Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 april 2020

Uittreksel uit arrest nr. 41/2020 van 12 maart 2020 Rolnummer 7016 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 23 van de wet van 26 maart 2018 « betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie », ingesteld door Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020201628
pub.
30/04/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 41/2020 van 12 maart 2020 Rolnummer 7016 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten « betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie », ingesteld door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, J. Moerman en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 1 oktober 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 oktober 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten « betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 maart 2018, tweede editie) door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme » (thans « Ligue des droits humains »), de vzw « Médecins du Monde - Dokters van de Wereld » en de vzw « Les Briques du GAMP », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. V. van der Plancke, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 4, § 1, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten « betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap » (hierna : de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten), zoals het is gewijzigd bij artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten « betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie » (hierna : de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten), en zoals thans van toepassing, bepaalt : « De tegemoetkomingen bedoeld in artikel 1 kunnen enkel toegekend worden aan een persoon die zijn werkelijke verblijfplaats in België heeft en die : 1° Belg is;2° onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie;3° Marokkaan, Algerijn of Tunesiër is en die voldoet aan de voorwaarden van de Verordening (EEG) nr.1408 van 14 juni 1971 van de Raad van de Europese gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen; 4° staatloos is en die onder de toepassing valt van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend in New York op 28 september 1954 en goedgekeurd door de wet van 12 mei 1960;5° vluchteling is zoals bedoeld in artikel 49 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;6° niet tot de in 1° tot 5° bepaalde categorieën behoort, maar die tot 21 jaar de verhoging van de kinderbijslag genoten heeft, bedoeld in artikel 47, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen. Voor de inkomensvervangende tegemoetkoming moet de persoon bovendien gedurende ten minste tien jaar, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, een werkelijk verblijf in België hebben gehad.

Voor de toepassing van deze wet wordt het werkelijk verblijf in België bepaald door middel van informatie, voor de gerechtigde opgenomen en bewaard in het Rijksregister overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ».

B.2.1. Luidens de artikelen 1 en 2 van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten kunnen personen met een handicap drie types van tegemoetkoming krijgen : de inkomensvervangende tegemoetkoming, die wordt toegekend aan de persoon met een handicap die 21 tot 65 jaar oud is en wiens lichamelijke of psychische toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd; de integratietegemoetkoming, die wordt toegekend aan de persoon met een handicap die 21 tot 65 jaar oud is en bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld; de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, die wordt toegekend aan de persoon met een handicap die ten minste 65 jaar oud is en bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld.

Die tegemoetkomingen vormen een financiële hulp waarvan het bedrag prioritair de bestaanszekerheid van de minstbedeelden moet waarborgen (Parl. St., Kamer, 1985-1986, nr. 448/1, p. 2). Het bedrag van de inkomensvervangende tegemoetkoming verschilt naar gelang van de gezinssituatie van de gerechtigde en benadert het bedrag van het leefloon dat in vergelijkbare situaties wordt toegekend (artikel 6, § 2). Het bedrag van de integratietegemoetkoming en van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is een vast bedrag dat varieert volgens de graad van zelfredzaamheid van de gerechtigde (artikel 6, § 3).

B.2.2. De regeling in verband met de tegemoetkomingen aan personen met een handicap vormt een bijzonder stelsel van maatschappelijke hulp. In tegenstelling tot het traditionele stelsel van de sociale zekerheid, dat de betaling van bijdragen inhoudt, wordt dit bijzonder stelsel volledig gefinancierd door de algemene inkomsten van de Staat en wil het een door de wet bepaald inkomen verschaffen aan diegenen die niet over voldoende andere bestaansmiddelen beschikken.

B.2.3. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten blijkt dat de wetgever de drie in de wet bedoelde tegemoetkomingen enkel heeft willen toekennen aan de personen met een handicap wier inkomen niet een bepaald plafond overschrijdt. Aangezien die tegemoetkomingen uitsluitend worden gefinancierd met overheidsgeld, bestond het door de wetgever nagestreefde doel erin ze toe te kennen aan de minstbedeelden (memorie van toelichting, Parl.

