Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 14 oktober 2009

Uittreksel uit arrest nr. 126/2009 van 16 juli 2009 Rolnummer 4687 In zake : de vordering tot schorsing van het decreet van het Waalse Gewest van 3 april 2009 « houdende goedkeuring van de stedenbouwkundige vergunning toegekend voor de aanl Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009203957
pub.
14/10/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 126/2009 van 16 juli 2009 Rolnummer 4687 In zake : de vordering tot schorsing van het decreet van het Waalse Gewest van 3 april 2009 « houdende goedkeuring van de stedenbouwkundige vergunning toegekend voor de aanleg van de verbinding ' Parc-Sud ' van de lichte metro van Charleroi, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2008 betreffende enkele vergunningen waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan », ingesteld door de stad Charleroi en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 21 april 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 22 april 2009, is een vordering tot schorsing ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 3 april 2009 « houdende goedkeuring van de stedenbouwkundige vergunning toegekend voor de aanleg van de verbinding ' Parc-Sud ' van de lichte metro van Charleroi, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2008 betreffende enkele vergunningen waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 april 2009) door de stad Charleroi, vertegenwoordigd met toepassing van artikel L1242-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie door de hierna genoemde personen, en door de hierna genoemde personen handelend uit eigen naam : André Lierneux, wonende te 6000 Charleroi, Quai de Brabant 25, Jean-Noël Lorsignol, wonende te 6000 Charleroi, rue du Pont Neuf 3, Henri Prevot, wonende te 6000 Charleroi, rue de Marcinelle 91, Paul Catoir, wonende te 6000 Charleroi, rue du Collège 9, Jean-Claude Nackers, wonende te 6032 Charleroi, rue Hector Denis 83, en Alain Pelgrims, wonende te 6032 Charleroi, rue du Mayeuri 18/55.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van hetzelfde decreet. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het bestreden decreet en de context ervan B.1.1. De vordering tot schorsing is gericht tegen het decreet van 3 april 2009 « houdende goedkeuring van de stedenbouwkundige vergunning toegekend voor de aanleg van de verbinding ' Parc-Sud ' van de lichte metro van Charleroi, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2008 betreffende enkele vergunningen waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan » (hierna : decreet van 3 april 2009).

Het enige artikel van dat decreet bepaalt : « De stedenbouwkundige vergunning die op 18 februari 2009 bij ministerieel besluit aan de ' Société régionale wallonne du Transport (S.R.W.T.) ' (Waalse Gewestelijke Vervoersmaatschappij) afgegeven werd met het oog op de aanleg van de verbinding ' Parc-Sud ' van de lichte metro van Charleroi (M.L.C.) met bouw van een brug op de Samber, van een lijn tot het Zuidstation en van een rotonde (Olof Palme) wordt goedgekeurd ».

B.1.2. Zoals het opschrift aangeeft, is het decreet van 3 maart 2009 aangenomen met toepassing van het decreet van 17 juli 2008 « betreffende enkele vergunningen waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan » (hierna : decreet van 17 juli 2008).

B.2.1. Het decreet van 17 juli 2008 voert, enerzijds, een procedure in voor de bekrachtiging van enkele vergunningen waarvoor dwingende redenen van algemeen belang bestaan (artikelen 1 tot 4) en bekrachtigt, anderzijds, enkele verstrekte vergunningen waarvoor dwingende redenen van algemeen belang worden geacht te bestaan (artikelen 5 tot 17).

Door die bekrachtiging van bepaalde vergunningen mogelijk te maken, strekt het decreet van 17 juli 2008 aldus ertoe « gevolg te geven aan de toenemende belangstelling van het Waals Parlement voor de opvolging van dossiers die het lokaal belang overstijgen » (Parl. St., Waals Parlement, 2007-2008, nr. 805/1, p. 2).

B.2.2. Het bestreden decreet is aangenomen volgens de procedure bepaald in de artikelen 1 tot 4 van het decreet van 17 juli 2008.

