gepubliceerd op 28 juli 2014
Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart
24 APRIL 2014. - Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.In de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 1/1.Deze wet strekt tot gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (herschikking).".
Art. 3.In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van de Nederlandstalige tekst wordt het woord "tuchtstrafmaatregelen" vervangen door het woord "tuchtstraffen"; 2° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De raad kan een geldboete opleggen van minimum 100 euro en maximum 12.500 euro, die in de Schatkist wordt gestort.
De geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd.".
Art. 4.Artikel 4 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De raad kan de Belgische vaarbevoegdheidsbewijzen van personen die deze op fraudeleuze wijze hebben bekomen nietig verklaren.".
Art. 5.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 12.De onderzoeksraad bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter en uit tien bijzitters. Hij vergadert geldig wanneer ten minste drie leden aanwezig zijn : de voorzitter of de ondervoorzitter en twee bijzitters. Hij kan zich in kamers verdelen.
De onderzoeksraad beslist bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.".
Art. 6.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij wetten van 30 december 1933 en 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De voorzitter en de ondervoorzitter worden, op voordracht van de minister bevoegd voor maritieme mobiliteit door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar."; 2° in het tweede lid worden de woorden "en, wat den voorzitter betreft, voldoen aan de vereischten van artikel 69, lid 2, van de wet van 18 juni 1869, en wat de ondervoorzitters aangaat, aan die van artikel 17, lid 1, van dezelfde wet" vervangen door de woorden "en voldoet aan de voorwaarden van artikel 207, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek";3° het laatste lid wordt opgeheven.
Art. 7.In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De bijzitters worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar."; 2° in het derde lid wordt de zin "Onder deze bijzitters moeten er ten minste vier het Belgisch diploma van kapitein ter lange omvaart of ter kustvaart bezitten, ten minste vier, het Belgisch diploma of de Belgische vergunning van mecanicien of machinist en ten minste twee, het Belgische diploma van schipper ter visserij." vervangen als volgt : "Onder deze bijzitters moeten er tenminste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van kapitein, ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van werktuigkundige of motorist en ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van schipper onbeperkt vaargebied.".
Art. 8.In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "een of meer toegevoegde griffiers, wier getal bij koninklijk besluit wordt bepaald" vervangen door de woorden "een toegevoegd griffier";2° in het tweede lid worden de eerste twee zinnen "De griffier en de toegevoegde griffiers worden benoemd en afgezet door de Koning.Zij worden gekozen uit eene lijst van drie door den voorzitter van de raad voorgedragen candidaten." vervangen als volgt : "De griffier en de toegevoegd griffier worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar en afgezet door de Koning.".
Art. 9.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1933 en 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en toegevoegde commissarissen, wier getal bij koninklijk besluit wordt bepaald" vervangen door de woorden "en een toegevoegd rijkscommissaris"; 2° in het tweede lid wordt de zin "Zij worden door den Koning benoemd en afgezet" vervangen als volgt : "De rijkscommissaris en de toegevoegd rijkscommissaris worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar en afgezet door de Koning."; 3° in het derde lid wordt het woord "doctor" vervangen door het woord "master";4° in het vierde lid wordt de woorden "toegevoegde rijkscommissarissen" vervangen door de woorden "toegevoegd rijkscommissaris";5° tussen het vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De rijkscommissaris oordeelt over de opportuniteit van de tuchtrechtelijke vervolging.Hij geeft de reden aan van de beslissingen van seponering die hij terzake neemt. Dit lid is niet van toepassing op procedures ingesteld overeenkomstig artikel 9.".
Art. 10.In artikel 17 van dezelfde wet worden de woorden ",daaronder begrepen die van de kolonie," opgeheven.
Art. 11.In artikel 18 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Echtgenoten, wettelijk samenwonenden, bloed- en aanverwanten tot in de 3e graad van de voorzitter, ondervoorzitter, bijzitters, rijkscommissaris, toegevoegd rijkscommissaris, griffier of toegevoegd griffier mogen niet samen deel uitmaken van de onderzoeksraad."; 2° in het tweede lid worden de woorden "158 tot 163, 169, 170 en 172 van voornoemde wet" vervangen door de woorden "168, 169 en 782 van het Gerechtelijk Wetboek";3° in het derde lid worden de woorden "378 van het wetboek van burgerlijke rechtspleging" vervangen door de woorden "828 van het Gerechtelijk Wetboek".