St., Kamer, 1985-1986, nr. 448/1, pp. 2 en 6).

B.3.1. Het voordeel van de in het geding zijnde tegemoetkomingen, dat oorspronkelijk bij artikel 4 van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten was beperkt tot de Belgen, de vluchtelingen, de staatlozen en de personen van onbepaalde nationaliteit, is bij de wet van 20 juli 1991 uitgebreid tot twee bijkomende categorieën van vreemdelingen, namelijk de « personen die vallen onder de toepassing van de verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 » en de personen « die tot 21 jaar genoten hebben van de verhoging van de kinderbijslag voorzien in artikel 47, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders ». Bij de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten heeft de wetgever vervolgens het voordeel van de in het geding zijnde tegemoetkomingen uitgebreid tot de personen die een soortgelijke verhoging hebben genoten waarin de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen voorziet. De programmawet (I) van 24 december 2002 heeft het mogelijk gemaakt in het toepassingsgebied van de wet alle Europese onderdanen op te nemen, alsook de Marokkanen, Algerijnen of Tunesiërs die voldoen aan de voormelde verordening (EEG) nr. 1408/71.

B.3.2. De geleidelijke uitbreiding van het personele toepassingsgebied van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap werd vanuit een drievoudig perspectief doorgevoerd : voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de internationale verbintenissen van België; gelijke tred houden met het stelsel van het bestaansminimum en met dat van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden; en vermijden dat de handicap van kinderen van vreemdelingen, die wegens hun handicap verhoogde kinderbijslag hebben genoten, niet langer door de overheid in aanmerking wordt genomen.

B.4.1. Vóór de inwerkingtreding van het bestreden artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten, werd door de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten niet voorzien in een algemene voorwaarde met betrekking tot de duur van het werkelijke verblijf van de gerechtigden op de inkomensvervangende tegemoetkoming in België. Er was alleen vereist zijn hoofdverblijfplaats in België te hebben.

B.4.2. Wat betreft de voorwaarde die voortaan bij artikel 4, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten, zonder onderscheid, aan alle categorieën van mogelijke gerechtigden op de inkomensvervangende tegemoetkoming is opgelegd om gedurende tien jaar, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, in België te hebben verbleven, wordt in de parlementaire voorbereiding vermeld : « Het opzet van voorliggend wetsontwerp is om de bestaande toekenningsvoorwaarden van werkelijk verblijf in België uit te breiden tot een minimumduurtijd van verblijf teneinde de band die de gerechtigden met België en zijn stelsel van sociale bijstand dienen te hebben, te versterken.

Hiervoor voorziet het voorliggend wetsontwerp in de verplichting voor de gerechtigden op de inkomensvervangende tegemoetkoming om gedurende tien jaar, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, een werkelijk verblijf in België te hebben gehad. [...] De inkomensvervangende tegemoetkoming beoogt de bescherming van een kwetsbare groep in onze samenleving, [...]. Het is van belang dus dat deze tegemoetkoming gereserveerd blijft voor deze kwetsbare groep van mensen die die tegemoetkoming echt nodig hebben. [...] Verder is de maatregel ook bedoeld om de evolutie van de kosten van de inkomensvervangende tegemoetkoming te beheersen. Statistieken wijzen erop dat de kosten van deze bijstandsregeling met 27 % zijn gestegen in 10 jaar tijd (een jaarlijkse uitgave van 1 104 miljoen euro in 2007 en een jaarlijkse uitgave van 1 428 miljoen in 2016). Het aantal begunstigden is met bijna 30 % toegenomen over een periode van 10 jaar (137 242 begunstigden in 2007 en 179 452 begunstigden in 2016). [...] Het is ook gerechtvaardigd voorzichtig te zijn om het uitzonderlijke karakter van deze regeling [te bewaren] en deze strikt te omkaderen.

