Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 07 december 2015

Uittreksel uit arrest nr. 150/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 5919 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 96 en 136, tweede lid, van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot w Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205215
pub.
07/12/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 150/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 5919 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 96 en 136, tweede lid, van de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, ingesteld door Anne Colin en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 juni 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 juni 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 96 en 136, tweede lid, van de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 december 2013, tweede editie) door Anne Colin, Brigitte Gribomont, Eric Labar, Bernard Lebeau, Christine Lessoye en Jean-Marc Ruchard, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Herman, advocaat bij de balie te Charleroi. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partijen leiden een enig middel af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel, door de artikelen 96 en 136 van de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde. Zij verwijten de wetgever dat hij de aan de toegevoegde rechters toegekende weddebijslag heeft afgeschaft, in tegenstelling tot de aan de gewezen korpschefs, hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen toegekende weddebijslagen.

B.2.1. Artikel 96 van de bestreden wet bepaalt : « In artikel 357 van [het Gerechtelijk] Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010003687 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010021133 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010021132 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 6° opgeheven;2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden ' en aan de toegevoegde substituut-procureurs des Konings ' opgeheven ». Vóór de wijziging ervan bij de bestreden bepaling luidde artikel 357 van het Gerechtelijk Wetboek : « § 1. Toegekend worden : [...] 6° een weddebijslag van 2 602,89 EUR aan de toegevoegde rechters bedoeld in artikel 86bis en aan de toegevoegde substituut-procureurs des Konings;deze weddebijslag wordt gehalveerd wanneer de laatste weddebijslag bedoeld in artikel 360bis wordt toegekend; [...] ».

B.2.2. Artikel 136 van de bestreden wet bepaalt : « De toepassing van deze wet kan geen afbreuk doen aan de wedden, de weddeverhogingen, de weddebijslagen en pensioenen van de magistraten, de hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen, de griffiers, secretarissen, en de personeelsleden van de griffies en parketsecretariaten die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan in functie zijn.

In afwijking van het eerste lid behouden de toegevoegde rechters en toegevoegde substituten bedoeld in artikel 150 de weddebijslag niet ».

B.3.1. Vóór de opheffing ervan bij artikel 23 van de bestreden wet, machtigde artikel 86bis van het Gerechtelijk Wetboek de Koning om toegevoegde rechters te benoemen « per rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof », en regelde het meer bepaald hun aantal, hun ambt en de modaliteiten van hun optreden. Het derde lid preciseerde onder meer dat die toegevoegde rechters werden aangewezen om hun ambt volgens de behoeften van de dienst tijdelijk uit te oefenen, bij een of meer rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbanken of rechtbanken van koophandel gelegen binnen het rechtsgebied van, naar gelang van het geval, het hof van beroep of het arbeidshof. In tegenstelling tot de overige rechters, die, bij de invoering van het ambt van toegevoegd rechter, in beginsel hun ambt bij één rechtbank uitoefenden, konden zij hun ambt bij meerdere rechtbanken uitoefenen. Bij artikel 357, § 1, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek werd aan die toegevoegde rechters een weddebijslag toegekend, waarvan die bepaling het bedrag vaststelde.

Artikel 86bis van het Gerechtelijk Wetboek werd opgeheven bij artikel 23 van de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten. Het voormelde artikel 357, § 1, 6°, werd op zijn beurt opgeheven bij artikel 96, 1°, van de bestreden wet.

Ten slotte bepaalt artikel 136, tweede lid, ervan dat, « in afwijking van het eerste lid [...] de toegevoegde rechters en toegevoegde substituten bedoeld in artikel 150 de weddebijslag niet [behouden] ».

