gepubliceerd op 07 augustus 2006
Uittreksel uit arrest nr. 133/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3965 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 14, 15, 18, 22 tot 24, 46 tot 49 en 62 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijzigin Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)
Uittreksel uit arrest nr. 133/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3965 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 14, 15, 18, 22 tot 24, 46 tot 49 en 62 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement », ingesteld door de feitelijke vereniging « Groen ! » en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 24 april 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 25 april 2006, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 14, 15, 18, 22 tot 24, 46 tot 49 en 62 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 maart 2006) door de feitelijke vereniging « Groen ! », met zetel te 1070 Brussel, Sergeant De Bruynestraat 78-82, V.Dua, wonende te 9000 Gent, Lange Violettestraat 241, J. Tavernier, wonende te 9880 Aalter, Keltenlaan 8, M. Vanpaemel, wonende te 8730 Beernem, Bruggestraat 154, A. Poppe, wonende te 2018 Antwerpen, Hertsdeinstraat 53, en E. Meuleman, wonende te 9700 Oudenaarde, Borgveld 9.
Bij hetzelfde verzoekschrift is eveneens een vordering tot schorsing ingesteld van dezelfde bepalingen. Bij het arrest nr. 90/2006 van 24 mei 2006 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 mei 2006) heeft het Hof die bepalingen geschorst. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. Het Hof dient de omvang van het beroep te bepalen aan de hand van de inhoud van het verzoekschrift.
De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 14, 15, 18, 22, 23, 24, 46, 47, 48, 49 en 62 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement » (hierna : het bestreden decreet).
Wanneer uit het nadere onderzoek van de middelen zou blijken dat enkel bepaalde onderdelen van die bepalingen worden bekritiseerd, wordt het onderzoek in voorkomend geval tot die onderdelen beperkt.
B.2.1. De artikelen 14, 15, 18, 22, 23 en 24 brengen wijzigingen aan in de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932 (hierna : de gemeentekieswet). Wanneer in die artikelen sprake is van « dezelfde wet », wordt daarmee de gemeentekieswet bedoeld.
B.2.2. Artikel 14 luidt als volgt : « In artikel 30 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 4, § 6, van de wet van 17 maart 1958 en gewijzigd bij artikel 107 van de wet van 5 juli 1976, bij artikel 1 van de wet van 8 augustus 1988 en bij artikel 321 van de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ' overeenkomstig het bij deze wet gevoegde model II ' vervangen door de woorden ' overeenkomstig het model, vastgelegd door de Vlaamse Regering ';2° in het tweede lid worden de woorden ' artikel 23, vijfde lid ' vervangen door de woorden ' artikel 23, § 1, zesde lid ';3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : ' In geval van manuele stemming staan voor de naam en de voornaam van iedere kandidaat, het volgnummer van iedere kandidaat en een kleiner stemvak ' ». B.2.3. Artikel 15 luidt als volgt : « In artikel 30bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 8 augustus 1988 en vervangen bij artikel 1 van de wet van 29 oktober 1990, worden de woorden ' overeenkomstig de bij deze wet gevoegde modellen II en IIbis ' vervangen door de woorden ' overeenkomstig de modellen die door de Vlaamse Regering worden vastgelegd ' ».
B.2.4. Artikel 18 luidt als volgt : « In artikel 40, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 111 van de wet van 5 juli 1976 en bij artikel 327 van de wet van 16 juli 1993, worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt : ' De kiezer kan zijn stem uitbrengen op de naam van de lijst, in het stemvak bovenaan op de lijst. Als hij de volgorde wil wijzigen, brengt hij een of meer naamstemmen uit in het stemvak naast de naam van de kandidaat of kandidaten van de lijst aan wie hij de voorkeur wil geven ' ».
B.2.5. Artikel 22 luidt als volgt : « In artikel 57 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 121 van de wet van 5 juli 1976 en vervangen bij artikel 7 van de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de derde en vierde zin geschrapt;2° het derde lid wordt opgeheven ». B.2.6. Artikel 23 luidt als volgt : « Artikel 57bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 8 van de wet van 26 juni 2000, wordt vervangen door wat volgt : '
Artikel 57bis.De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de verrichting, vermeld in artikel 57, derde lid, uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of ze al dan niet 0,50 bereiken ' ».
B.2.7. Artikel 24 luidt als volgt : « In artikel 58 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 9 van de wet van 26 juni 2000, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : ' Alvorens de opvolgers aan te wijzen, kent het hoofdstembureau aan de kandidaten individueel de helft van het aantal stemmen toe ten gunste van de volgorde van voordracht. Die helft wordt vastgesteld door het product van de vermenigvuldiging van het aantal stembiljetten met een lijststem, vermeld in artikel 50, § 1, tweede lid, 1°, en het aantal door die lijst behaalde zetels, te delen door twee.
