gepubliceerd op 10 augustus 2011
Ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
14 JULI 2011. - Ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Deze ordonnantie voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
Art. 3.Voor de toepassing van deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder : 1° « tewerkstellingsactiviteiten » : a) iedere bemiddelingsdaad bedoeld om de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen, zonder dat de bemiddelaar partij wordt bij de arbeidsbetrekkingen die eruit kunnen voortvloeien, inzonderheid : - « activiteiten van werving en selectie » : de diensten verstrekt ten behoeve van de werkgever, met het oog op de aanwerving of de arbeidsbemiddeling van de werkzoekende, zonder dat het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling partij wordt bij de arbeidsbetrekking die er in gebeurlijk geval uit voortvloeit; - « activiteiten van arbeidsbemiddeling voor betaalde beroepssportbeoefenaars » : de diensten aangaande de werving en selectie verstrekt ten behoeve van de betaalde beroepssportbeoefenaar of daarmee gelijkgestelde persoon als bedoeld bij artikel 2, §§ 1 en 2, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, of ten behoeve van de werkgever, met het oog op de aanwerving van de gezegde betaalde beroepssportbeoefenaar of daarmee gelijkgestelde persoon, zonder dat het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling partij wordt bij de arbeidsbetrekking die er in gebeurlijk geval uit voortvloeit; - « activiteiten van arbeidsbemiddeling voor kunstenaars » : de diensten aangaande de werving en selectie verstrekt ten behoeve van de persoon die artistieke prestaties levert of artistiek werk voortbrengt, met name de creatie of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie, met het oog op de aanwerving of de arbeidsbemiddeling van de gezegde kunstenaar, zonder dat het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling partij wordt bij de arbeidsbetrekking die er in gebeurlijk geval uit voortvloeit; - « de activiteiten van socio-professionele inschakeling » met het oog op de toegang voor laaggeschoolde of kwetsbare werkzoekenden tot een betrekking die door de sociale zekerheid wordt gedekt en die de vorm kunnen aannemen van activiteiten van onthaal en begeleiding van de werkzoekenden voor de bepaling van hun beroepsproject en voor de begeleiding bij de tenuitvoerlegging ervan in het kader van een inschakelingstraject, van beroepsinschakeling en hulp bij het zoeken naar werk; b) « diensten van uitzendarbeid » : het tewerkstellen door een uitzendbureau van bezoldigde werknemers teneinde dezen ter beschikking te stellen van een gebruiker, met het oog op de uitvoering van een bij of krachtens hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, toegelaten tijdelijke arbeid;c) alle andere diensten met betrekking tot het zoeken naar werk, zonder dat zij noodzakelijkerwijze erop gericht zijn de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen, met uitzondering van de loutere bekendmaking van elke werkaanbieding en vraag om werk, inzonderheid : - « activiteiten van outplacement » : het geheel van diensten en begeleidingsadviezen die individueel of in groep door het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling en op verzoek van een werkgever verstrekt worden, om de ontslagen of met ontslag bedreigde werknemer in staat te stellen zelf en zo spoedig mogelijk weer een baan te vinden bij een nieuwe werkgever of een beroepsactiviteit als zelfstandige te ontwikkelen, zonder dat het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling partij wordt bij de arbeidsbetrekking die er in gebeurlijk geval uit voortvloeit; - « het actief zoeken naar werk » : de begeleidingsactiviteit die wordt verricht door operatoren die door Actiris als Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk zijn erkend, in het kader van het inschakelingstraject van werkzoekenden en bestaande uit modulaire, individuele en collectieve acties; 2° « tewerkstellingsoperatoren » : a) « Actiris » : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, als gereglementeerd bij de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;b) « particulier bureau voor arbeidsbemiddeling » : de van de overheid onafhankelijke natuurlijke of rechtspersoon die een of meer van de activiteiten als bedoeld onder 1°, a), eerste tot en met derde streepje, b) en c), eerste streepje, onder welke benaming ook, zelf verstrekt, voor eigen rekening of ten behoeve van een derde, of door een derde laat verstrekken, in hoofd- of in bijkomende orde, ten bezwarende of ten kosteloze titel, in voorkomend geval met of zonder winstoogmerk, met inbegrip van het samenwerkingsverband tussen deze natuurlijke of rechtspersoon en de overheid in het kader van de positieve actie als bedoeld in artikel 4, 7° van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, in de mate en voor zover de overheid geen bepalende rol speelt in het aangaan of de leiding ervan;c) « uitzendbureau » : de natuurlijke persoon of de in handelsvorm opgerichte rechtspersoon die de in 1°, b) bedoelde dienst zelf verstrekt, voor eigen rekening of voor rekening van een derde, of deze door een derde laat verstrekken;d) « bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs » : de diensten voor arbeidsbemiddeling, opgericht door de onderwijsinstellingen, erkend of georganiseerd door een van de Gemeenschappen;e) « andere tewerkstellingsoperatoren » : elke andere instelling die een of meer van de activiteiten, andere dan deze als bedoeld in 1°, a), eerste tot en met derde streepje, b) en c), eerste streepje, uitoefent, waaronder inzonderheid de instellingen voor opleiding en socio-professionele inschakeling alsook de bureaus voor arbeidsbemiddeling opgericht door een andere overheid, of waarvan die andere overheid een meerderheid van de aandelen alsook de meerderheid van de stemrechten bezit;3° « werkzoekende » : iedere met een werkloze gelijkgestelde persoon die, op het ogenblik dat hij de diensten inroept van een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling of van een tewerkstellingsoperator, op zoek is naar werk, ongeacht of hij al dan niet reeds een beroepsactiviteit uitoefent, als loontrekkende of zelfstandige;4° « activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling » : de in 1°, a), eerste tot en met derde streepje, b) en c), eerste streepje bedoelde, door een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling verrichte activiteiten;5° « vestiging » : plaats van bedrijvigheid, identificeerbaar aan de hand van een adres, waar of vanaf waar de diensten van uitzendarbeid of de activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling daadwerkelijk worden verricht;6° « Regering » : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;7° « ESRBHG » : de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;8° « Bestuur » : de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 4.