B.3.2. Artikel 150, § 1, van de bestreden wet bepaalt onder meer dat de toegevoegde rechters met opdracht in een rechtbank van eerste aanleg, zonder toepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedaflegging van rechtswege worden benoemd « in een rechtbank van eerste aanleg waarin zij zijn aangewezen [...] en, in subsidiaire orde, in alle rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep ». Artikel 150, § 3, bepaalt dat de toegevoegde rechters met opdracht in de rechtbanken van koophandel, met dezelfde voormelde vrijstellingen, « in de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied van het hof van beroep » worden benoemd. Artikel 150, § 4, bepaalt dat de toegevoegde rechters met opdracht in de arbeidsrechtbanken, met dezelfde voormelde vrijstellingen, « in de arbeidsrechtbank van het rechtsgebied van het arbeidshof » worden benoemd.

B.3.3. Tijdens de parlementaire voorbereiding werden de voormelde artikelen 23, 136 en 150 als volgt toegelicht : «

Art. 23.De minister legt uit dat dit artikel tot wijziging van artikel 86bis van het Gerechtelijk Wetboek strekt tot de opheffing van de wettelijke basis voor het benoemen van toegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken. Immers, enerzijds zorgt de territoriale uitbreiding van de arrondissementen ervoor dat wat thans voor mobiliteitsproblemen tussen verschillende arrondissementen zorgt, voor een deel zal kunnen worden teruggebracht tot een kwestie van interne organisatie van de rechtbank van eerste aanleg of van het parket van de procureur des Konings.

Anderzijds, daar de rechtbanken van koophandel, de arbeidsrechtbanken en de arbeidsauditoraten, buiten de uitzonderlijke gevallen van Eupen en het rechtsgebied van Brussel, respectievelijk gefuseerd worden tot één rechtbank van koophandel of arbeidsrechtbank of één arbeidsauditoraat per rechtsgebied, zijn de toegevoegde magistraten op dat niveau niet meer verantwoord » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2858/007, pp. 74-75). «

Art. 132.Deze hervorming mag geen [af]breuk doen aan de pecuniaire en pensioenrechten van de magistraten, griffiers, secretarissen en het ander gerechtspersoneel binnen de rechtbanken en parketten. Een uitzondering is voorzien voor de premie die voorzien was voor toegevoegde rechters. Omdat deze categorie ophoudt te bestaan en wordt opgenomen in het kader, verdwijnt ook die premie » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2858/001, pp. 52-53). «

Art. 144.De minister licht toe dat krachtens deze bepaling de toegevoegde rechters in de rechtbank van eerste aanleg en de toegevoegde substituten van de procureur des Konings worden opgenomen in de personeelsformatie » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2858/007, p. 169).

B.4.1. Zoals blijkt uit de voormelde parlementaire voorbereiding, kan de afschaffing van het ambt van toegevoegd magistraat worden verantwoord door het feit dat de behoeften die de invoering van dat ambt hadden gerechtvaardigd - de afwezigheid van magistraten, wegens ziekte of een opdracht, alsook werkoverlast opvangen - voortaan werden gelenigd door de algehele hervorming die bij de bestreden wet is ingevoerd, en in het bijzonder door de uitbreiding van het rechtsgebied van de rechtbanken en de grotere mobiliteit die gepaard gaat met die uitbreiding van territoriale bevoegdheid.

Aangezien het ambt van toegevoegd magistraat aldus werd afgeschaft, moest eveneens, voor de toekomst, de eraan verbonden weddebijslag worden afgeschaft.

Het Hof moet nagaan of het voor de reeds benoemde toegevoegde magistraten, redelijk verantwoord is de weddebijslag die voordien aan hun ambt verbonden was, af te schaffen, zelfs al blijven die magistraten onderworpen aan de uitgebreide mobiliteitsregeling, die is vastgelegd bij artikel 150, § § 1 en 4, van de bestreden wet.

