gepubliceerd op 02 april 2024
Uittreksel uit arrest nr. 148/2023 van 9 november 2023 Rolnummer 7887 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de Franstalige Arbei Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 148/2023 van 9 november 2023 Rolnummer 7887 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39, § 1, derde lid, van de
wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
03/07/1978
pub.
03/07/2008
numac
2008000527
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten
type
wet
prom.
03/07/1978
pub.
12/03/2009
numac
2009000158
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten
sluiten « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, Y. Kherbache, D. Pieters, S. de Bethune en M. Plovie, bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 7 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 november 2022, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, geïnterpreteerd in die zin dat een werknemer wiens lopende loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is, die wordt ontslagen tijdens de periode waarin hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft stopgezet als gevolg van werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van COVID-19 - terwijl hij per definitie niet ervoor heeft gekozen om in werkloosheid te worden gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID-19, werkloosheid die hem wordt opgelegd (zoals in de gevallen die aanleiding hebben gegeven tot de arresten van het Grondwettelijk Hof van 28 mei 2009 en van 5 december 2013) - recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding die is berekend, wat het veranderlijke gedeelte van zijn loon betreft, op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst ongeacht de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van COVID-19, hetgeen leidt tot een loon waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is, en bijgevolg tot een compenserende opzeggingsvergoeding waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet terwijl : - zijn situatie verschillend is van die van een werknemer wiens loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is en wiens arbeidsovereenkomst niet werd geschorst gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, die ook recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij die gelijke behandeling niet redelijk verantwoord is ? - zijn situatie zo niet identiek, dan toch vergelijkbaar is met die van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst geheel wordt geschorst om reden dat hij in werkloosheid wordt gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID-19 en die een vast loon heeft, die recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van zijn vaste loon en zonder rekening te houden met de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij dat verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is ? - zijn situatie zo niet identiek, dan toch vergelijkbaar is met die van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt geschorst in geval van een deeltijdse werkhervatting met toestemming van de werkgever en van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of in geval van deeltijds verlof voor het verlenen van palliatieve zorg, die in die gevallen recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het loon dat daadwerkelijk aan de werknemer verschuldigd was vóór de gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst, waarbij het Grondwettelijk Hof in zijn arresten nr.164/2013 van 5 december 2013 en nr. 89/2009 van 28 mei 2009 heeft onderstreept dat, in die gevallen, de schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt opgelegd aan de werknemer, zoals dat het geval is voor een werknemer die de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst moet ondergaan wegens overmacht ten gevolge van COVID-19, waarbij dat verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten « betreffende de arbeidsovereenkomsten » (hierna : de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten), met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.1.2. Zoals het werd gewijzigd bij de wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten « betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen » (hierna : de wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten), bepaalt artikel 39, § 1, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten : « Is de overeenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, dan is de partij die de overeenkomst beëindigt zonder dringende reden of zonder inachtneming van de opzeggingstermijn vastgesteld in de artikelen 37/2, 37/5, 37/6 en 37/11, gehouden de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn. De vergoeding is nochtans steeds gelijk aan het lopend loon dat overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn, wanneer de opzegging uitgaat van de werkgever en met miskenning van het bepaalde in artikel 40 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten.
De opzeggingsvergoeding behelst niet alleen het lopende loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst.
Wanneer het lopend loon of de voordelen verworven krachtens de overeenkomst geheel of gedeeltelijk veranderlijk zijn, wordt voor het veranderlijke gedeelte het gemiddelde genomen van de twaalf voorafgaande maanden of, in voorkomend, geval het gedeelte van die twaalf maanden tijdens hetwelk de werknemer in dienst was.
Voor de werknemers die forfaitair worden betaald, wordt het weekloon dat nodig is om de opzeggingsvergoeding te berekenen, verkregen door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en te delen door dertien ».
B.2. Krachtens de artikelen 37 en 39 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten kunnen arbeidsovereenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn gesloten, eenzijdig worden beëindigd door middel van een opzeggingstermijn, of, bij ontstentenis daarvan, door middel van een compenserende opzeggingsvergoeding, het ontslag om dringende reden buiten beschouwing gelaten.
Met artikel 39 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten beoogt de wetgever de gevolgen van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst enigszins af te zwakken, door de opzegging in beginsel afhankelijk te stellen van een zekere opzeggingstermijn of, bij ontstentenis daarvan, van de betaling van een compenserende opzeggingsvergoeding.