§ 1. - In het kader van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt en zonder afbreuk te doen noch aan artikel 4, § 1, 8°, van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels noch aan de bij en krachtens de wet aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegewezen opdrachten inzake socioprofessionele inschakeling, is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitsluitend Actiris belast met : 1° de inschrijving, de controle en de gecentraliseerde verwerking van de persoonlijke gegevens over de werkzoekenden die aan de instellingen van de sociale zekerheid worden overgemaakt;2° het beheer van het inschakelingstraject van de werkzoekenden.Voor bepaalde categorieën van werkzoekenden kan de Regering dit beheer echter aan andere instellingen toevertrouwen; 3° de tenuitvoerlegging en de opvolging van de programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden als bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;4° het beheer en de organisatie, in de hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke, van het elektronische netwerk voor gegevensuitwisseling genaamd « Actiris-NetWerk van Partners voor Werk » waaraan de tewerkstellingsoperatoren die een overeenkomst met Actiris hebben gesloten, deelnemen. § 2. - Is toegestaan, de uitoefening van tewerkstellingsactiviteiten door : 1° Actiris, overeenkomstig de bepalingen van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;2° de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling voor de activiteiten waarvoor een erkenning of een voorafgaande geregistreerde aangifte vereist is, overeenkomstig deze ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten;3° de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs, inzonderheid de tewerkstellingsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, 1°, a), ten behoeve van hun studenten, voor zover zij hun activiteiten aan het Bestuur hebben medegedeeld;4° de bureaus als bedoeld in 2° en 3° en de andere tewerkstellingsoperatoren, voor de activiteiten andere dan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, b) en c), eerste streepje, en waarvoor zij met Actiris een overeenkomst hebben gesloten overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling of overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels.
Art. 5.De bepalingen aangaande de erkenning en de voorafgaande geregistreerde aangifte als bedoeld in de hoofdstukken III en IV, zijn niet van toepassing op de volgende diensten : 1° de diensten van arbeidsbemiddeling van zeelieden als bedoeld in het Verdrag nr.9 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de bezorging van werk aan zeelieden, aangenomen op 10 juli 1920, waarmee instemming werd betuigd bij wet van 6 september 1924; 2° de diensten als bedoeld in hoofdstuk II van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels. HOOFDSTUK II. - Algemene verplichtingen
Art. 6.Bij het uitoefenen van hun tewerkstellingsactiviteiten zijn de instellingen als bedoeld in artikel 4, § 2, ertoe gehouden : 1° de werkzoekenden geen arbeidsplaatsen aan te bieden die indruisen tegen de openbare orde en de goede zeden;2° de bepalingen na te leven van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling;3° de werkzoekenden niet het recht te ontzeggen op vakbondsvrijheid en op sociaal overleg;4° de bepalingen na te leven van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten, en zich bij de verwerking van persoonsgegevens van de werkzoekende te beperken tot vragen over zijn beroepskwalificatie en -ervaring en over andere rechtstreeks relevante gegevens, onverminderd het bepaalde onder 2°;5° rechtstreeks noch onrechtstreeks, ten volle of ten dele, enige financiële bijdrage op te leggen aan de werkzoekenden.In het belang van de betrokken werkzoekenden, kan de Regering voor sommige categorieën werkzoekenden en voor welbepaalde diensten, van deze voorwaarde afwijken, na advies van de ESRBHG; 6° geen werkaanbiedingen voor te leggen die in de volledige loop van de verstrekte dienst onbestaande blijven;7° het Bestuur en Actiris, voor controle- of statistische doeleinden, alle nuttige inlichtingen te verschaffen, met inachtneming van de vertrouwelijke aard ervan.Volgens het soort activiteiten, stelt de Regering, na advies van de ESRBHG, de lijst op van de inlichtingen die geacht worden nuttig te zijn voor het Bestuur om controle uit te voeren, de lijst voor Actiris om statistieken op te stellen, alsook de nadere regels voor hun overdracht; 8° bepaalde documenten met vermelding van de rechten en plichten van de werkzoekenden aan te plakken op een geschikte plaats die vlot toegankelijk is voor dezen.De Regering bepaalt de inhoud van deze documenten, na advies van de ESRBHG; 9° melding te maken in de briefwisseling, de overeenkomsten en de werkaanbiedingen, van de door de Regering, na advies van de ESRBHG, bepaalde algemene informatiegegevens;10° onverminderd het bepaalde van artikel 4, § 1, de tewerkstellingsactiviteiten voor de werkzoekenden niet te onderwerpen aan een exclusiviteitsbeding noch aan enige andere voorwaarde die rechtstreeks of onrechtstreeks daarop zou neerkomen;11° de tewerkstellingsactiviteiten voor de werkzoekenden niet afhankelijk te maken van de verplichting om in een of andere handelszaak of onderneming aankopen of uitgaven te doen;12° te gepasten tijde aan de werkzoekenden juiste en volledige inlichtingen te verstrekken betreffende de in artikel 3, 1° bedoelde activiteiten en de aard van de dienstbetrekking;13° geen diensten te leveren die tot doel of als gevolg hebben, te voorzien in het behoud of de vervanging van stakende of uitgesloten werknemers of van werknemers wier arbeidsovereenkomst geschorst is overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;14° geen diensten te verlenen aan de buitenlandse werknemers die niet voldoen aan de bepalingen tot regeling van hun beroepsactiviteit;15° geen medische gegevens van de werkzoekende in te winnen, die niet overeenstemmen met een vereiste verbonden aan de functie in de werkaanbieding;16° geen genetische tests te verrichten of te laten verrichten. Met het oog op een maximale bescherming van de werknemer, kan de Regering de beroepssectoren of de categorieën van werknemers vaststellen waarvoor sommige soorten tewerkstellingsactiviteiten zoals bepaald in artikel 3, verboden zijn. De Regering kan tevens, met het oog op een maximale bescherming van de werknemer, bijkomende voorwaarden opleggen per sector van beroepsactiviteiten, per categorie van werknemers of voor diezelfde soorten van tewerkstellingsactiviteiten. HOOFDSTUK III. - Erkenning van het uitzendbureau
