de vergunnende overheid en op voorwaarde van de nodige motivering kunnen de lasten met name tevens betrekking hebben op de realisatie, de verbouwing, de renovatie of de verfraaiing van de openbare ruimten, voorzieningen en gebouwen, van het wegennet en de groene ruimten, of op de realisatie van handelingen en werken voor de opwaardering van het beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven onroerend erfgoed dat aan een publiek persoon toebehoort of op een ander type woning dan de hogerop bedoelde. § 2. In de gebieden van culturele, historische, esthetische waarde en/of voor stadsverfraaiing of in de gebieden van gewestelijk belang van het gewestelijk bestemmingsplan, mag de vergunnende overheid vrij de aard van de lasten bepalen binnen de mogelijkheden voorzien in § 1.

Art. 5.De stedenbouwkundige lasten kunnen geheel of gedeeltelijk de vorm aannemen van de storting van een geldsom die moet bijdragen tot de financiering van openbare programma's die de realisatie, de aanpassing of de renovatie van wegen, van groene ruimten, van openbare gebouwen, van openbare voorzieningen of van woningen tot doel hebben. HOOFDSTUK IV. - Omvang van de verplichte stedenbouwkundige lasten

Art. 6.Elke m2 parking- of vloeroppervlakte van het project dat stedenbouwkundige lasten genereert wordt het voorwerp van lasten gelijkwaardig aan een bedrag van 125 euro en dit, ongeacht de aard van de opgelegde lasten.

Art. 7.§ 1er. Het bedrag van de lasten wordt, in de volgende gevallen, herleid tot 75 euro : 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op de realisatie van handelingen en werken gelegen in een bestaande perimeter voor de herwaardering van een wijk, bedoeld door de ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende de organisatie van de herwaardering van de wijken;2° wanneer de vergunning betrekking heeft op de realisatie van handelingen en werken voor de opwaardering van beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven onroerend erfgoed; 3° wanneer de vergunning die de last oplegt de toepassing inhoudt van de voorschriften 0.8, 0.10 of 4.4 van het gewestelijk bestemmingsplan toe. § 2. De bedragen voorzien bij toepassing van de artikelen 6 en 7, § 1 worden vermeerderd met 10 % wanneer het terrein ter beschikking wordt gesteld door de vergunnende overheid. § 3. De hoger vermelde bedragen kunnen, op het ogenblik van de afgifte van de stedenbouwkundige vergunning, uitzonderlijk verminderd worden mits een degelijke motivering naar aanleiding van bijzondere omstandigheden, met name van technische aard, in verband met de tenuitvoerbrenging van hetzij de stedenbouwkundige vergunning hetzij de stedenbouwkundige lasten. HOOFDSTUK V. - Vrijstelling van verplichte en facultatieve lasten

Art. 8.Worden vrijgesteld van stedenbouwkundige lasten : 1° de realisatie van woningen;2° de realisatie van een groene ruimte;3° de realisatie van een transitparkeerplaats;4° de realisatie van de volgende voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten : voorzieningen voor onderwijs, cultuur, sport, gezondheidszorg, sociale voorzieningen of voorzieningen voor erkende erediensten of niet-confessionele zedenleer;5° de vergunning die betrekking heeft op de inplanting van één van de bestemmingen bedoeld in artikel 3, terwijl de bestaande bestemming die wettelijk is ingeplant in het gebouw één van de andere bestemmingen is, bedoeld in artikel 3 en dit enkel als de verandering van de bestemming voortvloeit uit de nieuwe definities uit het glossarium van het GBP. HOOFDSTUK VI. - Termijn voor de realisatie van de verplichte of facultatieve stedenbouwkundige lasten

Art. 9.Wanneer de vergunnende overheid in de vergunning geen planning oplegt die de orde bepaalt waarin de toegestane handelingen of werken en de stedenbouwkundige lasten moeten worden uitgevoerd, moeten de volgende termijnen nageleefd worden : 1° de handelingen en werken met betrekking tot de lasten moeten aangevangen zijn vóór de voltooiing van de werken die werden uitgevoerd op basis van de vergunning waarvoor de lasten werden opgelegd en moeten voltooid zijn binnen de drie jaar van de aanvang van de werken die aan de oorsprong van opgelegde lasten liggen;2° wanneer de handelingen en werken met betrekking tot de lasten een afzonderlijke vergunning vereisen naast de vergunning waarvoor de lasten werden opgelegd, moet de vergunningsaanvraag ingediend worden door de houder van de vergunning in de loop van het jaar dat volgt op de aflevering van de vergunning waarvoor de lasten werden opgelegd. Die termijnen kunnen, op een met redenen omklede aanvraag van de houder van de vergunning door de vergunnende overheid, herzien worden, voor zover evenwel dat de aanvraag hiertoe minstens twee maand vóór het verstrijken van de termijn is gebeurd. HOOFDSTUK VII. - Financiële waarborgen

Art. 10.Behoudens het geval waarin de stedenbouwkundige lasten geheel de vorm aannemen van de storting van een geldsom, dient de houder van de vergunning een financiële waarborg te leveren vóór de aanvang van de werken van het project waarvoor de lasten werden opgelegd.

Die waarborg moet in verhouding staan tot de geraamde kostprijs van de investeringen die als lasten worden beschouwd.

De waarborg kan vrijgemaakt worden naarmate de lasten worden uitgevoerd en in verhouding tot de investeringen die in het kader van de lasten werden gedaan; er mag evenwel in geen geval meer dan 60 % van de waarborg worden vrijgegeven, waarbij het saldo pas wordt vrijgegeven wanneer de vergunnende overheid de realisatie van de lasten heeft goedgekeurd.

Art. 11.Bij een overdracht van een vergunning blijft de overdragende partij borg staan voor de goede uitvoering van de lasten, en dit tot de nieuwe houder van de vergunning de vergunnende overheid een financiële waarborg heeft geleverd die gelijk is aan die bedoeld in artikel 10. Hetzelfde geldt wanneer de lasten worden gerealiseerd door een derde.

Art. 12.Onverminderd eventuele gerechtelijke vervolgingen zal de waarborg van rechtswege verworven zijn ten belope van de investeringen die nog gedaan moeten worden bij wijze van lasten, in de volgende gevallen : 1° bij niet-naleving van de uitvoeringstermijnen voor de lasten, vermeld in de vergunning of, bij ontstentenis van zo'n vermelding, van de termijnen bepaald in artikel 9, behoudens bij overmacht;2° wanneer de vergunning waarvoor lasten werden opgelegd vervalt nadat de desbetreffende werken gedeeltelijk werden uitgevoerd;wanneer de vergunning vervallen is door overmacht, zal de waarborg slechts verworven zijn ten belope van de realisatie van de vloeroppervlakten die het opleggen van de lasten verantwoorden; 3° wanneer de handelingen en werken met betrekking tot de lasten, naast de vergunning waarvoor de lasten werden opgelegd, een afzonderlijke vergunning vereisen en dat : - hetzij de vergunningsaanvraag met betrekking tot de lasten het voorwerp heeft uitgemaakt van een weigering waartegen geen gewoon administratief verhaal meer mogelijk is; - hetzij de vergunning voor de realisatie van de lasten vervallen is.

Art. 13.De waarborg wordt slechts vrijgemaakt zonder realisatie van de lasten waanneer de vergunning waarvoor de lasten werden opgelegd vervallen is zonder dat het project werd uitgevoerd, zelfs niet gedeeltelijk. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 14.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 15.De minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort wordt belast met de uitvoering van deze beslissing.

Brussel, 12 juni 2003.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME

^