Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 juni 2015
gepubliceerd op 13 juli 2015

Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2015014185
pub.
13/07/2015
prom.
15/06/2015
ELI
eli/wet/2015/06/15/2015014185/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

15 JUNI 2015. - Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte en ook in de omzetting van de Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de strijd tegen geluidshinder. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de Spoorcodex

Art. 3.In artikel 1 van de Spoorcodex worden het tweede en derde lid vervangen als volgt : "Deze Spoorcodex voorziet in de gedeeltelijke omzetting van : 1° Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering;2° Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen;3° Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap; 4° Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte.".

Art. 4.Artikel 2 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 2.§ 1. De artikelen 4 tot 4/3, 5, 9, 19/1 tot 19/3, 47, § 1, en 62, § 3, 5° zijn niet van toepassing op spoorwegondernemingen die enkel stads-, voorstads- of regionale spoorvervoersdiensten exploiteren op lokale en regionale op zichzelf staande netten voor vervoersdiensten op spoorweginfrastructuur of op netten die slechts voor de exploitatie van spoorvervoersdiensten in de stad of de voorstad zijn bestemd.

Onverminderd de eerste alinea, zijn artikelen 4/1 en 4/3 van toepassing indien een dergelijke spoorwegonderneming onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een onderneming of een andere entiteit die andere spoorvervoersdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten verricht of integreert. Artikel 4 is ook van toepassing op een dergelijke spoorwegonderneming met betrekking tot de relatie tussen de spoorwegonderneming en de onderneming of entiteit die daarover directe of indirecte zeggenschap heeft.

De artikelen 7, 1° en 11° tot 19° zijn niet van toepassing op : a) ondernemingen die uitsluitend spoorvervoersdiensten voor reizigers op een lokale op zichzelf staande spoorweginfrastructuur exploiteren;b) ondernemingen die uitsluitend spoorvervoersdiensten voor passagiers in de stad of de voorstad exploiteren;c) ondernemingen die uitsluitend goederenvervoersdiensten exploiteren op spoorweginfrastructuur in particulier bezit die uitsluitend door de eigenaar voor diens goederenvervoer gebruikt wordt. De artikelen 4/2, 9, 19/3 en 20 tot 67 zijn niet van toepassing op : a) lokale, op zichzelf staande netten voor vervoersdiensten voor reizigers op spoorweginfrastructuur;b) spoornetten die alleen bestemd zijn voor de exploitatie van spoorvervoersdiensten voor reizigers in de stad of de voorstad;c) spoorweginfrastructuren in particulier bezit die uitsluitend door de eigenaar voor diens goederenvervoer gebruikt worden. Artikel 19/2 is niet van toepassing op : a) lokale, op zichzelf staande netten voor vervoersdiensten voor reizigers op spoorweginfrastructuur;b) spoornetten die alleen bestemd zijn voor de exploitatie van spoorvervoersdiensten voor reizigers in de stad of de voorstad;c) spoorweginfrastructuur in particulier bezit die uitsluitend door de eigenaar voor diens goederenvervoer gebruikt wordt. De lijst van infrastructuren bedoeld in het vijfde lid wordt bekend gemaakt aan de Europese Commissie als zijnde infrastructuren die geen strategisch belang hebben voor de werking van de spoorwegmarkt. § 2. Onder voorbehoud van § 1, is deze Codex niet van toepassing op : 1° spoorweginfrastructuren in particuliere eigendom en enkel op deze infrastructuren gebruikte voertuigen die uitsluitend door hun eigenaar voor eigen goederenvervoer worden gebruikt;2° spoorwegnetten die functioneel gescheiden zijn van de rest van het spoorwegsysteem en uitsluitend bestemd zijn voor de exploitatie van lokale, stedelijke of voorstedelijke diensten voor reizigers- en goederenvervoer;3° spoorwegen met een patrimoniaal, museum- en toeristisch karakter die over hun eigen spoorwegnetten beschikken, met inbegrip van de werkplaatsen, de voertuigen en het personeel waarvan de activiteiten beperkt zijn tot deze netten en lijnen;4° met uitzondering van de artikelen 74, 12° en 82, op metro- en tramsystemen en andere systemen voor stadsvervoer en regionaal spoorwegvervoer door middel van light rail of andere spoorgebonden modi, voor zover die systemen geen gebruik maken van het Belgische spoorwegnet. § 3. Titel 5 is niet van toepassing op treinbestuurders die uitsluitend tewerkgesteld zijn op baanvakken die tijdelijk gesloten zijn voor het normale verkeer, ten behoeve van het onderhoud, de vernieuwing of de herinrichting van het spoorwegsysteem.

