Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 mei 2006
gepubliceerd op 08 juni 2006

Wet houdende diverse maatregelen inzake vervoer

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014133
pub.
08/06/2006
prom.
15/05/2006
ELI
eli/wet/2006/05/15/2006014133/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2006. - Wet houdende diverse maatregelen inzake vervoer (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Zeevervoer en Zeevisserij Afdeling I. - Wijziging van de wet van 18 februari 1969 betreffende de

maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg

Art. 2.Het opschrift van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, wordt vervangen als volgt : « Wet betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg ».

Art. 3.In artikel 1, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden « over zee, » ingevoegd tussen de woorden « inzake vervoer » en de woorden « over de weg ». Afdeling II. - Wijziging van de wet van 5 juni 1928 houdende

herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de Koopvaardij en de Zeevisserij

Art. 4.Artikel 10 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de Koopvaardij en de Zeevisserij wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 10.- Schepelingen die zich tijdens éénzelfde reis schuldig maken aan herhaalde vergrijpen tegen de tucht worden gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.

Indien evenwel bewezen is dat één der gepleegde vergrijpen de veiligheid van het schip of zijn opvarenden in gevaar heeft gebracht, worden zij gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro of met een van deze straffen alleen. ».

Art. 5.Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 22.- Elke schepeling die, aan het roer of op de uitkijk staande of zich op een bedienings- of wachtpost bevindende, zijn post zou hebben verlaten alvorens te zijn afgelost of die belast is met een wacht of veiligheidsdienst en van boord afwezig is of een zeeman die na het tijdstip gesteld voor de aanvang van de afvaartverrichtingen van het schip in een haven van boord afwezig is en daardoor de veiligheid van het schip of van de opvarenden in gevaar heeft gebracht wordt gestraft met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie maanden en een boete van vijftig euro tot driehonderd euro of met een van die straffen alleen. ».

Art. 6.Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 23.- Onverminderd de bepalingen van de artikelen 66, 67 en 69, tweede lid van het Strafwetboek wordt elke Belg en elke vreemdeling die door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of macht, schuldige kuiperijen of arglistigheden, zelfs buiten het grondgebied van het Rijk, tot de bij artikel 22 voorziene wanbedrijven aanzet of tot het plegen ervan aanmoedigt, gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand. ».

Art. 7.Artikel 26 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 26.- Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met één van die straffen alleen elke opvarende die uitdrukkelijk weigert te gehoorzamen aan de bevelen die door de kapitein of de officieren in zijn naam worden gegeven met het oog op het behoud en de veiligheid van het schip en van zijn opvarenden. ».

Art. 8.Artikel 27 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « De bepalingen van artikel 26 zijn eveneens van toepassing op de officieren. ».

Art. 9.Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 28.- De schepelingen die zich gezamenlijk schuldig maken aan de bij het artikel 26 voorziene misdrijven worden gestraft, indien het officieren zijn, met opsluiting en de overigen met een gevangenisstraf van één tot vijf jaar. ».

Art. 10.De artikelen 21 en 25 van dezelfde wet worden opgeheven. Afdeling III. - Wijziging van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid

der schepen

Art. 11.In hoofdstuk VI van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen wordt een artikel 21bis ingevoegd, luidende : «

Art. 21bis.- Wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maand tot één jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot drieduizend euro of met één van die straffen alleen, ieder die de bepalingen van verordening (EG) Nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, alsook de bepalingen van de ter uitvoering van deze verordening genomen besluiten, heeft overtreden. ».

Art. 12.In hetzelfde hoofdstuk van dezelfde wet wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : «

Art. 22bis.- Met de in artikel 21bis gestelde straffen wordt gestraft, ieder die de opdracht van de bevoegde overheid uitgeoefend krachtens deze verordening en haar uitvoeringsbesluiten, heeft belemmerd. ».

Art. 13.Artikel 27 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van eerste lid zijn, onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, met de opsporing en de vaststelling van de in artikel 21bis bedoelde overtredingen belast, de ambtenaren die daartoe speciaal door de Koning worden aangewezen. Zij stellen daartoe een proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd. ». HOOFDSTUK III. - Luchtvaart Wijziging van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart

Art. 14.In artikel 21 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, wordt een tweede lid ingelast, luidende : « Wordt gestraft met een geldboete van vijfhonderd euro tot vijfduizend euro, de luchtvaartmaatschappij of de gezagvoerder van het luchtvaartuig die de in de Luchtvaartgids (A.I.P.) gepubliceerde vliegroutes, die hem zijn opgelegd door de diensten van de luchtverkeersleiding, niet naleeft. ».