B.4.2.1. Zoals blijkt uit de bovenvermelde parlementaire voorbereiding, strekte de invoering, bij de wet van 28 maart 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/03/2000 pub. 01/04/2000 numac 2000009309 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de rechterlijke organisatie ten gevolge van de invoering van een procedure van onmiddellijke verschijning type wet prom. 28/03/2000 pub. 17/03/2001 numac 2001009222 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 117 van en tot invoeging van een artikel 240bis in het Gerechtelijk Wetboek sluiten, van een weddebijslag voor de toegevoegde magistraten ertoe de beperkte aantrekkingskracht van dat ambt te verhelpen : « Men mag immers niet uit het oog verliezen dat de job van toegevoegd magistraat vrij ondankbaar is. Hij wordt ingezet daar waar er problemen zijn en krijgt nooit de gelegenheid om zich ergens in te burgeren.

Daarenboven impliceert de inwerkingtreding van de wet op de Hoge Raad dat de toegevoegde magistraten niet in aanmerking komen om in een adjunct-mandaat te worden aangewezen dit in tegenstelling tot gewone magistraten en art. 100-magistraten, wat toch een belangrijk, weliswaar potentieel, financieel verlies betekent. Tegenover deze nadelen mag wel een financiële compensatie staan » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50-0307/002, pp. 3-4).

De betrokken weddebijslag had dus tot doel de nadelen van het ambt van toegevoegd magistraat te compenseren.

B.4.2.2. De bestreden wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten wijzigt in hoofdzaak het statuut van de toegevoegde magistraten benoemd vóór haar inwerkingtreding, wat betreft de nadelen die voorheen aan dat ambt verbonden waren.

Zij genieten voortaan het voordeel van een definitieve aanstelling en worden opgenomen in het kader (artikel 150); door die benoeming komen zij eveneens in aanmerking voor een aanwijzing voor een adjunct-mandaat. Artikel 151 van de bestreden wet bepaalt dat die magistraten de anciënniteit die zij hebben verworven als toegevoegd magistraat behouden en rang hebben vanaf de datum van hun benoeming als toegevoegd magistraat.

Het is bijgevolg redelijk verantwoord dat de toegevoegde magistraten, die, krachtens het voormelde artikel 86bis, reeds waren benoemd « per rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof », niet meer de weddebijslag genieten die ertoe strekte de aan hun ambt verbonden nadelen te compenseren, en dat ondanks het behoud, door de bestreden wet, van een zekere mobiliteit. Daarentegen blijven de gewezen korpschefs, hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen krachtens de artikelen 154, 158 en 159 van de bestreden wet bijzondere verantwoordelijkheden uitoefenen bij de nieuwe korpschefs, hoofdgriffiers of hoofdsecretarissen. Het is dan ook niet onredelijk om hun weddebijslag te behouden.

B.5. De toetsing van de bestreden maatregelen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel, leidt niet tot een andere conclusie.

Wanneer de wetgever meent dat een beleidsverandering noodzakelijk is, kan hij immers beslissen daaraan een onmiddellijk gevolg te geven en in beginsel is hij niet ertoe gehouden te voorzien in een overgangsregeling. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn slechts geschonden indien de ontstentenis van een overgangsmaatregel leidt tot een verschil in behandeling waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan. Het vertrouwensbeginsel is nauw verbonden met het rechtszekerheidsbeginsel, dat de wetgever verbiedt om zonder objectieve en redelijke verantwoording afbreuk te doen aan het belang van de rechtsonderhorigen om in staat te zijn de rechtsgevolgen van hun handelingen te voorzien.

De bestreden bepaling is evenwel redelijk verantwoord om de in B.4 uiteengezette redenen. Daarenboven raakt de afschaffing van een weddebijslag het vertrouwensbeginsel niet op buitensporige wijze wanneer het ambt waarvoor die weddebijslag werd toegekend, is verdwenen en wanneer het statuut van de magistraten die hem genoten, substantieel is gewijzigd bij de bestreden bepalingen, ook gelet op de nadelen die die weddebijslag compenseerde.

B.6. Het enige middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 29 oktober 2015.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^