Deze omkadering veronderstelt meer bepaald dat er rekening wordt gehouden met soortgelijke regelingen die in andere Europese landen zijn ingevoerd om te voorkomen dat er bepaalde filières ontstaan als gevolg van een buitenkanseffect door verschillen in de wetgeving tussen de lidstaten. [...] Om al die redenen, laat dit wetsontwerp het ontvangen van een inkomensvervangende tegemoetkoming afhangen van een verblijfsvoorwaarde van 10 jaar in België waarvan 5 jaar ononderbroken. Men kan inderdaad beschouwen dat een persoon die in de loop van zijn leven ten minste 10 jaar in België heeft gewoond, waarvan 5 jaar ononderbroken, Belg of niet, een voldoende sterke band kan aantonen met België wat het ontvangen van een sociale prestatie die uitsluitend is gefinancierd door belastingen verantwoordt » (Parl.

St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2839/001, pp. 184, 185, 188, 189 en 190).

B.5. Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 23 van de Grondwet. De verzoekende partijen betogen dat de invoeging, bij het bestreden artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten, van een voorwaarde van een werkelijk verblijf in België van tien jaar, waarvan vijf jaar ononderbroken, die het recht op het voordeel van de inkomensvervangende tegemoetkoming opent, een aanzienlijke achteruitgang vormt in de bescherming van het bij artikel 23 van de Grondwet gewaarborgde recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand. Die achteruitgang zou niet redelijk worden verantwoord door redenen van algemeen belang.

B.6.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten omvatten onder meer het te dezen van belang zijnde recht op sociale bijstand. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten.

B.6.2. Artikel 23 van de Grondwet bevat inzake het recht op sociale bijstand een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat geboden wordt door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.

B.7.1. In verband met de verenigbaarheid van de bestreden maatregel met de standstill-verplichting vervat in artikel 23 van de Grondwet heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt : « 1. Wat het invoeren van een bijkomende verblijfsvoorwaarde betreft, kan worden verwezen naar advies 59.786/1/V dat de Raad van State, afdeling Wetgeving, op 16 augustus 2016 heeft uitgebracht over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 27 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/01/2017 pub. 06/02/2017 numac 2017010495 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 27/01/2017 pub. 14/11/2017 numac 2017013965 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen. - Duitse vertaling sluiten ' tot wijziging van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen ', waarin over een identieke verblijfsvoorwaarde het volgende werd opgemerkt : ' [...] 3. De ontworpen regeling houdt een beperking in van het recht op een IGO, dat een onderdeel is van het recht op sociale bijstand dat is gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet. [...] Op grond van de bestaande wetgeving kan aan personen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben, maar nog niet een werkelijk verblijf in België gedurende ten minste tien jaar, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, kunnen aantonen, het recht op een IGO worden toegekend. Vraag is of de thans ontworpen maatregel in vergelijking met de huidige regeling een aanzienlijke achteruitgang inhoudt en, in voorkomend geval, of die aanzienlijke achteruitgang kan worden verantwoord door redenen van algemeen belang.

Naar het oordeel van de Raad van State, afdeling Wetgeving, dient een regeling die tot gevolg heeft dat een aantal ouderen, in vergelijking met de huidige situatie, geen recht zal hebben op een IGO tot wanneer aan de verblijfsvoorwaarde van 10 jaar is voldaan, als een maatregel te worden beschouwd die een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau tot gevolg heeft. Vraag is dan of daarvoor een reden van algemeen belang voorhanden is. In de memorie van toelichting wordt de ontworpen regeling summier verantwoord door te stellen dat " [h]et opzet van voorliggend wetsontwerp is om aan de bestaande toekenningsvoorwaarden een bijkomende toekenningsvoorwaarde van werkelijk verblijf in België toe te voegen teneinde de band die de gerechtigden met België en [zijn] stelsel van sociale bijstand dienen te hebben, te versterken ". Een dergelijke redengeving volstaat evenwel op zich niet om de aanzienlijke achteruitgang die de ontworpen maatregel tot gevolg heeft, te kunnen verantwoorden. De stellers van het ontwerp zullen ook moeten aantonen dat de beoogde versterking van de band van de gerechtigden met België en [zijn] stelsel van sociale bijstand verband houdt met een reden van algemeen belang in de zin van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en, in ondergeschikte orde, dat een werkelijk verblijf van tien jaar in België, ongeacht in welke fase van het leven, een pertinent criterium is om die (blijvende) band aan te tonen. Die ruimere verantwoording dient bovendien te worden opgenomen in de memorie van toelichting ' » (ibid., pp. 526-529).