De toekenning, vermeld in het tweede lid, gebeurt door overdracht. De toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste, niet-effectief verkozen kandidaat van de lijst heeft behaald, voor zover dat nodig is om het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede, niet-effectief verkozen kandidaat, vervolgens aan de derde en zo verder, totdat de helft van het aantal gunstige stemmen voor de volgorde van voordracht, zoals die behaald is in het tweede lid, uitgeput is.
De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de verrichtingen, vermeld in dit artikel, uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of ze al dan niet 0,50 bereiken ' ».
B.3.1. De bestreden artikelen 46, 47, 48 en 49 wijzigen de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen (hierna : de provinciekieswet). Wanneer in die artikelen sprake is van « dezelfde wet », wordt daarmee de provinciekieswet bedoeld.
B.3.2. Artikel 46 luidt als volgt : « In artikel 13 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 216 van de wet van 16 juli 1993, gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 30 december 1993, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4 worden de woorden ' overeenkomstig het bij deze wet gevoegde model II ' vervangen door de woorden ' overeenkomstig de modellen die de Vlaamse Regering heeft vastgelegd ';2° in § 5 wordt het derde lid geschrapt ». B.3.3. Artikel 47 luidt als volgt : « In artikel 15 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 263, 1°, van de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden ' kandidaten van lijsten ' en ' die in andere kiesdistricten ' de woorden ' met dezelfde benaming ' ingevoegd;2° § 3, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt : ' De verklaring van lijstenverbinding is pas ontvankelijk indien de kandidaten zich het gebruik van het hun bij § 1 verleende recht hebben voorbehouden en indien de akte van voordracht hen daartoe machtigt.Ze moet, op straffe van nietigheid, door alle kandidaat-titularissen of door drie kandidaat-titularissen van de lijst ondertekend zijn en de kandidaat-titularissen of drie kandidaat-titularissen van de aangewezen lijst of lijsten moeten bij een soortgelijke verklaring en onder dezelfde voorwaarden hun instemming betuigen ' ».
B.3.4. Artikel 48 luidt als volgt : « In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : ' De kiezer kan zijn stem uitbrengen op de naam van de lijst, in het stemvak bovenaan op de lijst.Wil hij de volgorde wijzigen, dan brengt hij een of meer naamstemmen uit in het stemvak naast de naam van de kandidaat of kandidaten van de lijst aan wie hij de voorkeur wil geven '; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : ' In geval van manuele stemming staan voor de naam en voornaam van iedere kandidaat, het volgnummer van iedere kandidaat en een kleiner stemvak ' ». B.3.5. Artikel 49 luidt als volgt : « In artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 268 van de wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de derde en vierde zin geschrapt;2° in § 1 worden het derde en het vierde lid opgeheven;3° § 1bis wordt opgeheven;4° in § 2, tweede lid, wordt het woord ' nieuwe ' en de woorden ', zoals bepaald is in § 1, tweede lid, waarbij die toekenning op dezelfde manier gebeurt als voor de aanwijzing van de verkozenen, maar beginnende bij de eerste niet-gekozen kandidaat, in de volgorde van inschrijving op het stembiljet ' geschrapt;5° in § 2 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : ' De in het tweede lid bedoelde toekenning gebeurt door overdracht.De toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste niet-effectief verkozen kandidaat van de lijst heeft behaald, voor wat nodig is om het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede niet-effectief verkozen kandidaat, vervolgens aan de derde en zo verder, totdat de helft van het aantal gunstige stemmen voor de volgorde van voordracht, zoals die bepaald is in het vorige lid, uitgeput is. Het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, wordt bereikt door het product van de vermenigvuldiging van het verkiezingscijfer van de lijst zoals het bepaald is in artikel 18bis, en het aantal zetels dat aan die lijst toegekend is, te delen door het aantal zetels dat toekomt aan die lijst, vermeerderd met een eenheid.
De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de in dit artikel bedoelde verrichtingen uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of zij al dan niet 0,50 bereiken ' ».
