Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juli 2012
gepubliceerd op 01 oktober 2012

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2012031704
pub.
01/10/2012
prom.
12/07/2012
ELI
eli/besluit/2012/07/12/2012031704/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JULI 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de artikelen 6, 9, 10, 13, 14, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 34 en 35;

Gelet op het advies van het beheerscomité van ACTIRIS, gegeven op 9 februari 2012;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 januari 2012;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 november 2011;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 1 december 2011;

Gelet op het advies nr. 51.296/1bis van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2012 overeenkomstig artikel 84, § 1,eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State,gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende instemming met het verdrag nr. 181 inzake particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling aangenomen te Genève op 19 juni 1997 door de Internationale Arbeidsorganisatie;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Europese bekendmakingsverplichting

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « ordonnantie » : de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° « diensten van uitzendarbeid in de kunstensector » : de diensten van uitzendarbeid in de artistieke sectoren als bedoeld in artikel 1, § 6, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;3° « partner van ACTIRIS » : de tewerkstellingsoperator als bedoeld in artikel 4, § 2, enig lid, 4° van de ordonnantie, die een overeenkomst heeft gesloten met ACTIRIS als bedoeld in dezelfde bepaling;4° « adviescommissie » : de adviescommissie inzake arbeidsbemiddeling opgericht in de schoot van de ESRBHG overeenkomstig artikel 19, § 1 van de ordonnantie;5° « overlegplatform » : het overlegplatform voor werkgelegenheid als bedoeld in artikel 21 van de ordonnantie;6° « fonds voor bestaanszekerheid » : het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten, opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad, waarvan de werking wordt geregeld bij collectieve arbeidsovereenkomst van het paritair comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, als gereglementeerd door de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid;7° « opgelegde administratieve geldboete » : de geldboete als omschreven in artikel 8, enig lid, 6°, g) van de ordonnantie;8° « erkenning » : de erkenning als bedoeld in hoofdstuk III van de ordonnantie;9° « registratie » : de registratie van de voorafgaande aangifte als bedoeld in hoofdstuk IV van de ordonnantie;10° « Internationale Overeenkomst betreffende de bezorging van werk aan zeelieden » : de Internationale Overeenkomst nr.9 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de bezorging van werk aan zeelieden, aangenomen op 10 juli 1920, waarmee instemming werd betuigd bij wet van 6 september 1924, of enige andere Internationale Overeenkomst die de bepalingen aangaande de bezorging van werk aan zeelieden van de Internationale Overeenkomst nr. 9 herziet en vervangt, en waarmee de Staat instemming betuigt; 11° « Minister » : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling. Afdeling 2. - Algemene bepalingen betreffende de procedures

Art. 3.De termijnen als bedoeld in de hoofdstukken III en IV zijn kalenderdagen. De termijn gaat op de dag na de dag van de handeling in.

De dag waarop de termijn verstrijkt, wordt in de termijn meegerekend.

Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.

De termijnen als bedoeld in dit besluit worden jaarlijks van 15 juli tot 15 augustus opgeschort.

Voor een ter post aangetekend schrijven geldt de poststempel als bewijs. Afdeling 3. - Algemene verplichtingen

Art. 4.Het document als bedoeld in artikel 6, eerste lid, 8° van de ordonnantie, met vermelding van de rechten en plichten van de werkzoekenden, die de tewerkstellingsoperatoren als bedoeld in artikel 4, § 2 van dezelfde ordonnantie moeten aanplakken, bevat de vermeldingen die in bijlage van dit besluit staan op een heldere en ondubbelzinnige wijze.

Indien noodzakelijk kan het Bestuur de vermeldingen van technische aard aanpassen.

Wanneer de tewerkstellingsoperatoren als bedoeld in artikel 4, § 2 van de ordonnantie, tewerkstellingsactiviteiten verrichten zonder dat er op enig ogenblik van de bemiddeling in een ruimtelijke locatie contact ontstaat tussen deze en de werkzoekende, inzonderheid bij gebruikmaking van visuele media, maakt het betrokken medium het in het eerste lid bedoelde document kenbaar, of maakt het toegankelijk aan de hand van dezelfde technische middelen als deze zoals beoogd in het bemiddelingsproces.

Art. 5.Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 9° van de ordonnantie, vermelden de in artikel 3, enig lid, 2°, b) tot e) van dezelfde ordonnantie bedoelde tewerkstellingsoperatoren in de briefwisseling, de overeenkomsten en de werkaanbiedingen een door het Bestuur toegekend identificatienummer.

Dit nummer wordt voorafgegaan door : 1° voor het uitzendbureau : « erkenning van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, nummer »;2° voor het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling behoudens het uitzendbureau : « geregistreerd in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest onder het nummer »;3° voor het bureau voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs : « gekend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder het nummer »;4° voor de tewerkstellingsoperatoren als bedoeld in artikel 3, enig lid, 2°, e) van de ordonnantie : « partner van ACTIRIS, nummer ». Het Bestuur wijst een uniek identificatienummer toe dat blijft gelden zolang de tewerkstellingsoperator de voorwaarden van de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen eerbiedigt. Het blijft geldig in geval van uitbreiding of hernieuwing van de erkenning, wijziging van de duur van de erkenning in onbepaalde duur, bij uitbreiding van de registratie of bij uitbreiding en hernieuwing van de overeenkomst van de ACTIRIS-partner.

Art. 6.Onverminderd het bepaalde van artikel 6, eerste lid, 4° van de ordonnantie, kunnen de persoonlijkheidstesten en psychologische testen uitgevoerd in het kader van de tewerkstellingsactiviteiten enkel worden afgenomen door een persoon die in het bezit is van een diploma zoals bepaald in artikel 1, 1° van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog, of onder het gezag of de verantwoordelijkheid van deze laatste.

Art. 7.Overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van de ordonnantie, oefenen de in artikel 3, enig lid, 2°, b) tot e) van dezelfde ordonnantie bedoelde tewerkstellingsoperatoren geen activiteiten uit die verboden zijn krachtens wetten en besluiten, door de federale Staat aangenomen, ter omzetting, in de interne rechtsorde, van de Internationale Overeenkomst betreffende de bezorging van werk aan zeelieden. HOOFDSTUK III. - Diensten van uitzendarbeid Afdeling 1. - Bijkomende erkenningsvoorwaarden voor het uitzendbureau

Art. 8.Onverminderd het bepaalde van artikel 8 van de ordonnantie, voldoet het bureau als bedoeld in hetzelfde artikel, met het oog op de toekenning van de erkenning, aan de volgende voorwaarden : 1° het beschikt over een volledig volgestort kapitaal overeenkomstig de reglementaire of wetsbepalingen die toepasselijk zijn op de rechtsvorm ervan;2° de persoon die de professionele verantwoordelijkheid draagt, of minstens een van zijn aangestelden of lasthebbers, dient te voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden inzake vakbekwaamheid : a) beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie op het vlak van dienstverlening van uitzendarbeid;b) houder zijn van een masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma en beschikken over minstens twee jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie op het vlak van dienstverlening van uitzendarbeid of op het vlak van personeels- of bedrijfsbeheer. Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor bepaalde activiteitensectoren

Art. 9.Voor de uitoefening van de activiteit van terbeschikkingstelling van uitzendwerknemers in de ondernemingen die behoren tot het paritair comité nr. 124 voor het bouwbedrijf, wordt het bureau aan een specifieke erkenning onderworpen die enkel voor deze activiteit geldig is.