Art. 7.Alleen het daartoe vooraf, overeenkomstig de door deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen bepaalde voorwaarden en procedures, erkende uitzendbureau mag diensten van uitzendarbeid verstrekken. Afdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van de erkenning voor het
uitzendbureau met vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 8.Met het oog op de toekenning van de erkenning als bedoeld in artikel 7 voldoet de aanvrager met vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de volgende voorwaarden : 1° een natuurlijke persoon zijn of, naar Belgisch recht of naar recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, regelmatig opgericht zijn als een rechtspersoon met handelsvorm, onder welke rechtsvorm ook, waarvan het maatschappelijk hoofd- of nevendoel erin bestaat diensten van uitzendarbeid te verstrekken, en, in voorkomend geval, regelmatig geregistreerd zijn bij de Kruispuntbank van de Ondernemingen als bedoeld in artikel 3 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, of voldaan hebben aan de voorafgaande melding als bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;2° hoogstens veertig percent van zijn verwezenlijkte omzet mag geconcentreerd zijn bij een enkele klant of bij verschillende klanten met gemeenschappelijk aandeelhouderschap;3° met de gebruiker geen banden onderhouden als bedoeld in artikel 3, § 3 van bijlage I bij de Verordening EG nr.800/2008 van 6 augustus 2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard; 4° voldoende garanties bieden inzake solvabiliteit en financiële gezondheid, die door de Regering moeten worden bepaald;5° zich ertoe verbinden de bepalingen van de in het paritair comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten in acht te nemen;6° onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, en meer algemeen, alle personen die ertoe gemachtigd zijn om het uitzendbureau te verbinden, geen personen tellen : a) die uit hun burgerlijke en politieke rechten zijn ontzet;b) zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen; c) die, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap, met toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4° en 530 van het wetboek van vennootschappen;d) die, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, bij of krachtens artikel 23 van deze ordonnantie, of bij of krachtens artikel 20 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing veroordeeld zijn;e) die, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, bij of krachtens artikel 19 van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, bij een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing veroordeeld zijn;f) die, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, bij of krachtens wetten aangenomen op grond van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bij een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing veroordeeld zijn;g) aan wie, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, in de hoedanigheid van werkgever als bedoeld in artikel 2 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten of in artikel 26, § 3, van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen, een administratieve geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op de reglementeringen als bedoeld in de artikelen 1 en 1bis van de genoemde wet of in artikel 2, § 1, eerste lid, van de genoemde ordonnantie.Een verminderde administratieve geldboete wegens verzachtende omstandigheden of uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van die geldboete als bedoeld in de artikelen 1ter en 1quater en 29 en 30 van onderscheidenlijk de gezegde wet en de gezegde ordonnantie, worden voor de toepassing van deze bepaling niet als opgelegde administratieve geldboete beschouwd; h) die, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, bij een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing veroordeeld zijn wegens valsheid in geschriften als bedoeld in hoofdstuk IV van titel III van boek II van het Strafwetboek;7° geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen die worden geïnd door de instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, of door een fonds voor bestaanszekerheid, of voor rekening van dat fonds, verschuldigd zijn.De sommen waarvoor een behoorlijk in acht genomen aanzuiveringsplan bestaat, worden niet als achterstallen beschouwd; 8° het geldende arbeids-, sociale zekerheids-, vennootschaps-, handels- en fiscale recht, en de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten eerbiedigen;9° niet in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeren, het voorwerp uitmaken van een procedure tot faillietverklaring, noch een gerechtelijk akkoord of een gerechtelijke reorganisatie hebben aangevraagd of verkregen. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning van de erkenning voor het
uitzendbureau zonder vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9.Het uitzendbureau dat niet over een vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt, en ofwel in het Waals Gewest, het Vlaams Gewest of de Duitstalige Gemeenschap erkend is en voor zover de voorwaarden van deze erkenning gelijkwaardig zijn aan deze bepaald bij deze ordonnantie, wordt volgens de door de Regering bepaalde procedure van de aanvraag van erkenning vrijgesteld.
Het uitzendbureau beantwoordt niettemin aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 12.
De Regering kan, volgens de nadere regels die zij bepaalt, het uitzendbureau ervan vrijstellen aan te tonen dat het die verplichtingen eerbiedigt.
Het uitzendbureau als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld met een erkend uitzendbureau als bedoeld in artikel 7.