Art. 5.In artikel 3 van dezelfde Codex, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « "3° "Kaderovereenkomst" : een publiek- dan wel privaatrechtelijke bindende algemene overeenkomst die de rechten en plichten vastlegt van een kandidaat en van de spoorweginfrastructuurbeheerder met betrekking tot de toe te wijzen infrastructuurcapaciteit en de te heffen rechten voor een periode die langer is dan de geldigheidsduur van één dienstregelingstijdvak;"; 2° een bepaling onder 3/1° wordt ingevoegd, luidende : "3/1° "Grensoverschrijdende overeenkomst" : iedere overeenkomst tussen twee of meer lidstaten of tussen lidstaten en derde landen die ertoe strekt het verrichten van grensoverschrijdende spoorwegdiensten te vergemakkelijken;"; 3° een bepaling onder 6/1° wordt ingevoegd, luidende : "6/1° "Levensvatbaar alternatief" : toegang tot een andere dienstvoorziening die economisch gezien aanvaardbaar is voor de spoorwegonderneming en deze laatste in staat stelt om de betrokken goederen- of reizigersvervoersdienst te exploiteren;"; 4° een bepaling onder 9/1° wordt ingevoegd, luidende : "9/1° "Vergunningverlenende autoriteit" : de instantie die in een lidstaat verantwoordelijk is voor het verlenen van vergunningen aan spoorwegondernemingen;"; 5° een bepaling onder 10/1° wordt ingevoegd, luidende : "10/1° "Redelijke winst" : een rendementsvergoeding op basis van eigen vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met het risico, waaronder het risico aan inkomstenzijde of het ontbreken daarvan, waaraan de exploitant van de dienstvoorziening is blootgesteld, en die in de lijn ligt van de gemiddelde opbrengst voor de betrokken sector in de afgelopen jaren;"; 6° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt : « 11° "Kandidaat" : elke spoorwegonderneming of een internationaal samenwerkingsverband van spoorwegondernemingen of andere natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten, zoals de bevoegde overheidsinstanties in de zin van Verordening (EG) nr.1370/2007 en verladers, expediteurs en exploitanten van gecombineerd vervoer, die om redenen van openbare dienst of om commerciële redenen belang hebben bij de verwerving van infrastructuurcapaciteit;"; 7° in de bepaling onder 12°, in de Franse tekst, wordt het woord "segment" door het woord "élément" vervangen; 8° de bepaling onder 20° wordt vervangen als volgt : "20° "Coördinatie" : de procedure die door de spoorweginfrastructuurbeheerder en de kandidaten wordt gevolgd om een oplossing te vinden in geval van concurrerende aanvragen om spoorweginfrastructuurcapaciteit te reserveren;"; 9° een bepaling onder 28/1° wordt ingevoegd, luidende : "28/1° "Exploitant van een dienstvoorziening" : iedere publieke of privaatrechtelijke entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van een of meer dienstvoorzieningen of voor het verrichten van een of meer diensten voor spoorwegondernemingen als bedoeld in bijlage 1, punten 2, 3 en 4;"; 10° de bepaling onder 29° wordt vervangen als volgt : "29° "Infrastructuurbeheerder" : elke instantie of onderneming die in het bijzonder belast is met de aanleg, het beheer en het onderhoud van de spoorweginfrastructuur, met inbegrip van het verkeersbeheer en de besturing en seingeving.De functies van de infrastructuurbeheerder op een net of deel van een net kunnen aan verschillende instanties of ondernemingen worden toegewezen;"; 11° de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt : "32° "Spoorweginfrastructuur" : het geheel van de elementen bedoeld in bijlage 23;"; 12° een bepaling onder 33/1° wordt ingevoegd, luidende : "33/1° "Dienstvoorziening" : de installatie, inclusief terrein, gebouw en uitrusting, die in haar geheel of gedeeltelijk speciaal is ingericht voor het verrichten van een of meer diensten als bedoeld in bijlage 1, punten 2, 3 en 4;"; 13° een bepaling onder 34/1° wordt ingevoegd, luidende : « 34/1° "Alternatief traject" : een ander traject tussen hetzelfde vertrekpunt en aankomstpunt voor zover beide trajecten onderling inwisselbaar zijn voor het exploiteren van de betrokken goederen- of reizigersvervoersdienst door de spoorwegonderneming;"; 14° de bepaling onder 35° wordt vervangen als volgt : « 35° "Vergunning" : een door een vergunningverlenende autoriteit aan een onderneming verleende vergunning waarbij wordt erkend dat zij in staat is als spoorwegonderneming spoorvervoersdiensten te verrichten. De vergunning kan worden beperkt tot het verrichten van bepaalde categorieën vervoersdiensten;"; 15° in de Nederlandse tekst wordt de bepaling onder 46° vervangen als volgt : « 46° "Aangemelde instanties" : de instanties die belast zijn met de beoordeling van de overeenstemming of de geschiktheid voor het gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen of met het onderzoek ten behoeve van de "EG"-keuringsprocedure van de subsystemen;"; 16° de bepaling onder 59° wordt vervangen als volgt : « 59° "Net" : de gehele spoorweginfrastructuur die beheerd wordt door een infrastructuurbeheerder;"; 17° de bepaling onder 61° wordt vervangen als volgt : « 61° "Internationaal goederenvervoer" : vervoersdiensten waarbij de trein ten minste één grens van een lidstaat overschrijdt;de trein kan worden samengesteld en/of gesplitst en de verschillende delen ervan kunnen een verschillende herkomst en bestemming hebben, zolang alle wagons ten minste één grens overschrijden;"; 18° een bepaling onder 61/1° wordt ingevoegd, luidende : « 61/1° "Groot onderhoud" : werkzaamheden die niet als vast onderdeel van de gewone dagelijkse verrichtingen worden uitgevoerd en waarvoor het voertuig buiten dienst moet worden gesteld;"; 19° de bepaling onder 62° wordt vervangen als volgt : « 62° "Internationale reizigersvervoerdienst" : een reizigersvervoerdienst in het kader waarvan de trein ten minste één grens van een lidstaat overschrijdt en die in hoofdzaak bedoeld is om reizigers tussen stations in verschillende lidstaten te vervoeren;de trein kan worden samengesteld en/of gesplitst en de samenstellende delen kunnen een verschillende herkomst en bestemming hebben, op voorwaarde dat alle rijtuigen ten minste één grens overschrijden;"; 20° een bepaling onder 63/1° wordt ingevoegd, luidende : "63/1° "Regionale diensten" : vervoersdiensten die als hoofddoel hebben te beantwoorden aan de vervoerbehoeften van een regio, met inbegrip van een grensoverschrijdende regio;"; 21° een bepaling onder 63/2° wordt ingevoegd, luidende : "63/2° "Stads- en voorstadsvervoersdiensten" : vervoersdiensten die als hoofddoel hebben te beantwoorden aan de behoeften van een stedelijk centrum of een agglomeratie, met inbegrip van een grensoverschrijdende agglomeratie, en aan de behoeften aan vervoer tussen dat centrum of die agglomeratie en de omliggende gebieden;"; 22° in de Frans tekst, wordt de bepaling onder 64° vervangen als volgt : « 64° « Sillon » : la capacité de l'infrastructure ferroviaire requise pour faire circuler un train d'un point à un autre au cours d'une période donnée;»; 23° een bepaling onder 71/1° wordt ingevoegd, luidende : « 71/1° "Transit" : de doortocht op het grondgebied van de Unie zonder goederen te laden of te lossen en/of zonder reizigers op het grondgebied van de Unie te laten in- of uitstappen;"; 24° de bepaling onder 74° wordt vervangen als volgt : « 74° "remisestation" : station dat specifiek bestemd is voor het tijdelijk parkeren van spoorwegvoertuigen tussen twee ritten;"; 25° de bepaling onder 75° wordt vervangen als volgt : « 75° « Beschikking 2009/561/EG" : beschikking van de Commissie van 22 juli 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/679/EG met betrekking tot de toepassing van de technische specificatie inzake interoperabiliteit voor het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem;"; 26° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 76°, luidende : "76° "Beschikking 2008/386/EG" : beschikking van de Commissie van 23 april 2008 tot wijziging van bijlage A bij Beschikking 2006/679/EG betreffende de technische specificaties van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem;"; 27° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 77°, luidende : "77° "Beschikking 2006/860/EG" : beschikking van de Commissie van 7 november 2006 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem besturing en seingeving van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem en tot wijziging van bijlage A bij Beschikking 2006/679/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem.".