Overeenkomstig artikel 6, tweede lid van de ordonnantie, kan deze erkenning slechts worden verleend voor zover en in de mate dat het bureau de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten van de Nationale Arbeidsraad, alsook de sectorale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten van het paritair comité voor het bouwbedrijf betreffende de voorwaarden en nadere regels van uitzendarbeid in het bouwbedrijf naleeft.

Art. 10.Voor de diensten van uitzendarbeid in de kunstensector wordt de erkenning enkel verleend voor het aanbieden van gezegde dienst aan de occasionele werkgever of de occasionele gebruiker als bedoeld in artikel 1, § 6, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

In afwijking van artikel 8, eerste lid, 2°, kan de erkenning voor de diensten van uitzendarbeid in de kunstensector slechts aan het bureau verleend worden voor zover de persoon die er de professionele verantwoordelijkheid draagt, of minstens een van zijn aangestelden of lasthebbers aan een van de volgende voorwaarden van vakbekwaamheid voldoet : a) beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie op het vlak van dienstverlening van uitzendarbeid;b) houder zijn van een masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma en beschikken over minstens twee jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie in de sector van uitzendarbeid of van het personeels- of bedrijfsbeheer. Afdeling 3. - Procedure tot toekenning en hernieuwing van de erkenning

Art. 11.§ 1. Het bureau als bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie richt een aanvraag tot erkenning als uitzendbureau aan het Bestuur, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht, aan de hand van een formulier bepaald door het Bestuur. § 2. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 12, 13 en 14, gaat de aanvraag tot erkenning vergezeld van de volgende stukken : 1° indien het een rechtspersoon is, de statuten van de vennootschap, of, in voorkomend geval, het ontwerp van oprichtingsakte;2° indien het een rechtspersoon is, de namenlijst van de bestuurders, vennoten, meerderheidsaandeelhouders van de vennootschap, zaakvoerders, lasthebbers, en meer algemeen, personen die gemachtigd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden, alsook, in voorkomend geval, het organogram van de vennootschapsorganen;3° een verklaring op erewoord, getekend door de persoon of personen gemachtigd om het bureau te verbinden, waaruit blijkt dat het voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 7 en in artikel 8, enig lid, 2°, 3°, 6°, 8° en 9° van de ordonnantie;4° een afschrift van de laatste jaarrekeningen of van het financieel plan indien het gaat om een bureau in oprichting;5° het bewijs dat het bureau voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1° ;6° het bewijs van de registratie bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of, in voorkomend geval, het bewijs van de voorafgaande aangifte als bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;7° een attest van de ontvanger van de belastingen waaruit blijkt dat het bureau op het ogenblik van de indiening van zijn aanvraag geen achterstallige belasting verschuldigd is, ongeacht de aard ervan, of dat het aanzuiveringsplan naar behoren wordt nageleefd;8° een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waaruit blijkt dat het bureau op het ogenblik van de indiening van zijn aanvraag geen achterstallige bedragen verschuldigd is die worden geïnd door de instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, of dat het aanzuiveringsplan naar behoren wordt nageleefd;9° het bewijs dat geen achterstallige bedragen verschuldigd zijn aan of voor rekening van het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en dat de vereiste waarborg aan het gezegde fonds werd betaald;10° het model van de overeenkomsten voorafgaande aan elke prestatie;11° een afschrift van het document of ontwerp van document als bedoeld in artikelen 4 en 5;12° de documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 8, eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarden, inzonderheid het curriculum vitae, het diploma en de tewerkstellingsattesten;13° een afschrift van het arbeidsreglement;14° indien het bureau houder is van een geautomatiseerd bestand met persoonsgegevens van werkzoekenden, het bewijs van aangifte bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wanneer de aangifte vereist is;15° het aantal en de ligging van de exploitatiezetels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met vermelding, voor de persoon die gemachtigd is om het erkende bureau in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden, van de scholingsgraad of beroepservaring en de situering van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 6;16° in voorkomend geval, het bewijs van de naleving van de voorwaarden als bedoeld in artikel 9, of een verklaring op erewoord, getekend door de persoon of personen gemachtigd om het bureau te verbinden, waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 10, eerste lid. Indien het Bestuur reeds over een of meer stukken als bedoeld in het eerste lid beschikt, of er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via vlot toegankelijke officiële kanalen, worden deze niet aan de aanvraag toegevoegd.

De Minister kan de werkwijze als bedoeld in § 1 alsook de lijst als bedoeld in het eerste lid aanpassen zodra het voor het Bestuur in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de bevoegde instellingen te verkrijgen.

Art. 12.§ 1. Het uitzendbureau als bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie wordt van de aanvraag tot erkenning vrijgesteld en geniet de erkenning als bedoeld in het laatste lid van het gezegde artikel, indien het voor dezelfde diensten van uitzendarbeid erkend is krachtens : 1° het decreet van het Waals Gewest van 3 april 2009 betreffende de registratie of de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus en zijn uitvoeringsmaatregelen;2° het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 11 mei 2009 betreffende de toelating van uitzendbureaus en de controle op de private arbeidsbemiddelaars en zijn uitvoeringsmaatregelen;3° het decreet van het Vlaams Gewest van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling en zijn uitvoeringsmaatregelen. Het uitzendbureau dat erkend is krachtens één van deze reglementeringen wordt geacht te voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 12 van de ordonnantie.

Met het oog op de gelijkstelling met een erkend uitzendbureau als bedoeld in artikel 7 van de ordonnantie en om vrijgesteld te worden van de eis aan te tonen dat het de verplichtingen als bedoeld in het vorige lid naleeft, richt het bureau een aanvraag aan het Bestuur, volgens de nadere regels en aan de hand van het formulier als bedoeld in artikel 11. § 2. De Minister kan de werkwijze als bedoeld in § 1 aanpassen zodra het voor het Bestuur in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de bevoegde gefedereerde entiteiten te verkrijgen.

