gepubliceerd op 03 september 2013
Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop
17 JULI 2013. - Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. Deze wet heeft betrekking op de biljetten en muntstukken in euro. Zij verzekert de uitvoering en de handhaving van de volgende regelgeving van de Europese Unie: 1° artikel 6 van Verordening (EG) nr.1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij; 2° Besluit (ECB/2010/14) van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten;3° Verordening (EU) nr.1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie. § 2. De Koning is gemachtigd de in de voorgaande paragraaf bedoelde verwijzingen naar de regelgeving van de Europese Unie bij te werken in geval deze regelgeving wordt vervangen of aangevuld.
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° "instelling" en "instellingen" : een instelling of de instellingen die onder het toepassingsgebied vallen van de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie;2° "valse biljetten" en "valse muntstukken": de in euro luidende biljetten en muntstukken, alsmede biljetten en muntstukken die de uiterlijke kenmerken van eurobiljetten of -muntstukken hebben en die bedrieglijk zijn vervaardigd of veranderd;3° "vermoedelijk geneutraliseerde biljetten": de eurobiljetten waarvan men voldoende redenen heeft om te veronderstellen dat zij onbruikbaar gemaakt zijn ingevolge de inwerkingstelling van een neutralisatiesysteem zoals bedoeld in artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 7 april 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/04/2003 pub. 29/04/2003 numac 2003000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer".
Art. 4.Op voorstel van de Nationale Bank van België voor de biljetten en van de Koninklijke Munt van België voor de muntstukken, bepaalt de Koning de regels die de instellingen bijkomend dienen na te leven met het oog op de toepassing van deze wet en van de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie.
Art. 5.De instellingen hebben de verplichting om alle ontvangen vermoedelijk geneutraliseerde biljetten uit omloop te nemen en onverwijld in te leveren bij de Nationale Bank van België.
Wanneer de vermoedelijk geneutraliseerde biljetten worden aangetroffen in een biljettenautomaat of tijdens een transactie met een instelling, zorgen de instellingen ervoor dat deze biljetten niet worden terugbetaald of dat de rekening van de persoon die deze biljetten aanbiedt niet wordt gecrediteerd. De instellingen zorgen er tevens voor dat de identiteit van de deponent of van de houder van de rekening van bestemming, wordt opgetekend.
De bij de Nationale Bank van België ingeleverde vermoedelijk geneutraliseerde biljetten worden alleen terugbetaald overeenkomstig het besluit van de Europese Centrale Bank van 19 april 2013 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten.
Art. 6.De Nationale Bank van België voor de biljetten en de Koninklijke Munt van België voor de muntstukken, kunnen controleren of de instellingen de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie en de regels bedoeld in de artikelen 4 en 5 naleven. De instellingen staan toe dat de Nationale Bank van België en de Koninklijke Munt van België: 1° aangekondigde en onaangekondigde onderzoeken, inspecties en expertises uitvoeren, al dan niet ter plaatse bij de instellingen;2° machines testen, in voorkomend geval bijgestaan door één of meer personeelsleden, agenten of vertegenwoordigers van de producent of verkoper van de machines;3° procedures verifiëren inzake bediening en controle van biljetten- en muntsorteermachines, inzake de behandeling van gecontroleerde biljetten en muntstukken en inzake de manuele echtheids- en geschiktheidscontroles;4° ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk document, gegevensbestand en registratie;5° toegang hebben tot elk informaticasysteem. Wat de verplichting tot inlevering van valse biljetten en muntstukken betreft, kan de dienst van de federale politie die belast is met de opdrachten van de nationale centrale dienst bedoeld in artikel 12 van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 ter bestrijding van de valsemunterij, verzoeken of verzocht worden deel te nemen aan de in het voorgaande lid bedoelde controles.
De instellingen verlenen hun volledige medewerking tijdens deze controles.