B.2.3. De artikelen 1 tot 4 van het decreet van 17 juli 2008 voeren een procedure in voor de bekrachtiging van stedenbouwkundige vergunningen, milieuvergunningen en globale vergunningen met betrekking tot bepaalde handelingen en werken die worden opgesomd in artikel 1 van het decreet en waarvoor volgens het decreet dwingende redenen van algemeen belang zijn aangetoond.

Die artikelen bepalen : «

Artikel 1.De dringende redenen van algemeen belang zijn aangetoond voor de toekenning van de stedenbouwkundige vergunningen, de milieuvergunningen en de globale vergunningen met betrekking tot volgende handelingen en werken : 1° volgende handelingen en werken voor de inrichting van de infrastructuren en onthaalgebouwen van de gewestelijke luchthavens Luik-Bierset en Charleroi-Brussels South : [...] 2° ter uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001 tussen de federale overheid, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het meerjareninvesteringsplan 2001-2012 van de N.M.B.S., de handelingen en werken op het grondgebied van het Waalse Gewest in verband met het GEN; 3° in het kader van de uitvoering van het gewestelijk structuurplan (deel 3, punt 1.4), aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999, de handelingen en werken in verband met de structurerende openbaar-vervoersmodi voor Charleroi, Luik, Namen en Bergen; 4° de ontbrekende schakels in het wegen- en waterwegennet op het grondgebied van het Waalse Gewest van het trans-Europese vervoersnet bedoeld in Beschikking nr.884/2004/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet.

Art. 2.Wanneer de handelingen en werken, opgesomd in artikel 1, beoogd zijn in artikel 84 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, wordt de vergunning verstrekt door de Regering of haar gemachtigde op de wijze en met de voorwaarden vastgesteld in artikel 127 van hetzelfde Wetboek, met inbegrip van de wijzen en voorwaarden waarvan sprake in § 3 van dat artikel.

Wanneer de handelingen en werken, opgesomd in artikel 1, een vestiging betreffen in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, wordt artikel 13, lid 2, van dat decreet toegepast.

In afwijking van leden 1 en 2 wordt de vergunningsaanvraag waarvan het bericht van ontvangst of de indiening voorafgaan aan de inwerkingtreding van dit decreet verder behandeld volgens de voor die datum vigerende bepalingen.

Art. 3.Binnen de vijfenveertig dagen na toekenning ervan legt de Regering de stedenbouwkundige vergunning, de milieuvergunning of de globale vergunning betreffende de handelingen en werken waarvan sprake in artikel 1 voor aan het Waals Parlement. De vergunningen waarvan sprake in artikel 2, lid 3, worden aan het Parlement voorgelegd binnen de vijfenveertig dagen na ontvangst ervan door de Regering.

Het Waals Parlement ratificeert de voorgelegde vergunning binnen de zestig dagen te rekenen van de indiening van het vergunningsdossier bij het bureau van het Waalse Parlement. Wanneer er geen enkel ratificatiedecreet is goedgekeurd binnen voormelde termijn, wordt de vergunning geacht niet verstrekt te zijn.

De termijnen waarvan sprake in leden 1 en 2 worden geschorst tussen 16 juli en 15 augustus.

De door het Waals Parlement geratificeerde vergunning is uitvoerbaar te rekenen van de bekendmaking van het decreet in het Belgisch Staatsblad en de vergunning wordt door de Regering verstuurd overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde Wetboek of overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999.

Art. 4.Wanneer een vergunningsaanvraag een geringe wijziging in een door het Waals Parlement geratificeerde vergunning betreft, volgt de aanvraag de regels van het gemene recht van hetzelfde Wetboek of van hetzelfde decreet ».

B.2.4. Die vier artikelen maken het voorwerp uit van beroepen tot vernietiging die thans hangende zijn voor het Hof.