Art. 13.§ 1. Met het oog op de gelijkstelling met een erkend uitzendbureau als bedoeld in artikel 7 van de ordonnantie richt het uitzendbureau als bedoeld in artikel 10 van dezelfde ordonnantie een aanvraag tot erkenning als uitzendbureau aan het Bestuur, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht, aan de hand van een formulier waarvan het model door het Bestuur wordt bepaald.

Het bureau dient stukken in die aantonen dat, in de Staat waarin zijn maatschappelijke zetel is gevestigd, het aan voorwaarden voldoet die gelijkwaardig zijn aan deze bepaald door de ordonnantie.

Indien het Bestuur reeds over een of meer van die stukken beschikt, of er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via vlot toegankelijke officiële kanalen, worden deze niet aan de aanvraag toegevoegd. § 2. De Minister kan het bureau vrijstellen van de eis aan te tonen dat het in de Staat van vestiging voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden zodra het voor het Bestuur in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de beoogde Staat of middels de door deze Staat ter beschikking gestelde gegevens te verkrijgen.

Art. 14.§ 1. Het uitzendbureau als bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie richt een aanvraag tot erkenning als uitzendbureau aan het Bestuur, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht, aan de hand van het formulier bepaald door het Bestuur.

Het bureau dient stukken in die aantonen dat, in de Staat waar zijn maatschappelijke zetel gevestigd is, het aan erkenningsvoorwaarden voldoet als bepaald in de ordonnantie. Het bureau bewijst door alle middelen van het recht dat het daadwerkelijk diensten van uitzendarbeid in zijn land van herkomst verstrekt.

Indien het Bestuur reeds over een of meer van die stukken beschikt, of er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via vlot toegankelijke officiële kanalen, worden deze niet aan de aanvraag toegevoegd. § 2. De Minister kan het bureau vrijstellen van de eis aan te tonen dat het in de Staat van vestiging voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden en er daadwerkelijk diensten van uitzendarbeid verstrekt zodra het voor het Bestuur in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de beoogde Staat of middels de door deze Staat ter beschikking gestelde gegevens te verkrijgen.

Art. 15.§ 1. Het Bestuur onderzoekt of de aanvraag tot erkenning voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen. Binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan, en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van aanvraag tot erkenning per elektronisch bericht, bevestigt het Bestuur : 1° de gezegde ontvangst, met vermelding van de datum;2° de volledigheid van het dossier. Indien het dossier onvolledig is, verwittigt het Bestuur de aanvrager dat de aanvraag voorlopig onontvankelijk is en vermeldt het in hetzelfde schrijven de ontbrekende documenten, stukken en gegevens.

De aanvrager dient deze bij het Bestuur in, binnen twee maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van het gezegde schrijven, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht.

Binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de ontbrekende inlichtingen, en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van verzending per elektronisch bericht, bevestigt het Bestuur : 1° de gezegde ontvangst, met vermelding van de datum;2° de volledigheid van het dossier. Indien het Bestuur daarentegen na het verstrijken van het gezegde tijdvak van twee maanden niet of slechts gedeeltelijk over de ontbrekende stukken en gegevens beschikt, dan wordt de aanvraag zonder verder gevolg geklasseerd. Het Bestuur brengt de aanvrager daarvan op de hoogte.

Het Bestuur kan de aanvrager om bijkomende documenten of inlichtingen verzoeken indien het dit noodzakelijk acht voor de samenstelling van het dossier en hierbij om de tussenkomst van de in artikel 38 bedoelde ambtenaren verzoeken indien het dit nuttig acht.

Het Bestuur onderzoekt de aanvraag wanneer die volledig is en maakt deze binnen de veertien dagen te rekenen vanaf de ontvangstbevestiging van het volledige dossier over aan de adviescommissie. § 2. De adviescommissie brengt binnen dertig dagen na ontvangst van het volledige dossier schriftelijk advies uit over de aanvraag tot erkenning. Deze termijn kan maximaal met dertig dagen verlengd worden, mits akkoord van de Minister. Ze kan de aanvrager op eigen initiatief of op zijn verzoek horen. § 3. Het Bestuur maakt het volledige dossier over aan de Minister, binnen de vijftien dagen na ontvangst van het in § 2 bedoelde advies of bij het verstrijken van de termijn toegekend aan de adviescommissie om haar advies uit te brengen.

Art. 16.Binnen de tachtig dagen te rekenen vanaf de ontvangst, door de adviescommissie, van het volledige dossier, als bedoeld in artikel 15, § 2, beslist de Regering over de aanvraag tot erkenning en bezorgt deze aan het Bestuur. Bij ontstentenis van beslissing binnen deze termijn wordt ze geacht gunstig te zijn.

Het Bestuur betekent de beslissing bij ter post aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan de aanvrager, en deelt deze mee aan de adviescommissie.

Deze betekening vermeldt de mogelijke rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen.

De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Bestuur bekendgemaakt.

Art. 17.§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 12, § 1, wordt overeenkomstig artikel 13, § 3, van de ordonnantie, de erkenning voor een duur van twee jaar toegekend. Deze erkenning is hernieuwbaar op verzoek van het uitzendbureau. § 2. Bij het verstrijken van het eerste tijdvak van erkenning als bedoeld in § 1, kan de Regering : 1° de erkenning voor onbepaalde duur hernieuwen;2° de hernieuwing weigeren;3° de erkenning voor een nieuw tijdvak van twee jaar hernieuwen indien zulks wordt gerechtvaardigd door feiten die zich hebben voorgedaan in het tijdvak voorafgaand aan de aanvraag tot hernieuwing.

Art. 18.Het uitzendbureau dient de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning in ten vroegste zes maanden en uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning.

De bepalingen van de artikelen 11 tot en met 16 zijn van toepassing op de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.

In afwijking van het vorige lid voegt het uitzendbureau in alle gevallen slechts de stukken als bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 4°, 5°, 7°, 8° en 9° of, in voorkomend geval, de stukken als bedoeld in de artikelen 13, § 1 en 14, § 1, toe aan de aanvraag.

Het uitzendbureau voegt de overige stukken als bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid, of, in voorkomend geval, de eraan gelijkwaardige stukken als bedoeld in de artikelen 13, § 1 en 14, § 1, andermaal toe voor zover en in de mate er op de datum van de aanvraag tot hernieuwing sprake is van wijziging in vergelijking met de toestand die aanleiding gaf tot de recentste erkenning. Afdeling 4. - Fusie, omzetting of splitsing van het uitzendbureau

Art. 19.§ 1. In geval van fusie, omzetting of splitsing van het erkende uitzendbureau, geeft het betrokken bureau of geven de betrokken bureaus het Bestuur binnen een termijn van dertig dagen vanaf de inwerkingtreding van één van genoemde wijzigingen, kennis daarvan door elk middel dat vaste datum verleent.

