gepubliceerd op 14 februari 2006
Uittreksel uit arrest nr. 21/2006 van 1 februari 2006 Rolnummer 3697 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 21/2006 van 1 februari 2006 Rolnummer 3697 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004, in zoverre het bepaalde kredieten opent (« Gezondheidspromotie op school » en « Werking van de P.M.S.-Centra »), ingesteld door de v.z.w. Fédération des institutions médico-sociales en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 mei 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 mei 2005, is beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 november 2004, tweede uitgave), in zoverre het bepaalde kredieten opent (« Gezondheidspromotie op school » en « Werking van de P.M.S.-Centra »), door de v.z.w. Fédération des institutions médico-sociales, met maatschappelijke zetel te 1040 Brussel, Belliardstraat 23A, de v.z.w.
Centre liégeois de médecine préventive, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, rue Trappé 20, de v.z.w. Centre de santé de Jolimont, met maatschappelijke zetel te 7100 Haine-Saint-Paul, rue Ferrer 196, de v.z.w. Services libres interrégionaux du Namurois, met maatschappelijke zetel te 5000 Namen, rue du Lombard 24, de v.z.w.
P.S.E. Libre de Bruxelles-Capitale, met maatschappelijke zetel te 1180 Brussel, J. & P. Carsoellaan, P. Muselle, wonende te 4280 Hannuit, rue J. Wauters 13, H. Wittorski, wonende te 4100 Seraing, rue des D'Joyeux Wallons 81, M. Agnoli, wonende te 6240 Farciennes, rue du Louât 154, S. Cayron, wonende te 1300 Limal, Sentier du Grand Cortil 6, G. Hayoit de Termicourt, wonende te 4890 Thimister-Clermont, Counhaye 1, en de v.z.w. Les écoles catholiques de Waremme et environs, met maatschappelijke zetel te 4300 Borgworm, avenue du Prince Régent 30. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. Programma 3 (« Gezondheidspromotie op school ») van organisatieafdeling 16 (« Gezondheid ») van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 (hierna : decreet van 17 december 2003) opent een niet gesplitst krediet van 14,525 miljoen euro.
Programma 5 (« Werking van de P.M.S.-Centra ») van organisatieafdeling 48 (« P.M.S.-Centra ») van het decreet van 17 december 2003 opent een niet-gesplitst krediet van 6,627 miljoen euro.
Beide bepalingen, die het volgens de verzoekende partijen mogelijk maken de aan de gezondheidspromotie op school toegewezen bedragen duidelijk te identificeren, maken het onderwerp uit van het beroep.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert in hoofdorde de onontvankelijkheid van het verzoekschrift aan, in zoverre het is gericht tegen bepalingen van een begrotingsdecreet dat niet meer is dan een vormelijke tenuitvoerlegging van het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school, waaruit het bekritiseerde verschil in behandeling op het vlak van de subsidieregeling voor de gezondheidspromotie op school werkelijk zou voortvloeien.
Aangezien dat decreet van 20 december 2001 het werkelijke onderwerp van het beroep zou vormen, zou het verzoekschrift bijgevolg, op grond van artikel 3 van de bijzondere wet op het Arbitragehof, onontvankelijk zijn omdat het niet tijdig is ingediend.
B.3.1. Het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school (hierna : decreet van 20 december 2001) vervangt het medisch schooltoezicht, zoals geregeld bij de wet van 21 maart 1964, door aan de onderwijsinstellingen nieuwe opdrachten inzake gezondheidspromotie op school toe te vertrouwen.
Die hervorming van het medisch schooltoezicht is bij het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger onderwijs buiten de universiteit, uitgebreid tot het hoger onderwijs buiten de universiteit.
B.3.2. Artikel 3 van het decreet van 20 december 2001 bepaalt : « De gezondheidspromotie op school (GPS) is verplicht in alle inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs en secundair onderwijs, alsook in de alternerende opvoedings- en opleidingscentra, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
De gezondheidspromotie op school (GPS) is gratis ».
Artikel 4 van hetzelfde decreet bepaalt : « § 1. Voor de schoolinrichtingen die ingericht worden door de Franse Gemeenschap wordt de gezondheidspromotie op school (GPS) verricht in de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, door het personeel van deze centra. § 2. Voor de schoolinrichtingen die gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap wordt de gezondheidspromotie op school (GPS) verricht door de erkende diensten, naargelang de bepalingen van dit decreet.
De invoering van de programma's voor de gezondheidspromotie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, is evenwel een opdracht die vervuld wordt door de erkende diensten en door het personeel van de psycho-medisch-sociale centra ».