Art. 10.Het uitzendbureau dat niet over een vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt, waarvan de maatschappelijke zetel in het buitenland en binnen de Europese Economische Ruimte gevestigd is, en dat niet in het Waals Gewest, het Vlaams Gewest noch in de Duitstalige Gemeenschap erkend is, moet, volgens de door de Regering bepaalde nadere regels, aantonen dat het op zijn grondgebied voldoet aan voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan deze bepaald bij deze ordonnantie.
De Regering kan, volgens de nadere regels die zij bepaalt, het uitzendbureau ervan vrijstellen aan te tonen dat het die verplichtingen eerbiedigt.
Het uitzendbureau als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld met een erkend uitzendbureau als bedoeld in artikel 7.
Art. 11.Het uitzendbureau dat niet over een vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt, waarvan de maatschappelijke zetel buiten de Europese Economische Ruimte gevestigd is, dient erkend te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie. Afdeling 3. - Verplichtingen van het erkende uitzendbureau
Art. 12.Het erkende uitzendbureau is ertoe gehouden : 1° de voorwaarden als bedoeld in artikel 6 en in artikel 8, 1° tot 5° en 7° tot 8° te eerbiedigen;2° onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, en meer algemeen, alle personen die ertoe gemachtigd zijn om het uitzendbureau te verbinden, geen personen te tellen die het voorwerp zijn van een of meer beslissingen of veroordelingen als bedoeld in artikel 8, 6°;3° op verzoek van de werknemer die gebruik maakt van de diensten van het uitzendbureau een getuigschrift voor te leggen met de datum en het uur van de aanmelding bij het bureau;4° de werknemer niet te verplichten tot enige uitgave van welke aard ook als voorwaarde voor het aanbieden van diensten van uitzendarbeid;5° in elke aan de werknemer gerichte overeenkomst melding te maken van de contactgegevens van de diensten belast met de controle en het toezicht op de naleving van het bepaalde van deze ordonnantie;6° te verzaken aan elke vorm van samenwerking met het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling dat niet over een erkenning of over een geregistreerde aangifte beschikt overeenkomstig deze ordonnantie, noch, in voorkomend geval, over een inschrijving, erkenning, registratie, voorafgaande aangifte of welke gelijkwaardige formaliteit ook, hetzij in het Waalse Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, hetzij in de Duitstalige Gemeenschap, hetzij in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij in een Staat buiten de Europese Economische Ruimte;7° aan het Bestuur eigener beweging en binnen twintig werkdagen die volgen op de akte schriftelijk kennis te geven van alle inlichtingen betreffende de veranderingen aangaande de rechtsvorm, de samenstelling van de bestuursorganen, de wettelijke vertegenwoordigers en het bedrijfskapitaal die de verleende erkenning kunnen beïnvloeden;8° jegens de werknemer de bepalingen van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1966, na te leven;9° het Bestuur eigener beweging en binnen tien werkdagen schriftelijk kennis te geven van de stopzetting van de diensten van uitzendarbeid. Afdeling 4. - Procedure tot toekenning van de erkenning aan het
uitzendbureau
Art. 13.§ 1. - De voorafgaande erkenning wordt door de Regering verleend aan het uitzendbureau na advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1, overeenkomstig de voorwaarden van deze afdeling. § 2. - De Regering bepaalt de termijn waarbinnen de gezegde commissie haar advies dient uit te brengen. Bij ontstentenis van het advies van de gezegde commissie binnen de vastgestelde termijn, is dit niet meer vereist.
In geval de Regering afwijkt van het eenparig advies van de leden van de commissie of indien de commissie haar advies niet binnen de vereiste termijn heeft uitgebracht, dient zij haar besluit met bijzondere redenen te omkleden. § 3. - De erkenning wordt door de Regering verleend voor een tijdvak van twee jaar. Na afloop van dat tijdvak kan de erkenning voor onbepaalde duur worden hernieuwd. § 4. - De Regering bepaalt de documenten en bewijsstukken die het uitzendbureau moet toevoegen aan zijn aanvraag tot erkenning. § 5. - De Regering legt de procedure vast van de aanvraag om erkenning. Ze kan het uitzendbureau ervan vrijstellen zijn aanvraag om erkenning vergezeld te laten gaan van bepaalde documenten waarvan zij kennis heeft of kan hebben. § 6. - Elk uitzendbureau dient de activiteiten aan te vangen binnen de zes maanden die volgen op de erkenning. De Regering kan deze termijn wijzigen na advies van de ESRBHG.
Art. 14.In geval van fusie, omzetting of splitsing van het erkende uitzendbureau geeft het nieuwe bureau het Bestuur kennis daarvan, volgens de nadere regels en binnen de termijnen bepaald door de Regering.
Na advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1, nodigt de Regering het erkende uitzendbureau uit om een nieuwe aanvraag tot erkenning in te dienen volgens de door haar bepaalde nadere regels of stelt ze het vrij daarvan. HOOFDSTUK IV. - Voorafgaande geregistreerde aangifte van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling, ander dan het uitzendbureau Afdeling 1. - Voorwaarden en procedure van voorafgaande geregistreerde
aangifte
Art. 15.Onverminderd het bepaalde van artikel 7, mag alleen het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling dat daartoe over een vooraf geregistreerde aangifte beschikt, overeenkomstig de door deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen bepaalde voorwaarden en procedures, activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, en c), eerste streepje, verrichten.
Art. 16.§ 1. - Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling verricht de voorafgaande aangifte als bedoeld in artikel 15 bij het Bestuur. Het Bestuur registreert deze aangifte. De aangifte geldt voor onbepaalde duur.