In geval van wijziging van de bestuurders, vennoten, meerderheidsaandeelhouders van de vennootschap, zaakvoerders, lasthebbers en meer algemeen, personen die gemachtigd zijn om het in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden, geeft het uitzendbureau het Bestuur binnen een termijn van twintig dagen vanaf de inwerkingtreding van één van genoemde wijzigingen, kennis daarvan door elk middel dat vaste datum verleent. § 2. Binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van kennisgeving per elektronisch bericht, bevestigt het Bestuur de gezegde kennisgeving als bedoeld in § 1, met vermelding van de datum.

Het Bestuur maakt deze kennisgeving binnen de veertien dagen te rekenen van de gezegde bevestiging over aan de adviescommissie die zich uitspreekt over de overdracht, het verlies, het behoud of de opdeling van de erkenning of, in voorkomend geval, over de noodzaak om een nieuwe aanvraag in te dienen.

De commissie brengt binnen de dertig dagen nadat ze door het Bestuur gevat is schriftelijk advies uit. Bij ontstentenis van een advies binnen die termijn is het niet meer vereist.

Binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen ofwel vanaf de datum van ontvangst van het advies, of te rekenen na het verstrijken van de termijn waarbinnen de adviescommissie advies diende uit te brengen, beslist de Minister over de noodzaak om een nieuwe aanvraag tot erkenning in te dienen.

Deze nieuwe aanvraag wordt ingediend overeenkomstig de in afdeling 3 bepaalde nadere regels en procedures.

Bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijn van dertig dagen, wordt het betrokken bureau of worden de betrokken bureaus vrijgesteld van de indiening van een aanvraag en mag het zijn of mogen zij hun activiteiten voortzetten of aanvatten. § 3. Indien van de opening of sluiting van een exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet in de aanvraag tot erkenning of in de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning werd kennis gegeven, brengt het uitzendbureau het Bestuur daarvan op de hoogte door elk middel dat vaste datum verleent, voor het begin of bij het einde van de activiteiten van de gezegde zetel. Afdeling 5. - Procedure tot schorsing of intrekking van de erkenning

Art. 20.§ 1.Ter gelegenheid van de procedures tot schorsing en intrekking als bedoeld in artikel 18, § 1 van de ordonnatie wordt het uitzendbureau op behoorlijke wijze bij een ter post aangetekend schrijven door de adviescommissie opgeroepen. Deze briefwisseling bevat de grieven die het worden ten laste gelegd.

De adviescommissie stelt een verslag van de hoorzitting op, dat ook aan de gehoorde personen wordt gestuurd. Deze beschikken over een termijn van tien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling om hun opmerkingen naar de commissie te verzenden.

Binnen de dertig dagen die volgen op de afronding van de hoorzitting, brengt de adviescommissie een schriftelijk advies uit betreffende de eventuele schorsing of intrekking van de erkenning en maakt het binnen de vijf dagen na het uitbrengen ervan over aan het Bestuur.

Het Bestuur maakt het volledige dossier, met inbegrip van zijn voorstel, aan de Minister over binnen de tien dagen volgend op de ontvangst van het advies.

De Regering beslist over de schorsing of de intrekking binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst, door haar, van het volledige dossier als bedoeld in het vorig lid. Zij maakt haar beslissing aan het Bestuur over. § 2. Het Bestuur betekent de beslissing houdende schorsing van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven aan het uitzendbureau en deelt ze mee aan de adviescommissie. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Bestuur bekendgemaakt.

In geval van schorsing om redenen, andere dan de tijdelijke stopzetting van de diensten van uitzendarbeid, legt de Minister het uitzendbureau een termijn van ten hoogste drie maanden op om zich in orde te stellen met de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen. De termijn loopt vanaf de datum van kennisgeving.

Tijdens het tijdvak van schorsing stelt het uitzendbureau zich in regel.

Het tijdvak als bedoeld in het vorig lid kan na eenparig advies van de adviescommissie worden verlengd met hoogstens drie maanden.

Indien het uitzendbureau zich in het gezegde tijdvak in regel stelt, beslist de Regering de schorsing te lichten. Het Bestuur betekent de beslissing houdende lichting van de schorsing van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven aan het uitzendbureau. De schorsing wordt gelicht vanaf de gezegde betekening.

De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Bestuur bekendgemaakt.

Indien het uitzendbureau zich in het gezegde tijdvak niet in regel stelt, kan de Regering de erkenning overeenkomstig § 3 intrekken. § 3. Het Bestuur betekent de beslissing houdende intrekking van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan het uitzendbureau, en deelt de beslissing mee aan de adviescommissie.

Deze betekening vermeldt de mogelijke rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen.

De intrekking gaat in op de datum van de gezegde betekening.

De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Bestuur bekendgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling andere dan diensten van uitzendarbeid Afdeling 1. - Verplichtingen voor het particulier bureau voor

arbeidsbemiddeling

Art. 21.Onverminderd de bepalingen van artikel 17 van de ordonnantie, voldoet, voor het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling met geregistreerde aangifte als bedoeld in artikel 15 van dezelfde ordonnantie, de persoon die er de professionele verantwoordelijkheid over draagt, of minstens een van zijn aangestelden of lasthebbers, aan minstens een van de volgende voorwaarden inzake vakbekwaamheid : 1° beschikken over minstens tien jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie in de sector van het personeels- of bedrijfsbeheer;2° beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie in de betrokken tewerkstellingsactiviteit;3° houder zijn van een masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma en beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in een verantwoordelijke functie in de sector van het personeelsbeheer in de betrokken tewerkstellingsactiviteit.

Art. 22.§ 1. Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 5°, van de ordonnantie, mag het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling voor de activiteiten van arbeidsbemiddeling voor betaalde beroepssportbeoefenaars of voor kunstenaars vanwege de werkzoekenden erelonen, commissielonen, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsgelden, hierna vergoedingen genaamd, ontvangen onder de volgende voorwaarden : 1° de vergoeding wordt vooraf vastgelegd in een overeenkomst tussen het bureau en de werkzoekende.De overeenkomst voorziet in een opzeggingsbeding; 2° de partijen beschikken elk over een origineel exemplaar van deze overeenkomst. § 2. De vergoeding voor de arbeidsbemiddeling van de betaalde beroepssportbeoefenaar wordt hetzij berekend op grond van een percentage van zijn voorziene totale bruto jaarinkomen, hetzij forfaitair vastgesteld. § 3. De vergoeding voor de arbeidsbemiddeling van de kunstenaar wordt berekend op grond van de vergoeding die hij zal ontvangen voor zijn prestatie. § 4. De natuurlijk persoon die handelt voor rekening van een betaalde beroepssportbeoefenaar of van een kunstenaar die met deze persoon verbonden is door bloedverwantschap of aanverwantschap in de eerste graad, wordt niet geacht een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling te zijn. Afdeling 2. - Procedure tot registratie

Art. 23.Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 15 van de ordonnantie laat zich registreren bij het Bestuur, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht, aan de hand van een formulier waarvan het model door het Bestuur wordt bepaald, middels het meedelen van de gegevens bepaald in artikel 16, § 1, tweede lid van de ordonnantie.