Art. 15.In dezelfde wet wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende : «

Art. 26bis.- Wordt gestraft met een geldboete van vijftig euro tot tienduizend euro, de persoon die zich bevindt op een luchtvaartterrein of zijn aanhorigheden, die geen drager is van een identificatiebadge vereist in toepassing van de bepalingen betreffende de luchtvaartbeveiliging. ».

Art. 16.Artikel 27 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 27.- § 1. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro, of met één van die straffen alleen : 1° Al wie zich aan boord van een luchtvaartuig zal hebben bevonden zonder zijn aanwezigheid aldaar te kunnen rechtvaardigen door een regelmatig vervoerbewijs of door de toestemming van de exploitant of de gezagvoerder;2° Al wie zich niet zal hebben gedragen of geweigerd zal hebben zich te gedragen naar de onderrichtingen gegeven of aangeplakt door de gezagvoerder of door de door hem aangewezen persoon met het oog op de veiligheid of de beveiliging van het luchtvaartuig of van de vervoerde personen;3° Al wie in een luchtvaartuig plaats neemt hetzij in staat van dronkenschap, hetzij onder invloed van verdovende middelen of zich aan boord van het luchtvaartuig in zulke toestand brengt;4° Al wie een lid van de bemanning of een passagier bedreigt met woorden, daden of gebaren, onverminderd de eventuele toepassing van strengere bepalingen van hoofdstuk II van titel VI van boek II van het Strafwetboek;5° Al wie een daad van seksuele agressie of van lichamelijk geweld pleegt ten aanzien van een lid van de bemanning of een passagier, onverminderd de eventuele toepassing van de strengere bepalingen van respectievelijk hoofdstuk V van titel VII van boek II van het Strafwetboek en van hoofdstuk I van titel VIII van boek II van het Strafwetboek;6° Al wie, op welke wijze ook, de reisdocumenten, nodig om de passagiers toe te laten binnen te komen in het Koninkrijk, doet verdwijnen of poogt te doen verdwijnen;7° Al wie opzettelijk de uitrusting van het luchtvaartuig of een goed beschadigt of vernielt of er vuur aansteekt. Bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar, wordt de gevangenisstraf altijd uitgesproken. § 2. Wordt gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro : 1° Al wie zich niet zal hebben gedragen of geweigerd zal hebben zich te gedragen naar de onderrichtingen gegeven of aangeplakt door de gezagvoerder of door de door hem aangewezen persoon met het oog op het bewaren van de goede orde en de discipline aan boord;2° Al wie rookt aan boord van het luchtvaartuig in de zones waar dit, hetzij krachtens de wettelijke reglementering of deze van de vervoerder, hetzij door de gezagvoerder, verboden is;3° Al wie een elektronisch toestel gebruikt aan boord van een luchtvaartuig terwijl dit verboden is;4° Al wie een lid van de bemanning of een passagier beledigt met woorden, daden of gebaren. Indien de schuldige, in de gevallen omschreven in deze paragraaf, de veiligheid of de beveiliging van het luchtvaartuig of van de vervoerde personen ernstig in het gevaar heeft gebracht, wordt hij gestraft met de straffen zoals omschreven in de eerste paragraaf van dit artikel.

In dit geval wordt bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar de gevangenisstraf altijd uitgesproken. »

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 27bis ingevoegd, luidende : «

Art. 27bis.- Onverminderd de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, opgemaakt te Tokio op 14 september 1963, mag de gezagvoerder, tijdens de vlucht, alle redelijke maatregelen treffen, met inbegrip van eventuele dwangmaatregelen, die hij nodig acht om een in artikel 27 vernoemd feit te voorkomen of de voortzetting ervan te verhinderen.

Hij mag de hulp van de andere leden van de bemanning vorderen en machtigen en, zonder deze te kunnen eisen, de hulp van de passagiers verzoeken of machtigen, om de passende en redelijke dwangmaatregelen toe te passen om de veiligheid van het luchtvaartuig of van de personen of van de goederen aan boord te verzekeren of om de goede orde of de discipline aan boord te verzekeren.