Art. 12.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 30 juni 1933, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Artikelen 175, 176, 177 en 179 van de wet van 18 juni 1869" vervangen door de woorden "De artikelen 293 tot en met 299 van het Gerechtelijk Wetboek";2° in het tweede lid worden de woorden "Artikelen 175, 176 en 179 van de wet van 18 juni 1869" vervangen door de woorden "De artikelen 293 tot en met 299 van het Gerechtelijk Wetboek";3° in het derde lid worden de woorden "Artikel 177 van de wet van 18 juni 1869 is toepasselijk" vervangen door de woorden "De artikelen 297 en 298 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing".
Art. 13.Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 20.Bij verhindering wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter, de rijkscommissaris door de toegevoegde rijkscommissaris en de griffier door de toegevoegde griffier. Artikel 329 van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de onderzoeksraad.".
Art. 14.In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede en derde lid worden opgeheven;2° in het vijfde lid worden de woorden "of de toegevoegde bijzitter" opgeheven.
Art. 15.In artikel 22 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 16.In artikel 23 van dezelfde wet worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Elke oproeping om voor de raad te verschijnen wordt ter kennis gebracht door de rijkscommissaris.In de oproeping bepaalt de rijkscommissaris de vermeende feiten waarvoor de betrokkene dient te verschijnen en waarschuwt de rijkscommissaris de betrokkene dat de raad een tuchtstraf kan opleggen"; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De oproeping gebeurt bij een ter post aangetekende zending."; 3° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Een termijn van minstens 14 dagen wordt gelaten tussen de oproeping en de verschijning voor de raad.Indien de opgeroepen persoon noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft in België, is artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing.
Indien de opgeroepen persoon aantoont dat hij wegens professionele redenen op zee is, dan kan de voorzitter een nieuwe datum van verschijning vastleggen."; 4° in het vierde lid worden tussen de woorden "de termijn" en de woorden "afkorten en" de woorden "bedoeld in het derde lid" ingevoegd; 5° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : "Artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de oproepingen bedoeld in het eerste lid."; 6° het zesde lid wordt opgeheven.
Art. 17.In artikel 24 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Artikel 939 van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de verhoren van de betrokkene en de getuigen."; 2° het tweede, derde en vierde lid worden opgeheven; 3° in het vijfde lid wordt de zin "De bij artikel 283 van het wetboek van burgerlijke rechtspleging vermelde omstandigheden zullen in het proces-verbaal opgeteekend worden." opgeheven.
Art. 18.In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "gedaagde" vervangen door het woord "opgeroepen";2° in het eerste lid worden de woorden "in de kolonie of" opgeheven;3° in het tweede lid wordt het woord "gedaagde" vervangen door het woord "opgeroepen";4° in het tweede lid worden de woorden "26 frank tot 300 frank" vervangen door de woorden "26 euro tot 300 euro".
Art. 19.In artikel 28 van dezelfde wet worden de woorden "en aan de rechterlijke overheden van de kolonie" opgeheven.
Art. 20.Artikel 29 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 21.In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven; 2° in het tweede lid wordt de zin "De betrokkene mag zich doen bijstaan door eenen raadsman gekozen overeenkomstig artikel 62 van de wet van 18 juni 1869." vervangen door de zin "De betrokkene mag zich doen bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman".
Art. 22.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "dagvaarden" vervangen door het woord "opgeroepen";2° in het tweede lid wordt het woord "gedagvaard" vervangen door het woord "opgeroepen";3° het laatste lid wordt opgeheven.
Art. 23.In artikel 33 van dezelfde wet worden de woorden "artikelen 140, § 1, 141, 143, 144 en 146 van de wet van 18 juni 1869, alsmede artikelen 88 tot 92 van het Wetboek van burgerlijke rechtspleging" vervangen door de woorden "de artikelen 759 tot en met 762, 778, eerste lid, en 782bis van het Gerechtelijk Wetboek".
Art. 24.Artikel 37 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 37.Kennisgeving van de beslissing genomen op grond van artikel 3, 4, 7 of 9 gebeurt aan de betrokkene door middel van een ter post aangetekende zending door de rijkscommissaris.".
