gepubliceerd op 23 juli 2021
Uittreksel uit arrest nr. 9/2021 van 21 januari 2021 Rolnummer 7222 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 120bis van de Algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939 en artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981 « houdende de alg Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 9/2021 van 21 januari 2021 Rolnummer 7222 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 120bis van de Algemene kinderbijslag
wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
19/12/1939
pub.
15/01/2015
numac
2014000940
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Algemene kinderbijslagwet
sluiten en artikel 30/2 van de
wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
31/05/2011
numac
2011000295
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
02/09/2014
numac
2014000386
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
17/11/2015
numac
2015000647
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten « houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers », zoals respectievelijk gewijzigd en ingevoegd bij de artikelen 49 en 55 van de
programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten
type
programmawet
prom.
28/06/2013
pub.
01/07/2013
numac
2013203870
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Programmawet
sluiten, gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 25 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 juli 2019, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 120bis van de Algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten en artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers zoals zij het gevolg zijn van de artikelen 49 en 55 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 van de Grondwet, in zoverre zij bepalen dat in geval van bedrog, de verjaringstermijn voor de terugvordering van de onverschuldigd betaalde sociale uitkeringen ingaat op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, terwijl de invordering van elke andere periodieke schuld, overeenkomstig artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, verjaart na vijf jaar vanaf de betaling, waarbij zij aldus een verschil in behandeling tussen de schuldenaars van periodieke schulden doen ontstaan naargelang zij al dan niet sociaal verzekerden zijn ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 120bis van de Algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten (hierna : de Algemene kinderbijslagwet), zoals het is gewijzigd bij artikel 49 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalt : « De terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen kan niet geëist worden na verloop van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied.
Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door het eisen van het onverschuldigd uitbetaalde, door middel van een ter post aangetekend aan de schuldenaar betekend schrijven.
In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn op vijf jaar gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. Die termijn gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde ».
B.1.2. Artikel 120bis, derde lid, van de Algemene kinderbijslagwet is vervangen bij artikel 49 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten.
Krachtens artikel 51 van diezelfde programmawet treedt die bepaling in werking op de datum bepaald door de Koning.
Artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 22 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014022327 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de programmawet van 28 juni 2013 type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 27/06/2014 numac 2014022342 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 25/06/2014 numac 2014022328 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 25/06/2014 numac 2014022286 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 27/06/2014 numac 2014022340 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 oktober 2004 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 24/06/2014 numac 2014022297 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5 van de wet van 21 december 2012 houdende wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie en houdende vaststelling van een overgangsregeling met betrekking tot de hervorming van het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 22/05/2014 pub. 27/06/2014 numac 2014022329 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 29 oktober 1987 tot uitvoering van artikel 18bis der samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten « tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten » bepaalt : « Artikel 49 van dezelfde wet heeft uitwerking op 1 januari 2014 behalve waar het een artikel 120bis, derde lid, tweede zin, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders invoegt, in welk geval het uitwerking heeft op 1 augustus 2013 ».
B.2.1. Artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers » (hierna : de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten), zoals het is ingevoegd bij artikel 55 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalt : « De termijn voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde sociale uitkeringen gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen ».
B.2.2. Overeenkomstig artikel 56 van dezelfde programmawet is die bepaling in werking getreden « op de eerste dag van de maand na die waarin deze wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad », dat wil zeggen op 1 augustus 2013.
B.3.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 van de Grondwet, in zoverre bij die bepalingen erin wordt voorzien dat in geval van bedrog, de vijfjarige verjaringstermijn voor de terugvordering van de onverschuldigd betaalde sociale uitkeringen ingaat op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen, terwijl « de invordering van elke andere periodieke schuld, overeenkomstig artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, verjaart na vijf jaar vanaf de betaling », wat een verschil in behandeling tussen de schuldenaars zou doen ontstaan naargelang zij al dan niet sociaal verzekerden zijn.
B.3.2. Uit de feiten van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak blijkt dat het bedrog van de sociaal verzekerde te dezen is vastgesteld bij vonnis van de Franstalige correctionele rechtbank te Brussel van 9 mei 2018, en dat het voor de verwijzende rechter gebrachte geschil enkel de kwestie betreft van de terugvordering van de bedrieglijk ontvangen uitkeringen en van de eventuele verjaring van die schuldvordering ten voordele van de vzw « Kidslife Brussels ».