Art. 6.Het opschrift van titel 2 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "TITEL 2. - Principes van organisatie en beheer".

Art. 7.In titel 2 van dezelfde Codex wordt een hoofdstuk 1 ingevoegd, omvattende artikel 4, luidende : "HOOFDSTUK 1. - Gescheiden rekeningen".

Art. 8.In artikel 4 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid opgeheven;2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Spoorwegondernemingen houden in hun interne boekhouding afzonderlijke rekeningen aan met betrekking tot, enerzijds, de activiteit van goederenvervoer per spoor en, anderzijds, de activiteiten met betrekking tot de verlening van reizigersvervoerdiensten per spoor. De toelichting bij hun jaarrekening bevat een afzonderlijke balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht met betrekking tot de activiteit van goederenvervoer per spoor en met betrekking tot de reizigersvervoerdiensten per spoor.

Openbare financiële middelen voor activiteiten die betrekking hebben op het verrichten van vervoersdiensten in het kader van openbare dienst, moeten in overeenstemming met artikel 7 van de Rerordening 1370/2007 afzonderlijk in de desbetreffende rekeningen worden opgevoerd en mogen niet worden overgedragen naar activiteiten met betrekking tot andere vervoersdiensten of enige andere bedrijfsactiviteit.". 3° een paragraaf 3 wordt ingevoegd, luidende : " § 3.De wijze waarop de boekhoudingen van de verschillende activiteiten, bedoeld in de §§ 1 en 2, worden gevoerd, moet het mogelijk maken om toe te zien op het verbod op de overdracht van openbare financiële middelen van het ene activiteitengebied naar het andere en op de aanwending van inkomsten uit de retributies voor het gebruik van de infrastructuur en overschotten uit andere commerciële activiteiten.".