B.7.2. In antwoord op die opmerking is in de parlementaire voorbereiding vermeld : « In antwoord op de tweede opmerking van de Raad van State in zijn voormeld advies betreffende overeenstemming van de maatregel met artikel 23 van de Grondwet, moet het volgende worden verduidelijkt.

Het standstill-beginsel van artikel 23 van de Grondwet houdt in dat het de bevoegde wetgever verboden is om maatregelen te nemen die een aanzienlijke achteruitgang zouden betekenen van het in artikel 23, eerste lid en derde lid, 2°, van de Grondwet gewaarborgde recht ten aanzien van hun situatie onder de gelding van de vroegere wetgeving, tenzij een eventuele aanzienlijke achteruitgang verantwoord kan worden door een reden van algemeen belang.

De maatregel betreft enkel de toekenningsvoorwaarden van de inkomensvervangende tegemoetkoming. Eens aan de toekenningsvoorwaarden wordt voldaan, wordt er geen enkele wijziging aangebracht noch op het niveau van de prestatie, noch op het niveau van de betalingsvoorwaarden.

De maatregel zal ook enkel van toepassing zijn op nieuwe aanvragen, en is niet van toepassing op reeds toegekende inkomensvervangende tegemoetkomingen. De huidige gerechtigden behouden hun rechten.

Het is in het algemeen belang dat een eventueel misbruik of fraude en het daarmee gepaard gaande welvaartstoerisme bij de vaststelling ervan wordt ontmoedigd vooraleer het een onderdeel kan worden van de vaste praktijk die zodoende onder toepassing zou vallen van het standstill-beginsel dat de Grondwetgever - en waar de Raad van State in zijn advies naar verwijst - wenste in te voeren met artikel 23 van de Grondwet.

Er moet trouwens worden opgemerkt dat de personen met een handicap die, in voorkomend geval, niet zouden kunnen genieten van de inkomensvervangende tegemoetkoming, mogelijks en indien zij aan de voorwaarden voldoen hun recht kunnen laten gelden op maatschappelijke integratie zoals voorzien door de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie type wet prom. 26/05/2002 pub. 26/11/2003 numac 2002015108 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Staat Koeweit inzake de wederzijdse bescherming en bevordering van investeringen, gedaan te Brussel op 28 september 2000 type wet prom. 26/05/2002 pub. 12/01/2004 numac 2003015187 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Jemen inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 3 februari 2000 (2) (3) sluiten. [...] In subsidiaire orde, zelfs als men zou oordelen dat er sprake is van een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau door de beoogde versterking van de band met de gerechtigden met België en [zijn] stelsel van sociale bijstand, wat overigens zoals hierboven blijkt uitdrukkelijk niet het geval is, is deze achteruitgang verantwoord door sterke overwegingen van algemeen belang » (ibid., pp. 186-187).

B.8. Door alle categorieën van gerechtigden op een inkomensvervangende tegemoetkoming, zonder enig onderscheid, te onderwerpen aan een voorwaarde van een werkelijk verblijf in België gedurende tien jaar, waarvan vijf jaar zonder onderbreking, heeft het bestreden artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten derhalve tot gevolg dat een aantal personen met een handicap, die tot alle in die bepaling beoogde categorieën kunnen behoren, het recht op de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt ontzegd tot wanneer zij aan de verblijfsvoorwaarde van tien jaar voldoen. Die verblijfsvoorwaarde vormt een aanzienlijke vermindering van het niveau van bescherming inzake maatschappelijke dienstverlening.