De verwijzende rechter is van oordeel dat het aanvangspunt van de verjaring, dat is vastgesteld bij de in het geding zijnde bepalingen, die in werking zijn getreden op 1 augustus 2013, van toepassing is op de socialezekerheidsuitkeringen die zijn betaald na 1 augustus 2008.
B.3.3. De prejudiciële vraag heeft bijgevolg enkel betrekking op de tweede zin van artikel 120bis, derde lid, van de Algemene kinderbijslagwet en op artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, waarbij het aanvangspunt van de vijfjarige verjaringstermijn, in geval van uitkeringen die ten onrechte werden betaald ingevolge bedrieglijke handelingen of ingevolge valse of opzettelijk onvolledige verklaringen, wordt vastgelegd op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde.
B.4. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.5. Inzake verjaring is er een zodanige verscheidenheid aan situaties dat uniforme regels in het algemeen niet haalbaar zijn en dat de wetgever moet kunnen beschikken over een ruime beoordelingsbevoegdheid wanneer hij die aangelegenheid regelt.
Het komt de wetgever toe de verjaringstermijn in te voeren die hij het meest wenselijk acht, alsook de nadere regels voor die termijn, waaronder het aanvangspunt. Het Hof vermag niet de opportuniteit van die keuzes af te keuren wanneer zij geen onevenredige gevolgen hebben.
B.6.1. De kortere verjaring waarin artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, wordt verantwoord door de bijzondere aard van de schuldvorderingen die zij beoogt : het gaat erom, wanneer de schuld betrekking heeft op de uitkeringen van inkomsten die « bij het jaar of bij kortere termijnen » betaalbaar zijn, ofwel de kredietnemers te beschermen en de schuldeisers tot zorgvuldigheid aan te zetten, ofwel te vermijden dat het totaalbedrag van de periodieke schuldvorderingen voortdurend aangroeit. De kortere verjaring maakt het ook mogelijk de schuldenaars te beschermen tegen de opeenstapeling van periodieke schulden die, na verloop van tijd, een aanzienlijke kapitaalschuld zouden kunnen worden.
B.6.2. De sociaal verzekerden die in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen onverschuldigde socialezekerheidsuitkeringen moeten terugbetalen, bevinden zich, wat de verjaring van hun schuld betreft, in een situatie die vergelijkbaar is met die van de schuldenaars van periodieke schulden.
De sociaal verzekerden die in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen onverschuldigde socialezekerheidsuitkeringen moeten terugbetalen, zijn immers onderworpen aan een verjaringstermijn van vijf jaar, waarvan de duur identiek is aan die waarin is voorzien voor de schuldenaars van periodieke bedragen zoals beoogd bij artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de eersten is het aanvangspunt van die termijn echter vastgesteld op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde.
B.7.1. De verjaring van het in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde ten onrechte uitgekeerde bedrag heeft steeds het voorwerp uitgemaakt van een specifieke regeling.
B.7.2. Vóór de vervanging ervan bij artikel 35 van de programmawet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/07/2006 pub. 28/07/2006 numac 2006202312 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalde artikel 120bis, derde lid, van de wetten « betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, samengeordend op 19 december 1939 » dat de verkorte verjaringstermijn van vijf jaar niet van toepassing was indien de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen, zodat bij gebrek aan een specifieke vermelding in die bepaling, de verjaringstermijn tien jaar was.
B.7.3.1. Zoals het is vervangen bij artikel 35 van de programmawet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/07/2006 pub. 28/07/2006 numac 2006202312 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalde het in het geding zijnde artikel 120bis, derde lid, dat in afwijking van de verkorte verjaringstermijn van drie jaar de verjaringstermijn op vijf jaar werd gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen.
Er was niet voorzien in een specifiek aanvangspunt van de vijfjarige verjaringstermijn in geval van bedrog, zodat hij, overeenkomstig artikel 120bis, eerste lid, van de Algemene kinderbijslagwet, inging op de datum waarop de uitbetaling is geschied.
B.7.3.2. Die vijfjarige verjaringstermijn voor de terugvordering van in geval van bedrog ten onrechte betaalde kinderbijslag was bijgevolg van een duur die identiek is aan die waarin, in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene, is voorzien bij artikel 30, § 1, van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten.