Art. 9.In titel 2 van dezelfde Codex wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 2. - Onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder".

Art. 10.In hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel 4/1 ingevoegd, luidende : "Art 4/1. De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor zijn eigen beheer, bestuur en interne controle en neemt hierbij deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten in acht.".

Art. 11.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt een artikel 4/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 4/2.§ 1. De essentiële taken, met het oog op het garanderen van een eerlijke en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur, worden toevertrouwd aan instanties of ondernemingen die zelf geen spoorvervoersdiensten verlenen.

De essentiële functies zijn : 1° de besluitvorming inzake treinpadtoewijzing, waaronder zowel de omschrijving als de beoordeling van de beschikbaarheid en de capaciteitstoewijzing voor afzonderlijke treinpaden, en 2° de besluitvorming inzake de heffing voor het gebruik van de infrastructuur, met inbegrip van de vaststelling en het innen van de rechten. § 2. Indien de infrastructuurbeheerder in juridisch of organisatorisch opzicht of wat de besluitvorming betreft, niet onafhankelijk is van spoorwegondernemingen, worden de in titel 3, hoofdstukken 4 en 5 bedoelde taken verricht door respectievelijk een heffingsinstantie en een toewijzingsinstantie die in juridisch en organisatorisch opzicht en wat de besluitvorming betreft van iedere spoorwegonderneming onafhankelijk is. § 3. Wanneer zij betrekking hebben op essentiële functies van de infrastructuurbeheerder, worden de bepalingen van titel 3, hoofdstukken 4 en 5 geacht van toepassing te zijn op de heffingsinstantie of de toewijzingsinstantie voor wat hun respectievelijke bevoegdheden betreft.".

Art. 12.In titel 2 van dezelfde wet wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 3. - Beheer van spoorwegondernemingen volgens commerciële beginselen".

Art. 13.In hoofdstuk 3, ingevoegd bij artikel 12, wordt een artikel 4/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 4/3.De spoorwegondernemingen worden beheerd volgens de principes die van toepassing zijn op commerciële ondernemingen, welke ook hun eigenaar is. Deze regel is ook van toepassing op hun openbare dienstverplichtingen en op de openbare dienstcontracten die zij afsluiten met de bevoegde overheidsinstanties.

Mits naleving van deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten, zijn de spoorwegondernemingen in het bijzonder vrij om : a) hun interne organisatie vast te stellen, onverminderd de artikelen 4/2, 26, 27 en 46;b) toezicht te houden op de levering en de marketing van de diensten, en de tarieven ervan vast te stellen;c) besluiten betreffende het personeel, de activa en de eigen aankopen te nemen;d) hun marktaandeel uit te breiden, nieuwe technologieën en nieuwe diensten te ontwikkelen en nieuwe managementtechnieken in te voeren;e) nieuwe activiteiten te ontplooien op aan de spoorwegsector aanverwante terreinen. De aandeelhouders van spoorwegondernemingen die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de staat, kunnen eisen dat hun voorafgaande goedkeuring wordt gevraagd voor belangrijke bedrijfsbeheersbeslissingen, op een gelijke wijze als aandeelhouders van privaatrechtelijke naamloze vennootschappen krachtens het vennootschapsrecht. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing onverminderd de bevoegdheden van toeziende organen krachtens het vennootschapsrecht met betrekking tot de benoeming van leden van de raad van bestuur.".

Art. 14.Artikel 5 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Hebben toegang tot de spoorweginfrastructuur onder eerlijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden : 1° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de exploitatie van al haar vervoersactiviteiten.Dit recht omvat de toegang tot infrastructuur die zee- en binnenhavens verbindt, en andere in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorzieningen, alsmede tot infrastructuur die meer dan één eindgebruiker bedient of kan bedienen; 2° elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie voor de exploitatie van elk type van goederenvervoerdiensten.Dit recht omvat de toegang tot infrastructuur die zee- en binnenhavens verbindt, en andere in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorzieningen, alsmede tot infrastructuur die meer dan één eindgebruiker bedient of kan bedienen; 3° elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie, voor de exploitatie van internationale reizigersvervoerdiensten.Dit recht omvat de toegang tot infrastructuur die de in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorzieningen verbindt; 4° elke toeristische onderneming die ritten verricht voor toeristische doeleinden met historisch materieel en daartoe erkend is.".