Indien het dossier niet volledig is, licht het Bestuur de aanvrager hiervan in en deelt hem de ontbrekende gegevens mee.

Binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van registratie via elektronische post, bevestigt het Bestuur aan de aanvrager de ontvangst met vermelding van de datum en maakt hem het registratienummer over dat hem toegewezen werd.

Art. 24.Indien het Bestuur reeds over een of meer stukken als bedoeld in artikel 16, § 1, van de ordonnantie beschikt, of er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via vlot toegankelijke officiële kanalen, worden deze niet aan het verzoek tot registratie van de aangifte toegevoegd.

De Minister kan de werkwijze als bedoeld in artikel 23 aanpassen zodra het voor het Bestuur in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks of middels de door dezen ter beschikking gestelde gegevens te verkrijgen bij, onderscheidenlijk, de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, de bevoegde instellingen of de bevoegde gefedereerde entiteiten of Staat. Afdeling 3. - Procedure tot annulatie van de geregistreerde aangifte

Art. 25.§ 1. Met toepassing van artikel 18, § 2, eerste lid van de ordonnantie, kan de Minister op elk ogenblik de geregistreerde aangifte van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling annuleren op voorstel van het Bestuur of van de adviescommissie.

Ter gelegenheid van de annulatieprocedure, wordt het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling op behoorlijke wijze bij een ter post aangetekend schrijven door de adviescommissie opgeroepen. Deze briefwisseling bevat de grieven die het worden ten laste gelegd.

De adviescommissie stelt een verslag van de hoorzitting op, dat ook aan de gehoorde persoon wordt verstuurd. Deze beschikt over een termijn van tien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling om zijn opmerkingen naar de commissie te verzenden.

Binnen de dertig dagen die volgen op de afronding van de hoorzitting, brengt de adviescommissie een schriftelijk advies uit betreffende de eventuele annulatie van de geregistreerde aangifte en maakt het binnen de vijf dagen na het uitbrengen ervan over aan het Bestuur.

Het Bestuur maakt het volledige dossier, met inbegrip van zijn voorstel, aan de Minister over binnen de tien dagen volgend op de ontvangst van het gezegde advies.

De Minister beslist over de annulatie van de geregistreerde aangifte en maakt zijn beslissing aan het Bestuur over. § 2. Het Bestuur betekent de annulatie bij ter post aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste ontvangstdatum waarborgt aan het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling. Het schrijven vermeldt de geannuleerde activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling alsook, in voorkomend geval, de activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling waarvoor de geregistreerde aangifte gevrijwaard blijft. Het Bestuur deelt de beslissing mee aan de adviescommissie.

De annulatie gaat in op datum van de gezegde betekening. HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse verslaggeving voor controle- en statistische doeleinden Afdeling 1. - Inlichtingen bezorgd voor controledoeleinden

Art. 26.Elk jaar maakt het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling, in voorkomend geval door tussenkomst van zijn mandaathouder of de beroepsfederatie waarvan het lid is, aan het Bestuur een activiteitenverslag over dat de gegevens aangaande de activiteiten van particuliere arbeidsbemiddeling bevat van het voorgaande kalenderjaar, en dit uiterlijk tegen 30 juni van het volgende jaar.

Indien het bureau voor verschillende activiteiten erkend of geregistreerd is, maakt het activiteitenverslag een onderscheid per categorie van activiteiten.

Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling bezorgt het activiteitenverslag aan het Bestuur, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht, aan de hand van een formulier waarvan het model door het Bestuur wordt bepaald.

Onderafdeling 1. - Gegevens in het jaarverslag, gelijk voor alle particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling

Art. 27.§ 1. Het activiteitenverslag van het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling bevat de volgende inlichtingen : 1° in voorkomend geval, de gewijzigde statuten;2° in voorkomend geval, de volgende wijzigingen die in het verstreken jaar zijn voorgekomen : a) in de kapitaalstructuur en in de vennootschapsorganen;b) in het aantal en de ligging van de exploitatiezetels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;c) betreffende de persoon die gemachtigd is om de exploitatiezetel in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden, met vermelding van zijn scholingsgraad of beroepservaring;d) betreffende de personen belast met het afnemen van persoonlijkheidstesten en psychologische testen in het kader van de tewerkstellingsactiviteiten;3° de door het bureau geleverde inspanningen op het vlak van voortgezette opleiding van de werknemers. § 2. Het particulier bureau voor arbeidsbemiddeling laat zijn activiteitenverslag vergezeld gaan van : 1° een attest van de ontvanger van de belastingen dat geen zes maanden oud is, waaruit blijkt dat het bureau geen achterstallige belasting verschuldigd is, ongeacht de aard ervan, of dat het aanzuiveringsplan naar behoren wordt nageleefd;2° een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat geen zes maanden oud is, waaruit blijkt dat het bureau geen achterstallige bedragen verschuldigd is die worden geïnd door de instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, of dat het aanzuiveringsplan naar behoren wordt nageleefd;3° de jaarrekeningen en de sociale balans;4° het statistisch verslag als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 33. Indien het Bestuur reeds over een of meer stukken als bedoeld in het eerste lid beschikt, of het er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via officiële kanalen, worden deze niet aan het verslag toegevoegd.

De Minister kan de methode voor de inzameling van de gegevens als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 33 aanpassen zodra het voor het Bestuur : 1° in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de bevoegde instellingen te verkrijgen;2° technisch mogelijk is de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling de betrokken inlichtingen rechtstreeks en digitaal te laten invoeren in de daartoe voorziene gegevensbank. Onderafdeling 2. - Diensten van uitzendarbeid

Art. 28.Naast de gegevens als bedoeld in artikel 27 bevat het activiteitenverslag : 1° een verklaring op erewoord dat geen zes maanden oud is, waaruit blijkt dat geen achterstallige bedragen verschuldigd zijn aan of voor rekening van het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten;2° een statistisch verslag van de geleverde diensten van uitzendarbeid tijdens het voorbije kalenderjaar, met vermelding van : a) het aantal uitzendkrachten waarmee er een arbeidsovereenkomst werd gesloten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingedeeld volgens : - de reden om een beroep te doen op de uitzendarbeid; - het paritair comité, het statuut, het geslacht, de leeftijd en de postcode van de woonplaats van de werknemers; b) het aantal gebruikers gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die uitzendkrachten hebben tewerkgesteld, ingedeeld volgens paritair comité;c) het aantal gebruikers die uitzendkrachten hebben tewerkgesteld voor een totaal aantal uren dat hoger is dan veertig procent van het totale aantal gepresteerde uren;d) het aantal gepresteerde uren tijdens het betrokken jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingedeeld volgens het paritair comité.