Het Hof stelt vast dat het voormelde artikel 30 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, dat niet in werking is getreden, aangeeft dat de wetgever niet heeft bepaald dat de inzake sociale zekerheid gestorte uitkeringen, wanneer die onverschuldigd zijn geïnd, binnen de gemeenrechtelijke termijnen kunnen worden teruggevorderd. Hij heeft rekening willen houden met het feit dat « de eigen aard en het toenemende technische aspect van de normatieve teksten die ons sociale-zekerheidssysteem beheersen [...] een bijzondere regeling [vereisen] voor de materie van de terugvordering van onverschuldigde bedragen ten aanzien van de principes van het burgerlijk recht » (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 508/1, p. 25). Hij heeft tevens erover gewaakt dat de korte verjaringstermijnen niet van toepassing zijn « indien ten onrechte werd betaald in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen » en in dat geval de verjaringstermijn tot vijf jaar beperkt (artikel 30, § 1, derde lid, van voormelde wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten).
B.7.4.1. Artikel 49 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten heeft artikel 120bis, derde lid, van de Algemene kinderbijslagwet gewijzigd.
Die wijziging, die is ontstaan uit een amendement, werd als volgt verantwoord : « In het nieuwe derde lid wordt bovendien de maatregel van artikel 39/16 opgenomen waarbij het moment waarop de verjaringstermijn ingaat wordt gewijzigd naar de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen [...] zodat die bepaling expliciet van toepassing wordt op de kinderbijslagsector » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2853/007, p. 10).
B.7.4.2. Het ontworpen artikel dat het bij artikel 55 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten ingevoegde artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten is geworden, werd als volgt verantwoord : « De instellingen van sociale zekerheid worden vaak geconfronteerd met situaties waarbij sociaal verzekerden op frauduleuze wijze socialezekerheidsuitkeringen ontvangen hebben.
Aangezien die fraude soms laat wordt vastgesteld, is het dan niet langer mogelijk om de onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen omdat de verjaringstermijn overschreden is.
Met de voorgestelde wijziging zal het mogelijk zijn om die termijn niet langer vanaf de uitbetaling van de socialezekerheidsuitkering te laten lopen maar vanaf het moment waarop de fraude door de instelling ontdekt wordt.
Die maatregel zal het de instellingen van sociale zekerheid dus mogelijk maken om de op frauduleuze wijze verkregen bedragen efficiënter terug te vorderen.
Het voordeel van de wijziging van deze wet met algemene draagwijdte, is dat alle sociaal verzekerden op dezelfde manier behandeld worden wat betreft de termijn waarin de instellingen op dergelijke wijze verkregen onverschuldigd betaalde bedragen kunnen terugvorderen » (ibid., p. 14).
B.7.4.3. Het verslag met betrekking tot die bepalingen vermeldt : « In de huidige reglementering is het startpunt van verjaring de datum van betaling van de gezinsbijslag. Dat heeft als gevolg dat in een groot aantal fraudegevallen een deel van de betalingen verjaard zijn op het moment dat de fraude wordt vastgesteld, vooral omdat gezinsbijslag een afgeleid recht is.
De verjaringstermijn kan dus het best starten op het moment dat de fraude wordt vastgesteld, anders dreigt het onverschuldigde bedrag verjaard te zijn. In geval van misbruik door fictieve werkgevers en werknemers, werd de RKW immers bij het begin al gewaarschuwd van de fraude, maar kon hij geen onverschuldigde betaling vaststellen, zolang de fraude niet werd geconstateerd door de RSZ » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2853/017, pp. 9-10; zie ook Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2169/5, p. 7).
De staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, heeft ook gepreciseerd : « Door fraude onterecht uitbetaalde bedragen worden al te vaak vastgesteld na het verstrijken van de verjaringstermijn, wat de motivering vormt voor de voorgestelde wijziging met betrekking tot het beginpunt van de verjaringstermijn » (ibid., p. 14).
De staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude heeft ook uiteengezet : « Er wordt geopteerd voor een aanvang van de verjaring op het ogenblik van het laatste frauduleuze element (de laatste onterechte betaling die aan de vaststelling van de fraude voorafgaat). Die wijziging is nodig omdat in de praktijk blijkt dat 27 % van de onterecht uitbetaalde bedragen niet meer kunnen worden teruggevorderd indien de verjaring een aanvang neemt bij elke onrechtmatige uitbetaling » (ibid., p. 16).