Art. 15.Artikel 9 van dezelfde Codex, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 december 2013, wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.§ 1. De infrastructuurbeheerder verleent alle spoorwegondernemingen op een niet-discriminerende wijze het in bijlage 1, punt 1, vastgestelde minimumtoegangspakket. § 2. Exploitanten van dienstvoorzieningen verlenen alle spoorwegondernemingen op een niet-discriminerende wijze toegang, inclusief toegang via het spoor, tot de in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorzieningen en tot de in deze voorzieningen geleverde diensten. § 3. Ter waarborging van een volledig transparante en niet- discriminerende toegang tot de in bijlage 1, punt 2, a), b), c), d), g) en i), bedoelde dienstvoorzieningen, en van de dienstverlening in deze voorzieningen ingeval de exploitant van de dienstvoorzieningen onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een instantie of een onderneming die ook actief is en een machtspositie heeft op nationale markten voor spoorvervoersdiensten waarvoor de voorziening wordt gebruikt, zijn de exploitanten van deze dienstvoorzieningen op zodanige wijze georganiseerd, dat zij organisatorisch en wat de besluitvorming betreft, onafhankelijk zijn van deze instantie of onderneming.Deze onafhankelijkheid betekent niet dat voor dienstvoorzieningen een afzonderlijke rechtspersoon moet worden opgericht; er kan aan worden voldaan door binnen één rechtspersoon verschillende afdelingen op te richten.

Voor alle dienstvoorzieningen bedoeld in bijlage 1, punt 2, voeren de exploitant en deze instantie of onderneming gescheiden rekeningen, daaronder begrepen afzonderlijke balansen, resultatenrekeningen en kasstroomoverzichten.

Indien de dienstvoorzieningen door een infrastructuurbeheerder worden geëxploiteerd of de exploitant ervan onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een infrastructuurbeheerder, wordt de in dit lid bedoelde onafhankelijkheid geacht te zijn voldaan indien aan de in artikel 4/2 genoemde vereisten wordt voldaan. § 4. De verzoeken van de spoorwegondernemingen om toegang tot, en levering van diensten in de bijlage 1, punt 2, van bedoelde dienstvoorziening worden beantwoord binnen een redelijke termijn die door het toezichthoudende orgaan wordt vastgesteld. Deze verzoeken mogen slechts worden afgewezen, wanneer er levensvatbare alternatieven zijn die hen in staat stellen, de betrokken goederen- of reizigersvervoersdienst op hetzelfde traject of op alternatieve trajecten onder economisch aanvaardbare voorwaarden te exploiteren.

Dit houdt voor de exploitant van de dienstvoorzieningen niet de verplichting in om te investeren in middelen of voorzieningen teneinde aan alle verzoeken van spoorwegondernemingen tegemoet te kunnen komen.

Bij verzoeken van spoorwegondernemingen om toegang tot, en dienstverlening in, een dienstvoorziening die wordt beheerd door een exploitant van de in lid 3 bedoelde dienstvoorziening, motiveert de exploitant eventuele weigeringsbesluiten schriftelijk en geeft hij aan welke levensvatbare alternatieven er zijn in andere voorzieningen. § 5. Wanneer een exploitant van de in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorziening een conflict vaststelt tussen verschillende verzoeken, tracht hij die verzoeken met elkaar te verzoenen voor zover dat mogelijk is. Wanneer geen levensvatbaar alternatief beschikbaar is en het op basis van een aangetoonde behoefte onmogelijk is aan alle verzoeken om capaciteit voor de betrokken voorziening tegemoet te komen, kan de verzoeker een klacht indienen bij het toezichthoudende orgaan die zich over de zaak buigt en, voor zover nodig, maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat een passend deel van de capaciteit wordt gegund aan de betrokken verzoeker. § 6. Wanneer de in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorziening gedurende tenminste twee opeenvolgende jaren niet is gebruikt, en spoorwegondernemingen ten aanzien van de exploitant van die dienstvoorziening hun belangstelling hebben laten blijken voor toegang tot de voorziening, op basis van aangetoonde behoeften, biedt de eigenaar de exploitatie van de voorziening geheel of gedeeltelijk aan voor leasing, of verhuring als spoordienstvoorziening, tenzij de exploitant van die dienstvoorzieningen aantoont dat de voorziening vanwege een lopend reconversieproces niet door een spoorwegonderneming kan worden gebruikt. § 7. Indien de exploitant van de dienstvoorzieningen voorziet in een van de in bijlage 1, punt 3, bedoelde, aanvullende diensten", biedt hij deze op verzoek op niet-discriminerende wijze aan een spoorwegonderneming aan. § 8. De spoorwegondernemingen mogen de infrastructuurbeheerder of andere exploitanten van de dienstvoorziening om een bijkomende reeks in bijlage 1, punt 4, bedoelde "ondersteunende diensten" verzoeken. De exploitant van een dienstvoorziening is niet verplicht deze diensten te verlenen. Wanneer de exploitant van de dienstvoorziening besluit een of meer diensten van deze reeks aan anderen aan te bieden, verstrekt hij deze op verzoek en op niet-discriminerende wijze aan spoorwegondernemingen. § 9. De Koning kan maatregelen nemen waarin de te volgen procedure en de na te leven criteria worden bepaald voor de toegang tot de diensten die geleverd worden door de dienstvoorzieningen bedoeld in bijlage 1, punten 2 tot 4. ».