B.4. Het bestreden artikel 62 brengt wijzigingen aan in de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming en luidt als volgt : « In artikel 7, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 5 april 1995 en 19 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ' of logo ' geschrapt;2° aan het derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd : ' In geval van geautomatiseerde stemming staat voor de naam en de voornaam van iedere kandidaat, het volgnummer van iedere kandidaat.'; 3° in het vierde lid, 1°, worden de woorden ' in het stemvak bovenaan de lijst, indien hij zich kan verenigen met de volgorde van voordracht van de kandidaten ' vervangen door de woorden ' op de naam van de lijst ';4° in het vierde lid, 2°, worden de woorden ' in de stemvakken naast de naam van één of meer kandidaten van dezelfde lijst ' vervangen door de woorden ' op de naam van een of meer kandidaten van dezelfde lijst ' ». Ten aanzien van de invloed van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 op het onderwerp van het beroep B.5. Het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 « houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2006) wijzigt een aantal bepalingen van de gemeentekieswet, de provinciekieswet en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming.
Het Hof dient na te gaan in hoeverre die wijzigingen een invloed hebben op het onderwerp van het beroep.
B.6.1. Artikel 2 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt het tweede lid van artikel 40, § 1, van de gemeentekieswet en voegt een derde lid eraan toe.
Door die wijziging wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 18.
B.6.2. Artikel 3 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt het volledige artikel 57 van de gemeentekieswet.
Door die wijziging wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 22.
B.6.3. Artikel 4 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt het volledige artikel 57bis van de gemeentekieswet.
Door die wijziging wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 23.
B.6.4. Artikel 5 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt het tweede lid van artikel 58 van de gemeentekieswet en heft het derde en vierde lid ervan op.
Door die wijziging wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 24.
B.6.5. Artikel 15 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt het tweede lid van artikel 16 van de provinciekieswet.
Door die wijziging wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 48, in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het tweede lid van artikel 16 van de provinciekieswet.
Vermits het bestreden artikel 48 ook wijzigingen aanbrengt in het derde lid van artikel 16 van de provinciekieswet, blijft het beroep zijn voorwerp behouden in zoverre het is gericht tegen die wijziging.
B.6.6. Artikel 16 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt de paragrafen 1 en 2 van artikel 21 van de provinciekieswet en voegt een paragraaf 2bis eraan toe.
Door die wijzigingen wordt het beroep in beginsel zonder voorwerp in zoverre het is gericht tegen het bestreden artikel 49.
B.7. Het huidige beroep, in zoverre het is gericht tegen de bestreden artikelen 18, 22, 23, 24, 48 - in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het tweede lid van artikel 16 van de provinciekieswet - en 49, zal pas definitief zonder voorwerp worden na het verstrijken van de in artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof bepaalde termijn van zes maanden, die ingaat na de bekendmaking van het decreet van 7 juli 2006 in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2006, of nadat, indien de bepalingen van dit laatste decreet zouden worden bestreden binnen die termijn, het Hof de beroepen tegen die bepalingen zou hebben verworpen.
Het onderzoek van die onderdelen van het huidige beroep zal derhalve enkel moeten worden voortgezet indien een beroep gericht tegen de desbetreffende bepalingen van het decreet van 7 juli 2006 gegrond zou worden verklaard; in geval van verwerping zullen die onderdelen van het huidige beroep van de rol van het Hof worden geschrapt.
B.8. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat het Hof het beroep op dit ogenblik dient te onderzoeken in zoverre het is gericht tegen de bestreden artikelen 14, 15, 46, 47, 48 - in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het derde lid van artikel 16 van de provinciekieswet - en 62.
Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.9. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang.
Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.
B.10.1. De eerste verzoekende partij is de politieke partij « Groen ! ».
B.10.2. Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof dient de verzoekende partij voor het Hof een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te zijn die doet blijken van een belang. De politieke partijen die feitelijke verenigingen zijn, hebben in beginsel niet de vereiste bekwaamheid om voor het Hof een beroep in te stellen.
Anders is het wanneer zij optreden in aangelegenheden, zoals de kieswetgeving, waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke entiteiten worden erkend en wanneer, terwijl hun optreden bij de wet is erkend, sommige aspecten daarvan in het geding zijn.
B.11.1. De overige verzoekende partijen beroepen zich op hun hoedanigheid van kiezer en kandidaat bij de verkiezingen van de provincieraden, gemeenteraden en districtsraden om hun belang bij het beroep tot vernietiging aan te tonen.
B.11.2. Het kiesrecht is het fundamentele politieke recht in de representatieve democratie. Elke kiezer of kandidaat doet blijken van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van bepalingen die zijn stem of zijn kandidatuur ongunstig kunnen beïnvloeden.
B.12. De verzoekende partijen motiveren hun belang bij het beroep met verwijzing naar de inhoud van de door hen bestreden bepalingen.