Ook al wordt, als antwoord op de opmerking van de Raad van State, in de in B.7.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding vermeld dat de bestreden bepaling noch het bedrag, noch de betalingsvoorwaarden van de inkomensvervangende tegemoetkoming wijzigt en dat de personen die niet langer het voordeel van de inkomensvervangende tegemoetkoming zouden kunnen genieten, hun recht op maatschappelijke integratie zullen kunnen laten gelden, volstaat, in navolging van het arrest van het Hof, nr. 6/2019 van 23 januari 2019, met betrekking tot de verblijfsvoorwaarde, zoals ingevoerd bij artikel 3 van de wet van 27 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/01/2017 pub. 06/02/2017 numac 2017010495 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 27/01/2017 pub. 14/11/2017 numac 2017013965 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen », de vaststelling dat een nieuwe toekenningsvoorwaarde inzake werkelijk verblijf wordt opgelegd, om te oordelen dat die voorwaarde, ten aanzien van de personen die een dergelijk werkelijk verblijf niet kunnen aantonen, een aanzienlijke achteruitgang betekent van het daarvoor bestaande beschermingsniveau.

B.9.1. Zoals blijkt uit de in B.4.2 vermelde parlementaire voorbereiding, strekt het instellen van de voorwaarde van tien jaar werkelijk verblijf, waarvan ten minste vijf jaar zonder onderbreking, ertoe de band die de gerechtigden met België en zijn stelsel van maatschappelijke dienstverlening dienen te hebben, te versterken. Die verblijfsverplichting zou het mogelijk moeten maken om de kostenevolutie van de inkomensvervangende tegemoetkoming onder controle te houden, omdat de kost voor dit bijstandsstelsel in tien jaar tijd met 27 % zou vermeerderd zijn. Overigens is het de bedoeling om komaf te maken met bepaalde misbruiken vanwege personen die zich in België komen vestigen enkel met de bedoeling om die sociale voordelen te genieten.

B.9.2. Om gerechtigd te zijn op de inkomensvervangende tegemoetkoming dient de aanvrager volgens artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten in de eerste plaats te behoren tot één van de vermelde categorieën van personen. Naast de personen die de Belgische nationaliteit bezitten (artikel 4, § 1, eerste lid, 1°) komen bepaalde categorieën van vreemdelingen in aanmerking op grond van internationale verbintenissen die België heeft aangegaan (artikel 4, § 1, eerste lid, 2° tot 5°). Andere categorieën van vreemdelingen komen slechts in aanmerking op voorwaarde dat zij « tot 21 jaar de verhoging van de kinderbijslag genoten [hebben], bedoeld in artikel 47, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen ».

Daarnaast bepaalt artikel 4, § 2, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten dat de Koning, « bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad » de toepassing van de voormelde wet kan uitbreiden tot andere categorieën van personen dan die welke zijn beoogd in artikel 4, § 1, die hun werkelijke verblijfplaats in België hebben. Het koninklijk besluit van 17 juli 2006 « tot uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap » heeft het personeel toepassingsgebied uitgebreid tot de personen die « onderdaan [zijn] van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en in België hun werkelijke verblijfplaats hebben », die « de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, of een ander gezinslid zijn in de zin van de vernoemde Verordening nr. 1408/71 van 14 juni 1971 van een persoon zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1° tot 5° van de voornoemde wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten of van een onderdaan van een Staat bedoeld in artikel 1, 1° van dit besluit, zelf geen onderdaan zijnde van deze Staten, en die in België hun werkelijke verblijfplaats hebben » en die « ingeschreven zijn als vreemdeling in het bevolkingsregister ».

B.9.3. Artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten vereist daarnaast - wat niet door de verzoekende partijen wordt betwist - dat de gerechtigde op de inkomensvervangende tegemoetkoming zijn werkelijke verblijfplaats in België moet hebben. Ter uitvoering van artikel 4, § 3, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten bepaalt artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 « betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming » dat wordt geacht zijn werkelijke verblijfplaats in België te hebben, de gerechtigde die er zijn hoofdverblijfplaats heeft en er bestendig en daadwerkelijk verblijft.

Volgens artikel 4, § 1, derde lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten wordt voor de toepassing van voormelde wet het werkelijke verblijf in België bepaald door middel van informatie, voor de gerechtigde opgenomen en bewaard in het Rijksregister overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 « tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ». Met die informatie wordt de « hoofdverblijfplaats » bedoeld.

B.9.4. Voor de inhoud van het begrip « hoofdverblijfplaats » moet rekening worden gehouden met artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 « betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten » (hierna : de wet van 19 juli 1991).