Art. 29.In afwijking van artikel 27, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, laat het uitzendbureau als bedoeld in de artikelen 9 tot 11 van de ordonnantie, zonder vestiging in een van de gefedereerde entiteiten van het Koninkrijk, het jaarlijks activiteitenverslag vergezeld gaan van de stukken die in het land van herkomst van zijn vestiging gelijkwaardig zijn aan de stukken als bedoeld in gezegd artikel.

Onderafdeling 3. - Activiteiten van outplacement

Art. 30.Naast de gegevens als bedoeld in artikel 27 bevat het activiteitenverslag een statistisch verslag van de uitgeoefende activiteiten van outplacement tijdens het voorbije kalenderjaar, met vermelding van : 1° het aantal individuele en collectieve outplacementopdrachten ingedeeld naar sector, opleidingsniveau, statuut (arbeider/bediende), geslacht, leeftijd en postcode van de woonplaats van de werknemers;2° het aantal werkgevers die een beroep hebben gedaan op de outplacementvoorziening, onderverdeeld naar sector;3° het aantal verrichte outplacementopdrachten ten gunste van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen als bedoeld in van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en diens uitvoeringsbesluiten. Onderafdeling 4. - Activiteiten van werving en selectie

Art. 31.Naast de gegevens als bedoeld in artikel 27 bevat het activiteitenverslag een statistisch verslag van de uitgeoefende activiteiten van werving en selectie tijdens het voorbije kalenderjaar, omvattende : 1° het aantal opdrachtgevers volgens sector;2° het aantal opdrachten van werving en selectie naar sector, opleidingsniveau, statuut (bediende/arbeider), geslacht, leeftijd en postcode van de woonplaats van de gezochte werknemers;3° het aantal ingevulde betrekkingen na bemiddeling, ingedeeld naar sector, opleidingsniveau, statuut (bediende/arbeider), geslacht en leeftijd van de werknemers. Onderafdeling 5. - Activiteiten van arbeidsbemiddeling voor kunstenaars

Art. 32.Naast de gegevens als bedoeld in artikel 27 bevat het activiteitenverslag een statistisch verslag van de uitgeoefende activiteiten van arbeidsbemiddeling voor kunstenaars tijdens het voorbije kalenderjaar, omvattende het aantal bemiddelingen voor kunstenaars ingedeeld volgens het geslacht, de leeftijd en de kunsttak van de werknemers.

Onderafdeling 6. - Activiteiten van arbeidsbemiddeling voor betaalde beroepssportbeoefenaars

Art. 33.Naast de gegevens als bedoeld in artikel 27 bevat het activiteitenverslag een statistisch verslag van de uitgeoefende activiteiten van arbeidsbemiddeling voor betaalde beroepssportbeoefenaars tijdens het voorbije kalenderjaar, omvattende het aantal bemiddelingen voor betaalde beroepssportbeoefenaars ingedeeld volgens het geslacht, de leeftijd en de sporttak van de werknemers. Afdeling 2. - Inlichtingen bezorgd voor statistische doeleinden

Art. 34.§ 1. Met het oog op het verrichten van statistische analyses maakt het Bestuur binnen de twee maanden na ontvangst een afschrift van de statistische verslagen als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 33 over aan het Brussels Observatorium van de Werkgelegenheid. § 2. ACTIRIS verwerkt de gegevens van de statistische verslagen en de gegevens als bedoeld in artikel 20, § 3, tweede lid, 3°, van de ordonnantie, voor statistische doeleinden en voor de opvolging van de ontwikkelingen en de tendensen op de gewestelijke arbeidsmarkt. Elke andere aanwending is verboden. § 3. ACTIRIS bezorgt jaarlijks aan de ESRBHG een analyseverslag op basis van de verschafte nuttige gegevens als bedoeld in § 2. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs

Art. 35.Elk jaar maakt het bureau voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs uiterlijk op 30 juni aan het Bestuur een activiteitenverslag over dat de gegevens aangaande de tewerkstellingsactiviteiten bevat van het voorgaande kalenderjaar.

Deze verslaggeving geldt als mededeling van de activiteiten als bedoeld in artikel 4, § 2, enig lid, 3°, van de ordonnantie.

Dit verslag bevat : 1° de statuten van het bureau;2° de gegevens van de oprichtende onderwijsinstelling of onderwijsinstellingen;3° de beschrijving van de tewerkstellingsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, enig lid, 1°, a), van de ordonnantie, verricht in de loop van het voorbije jaar. Indien het Bestuur reeds over een of meer stukken als bedoeld in het vorige lid beschikt, of er als authentieke gegevensbronnen kan over beschikken via vlot toegankelijke officiële kanalen, worden deze niet aan het verslag toegevoegd.

De Minister kan de methode voor de inzameling van de gegevens als bedoeld in dit artikel aanpassen zodra het voor het Bestuur : 1° in rechte en technisch mogelijk is de betrokken inlichtingen rechtstreeks bij de bevoegde instellingen te verkrijgen;2° technisch mogelijk is de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs de betrokken inlichtingen rechtstreeks en digitaal te laten invoeren in de daartoe voorziene gegevensbank. Met het oog op het verrichten van statistische analyses maakt het Bestuur binnen de twee maanden na ontvangst een afschrift van dit verslag over aan het Brussels observatorium van de Werkgelegenheid. HOOFDSTUK VII. - Overlegplatform voor de Werkgelegenheid

Art. 36.§ 1. Het overlegplatform is samengesteld uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt;2° een vertegenwoordiger van een ander lid van de Regering, niet behorende tot de taalrol van de voorzitter, die het ondervoorzitterschap waarneemt;3° twee leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van ACTIRIS;4° twee leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van het Bestuur;5° twee leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling;6° twee leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van de andere, middels een overeenkomst met ACTIRIS verbonden tewerkstellingsoperatoren;7° zeven leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van de representatieve werkgeversorganisaties en van de middenstand, zetelend in de ESRBHG;8° zeven leden en evenveel plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van de representatieve werknemersorganisaties, zetelend in de ESRBHG. De Regering benoemt de voorzitter en de ondervoorzitter, en wijst uit dubbele lijsten de overige leden aan op de voordracht van de instellingen die zij vertegewoordigen.