Art. 16.Artikel 9/1 van dezelfde Codex, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 december 2013, wordt opgeheven.

Art. 17.Artikel 11 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.Elke onderneming die een exploitatiezetel in België heeft, heeft het recht een vergunning aan te vragen die haar toelaat om als spoorwegonderneming erkend te worden.

De Koning wijst bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de instantie aan die verantwoordelijk is voor het verlenen van vergunningen.

De instantie verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen, verricht zelf geen spoorwegvervoersdiensten en is onafhankelijk van elke onderneming of entiteit die deze diensten verricht. ».

Art. 18.In artikel 13 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Om een vergunning te verkrijgen, levert de vergunningaanvrager vóór het begin van zijn activiteiten het bewijs ten aanzien van de vergunningverlenende instantie dat hij te allen tijde kan voldoen aan de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad vastgestelde voorwaarden inzake de financiële draagkracht, beroepsbekwaamheid, dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid en eerbaarheid.

Een onderneming die aan de voorwaarden van het eerste lid voldoet, is gerechtigd een vergunning te ontvangen."; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met de volgende zin : « De Koning kan het model van de vergunning bepalen.».

Art. 19.In artikel 16 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de minister" worden vervangen door de woorden "de vergunningverlenende autoriteit";2° de woorden « licht hij » worden vervangen door de woorden « licht zij ».

Art. 20.Artikel 17 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 17.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de gevallen en de nadere regels voor het schorsen en het intrekken van vergunningen, het indienen van de nieuwe aanvragen, het afleveren van een tijdelijke vergunning.

Bijzondere bepalingen betreffende het schorsen of intrekken van de vergunning kunnen in de vergunning zelf worden opgenomen."

Art. 21.In artikel 18 van dezelfde Codex worden de woorden « de Europese Commissie » vervangen door « het Bureau ».

Art. 22.In titel 3 van dezelfde Codex wordt een hoofdstuk 2/1 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 2/ 1. - Bedrijfsplannen".

Art. 23.In hoofdstuk 2/1, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel 19/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 19/1.De spoorwegondernemingen stellen hun eigen bedrijfsplannen op, met inbegrip van de investerings- en financieringsplannen. Deze plannen zijn gericht op het bereiken van het financieel evenwicht van de ondernemingen en op andere doelstellingen op het gebied van technisch, commercieel en financieel beheer; daarnaast worden in deze bedrijfsplannen de middelen vermeld om deze doelstellingen te bereiken.".

Art. 24.In hetzelfde hoofdstuk 2/1 wordt een artikel 19/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 19/2.In het kader van het beleid bedoeld in artikel 19/3, stelt de infrastructuurbeheerder een bedrijfsplan vast dat ook investerings- en financiële programma's bevat. Het plan wordt zodanig opgesteld, dat wordt gewaarborgd dat gebruik, aanbod en ontwikkeling van de infrastructuur optimaal en efficiënt zijn, en tevens een financieel evenwicht wordt bereikt en in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wordt voorzien. De infrastructuurbeheerder zorgt ervoor dat de bekende kandidaten en, op hun verzoek, potentiële kandidaten, toegang verkrijgen tot de desbetreffende informatie en in de gelegenheid worden gesteld om zich over de inhoud van het bedrijfsplan wat betreft de toegangs- en gebruiksvoorwaarden en de aard en het aanbieden en ontwikkelen van de infrastructuur, uit te spreken voordat het bedrijfsplan door de infrastructuurbeheerder wordt goedgekeurd.".

Art. 25.In titel 3 van dezelfde Codex wordt een hoofdstuk 2/2 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 2/ 2. - Ontwikkelingsplan voor de spoorweginfrastructuur".

Art. 26.In hoofdstuk 2/2, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 19/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 19/3.De minister legt, na raadpleging van de belanghebbende partijen, aan de Koning een indicatief plan voor over de ontwikkeling van de spoorweginfrastructuur om aan de toekomstige mobiliteitsbehoeften wat betreft onderhoud, vernieuwing en ontwikkeling van de infrastructuur te voldoen, dat is gebaseerd op een duurzame financiering van het spoorwegsysteem. Dit plan wordt aangenomen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bestrijkt een periode van ten minste vijf jaar en is hernieuwbaar.".