Volgens voormeld artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 is de hoofdverblijfplaats de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft, en stelt de Koning de aanvullende regels vast voor het bepalen van het hoofdverblijf en het referentieadres.

Artikel 16 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 « betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister » bepaalt : « § 1. De bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar.

Deze vaststelling gebeurt op basis van verschillende elementen, met name de plaats waarheen de betrokkene gaat na zijn beroepsbezigheden, de plaats waar de kinderen naar school gaan, de arbeidsplaats, het energieverbruik en de telefoonkosten, het gewone verblijf van de echtgenoot of van andere leden van het huishouden. § 2. [...] § 3. Het volstaat niet dat iemand enkel de bedoeling uit om zijn hoofdverblijfplaats op een gegeven plaats te vestigen of een eigendomstitel, een huurcontract of elk ander bewijs van bewoning voorlegt om voor het betrokken gemeentebestuur de inschrijving als hoofdverblijfplaats te rechtvaardigen ».

Uit het bovenstaande blijkt dat opdat een persoon zijn hoofdverblijfplaats heeft in België, het niet volstaat dat hij daar een geregistreerde woonplaats heeft, maar vereist wordt dat het werkelijke centrum van zijn belangen daar gevestigd is, wat onder meer moet blijken uit de duur en de continuïteit op het grondgebied, alsook uit de gezinssituatie en de familiebanden.

B.9.5. Los van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten dient bovendien erop te worden gewezen dat wanneer een vreemdeling een verblijfsrecht in België wil verkrijgen, hij in beginsel niet ten laste mag vallen van de overheid en over voldoende middelen moet beschikken om in zijn onderhoud en zijn huisvesting te voorzien, zonder een beroep te doen op de sociale voorzieningen van het gastland.

B.9.6. De door de bestreden bepaling ingevoerde verblijfsvoorwaarde van ten minste tien jaar werkelijk verblijf in België, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, is cumulatief met de in B.9.2, B.9.3 en B.9.4 vermelde vereisten.

B.9.7. Gelet op het niet-contributieve karakter van het stelsel van de inkomensvervangende tegemoetkoming, dat uitsluitend met belastinggeld wordt gefinancierd, vermag de wetgever het voordeel ervan afhankelijk te stellen van het bestaan van een voldoende sterke band met België.

Het streven naar het beheersen van de budgettaire kosten van de inkomensvervangende tegemoetkoming vormt bovendien een legitieme doelstelling. Bij de beoordeling van de bestreden bepaling dient echter ook ermee rekening te worden gehouden dat de inkomensvervangende tegemoetkoming een minimumvoorziening is, die slechts aan de mindergegoeden kan worden toegekend.

B.9.8. Er valt niet in te zien in welk opzicht de voorwaarde van een werkelijk verblijf van ten minste tien jaar in België, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken, in om het even welke fase van het leven van de gerechtigde op de inkomensvervangende tegemoetkoming, een voldoende band met België en zijn sociale stelsel aantoont, toelaat « sociale shopping » tegen te gaan of aantoont dat de gerechtigde met zijn activiteit heeft bijgedragen aan de financiering van de sociale zekerheid, zoals de wetgever het wenste. Het blijkt evenmin in welk opzicht de ontstentenis van de bestreden verblijfsvoorwaarde de verklaring zou vormen voor de verhoging van de budgettaire kosten van de inkomensvervangende tegemoetkoming, aangezien ook kan worden verwezen naar andere factoren zoals de opeenvolgende wettelijke uitbreidingen van het personeel toepassingsgebied.

B.9.9. Bijgevolg wordt de door de bestreden bepaling veroorzaakte aanzienlijke vermindering van het geboden beschermingsniveau niet verantwoord door redenen die verband houden met het algemeen belang.

B.10.1. Daarbij komt nog dat te dezen rekening moet worden gehouden met de door de verzoekende partijen in het eerste middel aangevoerde verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 « betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels » (hierna : de verordening (EG) nr. 883/2004).