Ten hoogste twee derde van de leden van het overlegplatform behoren tot dezelfde taalrol.

Het overlegplatform kan zich in zijn werkzaamheden laten bijstaan door deskundigen die ten raadgevende titel zetelen. § 2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Het wordt beëindigd : 1° in geval van ontslag;2° wanneer de mandaatgever die een lid voorgedragen heeft, om diens vervanging verzoekt;3° wanneer een lid de hoedanigheid verliest die zijn mandaat verantwoordde;4° wanneer een lid minstens de helft van de vergaderingen niet heeft bijgewoond in de loop van een verstreken kalenderjaar. Het lid dat ophoudt zijn mandaat uit te oefenen voor de datum waarop zijn mandaat normaliter verstrijkt, wordt door het plaatsvervangend lid van de instelling vervangen, die het mandaat voltooit. In dat geval wordt er een nieuwe plaatsvervanger uit dubbele lijsten aangewezen. § 3. Het secretariaat van het overlegplatform wordt verzekerd door het secretariaat van de ESRBHG. § 4. Het overlegplatform stelt het huishoudelijk reglement op dat aan de Regering ter goedkeuring wordt voorgelegd, uiterlijk drie maanden na de aanstelling van zijn leden. § 5. Alle voorstellen van het overlegplatform inzake het gemengd beheer van de arbeidsmarkt worden gericht aan de Regering, na advies van de ESRBHG. HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage tot het door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevoerde werkgelegenheidsbeleid

Art. 37.§ 1er. De raamovereenkomst als bedoeld in artikel 20, § 3, van de ordonnantie kan, onder andere, in de volgende thema's voorzien : 1° de mededeling van gegevens met betrekking tot openstaande vacatures en werkzoekenden;2° het gebruik van databanken;3° de wijze van overdracht van gegevens door de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling voor statistische en controledoeleinden alsook de vereenvoudiging van de procedures voor inzameling van gegevens;4° initiatieven die een doelgroep beogen, inzonderheid statistische onderzoeken en de analyse van de resultaten. § 2. Het overlegplatform maakt de inventaris op van de overeenkomsten van individuele samenwerking en van collectieve bijdragen als bedoeld in artikel 20, § 3, van de ordonnantie en actualiseert deze. Elk jaar maakt het een evaluatieverslag op van de overeenkomsten en bijdragen op grond van evaluatiemodaliteiten en -criteria bepaald in de raamovereenkomst als bedoeld in artikel 20, § 3, van de ordonnantie.

Dit verslag wordt aan de Minister overgemaakt. HOOFDSTUK IX. - Toezicht

Art. 38.De directeur, de attachés, de assistenten en de adjuncten van de Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die door de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal van dit ministerie met naam aangesteld worden voor de uitvoering van inspectieopdrachten en te dien einde beëdigd zijn, worden ermee belast toezicht te houden op de naleving van de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen. HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen

Onderafdeling 1. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering

Art. 39.In artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering, wordt in het enig lid, 23° vervangen als volgt : « 23° overeenkomstig de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsmaatregelen, de toekenning, schorsing, en intrekking van de erkenning enerzijds en annulatie van de geregistreerde aangifte anderzijds van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling; ».

Onderafdeling 2. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling

Art. 40.In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, worden in het enig lid, in 6° en 7°, de woorden « als omschreven in de ordonnantie van 26 juni 2003 » vervangen door de woorden « als bedoeld in de ordonnantie van 14 juli 2011 ».

Onderafdeling 3. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei 2009 betreffende de diversiteitsplannen en het diversiteitslabel

Art. 41.In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei 2009 betreffende de diversiteitsplannen en het diversiteitslabel, worden in het enig lid, in 14°, de woorden « als omschreven in de ordonnantie van 26 juni 2003 » vervangen door de woorden « als bedoeld in de ordonnantie van 14 juli 2011 ».

Art. 42.In artikel 2, § 2, eerste lid, en 6, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « artikel 17 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 » vervangen door de woorden « artikel 33 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van [] houdende uitvoering van de ordonnantie van 14 juli 2011 ».

Art. 43.In artikel 5, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « artikel 27, § 3 » vervangen door de woorden « artikel 26, § 3 ». Afdeling 2. - Opheffingsbepalingen

Art. 44.Worden opgeheven : 1° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij de besluiten van 1 maart 2007, 28 februari 2008 en 24 september 2010;2° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 3. - Overgangsbepalingen

Art. 45.De erkenning of de vergunning die het uitzendbureau op datum van inwerkingtreding van de ordonnantie geniet krachtens de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt omgezet in een erkenning voor onbepaalde duur, op voorwaarde dat de begunstigde kan aantonen dat hij de voorwaarden van de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen vervult, middels een verklaring op eer, gedagtekend en ondertekend door de persoon of de personen gemachtigd om het bureau in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden. Dit bewijs wordt binnen de zes maanden geleverd, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de ordonnantie, middels een model bepaald door het Bestuur.

Het Bestuur bevestigt de ontvangst van de verklaring. Een afschrift wordt overgemaakt aan de adviescommissie en aan de Minister.

Indien gerede twijfel bestaat over de aangifte als bedoeld in het eerste lid, inzonderheid aangaande de voorwaarden als bedoeld in artikel 12, enig lid, 2°, van de ordonnantie, kan het Bestuur voor de in het gezegde artikel bedoelde personen een uittreksel uit het strafregister vragen. De erkenning of vergunning krachtens de gezegde ordonnantie van 26 juni 2003 wordt niet omgezet in een erkenning van onbepaalde duur in geval van valse verklaringen.

Indien het Bestuur geen aangifte als bedoeld in het eerste lid ontvangt of buiten termijn ontvangt, blijft de erkenning en vergunning krachtens de gezegde ordonnantie van 26 juni 2003 voor het lopende tijdvak gelden, en dient het bureau dat bij het verstrijken van dit tijdvak zijn diensten voor uitzendarbeid wil voortzetten vervolgens een aanvraag in overeenkomstig de bepalingen van artikel 18. De nieuwe erkenning die vervolgens in voorkomend geval wordt verleend geldt voor een tijdvak van twee jaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 17. Afdeling 4. - Slotbepalingen

Art. 46.De ordonnantie en dit besluit treden in werking op op dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

In afwijking van het eerste lid treedt artikel 44, enig lid, 2° in werking op de datum bepaald door de Minister.

Art. 47.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussels, 12 juli 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Tewerkstelling, Economie, Buitenlandse Handel en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE

Bijlage : Rechten en verplichten van de werknemers en de werkzoekende Rechten en plichten van de werknemers en de werkzoekenden I. Opmerkingen vooraf Deze tekst dient door de tewerkstellingsoperator te worden aangeplakt op een daartoe geschikte plaats waar de tewerkstellingsactiviteit plaatsvindt en die vlot toegankelijk is voor de werkzoekenden.