Gelet op het feit dat die bepalingen in ruime mate werden gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006, en het onderhavige beroep daardoor op dit ogenblik enkel dient te worden onderzocht in zoverre het is gericht tegen bepaalde artikelen van het bestreden decreet, valt het onderzoek naar het belang samen met het onderzoek ten gronde.
Ten aanzien van het eerste middel B.13. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en, voor zover nodig, met artikel 14 van dat Verdrag, en is gericht tegen de artikelen 14, 15, 18, 22, 23, 24, 46, 48, 49 en 62 van het bestreden decreet.
B.14. Zoals is aangegeven in B.7 en B.8, dient het middel enkel te worden onderzocht in zoverre het is gericht tegen de artikelen 14, 15, 46, 48 - in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het derde lid van artikel 16 van de provinciekieswet - en 62 van het bestreden decreet.
B.15.1. Uit het verzoekschrift blijkt dat de artikelen 14, 15 en 46 van het bestreden decreet worden aangevochten in zoverre ze de Vlaamse Regering machtigen om de modellen van de stembiljetten vast te leggen.
B.15.2. Het bestreden artikel 62 brengt wijzigingen aan in artikel 7, § 3, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, dat daardoor - in het Vlaamse Gewest - luidt als volgt : « In alle gevallen verschijnen het volgnummer en het letterwoord van alle kandidatenlijsten op het scherm, onder voorbehoud van de toepassing van § 2, vierde lid.
De kiezer duidt met de leespen de lijst van zijn keuze aan. Door een blanco-stem kan hij ook aangeven dat hij voor geen van de voorgedragen lijsten zijn stem wil uitbrengen.
Nadat de kiezer een lijst heeft gekozen, verschijnen voor die lijst de naam en voornaam van de kandidaten op het beeldscherm. In geval van geautomatiseerde stemming staat voor de naam en de voornaam van iedere kandidaat, het volgnummer van iedere kandidaat.
De kiezer brengt zijn stem uit door de leespen te plaatsen : 1° op de naam van de lijst;2° op de naam van een of meer kandidaten van dezelfde lijst ». B.15.3. Het bestreden artikel 48 vervangt het derde lid van artikel 16 van de provinciekieswet door wat volgt : « In geval van manuele stemming staan voor de naam en voornaam van iedere kandidaat, het volgnummer van iedere kandidaat en een kleiner stemvak ».
B.16. De verzoekende partijen leggen niet uit en het Hof ziet niet in waarin de in het middel aangehaalde grondwets- en verdragsbepalingen zouden zijn geschonden door de bestreden artikelen 14, 15, 46, 48 en 62.
In zoverre het is gericht tegen die artikelen, is het eerste middel niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.17. Het tweede middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en, voor zover nodig, met artikel 14 van dat Verdrag, en is gericht tegen de artikelen 23, 24 en 49 van het bestreden decreet.
B.18. Zoals is aangegeven in B.7, dient het beroep op dit ogenblik niet te worden onderzocht in zoverre het is gericht tegen de artikelen 23, 24 en 49 van het bestreden decreet.
Ten aanzien van het derde middel B.19. Het derde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en, voor zover nodig, met artikel 14 van dat Verdrag, en is gericht tegen artikel 47.
B.20. Artikel 47 brengt wijzigingen aan in artikel 15 van de provinciekieswet.
B.21.1. In paragraaf 1 van dat artikel worden tussen de woorden « kandidaten van lijsten » en « die in andere kiesdistricten » de woorden « met dezelfde benaming » ingevoegd, ten gevolge waarvan die paragraaf in het Vlaamse Gewest luidt als volgt : « Bij de verkiezingen voor de vernieuwing van de provincieraden kunnen de kandidaten van een lijst, met instemming van de kiezers of de aftredende provincieraadsleden die hen hebben voorgedragen, verklaren dat zij, met het oog op de zetelverdeling, zich verbinden met de bij name aan te wijzen kandidaten van lijsten met dezelfde benaming die in andere kiesdistricten van hetzelfde administratief arrondissement zijn voorgedragen ».
B.21.2. In de parlementaire voorbereiding wordt die wijziging toegelicht als volgt : « Om redenen van transparantie en werkbaarheid wordt nu gesteld dat, een (kartel)lijst slechts een lijstenverbinding kan aangaan met een (kartel)lijst van dezelfde benaming in andere districten » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2005-2006, nr. 637/1, p. 25) en « Apparentering bij provincieraadsverkiezingen is uiteraard alleen mogelijk tussen lijsten die dezelfde naam dragen. Men wil het geheel duidelijk en eenvormig houden » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2005-2006, nr. 637/4, p. 5).