B.3. Ten aanzien van de « structurerende openbaar-vervoersmodi » bedoeld in artikel 1, 3°, van het decreet van 17 juli 2008 wordt in de parlementaire voorbereiding van dat decreet uiteengezet : « In het derde deel van het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (GROP; vastgesteld door de Waalse Regering in haar zitting van 27 mei 1999) worden de uitvoeringsmiddelen behandeld, met name ten aanzien van de structurering van de Waalse ruimte. In het bijzonder opteert het GROP binnen de steden voor een organisatie van de interne mobiliteit die verenigbaar is met de levenskwaliteit van de gebruikers en de inwoners.

Het stadscentrum moet, volgens het GROP, in de eerste plaats een ontmoetings- en uitwisselingsplaats zijn waar de voorrang wordt gegeven aan voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer.

Het is in die zin dat de vergunning voor de uitbreiding van de metro in Charleroi reeds is toegekend, of nog, dat de herinrichting wordt overwogen van het plein voor het nieuwe station van Luik-Guillemins : de handelingen en werken beperken zich niet tot het aanleggen van een nieuwe stedelijke structurerende modus, maar het project bestaat voor een groot deel en bij die gelegenheid in een volledige herinrichting van de openbare ruimte, van rooilijn tot rooilijn.

Het zijn dezelfde beginselen die de studies en verwezenlijkingen van de structurerende modi in Charleroi, Luik, Namen of Bergen moeten begeleiden.

Die handelingen en werken, die steunen op het GROP, waarborgen een betere inrichting van het stadscentrum, een teruggevonden stedelijke leefbaarheid, die de gemengdheid van de functies en de energiebesparing op het vlak van verplaatsingen een nieuwe dynamiek kan geven, met andere woorden dwingende motieven van algemeen belang » (Parl. St., Waals Parlement, 2007-2008, nr. 805/1, p. 22).

B.4.1. Op 11 december 2006 is aan de « Société régionale wallonne du Transport » (SRWT) een stedenbouwkundige vergunning verstrekt om de metroring rond de stad Charleroi te voltooien.

B.4.2. Die vergunning heeft het voorwerp uitgemaakt van een vordering tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State, ingesteld door handelaars van de stad Charleroi, particulieren en vennootschappen, waaronder de eerste drie individuele verzoekers in het kader van de onderhavige procedure.

Zij bekritiseerden voor de Raad van State met name lacunes in het milieueffectenrapport en het feit dat geen rekening is gehouden met de bezwaren die in het kader van het openbaar onderzoek zijn geformuleerd.

De vordering tot schorsing is verworpen bij het arrest nr. 185.702 van 14 augustus 2008, wegens het niet aantonen van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel.

In het kader van de vernietigingsprocedure heeft de eerste auditeur in zijn verslag, neergelegd op 21 januari 2009, het eerste middel, afgeleid uit de schending van artikel 129 van het WWROSP, gegrond geacht, in zoverre het besluit van de gemeenteraad voorafgaand aan de toekenning van de bestreden vergunning geen rekening zou hebben gehouden met bepaalde varianten van het project; hij heeft de andere middelen bijgevolg niet onderzocht.

B.4.3. Parallel met dat beroep hebben de zes individuele verzoekers in het kader van de onderhavige procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg te Charleroi, namens de stad Charleroi, met toepassing van artikel L1242-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie, een vordering tot staking inzake leefmilieu ingesteld op grond van artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 « betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu ».

De vordering tot staking is ontvankelijk, maar niet gegrond verklaard en tegen die beslissing is voor het Hof van Beroep te Bergen hoger beroep ingesteld; op het ogenblik van de terechtzitting betreffende de onderhavige vordering tot schorsing was de zaak naar de rol verwezen.

B.4.4. Bij ministerieel besluit van 18 februari 2009 heeft de minister de beslissing van 11 december 2006 ingetrokken en aan de « SRWT » een stedenbouwkundige vergunning verstrekt.