Art. 27.Artikel 21 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.De netverklaring beschrijft de aard van de voor spoorwegondernemingen beschikbare infrastructuur, en bevat informatie over de voorwaarden voor toegang tot de betreffende spoorweginfrastructuur. De netverklaring bevat ook informatie over de voorwaarden voor toegang tot dienstvoorzieningen die zijn aangesloten op het net van de infrastructuurbeheerder en voor de dienstverlening in die voorzieningen die zijn aangesloten op het net van de infrastructuurbeheerder en voor de dienstverlening in die voorzieningen, of een verwijzing naar een internetsite waarop deze informatie kosteloos in elektronische vorm wordt aangehouden. De inhoud van de netverklaring is opgenomen in bijlage 2.

De netverklaring wordt bijgehouden en in voorkomend geval aangepast.".

Art. 28.In het tweede lid van artikel 22 van dezelfde Codex wordt in de Nederlandse tekst het woord "retributie" vervangen door het woord "vergoeding".

Art. 29.In artikel 23 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De grondbeginselen van de prestatieregeling bedoeld in bijlage 24, punt 2, gelden voor het gehele net."; 2° de Nederlandse tekst van het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid geworden is, wordt vervangen als volgt : "Deze regeling is voor het gehele net van toepassing en kan boetes inhouden voor handelingen die de exploitatie van het net verstoren, compensaties voor ondernemingen die onder verstoringen te lijden hebben, en premies ter beloning van prestaties die de ramingen overtreffen die gebaseerd zijn op de prestatieregeling."; 3° het vroegere vijfde lid, dat het zesde lid geworden is, wordt vervangen als volgt : "Overeenkomstig bijlage 24, punt 2 bepaalt de infrastructuurbeheerder de grondbeginselen van de prestatieregeling in akkoord met de kandidaten."; 4° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "In afwijking van artikel 46, tweede lid, bepaalt de infrastructuurbeheerder de regels voor de berekening en betalingswijze van de retributies die voortvloeien uit de toepassing van de prestatieregeling.Hij past deze regels toe ten laatste vanaf 1 januari 2017.

De prestatieregeling vastgesteld door het koninklijk besluit van 6 juli 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur is van toepassing tot aan de datum waarop de prestatieregeling vastgesteld overeenkomstig het zevende lid van toepassing wordt. Tot aan dezelfde datum bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de regels voor de berekening en betalingswijze van de heffingen die voortvloeien uit de toepassing van de prestatieregeling. ".

Art. 30.In artikel 24 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt in de Nederlandse tekst het woord "aanvrager" vervangen door het woord "kandidaat";2° in paragraaf 1 wordt het achtste lid opgeheven;3° in paragraaf 1, het vroegere tiende lid, dat het negende lid geworden is, wordt in de Nederlandse tekst, het woord "integraal" ingevoegd tussen de woorden "dat" en "deel uitmaakt"; 4° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het model van de kaderovereenkomst wordt voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan het toezichthoudende orgaan."; 5° in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt in de Nederlandse tekst het woord « aanvrager » vervangen door het woord « kandidaat »;6° in paragraaf 2, derde lid, wordt in de Nederlandse tekst het woord "aanvragers" vervangen door het woord "kandidaten";7° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3.De Koning kan voor de toepassing van dit artikel de procedure en de na te leven criteria vaststellen.".

Art. 31.In titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 1, van dezelfde Codex, wordt een artikel 27/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 27/1.De aanvragen voor infrastructuurcapaciteit kunnen worden ingediend door kandidaten. Om deze infrastructuurcapaciteit te gebruiken, wijzen kandidaten, die geen spoorwegondernemingen zijn, een spoorwegonderneming aan die overeenkomstig artikel 23 een overeenkomst sluit met de infrastructuurbeheerder. Dit laat het recht van kandidaten om uit hoofde van artikel 32, overeenkomsten met de infrastructuurbeheerders te sluiten, onverlet.".

Art. 32.In artikel 31 van dezelfde Codex wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Om de beoordeling mogelijk te maken of een internationale dienst tot hoofddoel heeft om reizigers op een traject tussen stations in verschillende lidstaten te vervoeren, zorgt het toezichthoudende orgaan ervoor dat de minister, alsook de minister die een in een openbare dienstcontract omschreven reizigersvervoerdienst per spoor heeft gegund en elke spoorwegonderneming die het openbare dienstcontract uitvoert op het traject van deze internationale reizigersvervoerdienst, op de hoogte worden gebracht. ».

Art. 33.In artikel 32, eerste lid, van dezelfde Codex wordt de bepaling onder 1°, vervangen als volgt : "1° hetzij door de kandidaten,".

Art. 34.Artikel 34 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.Onverminderd artikel 45, werkt de infrastructuurbeheerder samen met de infrastructuurbeheerders van andere lidstaten van de Europese Unie opdat de aanvragen die op meer dan één net betrekking hebben, waaronder op het Belgische net, kunnen ingediend worden bij één loket, dat ofwel een door de infrastructuurbeheerders opgerichte gezamenlijke instantie is ofwel één enkele infrastructuurbeheerder van het betrokken treinpad. Deze laatste handelt voor rekening van de kandidaat bij het zoeken van capaciteit bij andere betrokken infrastructuurbeheerders.