B.10.2. De Ministerraad voert aan dat de verordening (EG) nr. 883/2004 niet van toepassing is op de inkomensvervangende tegemoetkoming, gelet op het feit dat die verordening, krachtens artikel 3, lid 5, ervan, niet van toepassing is op « sociale en medische bijstand ». Daarvoor wordt verwezen naar de parlementaire voorbereiding van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen sluiten « tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2141/002, p. 8) en de Ministerraad meent dat de redenering kan worden getransponeerd naar de inkomensvervangende tegemoetkoming.

B.10.3. Krachtens artikel 2 ervan is de verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing op « onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden », evenals op « de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen ».

B.10.4. Hoewel artikel 3, lid 5, a), bepaalt dat de verordening niet van toepassing is op « sociale en medische bijstand », bepaalt artikel 3, lid 3 : « Deze verordening is tevens van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in artikel 70 ».

B.10.5. Artikel 70 van de verordening (EG) nr. 883/2004 bepaalt : « 1. Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in artikel 3, lid 1, bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ' bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties ' verstaan prestaties die : a) bedoeld zijn : i) voor de extra, aanvullende of bijkomende dekking van de gebeurtenissen in de in artikel 3, lid 1, vermelde takken van de sociale zekerheid en om de betrokken personen een minimum voor levensonderhoud te garanderen in verhouding tot de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat; of ii) om uitsluitend personen met een handicap een bijzondere bescherming te bieden, die nauw aansluit bij hun sociale omstandigheden in de betrokken lidstaat; en b) uitsluitend worden gefinancierd door de verplichte belastingen ter dekking van de algemene openbare uitgaven en waarvoor de voorwaarden voor de toekenning en berekening niet afhankelijk zijn van de betaling van enige premie of bijdrage door de betrokkene.Prestaties ter aanvulling van op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties mogen evenwel niet alleen om die reden als op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties worden beschouwd; en c) opgenomen zijn in bijlage X.3. Artikel 7 en de andere hoofdstukken van titel III zijn niet van toepassing op de in lid 2 van dit artikel bedoelde prestaties.4. De in lid 2 bedoelde uitkeringen zullen uitsluitend worden toegekend door de lidstaat waarin de betreffende persoon woont, overeenkomstig de wetgeving van deze staat.Deze prestaties worden verstrekt door, en voor rekening van, het orgaan van de woonplaats ».

B.10.6. Bijlage X (« Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties (artikel 70, lid 2, c)) »), waarnaar wordt verwezen in artikel 70 van de verordening (EG) nr. 883/2004, vermeldt onder de hoofding « BELGIE » : « a) Inkomensvervangende tegemoetkoming ( Wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten). b) Inkomensgarantie voor ouderen ( Wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen sluiten) ». B.10.7. Uit het voorgaande volgt dat de verordening (EG) nr. 883/2004 wel degelijk van toepassing is op de inkomensvervangende tegemoetkoming, althans voor de categorieën van personen vermeld in artikel 1 van die verordening.

B.10.8. Krachtens artikel 70, lid 3, van de verordening (EG) nr. 883/2004 zijn artikel 7 en de andere hoofdstukken van titel III niet van toepassing op de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties.