Noch de gezagvoerder, noch een ander lid van de bemanning, noch een passagier, noch de eigenaar of de exploitant van het luchtvaartuig, noch de persoon voor wiens rekening de vlucht werd uitgevoerd kan aansprakelijk worden gesteld in een geding naar aanleiding van een nadeel ondergaan door de persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van deze passende en redelijke maatregelen, noch strafrechtelijk vervolgd worden. ».

Art. 18.In artikel 32 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid : - de woorden « de verordeningen van de Europese Gemeenschap betreffende de burgerlijke luchtvaart en » worden ingevoegd tussen de woorden « misdrijven tegen » en de woorden « de bepalingen »; - de woorden « zesentwintig frank tot duizend frank » worden vervangen door de woorden « tweehonderd euro tot vier miljoen euro »; 2° in het tweede lid, worden de woorden « van één dag tot zeven dagen en met geldboete van één frank tot vijfentwintig frank » vervangen door de woorden « van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van tweehonderd euro tot één miljoen euro »;3° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De misdrijven tegen de koninklijke of ministeriële besluiten begaan door vervoerders betreffende hun verplichtingen om passagiersgegevens door te geven, worden gestraft met een geldboete van zeshonderd euro tot één miljoen euro.». HOOFDSTUK IV. - Spoorvervoer Wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

Art. 19.In artikel 41, tweede lid van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, worden de woorden « drie dagen » vervangen door de woorden « tien werkdagen ».

Art. 20.In artikel 44, zesde lid van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, worden de woorden « drie dagen » vervangen door de woorden « tien werkdagen ». HOOFDSTUK V. - Technische eisen van voertuigen Wijziging van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen

Art. 21.In de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, wordt een artikel 4 bis ingevoegd, luidende : «

Art. 4bis.- § 1. Bij het vaststellen, naar aanleiding van technische controles langs de weg van bedrijfsvoertuigen, van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van het technisch reglement van de voertuigen uitgevaardigd op grond van deze wet, kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn.

Het bedrag van deze som, dat niet hoger mag zijn dan het maximum van de geldboete die op die overtreding staat, vermeerderd met de opdeciemen, alsook de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.

De ambtenaren en de beambten die tot een der door de Koning bepaalde categorieën behoren en door de procureur-generaal bij het hof van beroep daartoe individueel zijn gemachtigd, zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen. § 2. Door betaling vervalt de strafvordering, tenzij het openbaar ministerie binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen. De kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief; zij wordt geacht te zijn gedaan de eerste werkdag na de dag van afgifte ter post. § 3. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, moet hij aan de in de eerste paragraaf bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete en gerechtskosten te dekken.

Het bedrag van de som die in consignatie moet worden gegeven en de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.

Het door de overtreder bestuurde voertuig wordt op zijn kosten en risico ingehouden tot deze som betaald is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn of, indien dit niet gebeurt, gedurende zesennegentig uren te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding. Bij het verstrijken van deze termijn mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie.

Een bericht van inbeslagneming wordt binnen de twee werkdagen aan de eigenaars van het voertuig gezonden.

Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder.

Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de som die in consignatie moet worden gegeven en de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald werden. § 4. Leidt de strafvordering tot veroordeling van de betrokkene : 1° dan wordt de geheven of in consignatie gegeven som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete;het eventueel overschot wordt terugbetaald; 2° dan wordt, indien het voertuig in beslag genomen werd, bij het vonnis bevolen dat de Administratie van de Domeinen het voertuig moet verkopen indien de geldboete en de gerechtskosten niet binnen een termijn van veertig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis betaald werden;deze beslissing is uitvoerbaar niettegenstaande elk rechtsmiddel.

De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, op de uitgesproken geldboete en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig; het eventueel overschot wordt terugbetaald. § 5. In geval van vrijspraak wordt de geheven of in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven; de eventuele bewaringskosten van het voertuig vallen ten laste van de Staat.

In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de geheven of in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten; het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn. § 6. In geval van toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wordt de geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald. § 7. De in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig worden teruggegeven wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Staatssecretaris van Overscheidsbedrijven, B. TUYBENS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Gewone zitting 2005-2006 Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-2245/1. - Verslag van de Commissie, nr. 51-2245/2. - Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-2245/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergdering van 16 maart 2006.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 3-1624/1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^