De voorafgaande aangifte bevat de volgende gegevens : 1° de naam, de benaming of de firma;2° het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, het adres van de verschillende vestigingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° de rechtsvorm;4° de datum van oprichting van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling;5° de door het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling verrichte activiteit of activiteiten als bedoeld in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, en c), eerste streepje;6° de gegevens op grond waarvan de persoon of de personen die het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling in rechte mag of mogen verbinden, geïdentificeerd kan of kunnen worden;7° in voorkomend geval, het bewijs van een inschrijving, erkenning, registratie, voorafgaande aangifte of van elke gelijkwaardige formaliteit als natuurlijke of rechtspersoon die in een Gemeenschap, een Gewest of een Staat een of meer diensten verstrekt als bedoeld in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, en c), eerste streepje;8° in voorkomend geval, het bewijs van een voorafgaande melding als bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006. § 2. - De Regering bepaalt de procedure voor de voorafgaande geregistreerde aangifte. Zij kan, volgens de nadere regels die zij bepaalt, het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling vrijstellen van het verstrekken van bepaalde gegevens bedoeld in § 1. § 3. - Indien het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling dat over een geregistreerde aangifte beschikt, een fusie, omzetting, splitsing of wijzigingen ondergaat, werkt het de in § 1 bedoelde gegevens bij binnen dertig dagen na die wijzigingen.
Indien ingevolge de fusie, omzetting of splitsing een of meer nieuwe rechtspersonen worden opgericht, worden het aldus opgerichte particulier bureau voor arbeidsbemiddeling of de aldus opgerichte particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling aan een voorafgaande aangifte overeenkomstig § 1 onderworpen. Afdeling 2. - Verplichtingen van het particulier bureau voor
arbeidsbemiddeling met geregistreerde aangifte
Art. 17.Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling met geregistreerde aangifte als bedoeld in artikel 15 is ertoe gehouden : 1° de voorwaarden als bedoeld in artikel 6 te eerbiedigen;2° niet één van de in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, en c), eerste streepje, bedoelde activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling te verrichten waarvoor het niet over een geregistreerde aangifte beschikt;3° het geldende arbeids-, sociale zekerheids-, vennootschaps-, verenigings-, handels- en fiscale recht, en de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten te eerbiedigen;4° de werkzoekende niet te verplichten tot enige uitgave van welke aard ook als voorwaarde voor het aanbieden van de in artikel 3, 1°, a), eerste tot en met derde streepje, en c), eerste streepje, bedoelde activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling;5° te verzaken aan elke vorm van samenwerking met het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling dat niet over een erkenning of over een geregistreerde aangifte beschikt overeenkomstig deze ordonnantie, noch, in voorkomend geval, over een inschrijving, erkenning, registratie, voorafgaande aangifte of welke gelijkwaardige formaliteit ook, hetzij in het Waalse Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, hetzij in de Duitstalige Gemeenschap, hetzij in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij in een Staat buiten de Europese Economische Ruimte;6° onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, en meer algemeen, alle personen die ertoe gemachtigd zijn om het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling te verbinden, geen personen te tellen die het voorwerp zijn van een of meer beslissingen of veroordelingen als bedoeld in artikel 8, 6°, of, wat betreft het bepaalde van artikel 8, 6° in het geval van het particulier bureau van arbeidsbemiddeling zonder vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van een of meer beslissingen of veroordelingen als bedoeld in een gelijkaardige wetgeving in de staat van vestiging;7° op verzoek van de werkzoekende die gebruik maakt van de diensten van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling een getuigschrift voor te leggen met de datum en het uur van de aanmelding bij het bureau;8° zijn geregistreerde aangifte te annuleren binnen dertig dagen na de stopzetting van zijn activiteiten;9° niet in de plaats van de werkgever te treden wat de beslissing van aanwerving van een werkzoekende betreft, niet tussen te komen bij de onderhandelingen die de aanwerving voorafgaan, noch bij het personeelsbeheer van de werkgever;10° in elke aan de werkzoekende gerichte overeenkomst melding te maken van de contactgegevens van de diensten belast met de controle en het toezicht op de naleving van het bepaalde van deze ordonnantie. HOOFDSTUK V. - Schorsing, intrekking en schrapping van de erkenning of van de geregistreerde aangifte
Art. 18.§ 1. - Onverminderd het bepaalde van § 2, kan de erkenning van het uitzendbureau als bedoeld in artikel 13, § 3, na advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1, door de Regering worden geschorst of ingetrokken : 1° indien het bureau de bepalingen van deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen niet naleeft;2° indien het bureau de erkenning heeft verkregen op grond van verklaringen die vals, onvolledig of onjuist blijken te zijn;3° indien het bureau met toepassing van artikel 6, eerste lid, 7°, valse, onvolledige of onjuiste gegevens voorlegt, en daarbij met bedrieglijk oogmerk handelt;4° indien het bureau het krachtens de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert;5° op verzoek van de beroepsvereniging waarvan het bureau lid is, wanneer het voorwerp is van een uitsluiting wegens een inbreuk op haar gedrags- of deontologische code. De Regering kan de erkenning als uitzendbureau als bedoeld in artikel 13, § 3, tevens schorsen in geval van tijdelijke stopzetting van de diensten van uitzendarbeid. § 2. - De geregistreerde aangifte van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 16, § 1, kan, na advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1, door de Regering worden geannuleerd : 1° indien het bureau de bepalingen van deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen niet naleeft;2° het bureau bij de aangifte verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist blijken te zijn;3° indien het bureau met toepassing van artikel 6, eerste lid, 7°, valse, onvolledige of onjuiste gegevens voorlegt, en daarbij met bedrieglijk oogmerk handelt;4° indien het bureau het krachtens de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert;5° op verzoek van de beroepsvereniging waarvan het bureau lid is, wanneer het voorwerp is van een uitsluiting wegens een inbreuk op haar gedrags- of deontologische code. De geregistreerde aangifte als bedoeld in artikel 16 wordt door het Bestuur geannuleerd : 1° na de kennisgeving als bedoeld in artikel 17, 8°;2° wanneer de stopzetting wordt vastgesteld door een geheel van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens. Het Bestuur deelt in dat geval de annulatie schriftelijk mede aan : 1° het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling;2° de Regering;3° de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1. De Regering kan de geregistreerde aangifte als bedoeld in artikel 16 tevens annuleren in geval van tijdelijke stopzetting van een van de activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling. § 3. - De intrekking of annulatie geschiedt onmiddellijk, ambtshalve en van rechtswege in de gevallen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, 2° en in artikel 17, 6°.