B.8. Uit het voorgaande blijkt dat de sociaal verzekerden die in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen onverschuldigde socialezekerheidsuitkeringen moeten terugbetalen, rekening houdend met de bedrieglijke oorzaak van het onverschuldigde karakter van de bedragen die dienen te worden terugbetaald, zich in een situatie bevinden die verschilt van die van andere schuldenaars, met inbegrip van diegenen die worden beoogd bij artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, en dat objectieve verschil kan de invoering verantwoorden van een specifieke regeling inzake verjaring, zowel wat betreft de verjaringstermijn als wat betreft het aanvangspunt van die termijn.
Ten aanzien van de legitieme doelstelling de sociale fraude te bestrijden, is het niet kennelijk onredelijk te voorzien in een aanvangspunt van de verjaringstermijn vanaf het ogenblik dat de socialezekerheidsinstelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde, aangezien die maatregel ertoe strekt de socialezekerheidsinstellingen de mogelijkheid te bieden bedrieglijk verkregen bedragen doeltreffender terug te vorderen.
B.9. Die maatregel brengt daarenboven geen onevenredige gevolgen met zich mee voor de sociaal verzekerde die socialezekerheidsuitkeringen heeft verkregen in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen.
De verjaringstermijn zal immers beginnen lopen vanaf een concreet en objectief criterium, namelijk het ogenblik waarop de socialezekerheidsinstelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde. Op die manier loopt de verjaringstermijn in geval van bedrog niet vóór men kennis heeft van het bedrog dat ten grondslag ligt aan de vordering tot terugbetaling van de onverschuldigde uitkeringen. Tot slot is de vijfjarige verjaringstermijn identiek aan die waarin is voorzien bij artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de sociaal verzekerden, zoals de in artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek beoogde schuldenaars van periodieke schulden, worden beschermd tegen de terugvordering van een opeenstapeling van onverschuldigde uitkeringen die, na verloop van tijd, een aanzienlijke kapitaalschuld zouden kunnen worden.
De wetgever heeft derhalve een billijk evenwicht bereikt tussen de doelstelling van rechtszekerheid die met een verjaringstermijn wordt nagestreefd, de bescherming van de sociaal verzekerden en de zorg om de doeltreffendheid te verzekeren van de terugvordering van bedrieglijk verkregen bedragen.
B.10.1. De inaanmerkingneming van artikel 23 van de Grondwet leidt niet tot een andere conclusie.
Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft een menswaardig leven te leiden en draagt de onderscheiden wetgevers op de erin vermelde economische, sociale en culturele rechten daartoe te waarborgen, waaronder « het recht op sociale zekerheid ».
De terugvordering van onverschuldigde socialezekerheidsuitkeringen die zijn verkregen door bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde valt niet onder het toepassingsgebied van die grondwetsbepaling.
B.10.2. Voor het overige, in de veronderstelling dat de in het geding zijnde bepaling afbreuk zou kunnen doen aan een van de bij artikel 23 van de Grondwet gewaarborgde grondrechten, en zonder dat het nodig is te onderzoeken of die eventuele afbreuk een aanzienlijke achteruitgang in de door een dergelijk recht geboden bescherming veroorzaakt, bestaan er in elk geval redenen van algemeen belang welke die eventuele achteruitgang verantwoorden.
Immers, zoals in B.8 en B.9 is vermeld, strekt de in het geding zijnde maatregel, door als aanvangspunt van de verjaringstermijn het ogenblik vast te leggen waarop de socialezekerheidsinstelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde, ertoe de sociale fraude te bestrijden, met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de doelstelling van rechtszekerheid die met een verjaringstermijn wordt nagestreefd, de bescherming van de sociaal verzekerden en de zorg om de doeltreffendheid te verzekeren van de terugvordering van bedrieglijk verkregen bedragen.
B.11. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 120bis, derde lid, van de Algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten en artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers », zoals respectievelijk gewijzigd en ingevoegd bij de artikelen 49 en 55 van de programmawet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 28/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013203870 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 van de Grondwet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 januari 2021.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux F. Daoût