B.10.9. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft ter zake geoordeeld : « 48. In dit verband dient in de eerste plaats in herinnering te worden gebracht dat artikel 3 van verordening nr. 883/2004 de materiële werkingssfeer van deze verordening omschrijft en daarbij in lid 3 ervan uitdrukkelijk bepaalt dat zij ' tevens van toepassing [is] op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in artikel 70 [van die verordening] '. 49. Uit de bewoordingen van artikel 3 van verordening nr.883/2004 volgt dus duidelijk dat deze verordening van toepassing is op bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties. 50. In de tweede plaats bepaalt artikel 70, lid 3, van verordening nr. 883/2004 dat artikel 7 ervan, dat de opheffing van de regels inzake de woonplaats regelt, en de andere hoofdstukken van titel III van deze verordening, die verschillende categorieën uitkeringen betreft, niet van toepassing zijn op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties. 51. Hoewel dus artikel 70, lid 3, van verordening nr.883/2004, als uitzondering, bepaalde voorschriften van deze verordening niet-toepasselijk verklaart op die prestaties, is artikel 4 niet een van die voorschriften. 52. Ten slotte beantwoordt de uitlegging volgens welke artikel 4 van verordening nr.883/2004 van toepassing is op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, aan de bedoeling van de wetgever van de Unie, zoals blijkt uit de derde overweging van de considerans van verordening nr. 1247/92, waarbij verordening nr. 1408/71 is gewijzigd om daarin bepalingen op te nemen inzake dit type prestaties teneinde rekening te houden met de rechtspraak daarover. 53. Volgens de zevende overweging van die considerans zouden deze prestaties uitsluitend conform de wetgeving van het land van de woonplaats van de betrokkene of van zijn of haar gezinsleden moeten worden toegekend, waar nodig met inaanmerkingneming van de tijdvakken van wonen vervuld in een andere lidstaat en zonder dat er sprake is van enige discriminatie op grond van nationaliteit.54. De bijzondere bepaling die de Uniewetgever aldus middels verordening nr.1247/92 heeft ingevoegd in verordening nr. 1408/71, kenmerkt zich dus door de niet-exporteerbaarheid van de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties als tegenwicht voor gelijke behandeling in de woonstaat » (HvJ, grote kamer, 11 november 2014, C-333/13, Elisabeta Dano e.a.).

B.10.10. Daaruit blijkt dat de andere bepalingen van de verordening (EG) nr. 883/2004 dan die welke uitdrukkelijk worden vermeld in artikel 70, lid 3, van toepassing zijn op de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, waartoe de inkomensvervangende tegemoetkoming, krachtens bijlage X bij de verordening, behoort.

B.10.11. Artikel 6 van de verordening (EG) nr. 883/2004 bepaalt : « Tenzij in deze verordening anders is bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving : - het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties, - de toepassing van een wetgeving, of - de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voortgezette of vrijwillige verzekering, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voor zover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld ».

B.10.12. Het voormelde artikel 6 van de verordening (EG) nr. 883/2004 betreft het beginsel van de « samentelling van de tijdvakken », wat met name inhoudt dat wanneer de toekenning van een recht op een prestatie afhankelijk wordt gemaakt van het vervullen van bepaalde tijdvakken van wonen, de tijdvakken van wonen vervuld in een andere lidstaat van de Europese Unie in aanmerking moeten worden genomen.

B.10.13. De bestreden bepaling maakt de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming afhankelijk van de voorwaarde een werkelijk verblijf in België te hebben gehad gedurende ten minste tien jaar, waarvan ten minste vijf jaar ononderbroken. Dat werkelijk verblijf in België wordt bepaald aan de hand van de informatie opgenomen in het Rijksregister.

De bestreden bepaling wijzigt artikel 4, § 1, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten in die zin dat de voormelde verblijfsvoorwaarde, opgenomen in het tweede en het derde lid van dat artikel, geldt voor alle in het eerste lid van paragraaf 1 van dat artikel vermelde categorieën van gerechtigden, waartoe de personen behoren die onder het toepassingsgebied van de verordening (EG) nr. 883/2004 vallen.

Doordat de bestreden bepaling, zonder onderscheid naar gelang van de gerechtigden, de in een andere lidstaat van de Europese Unie vervulde tijdvakken van wonen niet in aanmerking neemt, is zij evenmin bestaanbaar met artikel 6 van de verordening (EG) nr. 883/2004 en kan zij in dat opzicht evenmin de aanzienlijke vermindering van het beschermingsniveau verantwoorden.

B.11. Het tweede middel en het tweede onderdeel van het eerste middel zijn gegrond. Aangezien de overige onderdelen van het eerste middel niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden, dienen ze niet te worden onderzocht.

B.12. Artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten, zoals ingevoegd bij artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten, dient te worden vernietigd.

Daarmee samenhangend dient ook artikel 4, § 1, derde lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten, zoals ingevoegd bij artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten, te worden vernietigd.

Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 4, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten « betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap », zoals ingevoegd bij artikel 23 van de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011490 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie sluiten « betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie ».

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 maart 2020.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^