De Regering bepaalt de procedures tot schorsing of intrekking van de erkenning of tot annulatie van de geregistreerde aangifte.
Het erkende uitzendbureau of het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling met geregistreerde aangifte mag geen activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling meer verstrekken zodra de schorsing of de intrekking van de erkenning of de annulatie van de geregistreerde aangifte betekend wordt. Dit geldt tevens voor de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, en meer algemeen, alle personen die ertoe gemachtigd zijn om het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling te verbinden.
In afwijking van het vorige lid : 1° worden de lopende arbeidsovereenkomsten die gesloten werden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, verder uitgevoerd tot hun vervaldag, voor een duur van maximum drie maanden, zonder dat ze mogen gewijzigd, hernieuwd of verlengd worden;2° kan de Regering, na eenparig advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1, en in het belang van de werknemer, het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling voor zijn diensten van outplacement de toestemming verlenen de lopende overeenkomsten uit te voeren tot hun vervaldag, voor een maximumduur van zes maanden, zonder dat ze mogen gewijzigd, hernieuwd of verlengd worden. § 4. - Het Bestuur kan de erkenning schrappen in geval van definitieve stopzetting van een van de activiteiten van het uitzendbureau, inzonderheid : 1° na de kennisgeving als bedoeld in artikel 12, 9°;2° op verzoek van het uitzendbureau;3° wanneer genoemde stopzetting wordt vastgesteld door een geheel van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens. Het Bestuur deelt de schrapping schriftelijk mede aan : 1° het uitzendbureau;2° de Regering;3° de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, § 1. Een grond tot schorsing of intrekking als bedoeld in § 1, kan geen grond tot schrapping zijn. HOOFDSTUK VI. - Adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling
Art. 19.§ 1. - De ESRBHG is gerechtigd om, in zijn schoot, een adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling op te richten. § 2. - De genoemde commissie is belast met het uitbrengen van de adviezen als bedoeld in de artikelen 13, § 1, 14 en 18. De adviezen als bedoeld in het vorig lid worden uitgebracht namens de ESRBHG en worden in rechte en in feite met redenen omkleed. § 3 - De Regering bepaalt de termijn waarbinnen de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling haar advies dient uit te brengen. Bij ontstentenis van het advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling binnen de vastgestelde termijn, is dit niet meer vereist. HOOFDSTUK VII Bijdrage tot het door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevoerde werkgelegenheidsbeleid
Art. 20.§ 1 - De natuurlijke of rechtspersoon, die beschikt over een erkenning of een geregistreerde aangifte, dient een bijdrage te leveren aan het door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevoerde werkgelegenheidsbeleid. § 2 - Deze bijdrage kan erin bestaan medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de opdrachten van Actiris of samen te werken met andere tewerkstellingsoperatoren als bedoeld in artikel 4, § 2, met het « Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle » of nog, met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
De bijdrage kan er ook in bestaan dat de erkende of geregistreerde bureaus middels beroepsverenigingen een collectieve bijdrage leveren krachtens een akkoord dat te dien einde is gesloten tussen de Regering en de representatieve organisaties van de werknemers en de werkgevers van de betreffende beroepssector, overeenkomstig de bij besluit van de Regering vastgestelde nadere regels, na advies van de ESRBHG. § 3 - De bijdragen van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling in de vorm van individuele bijdragen of een collectieve bijdrage worden bepaald in een akkoord tussen de sociale partners van de betreffende beroepssector en de Regering, na advies van de ESRBHG. Dit akkoord bepaalt : 1° de nadere regels inzake individuele medewerking van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling aan de taken van Actiris en eventueel andere organismen of tewerkstellingsoperatoren;2° de nadere regels inzake collectieve bijdrage via een of meerdere beroepsverenigingen;3° de informatie en de statistische onderzoeken die de agentschappen en hun beroepsorganisatie aan het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties van Actiris dienen te verstrekken teneinde de transparantie van de arbeidsmarkt te garanderen, alsook de nadere regels voor hun overdracht;4° de voorwaarden voor de kosteloze prestaties die Actiris levert inzake voorselectie van werkzoekenden die bij Actiris ingeschreven zijn en voor de toegang tot het in artikel 4, § 1, bedoelde elektronische netwerk voor gegevensuitwisseling;5° de nadere regels inzake opvolging en begeleiding van de bijdragen van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, met name via een begeleidingscomité bestaande uit onder andere Actiris en de werknemers en werkgeversvertegenwoordigers van de betreffende beroepssector of -sectoren;6° de bureaus die bij het akkoord betrokken zijn;7° de criteria voor evaluatie van de bijdragen;8° de nadere regels voor evaluatie van de bijdragen. Het akkoord wordt gesloten voor een of meer volledige kalenderjaren. § 4 - De door het akkoord bedoelde individuele samenwerking wordt verwezenlijkt in het kader van overeenkomsten gesloten tussen de betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling en Actiris, na advies van de ESRBHG, in uitvoering van het kaderakkoord, waarbij eventueel andere organismen of andere tewerkstellingsoperatoren worden betrokken. § 5 - De door het akkoord bedoelde collectieve bijdragen worden verwezenlijkt in het kader van overeenkomsten gesloten tussen Actiris en de betreffende beroepsvereniging of -verenigingen. De in dit artikel bedoelde overeenkomsten worden, na advies van de ESRBHG, gesloten ter uitvoering van het kaderakkoord. § 6 - Ter informatie bezorgt Actiris de ESRBHG een kopie van de in §§ 4 en 5 van dit artikel bedoelde overeenkomsten. § 7 - De uitvoering van de samenwerking bedoeld in dit artikel wordt geëvalueerd twee jaar na de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
Daarna wordt ze jaarlijks geëvalueerd.