De duur van de opzeggingstermijn wordt geregeld in de artikelen 37/1 en volgende van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten. Krachtens artikel 39, § 1, van die wet moet de compenserende opzeggingsvergoeding worden bepaald aan de hand van het « lopende loon » op het ogenblik van de kennisgeving van de opzegging, dat in beginsel overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn. Artikel 39, § 1, tweede lid, preciseert dat de opzeggingsvergoeding niet alleen het lopende loon behelst maar ook alle voordelen verworven krachtens de overeenkomst. Artikel 39, § 1, derde lid, geeft de gedetailleerde berekeningsmethode voor de compenserende opzeggingsvergoeding wanneer het lopende loon of de krachtens de overeenkomst verworven voordelen geheel of gedeeltelijk variabel zijn : voor het variabele gedeelte dient rekening te houden met het gemiddelde van de twaalf voorafgaande maanden of, in voorkomend geval, het gedeelte van die twaalf maanden tijdens hetwelk de werknemer in dienst was.
B.3. Het derde lid van artikel 39, § 1, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten werd ingevoegd bij artikel 14 van de wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten, teneinde de regels voor de berekening van de grondslag van de opzeggingsvergoeding te verduidelijken in geval van een variabel loon.
In de parlementaire voorbereiding word in dat verband uiteengezet : « Wat betreft artikel 14, 2°, hebben de aanpassingen aangebracht in artikel 39 van de wet als enig doel om in dit artikel de principes van artikel 86/4 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten te integreren. De principes voor de bepaling van de basis van de ontslagvergoeding worden niet gewijzigd, onder voorbehoud van de preciseringen aangebracht door de regels die nu vervat liggen in artikel 86/4.
Artikel 39 voorziet actueel dat de opzeggingsvergoeding moet worden berekend rekening houdende met het loon en de voordelen waarop de werknemer recht heeft op het ogenblik van de kennisgeving van het ontslag. Aangezien het bedrag van die voordelen met zekerheid moet worden bepaald op het ogenblik van het ontslag, bestaat één van de meest rechtszekere methodes erin om te refereren naar het laatste bedrag dat verschuldigd was in de twaalf maanden die het ontslag voorafgingen.
Er wordt in artikel 39 gepreciseerd dat, wanneer het loon en/of de voordelen verworven krachtens de overeenkomst geheel of gedeeltelijk variabel zijn, er voor de berekening van het bedrag dat moet worden opgenomen in de berekeningsbasis van de opzeggingsvergoeding, rekening moet worden gehouden met het gemiddelde van die lonen en/of voordelen waarvan het recht op betaling eisbaar is in de twaalf maanden die het ontslag voorafgaan. Wanneer bijvoorbeeld elke drie maanden een bonus verschuldigd is aan de werknemers waarvan het bedrag variabel is, zal men aldus het gemiddelde van de twaalf maanden die het ontslag voorafgaan, in rekening nemen » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3144/001, p. 19).
B.4. De prejudiciële vraag houdt verband met de interpretatie van het begrip « lopend loon » en van de berekeningswijze van de compenserende opzeggingsvergoeding in geval van ontslag van een werknemer wiens loon geheel of gedeeltelijke variabel is maar wiens arbeidsovereenkomst geheel is geschorst wegens tijdelijke werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19, van april 2020 tot half september 2020.
Krachtens artikel 26, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten hebben door overmacht ontstane gebeurtenissen niet de beëindiging van de overeenkomst tot gevolg wanneer zij slechts tijdelijk de uitvoering van de overeenkomst schorsen. Met toepassing van die bepaling is bij artikel 11 van het bijzonderemachtenbesluit nr. 37 van 24 juni 2020 « tot uitvoering van [de] artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040938 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040937 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030524 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030525 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling sluiten die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werknemers » de regeling van de tijdelijke werkloosheid ingesteld wanneer de werkgever zich ten aanzien van zijn werknemer beroept op de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens een situatie van tijdelijke overmacht die het gevolg is van de COVID-19-epidemie.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot dergelijke situatie.
B.5.1. Aan het Hof wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de in het geding zijnde bepaling, geïnterpreteerd in die zin dat « een werknemer wiens lopende loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is, die wordt ontslagen tijdens de periode waarin hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft stopgezet wegens werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19 [...] recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding die is berekend, wat het variabele gedeelte van zijn loon betreft, op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst ongeacht de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van COVID-19, hetgeen leidt tot een loon waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is, en bijgevolg tot een compenserende opzeggingsvergoeding waarvan het bedrag beperkt of zelfs nihil is ».
B.5.2. Het verwijzende rechtscollege verzoekt het Hof om de situatie van een werknemer wiens lopende loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is, die wordt ontslagen tijdens de periode waarin hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft stopgezet als gevolg van werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19, te vergelijken met : - de situatie van een werknemer wiens loon geheel of gedeeltelijk veranderlijk is en wiens arbeidsovereenkomst niet werd geschorst gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, die ook recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst; - de situatie van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst geheel wordt geschorst om reden dat hij in werkloosheid wordt gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID-19 en die een vast loon heeft, die recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van zijn vaste loon en zonder rekening te houden met de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst, en - de situatie van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt geschorst in geval van een deeltijdse werkhervatting met toestemming van de werkgever en van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of in geval van deeltijds verlof voor het verlenen van palliatieve zorg, die in die gevallen recht heeft op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het loon dat daadwerkelijk aan de werknemer verschuldigd was vóór de gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst, zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arresten nr. 164/2013 van 5 december 2013 (ECLI:BE:GHCC:2013:ARR.164) en nr. 89/2009 van 28 mei 2009 (ECLI:BE:GHCC:2009:ARR.089).