Art. 7.Wanneer een instelling de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie of de regels bedoeld in de artikelen 4 of 5 niet naleeft, kunnen de Nationale Bank van België wat betreft de biljetten of de Koninklijke Munt van België wat betreft de muntstukken, aan de minister van Financiën voorstellen om een administratieve geldboete op te leggen.
Indien de meegedeelde feiten tevens een strafrechtelijke inbreuk kunnen vormen, stelt de minister van Financiën de procureur des Konings daarvan in kennis. De procureur des Konings beschikt over een termijn van dertig dagen om te beslissen om al dan niet een strafvervolging in te stellen op basis van de meegedeelde feiten. Hij stelt de minister van Financiën onverwijld in kennis van die beslissing. In geval de procureur des Konings afziet van strafvervolging of verzuimt om binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, kan de minister van Financiën de betrokken instelling, na haar te hebben gehoord of minstens toch behoorlijk te hebben opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen.
Wat de inlevering van valse biljetten en valse muntstukken betreft, handelen de Nationale Bank van België of de Koninklijke Munt van België in voorkomend geval op basis van de gegevens die worden meegedeeld door de in artikel 6, tweede lid bedoelde dienst van de federale politie.
Art. 8.Het bedrag van de geldboete bedoeld in artikel 7 mag niet minder bedragen dan 250 euro en niet meer dan 50.000 euro.
De geldboete wordt geïnd ten gunste van de Schatkist door de Administratie van de btw, registratie en domeinen.
Art. 9.De minister van Financiën deelt de sancties mee aan de autoriteit die toezicht houdt op de instelling waaraan de sancties zijn opgelegd.
De minister van Financiën deelt de sancties met betrekking tot de inlevering van vermoedelijk geneutraliseerde biljetten mee aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 10.§ 1. Wanneer met betrekking tot biljetten wordt vastgesteld dat een instelling de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie of de regels bedoeld in de artikelen 4 of 5 niet naleeft, vereist de Nationale Bank van België van die instelling, na haar te hebben gehoord of minstens toch behoorlijk te hebben opgeroepen, bijsturing binnen de door haar bepaalde termijn. De Nationale Bank van België kan in elk geval een instelling of bepaalde van haar vestigingen, kantoren of agentschappen verbieden om ontvangen biljetten of bepaalde denominaties daarvan opnieuw in omloop te brengen zolang de niet-naleving niet is bijgestuurd.
De in het voorgaande lid bedoelde beslissingen van de Nationale Bank van België hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een aangetekende brief met ontvangstbewijs. § 2. Wanneer met betrekking tot muntstukken wordt vastgesteld dat een instelling de in artikel 2 bedoelde regelgeving van de Europese Unie of de regels bedoeld in artikel 4 niet naleeft, vereist de minister van Financiën op voorstel van de Koninklijke Munt van België, van die instelling, na haar te hebben gehoord of minstens toch behoorlijk te hebben opgeroepen, bijsturing binnen de door hem of haar bepaalde termijn. De minister van Financiën kan in elk geval een instelling of bepaalde van haar vestigingen, kantoren of agentschappen verbieden om ontvangen muntstukken of bepaalde denominaties daarvan opnieuw in omloop te brengen zolang de niet-naleving niet is bijgestuurd.
De in het voorgaande lid bedoelde beslissingen van de minister van Financiën hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Art. 11.De wet van 12 mei 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2004 pub. 05/07/2004 numac 2004003263 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de bescherming tegen valsemunterij type wet prom. 12/05/2004 pub. 05/07/2004 numac 2004003264 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van een beroepsprocedure in het kader van de bescherming tegen valsemunterij sluiten betreffende de bescherming tegen valsemunterij, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2013.
ALBERT Van Koningswege : K. GEENS De Minister van Financiën, Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM ______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2771 - 2012/2013 : 001 : Wetsontwerp. 002 : Amendement. 003 : Verslag. 004 : Tekst aangenomen door de Commissie voor Financiën en Begroting. 005 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 13 juni 2013.
Stukken van de Senaat : 5-2152 - 2012/2013 : 001 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.