B.21.3. Daaruit volgt dat die wijziging is doorgevoerd om te bepalen dat verklaringen van lijstenverbinding enkel ontvankelijk zijn indien de lijsten dezelfde naam dragen.
B.21.4. Het bestreden artikel 47 vervangt bovendien in paragraaf 3 van artikel 15 van de provinciekieswet het eerste lid door : « De verklaring van lijstenverbinding is pas ontvankelijk indien de kandidaten zich het gebruik van het hun bij § 1 verleende recht hebben voorbehouden en indien de akte van voordracht hen daartoe machtigt. Ze moet, op straffe van nietigheid, door alle kandidaat-titularissen of door drie kandidaat-titularissen van de lijst ondertekend zijn en de kandidaat-titularissen of drie kandidaat-titularissen van de aangewezen lijst of lijsten moeten bij een soortgelijke verklaring en onder dezelfde voorwaarden hun instemming betuigen ».
B.21.5. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat die wijziging werd doorgevoerd als « gevolg van het afschaffen van de akte van bewilliging » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2005-2006, nr. 637/1, pp. 24 en 25).
De « akte van bewilliging » werd afgeschaft door het niet bestreden artikel 43, op grond van motieven van administratieve vereenvoudiging (Parl. St., Vlaams Parlement, 2005-2006, nr. 637/1, pp. 13, 14 en 24).
B.22. Volgens de verzoekende partijen is het bij de provincieraadsverkiezingen gehanteerde systeem van « apparentering » niet bestaanbaar met de in het middel vermelde grondwets- en verdragsbepalingen, doordat het, ten gevolge van het verschil in aantal administratieve arrondissementen per provincie, leidt tot grote verschillen met betrekking tot de feitelijke kiesdrempel, wat tot gevolg zou hebben dat het voor kleinere partijen in sommige administratieve arrondissementen veel moeilijker is om gekozenen te behalen dan in andere arrondissementen.
B.23. Artikel 15 van de provinciekieswet, waarin het bestreden artikel 47 de voormelde wijzigingen aanbrengt, regelt de wijze waarop de verklaringen van lijstenverbinding dienen te worden overhandigd aan de voorzitter van het districtshoofdbureau, dat in de hoofdplaats van het arrondissement zitting houdt, en bepaalt de voorwaarden waaraan die verklaringen moeten voldoen om ontvankelijk te zijn.
B.24. De wijze waarop de zetels dienen te worden verdeeld in de districten waar lijsten verklaringen van lijstenverbinding hebben ingediend, wordt geregeld door het niet gewijzigde - en niet bestreden - artikel 20 van de provinciekieswet.
B.25. Krachtens - het niet-bestreden - artikel 6 van het Vlaamse provinciedecreet van 9 december 2005, zoals gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, geschieden de verkiezingen van de provincieraad per district, dat één of meer kieskantons omvat. De lijst van de districten en de aanwijzing van de districthoofdplaats wordt vastgesteld in de tabel die als bijlage bij het provinciedecreet wordt gevoegd.
Volgens artikel 268, § 4, van het provinciedecreet is artikel 6 met zijn bijlage in werking getreden op de dag van de afkondiging ervan door de Vlaamse Regering.
B.26. Artikel 20 van de provinciekieswet en artikel 6 van het provinciedecreet zijn niet gewijzigd bij het bestreden decreet en kunnen bijgevolg niet het voorwerp uitmaken van het onderhavige beroep.
Door wijzigingen aan te brengen in de bepalingen die betrekking hebben op de ontvankelijkheid van de verklaringen van lijstenverbinding, kan de decreetgever niet worden geacht normerend te zijn opgetreden met betrekking tot de in de voormelde artikelen van de provinciekieswet en het provinciedecreet vervatte aangelegenheden.
B.27. Het derde middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof - verwerpt het beroep in zoverre het is gericht tegen de artikelen 14, 15, 46, 47, 48 - in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het derde lid van artikel 16 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen - en 62 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement »; - zegt dat het beroep tot vernietiging, in zoverre het is gericht tegen de artikelen 18, 22, 23, 24, 48 - in zoverre het wijzigingen aanbrengt in het tweede lid van artikel 16 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen - en 49 van dat decreet, later zal worden onderzocht, tenzij de zaak van de rol van het Hof zal worden geschrapt, ofwel na het verstrijken van de in artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof bepaalde termijn van zes maanden, die ingaat na de bekendmaking van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 « houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming », ofwel nadat, indien de bepalingen van dit laatste decreet zouden worden bestreden binnen die termijn, het Hof de beroepen tegen die bepalingen zou hebben verworpen.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 juli 2006.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, A. Arts.