In de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet wordt uiteengezet : « Teneinde zoveel mogelijk de stopzetting van de werken te voorkomen, bepaalt het ministerieel besluit van 18 februari 2009 dat de intrekking van de handeling pas in werking treedt op de datum waarop de bekrachtiging van de nieuwe vergunning wordt bekendgemaakt » (Parl.

St., Waals Parlement, 2008-2009, nr. 933/2, p. 4).

B.4.5. Bij arrest nr. 193.238 van 12 mei 2009 heeft de Raad van State het beroep tot nietigverklaring van de vergunning van 11 december 2006 verworpen, overwegende dat het beroep, gelet op het bestreden decreet, « zonder voorwerp » was geworden.

B.5.1. Na melding te hebben gemaakt van het verslag van de eerste auditeur van de Raad van State die tot een formele onwettigheid van de op 11 december 2006 verstrekte vergunning besluit, wordt de context in de memorie van toelichting van het decreet van 3 april 2009 als volgt verduidelijkt : « De gemeenteraad van Charleroi heeft op 16 februari 2009 het initiatief genomen om te beraadslagen over de verkeersaangelegenheden met betrekking tot de onderhavige stedenbouwkundige vergunning.

De theorie van de intrekking van de administratieve handelingen maakt het elke administratieve overheid mogelijk een administratieve handeling in te trekken die rechten doet ontstaan tot de sluiting van de debatten wanneer zij wordt bestreden voor de Raad van State.

De gemeenteraad heeft de door de eerste auditeur van de Raad van State in zijn verslag aangevoerde onwettigheid gecorrigeerd. Onder die voorwaarden kan de administratieve overheid de stedenbouwkundige vergunning van 11 december 2006 intrekken en een nieuwe stedenbouwkundige vergunning met hetzelfde voorwerp verstrekken.

Bij ministerieel besluit de dato 18 februari 2009 wordt de op 11 december 2006 verstrekte stedenbouwkundige vergunning ingetrokken en opnieuw onder voorwaarden verstrekt.

Overeenkomstig het decreet van 17 juli 2008 wordt de op 18 februari 2009 verstrekte stedenbouwkundige vergunning dus voorgelegd aan het Parlement met het oog op de bekrachtiging ervan door dat laatstgenoemde » (Parl. St., Waals Parlement, 2008-2009, nr. 933/1, p. 2).

De minister heeft eveneens uiteengezet : « De uitbreiding van de metro van Charleroi en de ontwikkeling van een nieuwe mobiliteit in Charleroi vertegenwoordigen investeringen van 105 miljoen euro. De sluiting van de ring vormt op zich een investering van 24,5 miljoen euro, dat is bijna een vierde van de totale investering.

Die investeringen dragen onbetwistbaar bij tot de vermindering van het energieverbruik en de uitstoot van CO2, proces waaraan het Waalse Gewest deelneemt » (Parl. St., Waals Parlement, 2008-2009, nr. 933/2, p. 3). B.5.2. In verband met de gevolgen van de hangende beroepen tegen het decreet van 17 juli 2008 heeft de minister, hoewel het « voorbarig is een juridisch advies over die beroepen uit te brengen » (Parl. St., Waals Parlement, 2008-2009, nr. 933/2, p. 5), gesteld : « In het kader van de onderhavige vergunning zou, indien die vergunning wordt bekrachtigd, de vernietiging van de algemene bepalingen van het decreet inzake gewestelijke vergunningen niet tot gevolg hebben dat de vergunning in het gedrang komt die bij ministerieel besluit overeenkomstig de in artikel 127 van het WWROSP bepaalde procedure is verstrekt ».

Ten aanzien van het belang B.6.1. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van het beroep, inzonderheid het voorhanden zijn van het vereiste belang bij het instellen ervan, reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden betrokken.

B.6.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 verplichten iedere natuurlijke of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging indient, te doen blijken van een belang. Alleen de personen wier situatie rechtstreeks en ongunstig door de bestreden norm zou kunnen worden geraakt, doen blijken van het vereiste belang.