B.3.3. De artikelen 21 tot 23 van het decreet van 20 december 2001 leggen de subsidieregeling vast voor de erkende diensten voor de gezondheidspromotie op school.
Artikel 21 van het decreet van 20 december 2001, zoals gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van 10 juni 2002, bepaalt : « § 1. De diensten krijgen een algemene subsidie, berekend op basis van een forfaitaire subsidie per op 15 januari regelmatig ingeschreven leerling in de schoolinrichtingen waarmee zij een overeenkomst hebben gesloten, overeenkomstig artikel 19.
De in het vorig lid bedoelde forfaitaire subsidie wordt vastgelegd door de regering. § 2. Een sociaal forfait wordt verleend aan de diensten als aanvulling op de in § 1 bedoelde subsidie, per leerling onder toezicht wiens woonplaats ondergebracht is in een statistische sector die recht geeft op dit forfait.
Op basis van de sociaal-economische index die voor iedere sector wordt opgemaakt in de interuniversitaire studie, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, legt de regering de drempel vast die de statistische sectoren bepaalt die in aanmerking moeten worden genomen voor de toekenning van het sociaal forfait.
De regering bepaalt de bedragen van het sociaal forfait bedoeld in het eerste en tweede lid. Dit forfait moet minstens 25 % en hoogstens 50 % vertegenwoordigen van de in § 1, eerste lid, bedoelde forfaitaire subsidie.
De nieuwkomers op school krijgen automatisch, ongeacht hun woonplaats, het sociaal forfait. § 3. De regering kan een aanvullende forfaitaire subsidie vastleggen voor de leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon onderwijs ».
Artikel 22 van hetzelfde decreet bepaalt : « De dienst krijgt eveneens een subsidie per leerling voor alle vervoerskosten, hetzij voor de verplaatsing van het personeel van de diensten, hetzij voor de verplaatsing van de leerlingen.
De regering bepaalt het bedrag van deze subsidie op basis van de bevolkingsdichtheid van de plaats waar de schoolinrichting gelegen is ».
Artikel 23 van hetzelfde decreet bepaalt : « De in artikelen 21 en 22 bedoelde subsidies dienen om alle onkosten te dekken inzake personeel, voorzieningen, werking en vervoer, die nodig zijn voor de dienst om zijn opdrachten te vervullen ».
B.3.4. Het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 13 juni 2002 « betreffende de toelagen toegekend aan de diensten voor de gezondheidspromotie op school, in toepassing van het decreet van 20 december 2001 », gewijzigd bij de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 20 juni 2002 en 15 juli 2003, legt het bedrag van die subsidies vast.
B.3.5. De financiering van de psycho-medisch-sociale centra wordt geregeld bij het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, waarvan artikel 21, § 2, bepaalt dat aan de psycho-medisch-sociale centra (hierna : P.M.S.-centra) die door de Gemeenschap zijn georganiseerd « jaarlijks een globale dotatie [wordt] toegekend bestemd om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de werking en de uitrusting van het centrum. Deze dotatie bestaat uit een forfaitair bedrag per centrum en een forfaitair bedrag per begeleide leerling ».
B.4.1. De verzoekende partijen bekritiseren een verschil in behandeling onder de onderwijsnetten op het vlak van de financiering van de gezondheidspromotie op school.
B.4.2. In tegenstelling tot wat de Franse Gemeenschapsregering beweert, vloeit het vermeende verschil in financiering niet voort uit het decreet van 20 december 2001, aangezien dat zich ertoe beperkt, in artikel 4 ervan, een onderscheid in te voeren op het vlak van de organisatie van de gezondheidspromotie op school tussen onderwijsnetten, door de opdrachten inzake gezondheidspromotie toe te vertrouwen aan, enerzijds, het personeel van de P.M.S.-centra van de Franse Gemeenschap en, anderzijds, de erkende diensten van de door de Gemeenschap gesubsidieerde instellingen.
B.4.3. Dat verschil in organisatie houdt op zich immers geen onderscheid in de financiering van eenzelfde opdracht in.
In dat opzicht onderstreepte de afdeling wetgeving van de Raad van State in haar advies over het voorontwerp dat het decreet van 20 december 2001 is geworden : « Het verschil in de organisatie van de instellingen die met de gezondheidspromotie op school zijn belast, kan niet leiden tot andere onverantwoorde verschillen in behandeling. De artikelen 21 tot 23 van het voorontwerp voorzien in de toekenning van een subsidie die dient om ` alle onkosten te dekken inzake personeel, voorzieningen, werking en vervoer, die nodig zijn voor het team om zijn opdrachten te vervullen, terwijl het voorontwerp van decreet niet de financiering regelt van de door de Gemeenschap georganiseerde P.M.S.-centra voor hun optreden inzake de gezondheidspromotie, vermits die financiering op rechtstreekse wijze gebeurt door de goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap.