Art. 25.In artikel 38 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "op de bij artikel 29 voorziene waarschuwing verschenen is" vervangen door de woorden "na de bij artikel 23, eerste lid, voorziene waarschuwing verschenen is of vertegenwoordigd werd"; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Verzet tegen bij verstek gewezen beslissingen moet gedaan worden bij een ter post aangetekende zending, binnen de dertig dagen na kennisgeving van de beslissing zoals bepaald in artikel 37.". 3° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Ingeval de betrokkene noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft in België, is artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing."; 4° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "In afwijking van het tweede en derde lid, wordt de termijn op drie maand gebracht indien de betrokkene aantoont dat hij zich op zee bevond wegens professionele redenen op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 37."; 5° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing.".
Art. 26.Artikel 39 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "
Art. 39.§ 1. De beslissingen van de raad zijn niet vatbaar voor hoger beroep behoudens de beslissingen van de raad waarbij een tuchtstraf overeenkomstig artikel 3 wordt opgelegd of waarbij een vaarbevoegdheidsbewijs wordt geschorst of nietig verklaard overeenkomstig artikel 4. § 2. Het beroep wordt ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Antwerpen, voor wat de in artikel 2 bedoelde bemanningsleden van de in artikel 1, 1° en 3°, bedoelde zeeschepen betreft en bij de rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen, afdeling Brugge, voor wat de in artikel 2 bedoelde bemanningsleden van de in artikel 1, 2°, bedoelde zeeschepen betreft. § 3. Het beroep wordt ingesteld binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 37.
Indien de betrokkene noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft in België, is artikel 55 van het Gerechtelijk wetboek van toepassing.
In afwijking van het eerste en tweede lid van deze paragraaf, wordt de termijn op drie maand gebracht indien de betrokkene aantoont dat hij zich op zee bevond wegens professionele redenen op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 37. § 4. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak in laatste aanleg. § 5. Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing.".
Art. 27.De artikelen 40 en 41 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art. 28.In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "van voorziening," opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden "verzet, voorziening en" opgeheven.
Art. 29.In artikel 47 van dezelfde wet wordt het woord "frank" tweemaal vervangen door het woord "euro".
Art. 30.In artikel 49 van dezelfde wet wordt het woord "frank" tweemaal vervangen door het woord "euro".
Art. 31.In artikel 51 van dezelfde wet wordt het woord "frank" tweemaal vervangen door het woord "euro".
Art. 32.In artikel 52 van dezelfde wet worden de woorden "voorzien bij artikelen 91 en 92 van het Wetboek van burgerlijke rechtspleging en die" opgeheven.
Art. 33.Artikel 569, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1984, 11 april 1989, 13 juni 1991, 28 februari 1999, 23 maart 1999, 22 april 1999, 1 maart 2000, 27 maart 2001, 13 februari 2003, 6 oktober 2005, 13 december 2005, 10 mei 2007, 22 december 2008, 2 juni 2010, 15 juli 2011, 19 juli 2012, 4 december 2012, 10 januari 2013, 2 juni 2013 en 30 juli 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 44°, luidende : "44° van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart.".
Art. 34.In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 633decies ingevoerd, luidende : «
Art. 633decies.De rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Antwerpen, is als enige bevoegd om kennis te nemen van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart ingesteld door de in artikel 2 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart bedoelde bemanningsleden van de zeeschepen bedoeld in artikel 1, 1° en 3°, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart.
De rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen, afdeling Brugge, is als enige bevoegd om kennis te nemen van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart ingesteld door de in artikel 2 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart bedoelde bemanningsleden van de zeeschepen bedoeld in artikel 1, 2°, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart.".
Art. 35.De personen die de mandaten bedoeld in de artikelen 13, 14 en 16, uitoefenen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, beginnen aan een mandaat van zes jaar overeenkomstig de bepalingen van de gewijzigde artikelen 13, 14 en 16 op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Consumenten en Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zie : Kamer van Volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3428 Integraal verslag : 19 en 20 maart 2014 Senaat (www.senate.be): Stukken : 5-2775 Handelingen van de Senaat : 27 maart 2014