B.7.1. De vordering tot schorsing en het beroep tot vernietiging zijn ingesteld door zes inwoners van de stad Charleroi die, enerzijds, uit eigen naam en, anderzijds, namens de stad Charleroi handelen.

De vordering van de verzoekers is ingesteld namens de stad Charleroi met toepassing van artikel L1242-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie.

Artikel L1242-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie, dat de enige bepaling is van de afdeling met als titel « Uitoefening door een belastingplichtige van de rechtsvorderingen die aan de gemeente toebehoren », bepaalt : « Wanneer het college van burgemeester en schepenen niet in rechte optreedt, kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de gemeente, mits zij onder zekerheidsstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding te dragen en in te staan voor de veroordelingen die mochten worden uitgesproken.

De gemeente kan ten aanzien van het geding geen dading treffen zonder medewerking van de inwoner of de inwoners die het geding in haar naam heeft hebben uitgevoerd ».

B.7.2. De verzoekers verantwoorden hun persoonlijk belang om in rechte te treden door de gevolgen van het bestreden decreet voor het beroep dat zij voor de Raad van State hebben ingesteld tegen de eerste stedenbouwkundige vergunning die in 2006 is verstrekt.

Aangezien het decreet van 3 april 2009 een vergunning bekrachtigt die de voor de Raad van State bestreden vergunning moet vervangen, zijn de verzoekers van mening dat zij belang erbij hebben het bestreden decreet te betwisten waarmee de decreetgever zich rechtstreeks mengt in de procedure voor de Raad van State.

De Raad van State heeft overigens, rekening houdend met het bestreden decreet, hun beroep « zonder voorwerp » verklaard bij arrest nr. 193.238 van 12 mei 2009.

De verzoekers verantwoorden het belang van de stad Charleroi om in rechte te treden overigens door de gevolgen van het bestreden decreet voor de gerechtelijke procedure met betrekking tot de vordering tot staking die zij heeft ingesteld en die thans hangende is voor het Hof van Beroep te Bergen.

B.7.3. De Waalse Regering en de stad Charleroi, die in de procedure tussenkomt en daarbij wordt vertegenwoordigd door haar gemeentecollege, en de « SRWT » zijn van mening dat de namens de stad Charleroi ingestelde vordering niet ontvankelijk is.

B.7.4. Zonder dat in dit stadium dient te worden nagegaan of en in welke mate iedere verzoeker, met name de stad Charleroi, doet blijken van het vereiste belang om in rechte te treden, stelt het Hof vast dat de tweede, de derde en de vierde verzoeker in hun hoedanigheid van verzoeker in de voor de Raad van State ingestelde procedure rechtstreeks en individueel worden geraakt door het bestreden decreet, vermits de Raad van State hun beroep « zonder voorwerp » heeft verklaard wegens dat decreet; het perspectief om mogelijk een vordering tot intrekking te kunnen genieten op grond van artikel 17 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, verantwoordt bijgevolg hun belang om in rechte te treden.

Voor het overige kan de verzoekers niet worden verweten geen beroep te hebben ingesteld tot vernietiging van artikel 1, 3°, van het decreet van 17 juli 2008, op basis waarvan het bestreden decreet is aangenomen, aangezien zij, alleen op basis van de tekst van die bepaling, gedurende de periode tijdens welke een beroep tot vernietiging had kunnen worden ingediend tegen het voormelde decreet van 17 juli 2008, niet konden vermoeden dat die bepaling later effectief zou worden toegepast in het geval van de metro van Charleroi.

B.8. Uit het beperkte onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging waartoe het Hof in het kader van de vordering tot schorsing is kunnen overgaan, blijkt in dit stadium van de rechtspleging niet dat het beroep tot vernietiging - en dus de vordering tot schorsing - onontvankelijk moet worden geacht.