In geval van negatieve evaluatie, kan de Regering, op voorstel van de Minister belast met Werkgelegenheid en na advies van de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 19, voor bepaalde duur de erkenning of de geregistreerde aangifte van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling bedoeld in § 1 opschorten zodat de uitvoering van een samenwerking bij het tewerkstellingsbeleid mogelijk is. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure
Art. 21.§ 1 - Binnen de ESRBHG wordt een overlegplatform voor werkgelegenheid opgericht, met inzonderheid als opdrachten : 1° het overleg en de samenwerking te organiseren tussen Actiris, de met Actiris middels een overeenkomst verbonden operatoren en de overeenkomstig deze ordonnantie erkende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling of bureaus met geregistreerde aangifte;2° de samenwerking te bevorderen van de gezegde particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling bij de tenuitvoerlegging van het gewestelijke werkgelegenheidsbeleid in het kader van overeenkomsten met Actiris;3° waken over de toepassing van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling;4° de tenuitvoerlegging opvolgen van deze ordonnantie;5° aan de Regering voorstellen te doen betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt. § 2 - De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van het gezegde platform, evenals de nadere regels betreffende het mandaat van zijn leden.
Het telt minstens vertegenwoordigers van : 1° de Regering;2° het Bestuur;3° Actiris;4° de overeenkomstig deze ordonnantie erkende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling of bureaus met geregistreerde aangifte;5° de middels een overeenkomst met Actiris verbonden operatoren;6° de representatieve werkgeversorganisaties en de middenstandorganisaties die zitting hebben in de ESRBHG;7° de representatieve werknemersorganisaties die zitting hebben in de ESRBHG. § 3 - De vertegenwoordiger van de Regering neemt er het voorzitterschap van waar. HOOFDSTUK IX. - Toezicht en sancties
Art. 22.Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
Art. 23.§ 1 - Onverminderd de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 100 euro tot 5.000 euro of met één van die straffen alleen : 1° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling uitoefent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zonder : a) te beschikken over een erkenning of over een geregistreerde aangifte overeenkomstig deze ordonnantie, of waarvan de erkenning overeenkomstig deze ordonnantie geschorst werd;b) een met Actiris gesloten overeenkomst;2° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werknemers tewerkstelt die ter beschikking worden gesteld of geplaatst door een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat niet beschikt over een erkenning of over een geregistreerde aangifte overeenkomstig deze ordonnantie;3° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling exploiteert zonder de verplichtingen na te leven als bedoeld in artikel 6, eerste lid, 1°, 3°, 5°, 7° en 11°, artikel 12, 2°, 4° en 6° en in artikel 17, 2°, 4° tot 6°, en 9°;4° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een tewerkstellingsoperator beheert zonder de verplichtingen na te leven als bedoeld in artikel 6, eerste lid, 1°, 3°, 5°, 7° en 11°;5° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling exploiteert of een tewerkstellingsoperator beheert en inbreuken pleegt op de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie. § 2 - Voor de in § 1 bedoelde inbreuken wordt de geldboete zoveel maal toegepast als er werknemers aangeworven zijn, bemiddeld of ter beschikking gesteld in strijd met deze ordonnantie. § 3 - In geval van herhaling wordt de straf bedoeld in § 1 op het dubbel van het maximum gebracht. § 4 - Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn van toepassing op de inbreuken vastgesteld krachtens deze ordonnantie. In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek evenwel niet van toepassing. § 5 - Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling, al dan niet houder van een erkenning of van een geregistreerde aangifte, alsook de tewerkstellingsoperator, is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboetes waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld. § 6 - De strafvordering met betrekking tot de in deze ordonnantie omschreven inbreuken verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.
Art. 24.In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 23, § 1, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro in overeenstemming met de procedure en de voorwaarden zoals vastgelegd door de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
De administratieve geldboete wordt toegepast zoveel maal als er werknemers in strijd met die bepalingen worden aangeworven, bemiddeld of ter beschikking gesteld, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 20.000 euro.
Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een beslissing die een administratieve boete oplegt, kunnen de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden verdubbeld. HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Onderafdeling 1. - Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling
Art. 25.In de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling wordt na artikel 36sexies een hoofdstuk VIter ingevoegd, dat het artikel 36septies bevat, luidende : « Hoofdstuk VIter - Fonds ter bevordering van de Werkgelegenheid Art. 36septies - Er wordt, in de schoot van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, een Fonds ter Bevordering van de Werkgelegenheid opgericht. Dit fonds heeft tot taak de tewerkstelling van benadeelde werknemers te bevorderen.