B.6. De Ministerraad werpt in hoofdorde op dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft. Ze zou immers berusten op een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling.
B.7. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege de bepalingen te interpreteren die het toepast, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing ervan.
B.8.1. De in het geding zijnde bepaling « voert een regel in voor de berekening van het loon en van de voordelen waarop de werknemer recht heeft op het ogenblik van het ontslag wanneer die voordelen en dat loon veranderlijk zijn » (Cass., 6 mei 2019, S.17.0085.F, ECLI:BE:CASS:2019:ARR.20190506.2).
Het verwijzende rechtscollege is van oordeel dat het « lopende loon » waarvan sprake is in artikel 39, § 1, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten, overeenkomstig het derde lid van die bepaling, wat het variabele gedeelte van dat loon betreft, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ongeacht de volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19.
Voor de vaststelling van de opzeggingsvergoeding wordt in beginsel uitgegaan van het loon waarop de werknemer als tegenprestatie voor zijn arbeid recht heeft op het ogenblik van de kennisgeving van de opzegging.
In de door het verwijzende rechtscollege in de prejudiciële vraag gegeven interpretatie van artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten, zou dan, teneinde de opzeggingsvergoeding te bepalen op basis van het gemiddelde van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst rekening worden gehouden, met een periode waarin de werknemer geen recht had op een al dan niet veranderlijk loon als tegenprestatie voor zijn arbeid, aangezien de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van die werknemer volledig was geschorst wegens tijdelijke werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19.
Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig wordt geschorst wegens tijdelijke werkloosheid door overmacht, is het loon als tegenprestatie voor de arbeid immers niet meer verschuldigd door de werkgever (artikel 20, 3°, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten).
B.8.2. Zo oordeelde het Hof dat, wanneer het ontslag plaatsvindt in de periode waarin de werknemer met toepassing van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen zijn arbeidsprestaties volledig heeft geschorst, het « ` lopende loon ' enkel [kan] worden begrepen als de bezoldiging die hij vóór de schorsing van de overeenkomst ontving. Zo niet zou hij geen enkele opzeggingsvergoeding kunnen ontvangen en zou hem elke bescherming in geval van ontslag worden ontzegd » (zie het arrest nr. 119/2001 van 10 oktober 2001, ECLI:BE:GHCC:2001:ARR.119, B.4.2; nr. 51/2008 van 13 maart 2008, ECLI:BE:GHCC:2008:ARR.051, B.4.1, derde alinea).
Een soortgelijke redenering gaat op wanneer het ontslag plaatsvindt na de periode waarin de werknemer met een veranderlijk loon zijn arbeidsprestaties volledig heeft stopgezet wegens tijdelijke werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19, maar de twaalf maanden voorafgaand aan de opzegging die periode omvatten. Zoals het verwijzende rechtscollege vaststelt, zou, in dat geval, die berekeningswijze leiden tot een loon waarvan het bedrag beperkt is en bijgevolg tot een compenserende opzeggingsvergoeding waarvan het bedrag ook beperkt is, omdat zij wordt berekend op basis van een periode waarin geen loon verschuldigd was door de werkgever.
B.9. Het Hof stelt in dat verband vast dat het laatste deel van artikel 39, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten bepaalt dat, om het veranderlijk gedeelte van het « lopend loon » te bepalen, het gemiddelde wordt genomen van de twaalf voorafgaande maanden « of, in voorkomend geval, het gedeelte van die twaalf maanden tijdens hetwelk de werknemer in dienst was ».
Dat laatste deel laat aldus toe de periode waarin geen loon verschuldigd was door de werkgever bij gebrek aan arbeidsprestaties, met inbegrip van de periode waarin de arbeidsovereenkomst volledig werd geschorst wegens werkloosheid door overmacht ten gevolge van COVID-19, uit te sluiten van de twaalf maanden op basis waarvan het gemiddelde loon wordt vastgesteld voor de berekening van de opzeggingsvergoeding.
Daaruit volgt dat te dezen het veranderlijke gedeelte van het « lopende loon » moet worden bepaald op basis van het gemiddelde van het loon in de loop van de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij die periode van twaalf maanden wordt verminderd met de vijf en een halve maand waarin de werknemer in tijdelijke werkloosheid werd gesteld wegens overmacht ten gevolge van COVID-19.
B.10. Gelet op het voorgaande berust de prejudiciële vraag op een verkeerde lezing.
B.11. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Rekening houdend met hetgeen in B.9 is vermeld, behoeft de prejudiciële vraag geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 9 november 2023.
De griffier, De voorzitter, N. Dupont P. Nihoul