De aandacht van de begrotingswetgever en van de Franse Gemeenschapsregering wordt thans gevestigd op de noodzaak om, bij de goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting, te waken over de verplichting om de naleving te verzekeren van het beginsel van de gelijkheid tussen de financiering van de P.M.S.-centra in het gemeenschapsonderwijs en de inschrijving van de subsidies die worden toegekend aan de teams voor de gezondheidspromotie op school in het gesubsidieerd onderwijs, zowel het officiële als het vrije. [...] De verantwoording van de algemene uitgavenbegroting is de geschikte plaats om de gegevens mee te delen die het mogelijk zullen maken om de naleving van het gelijkheidsbeginsel in de feiten na te gaan » (Parl.
St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2001-2002, nr. 208/1, p. 25).
De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft aan die overwegingen herinnerd naar aanleiding van de aanneming van het decreet van 16 mei 2002 betreffende de gezondheidspromotie in het hoger onderwijs buiten de universiteit (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2001-2002, nr. 267/1, pp. 18-19).
B.4.4. Aangezien het decreet van 20 december 2001 op zich geen enkel bedrag vastlegt dat aan de gezondheidspromotie zou worden toegewezen, vloeit het bekritiseerde verschil in behandeling niet uit dat decreet voort en vormt dat laatste dus niet het werkelijke onderwerp van het beroep.
B.5. De door de Franse Gemeenschapsregering aangevoerde exceptie van onontvankelijkheid wegens het niet tijdig indienen van het beroep wordt bijgevolg verworpen.
B.6.1. Hoewel het juist is dat het verschil in de financieringswijze van de gezondheidspromotie op school onder onderwijsnetten voortvloeit uit een verschil in organisatie dat zijn grondslag vindt in artikel 4 van het decreet van 20 december 2001, zou een daadwerkelijk verschil in financiering onder onderwijsnetten op het vlak van de gezondheidspromotie op school evenwel alleen kunnen blijken wanneer men beschikt over de twee elementen van de vergelijking, namelijk de bedragen die specifiek zijn toegewezen aan de gezondheidspromotie op school, enerzijds, voor het onderwijsnet van de Gemeenschap, en, anderzijds, voor het gesubsidieerd onderwijsnet.
B.6.2. Hoewel de eerste bestreden bepaling het mogelijk maakt het bedrag te identificeren van de subsidies die worden toegewezen aan de opdrachten die vallen onder de gezondheidspromotie op school voor het gesubsidieerd onderwijsnet (programma 3 van organisatieafdeling 16 opent een krediet van 14,525 miljoen euro voor « Gezondheidspromotie op school »), waarin die opdrachten specifiek worden uitgevoerd door de erkende diensten voor de gezondheidspromotie op school, maakt de tweede bestreden bepaling, in zoverre zij een krediet van 6,627 miljoen euro opent voor programma 5 van organisatieafdeling 48 « Werking van de P.M.S.-Centra », het evenwel niet mogelijk het bedrag te identificeren dat wordt toegewezen aan de P.M.S.-centra van de Gemeenschap, enerzijds, en aan de door de Gemeenschap gesubsidieerde P.M.S.-centra, anderzijds, noch a fortiori het bedrag te onderscheiden dat uitsluitend is toegewezen aan de opdrachten inzake de gezondheidspromotie op school in de P.M.S.-centra van de Gemeenschap, aangezien de financiering van de P.M.S.-centra van de Gemeenschap dient om zowel opdrachten inzake de gezondheidspromotie op school als de andere opdrachten te dekken.
B.6.3. Terwijl zij een verschil in behandeling bekritiseren tussen onderwijsnetten op het vlak van de gezondheidspromotie op school en bepalingen bestrijden die worden verondersteld het mogelijk te maken de bedragen duidelijk te identificeren die aan de gezondheidspromotie op school worden toegewezen, onderscheiden de verzoekende partijen, in hun berekeningen, niet het bedrag dat alleen aan de P.M.S.-centra van de Gemeenschap wordt toegewezen, noch het bedrag dat uitsluitend betrekking heeft op de opdrachten inzake de gezondheidspromotie op school in de P.M.S.-centra van de Gemeenschap.
De verzoekende partijen tonen dus niet aan dat het bekritiseerde verschil in behandeling, in de veronderstelling dat het bestaat, zijn grondslag vindt in de bestreden bepalingen.
B.7. Het beroep is derhalve onontvankelijk.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, conform artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 1 februari 2006.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.