Onder benadeelde werknemer wordt verstaan : 1° elke persoon jonger dan 25 jaar die geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden, gedurende de eerste zes maanden na zijn aanwerving;2° elke persoon met een zware handicap van fysieke, mentale of psychologische aard en die toch in staat is om de arbeidsmarkt te betreden;3° elke migrerende werknemer die zich binnen de Europese Unie verplaatst of verplaatst heeft of die verblijf houdt in de Europese Unie teneinde een betrekking te vinden en die een beroeps- of taalopleiding behoeft;4° elke persoon die de arbeidsmarkt opnieuw wenst te betreden na een onderbreking van minstens drie jaar, inzonderheid elke persoon die zijn baan heeft opgegeven omdat beroepsleven en gezinsleven moeilijk verenigbaar waren, zulks gedurende de eerste zes maanden na zijn aanwerving;5° elke persoon ouder dan 45 jaar die geen diploma van hoger middelbaar onderwijs of een gelijkwaardig diploma heeft behaald;6° elke langdurig werkloze, inzonderheid elke persoon die gedurende twaalf maanden onafgebroken werkloos was, zulks gedurende de eerste zes maanden na zijn aanwerving.» Onderafdeling 2. - Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling
Art. 26.In artikel 19, § 5, van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, worden de woorden « van een geregistreerde aangifte of die door een overeenkomst met Actiris verbonden is » ingevoegd tussen de woorden « van een erkenning » en de woorden« , is burgerrechtelijk aansprakelijk ».
Art. 27.In artikel 19/1 van dezelfde ordonnantie worden de woorden « van [...] betreffende » vervangen door de woorden « van 30 april 2009 betreffende ».
Onderafdeling 3. - Ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels
Art. 28.In artikel 2 van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 5° wordt vervangen als volgt : « 5° « gemachtigde partner » : de partner van Actiris erkend krachtens deze ordonnantie, de plaatselijke instellingen voor socio-professionele inschakeling, alsook de ateliers voor het actief zoeken naar werk, met name de verenigingen zonder winstoogmerk die met Actiris een overeenkomst hebben gesloten voor het uitoefenen van activiteiten inzake het actief zoeken naar werk »;2° in het 6°, worden de woorden « als bedoeld in artikel 3, 1°, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 » vervangen door de woorden « die een overeenkomst hebben gesloten met Actiris voor het uitoefenen van tewerkstellingsactiviteiten geïntegreerd in de acties voor socio-professionele inschakeling »; 3° in het 8°, worden de woorden « de ordonnantie van 26 juni 2003 » vervangen door de woorden « de ordonnantie van [...] »; 4° het 9° wordt opgeheven.
Art. 29.In artikel 7, § 1, tweede lid, van dezelfde ordonnantie, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4° krachtens artikel 4, § 2, 4°, van de ordonnantie gemengd beheer, de toelating genieten om activiteiten te verrichten als bedoeld in gezegde ordonnantie; ».
Art. 30.In artikel 9, § 1, tweede lid, van dezelfde ordonnantie, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4° krachtens artikel 4, § 2, 4°, van de ordonnantie gemengd beheer, de toestemming hebben om activiteiten te verrichten als bedoeld in gezegde ordonnantie; ».
Art. 31.In artikel 20 van dezelfde ordonnantie wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1 - De vereniging als bedoeld in artikel 3, § 1, die op datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie door een overeenkomst met Actiris verbonden is en hiervoor subsidies ontvangt, behoudt het voordeel van die subsidies en van die overeenkomst gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf de dag van inwerkingtreding van deze ordonnantie. ».
Onderafdeling 4. - Ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen
Art. 32.In artikel 3, 2°, a) van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen, worden de woorden « van 26 juni 2003 » vervangen door de woorden « van [...] ». Afdeling 2. - Opheffingsbepaling
Art. 33.De ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij de ordonnanties van 27 november 2008 en 30 april 2009, wordt opgeheven. Afdeling 3. - Overgangsbepalingen
Art. 34.Onverminderd het bepaalde van artikel 12, wordt het uitzendbureau dat op datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie erkend of vergund is krachtens de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geacht te voldoen aan de bepalingen van artikel 7 en geniet de erkenning als bedoeld in artikel 13, § 3, op voorwaarde dat het binnen een termijn van zes maanden vanaf de inwerkingtreding van deze ordonnantie aantoont dat het de overige voorwaarden daarvan vervult.
De Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot het daartoe te leveren bewijs en de daartoe te volgen procedure.
Onverminderd het bepaalde van artikel 17, mag het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling dat activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 3, 4°, verricht, en dat op datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie erkend of vergund is krachtens de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn activiteit op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijven uitoefenen na de inwerkingtreding van deze ordonnantie totdat de aangifte wordt geregistreerd, op voorwaarde dat genoemde aangifte wordt verricht binnen een termijn van zes maanden, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 35.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie.
In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen 5, 2°, en 28 tot en met 31 in werking op de datum van inwerking treding van de artikelen 1 tot en met 14, 16 en 17 en 19 tot en met 21 van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels.
In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 25 in werking op 1 juli 2004.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat zein het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 20 juli 2011.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, J.-L. VANRAES De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE _______ Nota's Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2010-2011 A-184/1 Ontwerp van ordonnantie A-184/2 Verslag A-184/3 Amendementen na verslag.
Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 1 juli 2011.