gepubliceerd op 19 november 2020
Uittreksel uit arrest nr. 83/2020 van 4 juni 2020 Rolnummers 7383, 7384 en 7385 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 3 van 9 april 2020 « houdende diverse bepalingen inzake strafprocedure en ui Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter F. Daoût en de rechters-vers(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 83/2020 van 4 juni 2020 Rolnummers 7383, 7384 en 7385 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 3 van 9 april 2020 « houdende diverse bepalingen inzake strafprocedure en uitvoering van straffen en maatregelen in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 », gesteld door de kamer in kort geding van de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne.
Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter F. Daoût en de rechters-verslaggevers M. Pâques en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij drie beschikkingen van 20 april 2020, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 27 april 2020, heeft de kamer in kort geding van de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 3 van 9 april 2020 niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 23 van de Grondwet, door bepaalde veroordeelde personen ambtshalve uit te sluiten en door aldus niet voor elke veroordeelde die behoort tot de risicogroep van personen die kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van ernstige symptomen door het coronavirus COVID-19, te voorzien in die mogelijkheid tot toekenning van strafonderbreking mits voorwaarden worden nageleefd ? ».
Op 29 april 2020 hebben de rechters-verslaggevers M. Pâques en Y. Kherbache, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vragen klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoren. (...) III. In rechte (...) B.1.1. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 van de Grondwet.
B.1.2. Noch artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, genomen ter uitvoering van artikel 142 van de Grondwet, noch enige andere grondwets- of wetsbepaling verlenen aan het Hof de bevoegdheid om, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de bepalingen van een koninklijk besluit, zij het aangenomen krachtens een wet waarbij aan de Koning bijzondere machten worden toegekend, met de artikelen van titel II (« De Belgen en hun rechten »).
B.1.3. Het is pas wanneer een koninklijk besluit het voorwerp uitmaakt van een wettelijke bekrachtiging dat het zelf, vanaf de datum van inwerkingtreding van de bekrachtigingswet, een wetskrachtige norm wordt. Het Hof is dan bevoegd om te toetsen of de bekrachtigingswet, die de bepalingen van het koninklijk besluit heeft overgenomen, niet een van de grondwetsbepalingen schendt waarvan het de inachtneming dient te verzekeren.
B.2. Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 3 « houdende diverse bepalingen inzake strafprocedure en uitvoering van straffen en maatregelen in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 » bepaalt : « De onderbreking van de strafuitvoering kan worden toegekend door de directeur aan de veroordeelde die voldoet aan de volgende voorwaarden : - de veroordeelde heeft de afgelopen zes maanden minstens één goed verlopen penitentiair verlof bedoeld in artikel 6 of artikel 59 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten van minstens zesendertig uren genoten of voert zijn straf uit onder de modaliteit van beperkte detentie bedoeld in artikel 21 van dezelfde wet mits hij in dat kader reeds genoot van penitentiair verlof; of behoort tot de risicogroep van personen die kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van ernstige symptomen door het coronavirus COVID-19; - de veroordeelde beschikt over een vast adres; - er bestaan in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen; deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op het gevaar dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken, op het risico dat hij tijdens de onderbreking van de strafuitvoering ernstige strafbare feiten zou plegen, op het risico dat hij de slachtoffers zou verontrusten of op het risico dat hij zich niet zal houden aan de maatregelen opgelegd door de overheid in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19; - er zijn op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van de onderbreking van de strafuitvoering geen aanwijzingen dat de veroordeelde gezondheidsproblemen zal teweegbrengen bij de personen bij wie hij zal verblijven; - de veroordeelde stemt schriftelijk in met de onderbreking van de strafuitvoering en met de daaraan verbonden algemene voorwaarden.
De volgende veroordeelden zijn uitgesloten van de onderbreking van de strafuitvoering : - de veroordeelden die één of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan 10 jaar bedraagt; - de veroordeelden die één of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten vermeld in Boek II, Titel Iter van het Strafwetboek; - de veroordeelden die één of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten vermeld in de artikelen 371/1 tot 378bis van het Strafwetboek ».
B.3. Het voormelde koninklijk besluit nr. 3 is genomen op grond van de artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040938 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 30/03/2020 numac 2020040937 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1) type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030524 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling type wet prom. 27/03/2020 pub. 03/04/2020 numac 2020030525 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 . - Duitse vertaling sluiten « die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) ». Het is niet bekrachtigd door de wetgever.
B.4. De prejudiciële vraag behoort dus klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof.
Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat het Hof niet bevoegd is om de prejudiciële vragen te beantwoorden.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 4 juni 2020.
De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut F. Daoût