Wanneer de tewerkstellingsoperator tewerkstellingsactiviteiten verricht zonder dat er op enig ogenblik van de bemiddeling in een ruimtelijke locatie contact ontstaat tussen deze en de werkzoekende, inzonderheid bij gebruikmaking van visuele media, maakt het betrokken medium het hieronder volgend document kenbaar, of vermeldt het uitdrukkelijk de plaats waar dit op eenvoudig verzoek ter beschikking wordt gesteld door de operator.

In de hierna volgende tekst wordt het begrip « werkzoekende » gebruikt. Ten aanzien van het uitzendbureau verstaat men onder dit begrip de uitzendkrachten die met een arbeidsovereenkomst zijn aangeworven door het bureau om ter beschikking te worden gesteld van derden-gebruikers.

II. Verplichtingen van de tewerkstellingsoperatoren De ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft tot doel de werknemers en de werkzoekenden te beschermen.

Bij het uitoefenen van tewerkstellingsactiviteiten moet de tewerkstellingsoperator de volgende rechten van de werknemers en werkzoekenden eerbiedigen : 1Werkzoekenden of werknemers geen arbeidsplaatsen aanbieden die in de volledige loop van de verstrekte dienst onbestaande zijn of indruisen tegen de openbare orde en de goede zeden. 2 De bepalingen van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling eerbiedigen. 3 De werknemers of werkzoekenden niet het recht ontzeggen op vakbondsvrijheid en op sociaal overleg. 4 De bepalingen naleven van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten. 5 Geen medische gegevens van de werknemer of werkzoekende inwinnen, die niet overeenstemmen met een vereiste verbonden aan de functie in de werkaanbieding, noch genetische testen verrichten of doen verrichten. 6 Rechtstreeks noch onrechtstreeks, ten volle noch ten dele, financiële bijdragen opleggen aan de werknemers of werkzoekenden, met uitzondering van de werving en selectie van kunstenaars of betaalde beroepssportbeoefenaars. 7 Niet in plaats van de werkgever tussen te komen in de beslissing tot aanwerving van een werknemer of werkzoekende, tijdens de aan de aanwerving voorafgaande onderhandelingen noch in het personeelsbeheer van de werkgever*. * Uitzondering : het uitzendbureau, dat de werknemer immers zelf aanwerft met het oog op zijn terbeschikkingstelling aan derden-gebruikers en dus zelf werkgever is 8 Het geldende arbeids- en socialezekerheidsrecht en de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten eerbiedigen. 9 De werknemer of werkzoekende in het kader van de arbeidsbemiddeling niet onderwerpen aan een exclusiviteitsbeding noch aan enige andere voorwaarde die rechtstreeks of onrechtstreeks daarop zou neerkomen. 10 De werknemer of werkzoekende in het kader van de geleverde diensten niet onderwerpen aan de verplichting om in één of andere handelszaak of onderneming aankopen of uitgaven te doen. 11 Juiste, volledige en tijdige informatie verstrekken aan de werknemer of werkzoekende betreffende de arbeidsbemiddelingsactiviteiten en de aard van de dienstbetrekking. 12 Indien de diensten van uitzendarbeid niet de enige vorm van arbeidsbemiddeling is die de tewerkstellingsoperator aanbiedt, aan zowel de werknemer en werkzoekende als de opdrachtgevers duidelijk maken welke activiteit - uitzendarbeid of een andere vorm van arbeidsbemiddeling - wordt aangeboden. 13 Indien hij een uitzendbureau is, de taalwetten in arbeidsbetrekkingen naleven ten aanzien van de werkzoekenden. 14 Op zijn verzoek inzage verlenen aan de werknemer of werkzoekende in zijn of over hem opgeslagen gegevens en een afschrift of samenvatting van zijn dossier bezorgen na beëindiging van de bemiddelingsopdracht. 15 Op zijn verzoek de werknemer of werkzoekende die gebruik maakt van zijn diensten een getuigschrift overhandigen met vermelding van datum en uur van aanmelding. 16 De werknemer of werkzoekende schriftelijk op de hoogte brengen van de beslissing die over hem genomen is en dit binnen een redelijke termijn. In geval van afwijzing van de kandidaat vermeldt de tewerkstellingsoperator uitdrukkelijk de redenen. Op zijn verzoek heeft de werknemer of werkzoekende recht op inlichtingen over de uitslagen van alle afgelegde testen en proeven. 17 Bij gebruik van persoonlijkheidsonderzoeken en psychologische testen, deze te laten verrichten of afnemen door of onder gezag of verantwoordelijkheid van een gediplomeerde psycholoog.

Tewerkstellingsoperatoren die de voormelde verplichtingen niet naleven, kunnen worden beboet en gestraft.

De erkenning van het uitzendbureau kan worden geschorst of ingetrokken.

De geregistreerde aangifte van de andere particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling kan worden geannuleerd.

De tewerkstellingsoperator . . . . . verbindt er zich toe deze verplichtingen na te leven.

Naam van de wettelijke vertegenwoordiger en functie . . . . .

Gedaan te . . . . . op . . . . .

Handtekening, . . . . .

III. Waar kunnen werknemers of werkzoekenden die het slachtoffer menen te zijn van een inbreuk terecht? Klacht indienen De volgende dienst is belast met het toezicht op en de handhaving van de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsbesluiten. Klachten kunnen er worden ingediend : Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bestuur Economie en Werkgelegenheid Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel schriftelijk tel. : 02-800 35 00 fax : 02-800 38 07 e-mail : gwi@mbhg.irisnet.be Om ontvankelijk te zijn, moet de klacht gemotiveerd zijn en op duidelijke wijze omschrijven welke de vermeende inbreuk is. Een anonieme klacht wordt onontvankelijk verklaard. Alleen klachten op naam worden behandeld. De anonimiteit van de klager wordt gewaarborgd.

Hulp voor slachtoffers van discriminatie Om discriminatie bij aanwerving te bestrijden, heeft ACTIRIS een loket geopend dat personen die menen slachtoffer te zijn van discriminatie onthaalt, ondersteunt en begeleidt. Het gaat om een samenwerking met het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding.

Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving Agentschap ACTIRIS Brussel Antwerpselaan 26 1000 Brussel infodiscriminatie@actiris.be Maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag van 8 u. 30 m. tot 12 u. 15 m. : vrije toegang.

Elke namiddag, behalve donderdag : na afspraak (tel : 02-505 78 78).

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juli 2012 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussel, 12 juli 2012.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, B. CEREXHE

^