Ten aanzien van de voorwaarden ten gronde van de vordering tot schorsing B.9. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd, moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.10. Een schorsing door het Hof moet het mogelijk maken te voorkomen dat voor de verzoekers een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm, nadeel dat niet zou kunnen worden hersteld of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een eventuele vernietiging.

B.11. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep instelt, doet blijken van een belang, waaruit volgt dat de actio popularis niet toelaatbaar is. In dezelfde gedachtegang is vereist dat de schorsing wordt nagestreefd op grond van een risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat betrekking heeft op de verzoekende partijen zelf.

B.12.1. De verzoekers voeren als moeilijk te herstellen ernstig nadeel een aantasting aan van het recht op een eerlijk proces van de eerste verzoekende partij in zoverre het bestreden decreet rechtstreeks interfereert met de procedure van de vordering tot staking inzake leefmilieu, die thans voor het Hof van Beroep te Bergen hangende is.

Zij zijn van mening dat alleen de schorsing van het bestreden decreet het Hof van Beroep te Bergen in staat stelt tijdig uitspraak te doen, namelijk vooraleer de werken in verband met de metro als dusdanig daadwerkelijk worden aangevat.

B.12.2. De verzoekende partijen voeren overigens aan dat werken uitgevoerd op basis van een onvolledig milieueffectenrapport en zonder dat rekening is gehouden met de bezwaren die zijn geformuleerd in het kader van het openbaar onderzoek, hun een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daarnaast hebben zij ter terechtzitting in het kader van de onderhavige procedure gepreciseerd dat zij niet de werken als dusdanig bekritiseren, maar wel de procedure voor de aanneming van de vergunning met betrekking tot die werken.

B.13. Er dient te worden vastgesteld dat, in de hiervoor in herinnering gebrachte context van de feiten, een eventuele schorsing van het bestreden decreet niet tot gevolg zou kunnen hebben de voormelde werken stop te zetten, noch die werken onwettig te maken door de ontstentenis van een vergunning : een eventuele schorsing van het bestreden decreet zou alleen tot gevolg hebben het een rechter mogelijk te maken zich uit te spreken over de wettigheid van de vergunning van 2006, die door de bij het bestreden decreet bekrachtigde vergunning wordt vervangen.

Te dezen waren twee jurisdictionele procedures hangende op het ogenblik van de indiening van de onderhavige vordering tot schorsing : enerzijds, een vordering tot staking inzake leefmilieu voor het Hof van Beroep te Bergen, ingesteld namens de stad Charleroi en, anderzijds, een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State ingesteld door sommige van de individuele verzoekers in het onderhavige beroep.

B.14. Ten aanzien van het eventuele nadeel geleden door de stad Charleroi in het kader van de vordering tot staking inzake leefmilieu, namens haar ingesteld door zes inwoners van de stad, tonen de verzoekers niet aan hoe de werken voor de metro of de eventuele gevolgen van het bestreden decreet voor de jurisdictionele procedure voor het Hof van Beroep te Bergen een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zouden kunnen berokkenen aan de stad en aan de belangen van de gemeenschap.

B.15. Ten aanzien van het persoonlijk nadeel dat de zes inwoners van de stad Charleroi die individueel handelen, zouden lijden, zijn die verzoekers, in die zin, geen partij bij de vordering tot staking die hangende is voor het Hof van Beroep te Bergen, die zij namens de stad hebben ingesteld, zodat zij de interferentie van het bestreden decreet met die procedure niet kunnen aanvoeren.

B.16. Het beroep tot nietigverklaring dat zij voor de Raad van State individueel hebben ingesteld, is bij het arrest nr. 193.238 van 12 mei 2009 verworpen, zodat het bestreden decreet niet kan interfereren met een lopende procedure. Bijgevolg zou een schorsing van het bestreden decreet het door de verzoekende partijen aangevoerde nadeel niet kunnen voorkomen.

B.17. Daar niet is voldaan aan één van de voorwaarden opgelegd bij artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient de vordering tot schorsing te worden verworpen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 16 juli 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^