Het eerste lid is van toepassing onverminderd de Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer.

Voor het overleg over de ontwerpdienstregeling begint, komen de verschillende infrastructuurbeheerders overeen welke internationale treinpaden in de dienstregeling worden opgenomen. Slechts indien absoluut noodzakelijk, worden wijzigingen aangebracht.

Art. 35.In artikel 35 van dezelfde Codex wordt het derde lid vervangen als volgt : "Wanneer de ontwerp-dienstregeling is opgesteld, raadpleegt de spoorweginfrastructuurbeheerder de betrokken partijen en geeft hij hen één maand om hun opmerkingen voor te leggen. Tot de belanghebbende partijen behoren al deze die infrastructuurcapaciteit hebben aangevraagd, en ook andere partijen die in de gelegenheid wensen te worden gesteld opmerkingen te maken over de invloed die de dienstregeling kan hebben op hun mogelijkheden om gedurende het dienstregelingstijdvak spoorwegdiensten te verrichten. De infrastructuurbeheerder neemt gepaste maatregelen om met de gemaakte bezwaren rekening te houden.".

Art. 36.Artikel 37 van dezelfde Codex wordt aangevuld met een lid, luidende : « De infrastructuurbeheerder stelt de belanghebbende partijen zo spoedig mogelijk in kennis van de niet-beschikbaarheid van infrastructuurcapaciteit als gevolg van niet-geplande onderhoudswerkzaamheden. ».

Art. 37.Artikel 39 van dezelfde Codex wordt aangevuld met een lid, luidende : « De infrastructuurbeheerder kan binnen de programmerings- en coördinatieprocedure prioriteit verlenen aan specifieke diensten, doch enkel in de gevallen bedoeld in de artikelen 38, 41 en 43.".

Art. 38.Artikel 40 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 40.§ 1. Wanneer de infrastructuurbeheerder tijdens de programmeringsprocedure op met elkaar concurrerende aanvragen stuit, tracht hij door coördinatie van deze aanvragen de meest geschikte oplossing uit te werken, die tegemoet komt aan alle vereisten. § 2. Wanneer zich een situatie voordoet, waarin coördinatie vereist is, heeft de infrastructuurbeheerder het recht, binnen redelijke grenzen een van de oorspronkelijk aangevraagde infrastructuurcapaciteit afwijkende capaciteit voor te stellen. § 3. De infrastructuurbeheerder tracht door overleg met de betrokken kandidaten eventuele conflicten op te lossen. Zulk een overleg wordt gebaseerd op de bekendmaking van volgende informatie binnen een redelijke termijn, kosteloos en schriftelijk of elektronisch : a) de door alle andere kandidaten op dezelfde trajecten aangevraagde treinpaden;b) de op voorlopige basis aan alle andere kandidaten op dezelfde trajecten toegewezen treinpaden;c) de overeenkomstig paragraaf 2 voorgestelde alternatieve treinpaden op de betrokken trajecten;d) de volledige en gedetailleerde informatie over de bij de toewijzingsprocedure gehanteerde criteria. Deze informatie wordt verstrekt zonder de identiteit van andere kandidaten mede te delen, tenzij de betrokken kandidaten daarmee hebben ingestemd.

De beginselen die de coördinatieprocedure leiden worden in de netverklaring vastgelegd. Zij weerspiegelen in het bijzonder de moeilijkheid om internationale treinpaden aan te leggen en de weerslag die elke wijziging bij andere spoorweginfrastructuurbeheerders kan veroorzaken. ».

Art. 39.In artikel 41 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen het woord "spoorweginfrastructuurcapaciteit" en de woorden "van alle betrokkenen" de woorden "tot tevredenheid" ingevoegd;2° in paragraaf 3, tweede lid, in de Franstalige tekst, wordt het woord "un" tussen het woord "par" en de woorden "arrêté royal" ingevoegd;3° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 40.In artikel 43 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De spoorweginfrastructuurbeheerder legt in de netverklaring vast op welke wijze hij bij het vaststellen van de bij de toewijzingsprocedure te hanteren voorrangsregels rekening zal houden met de vroegere benuttingsgraden van treinpaden.»; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « De spoorweginfrastructuurbeheerder legt op om afstand te doen van een treinpad waarvan het gebruik over een periode van ten minste één maand lager ligt dan een bepaalde drempelwaarde die opgenomen is in de netverklaring, tenzij dit te lage gebruik het gevolg zou zijn van andere dan economische redenen en waarover de betreffende kandidaat geen controle heeft.».

Art. 41.Artikel 45 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 45.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder werkt samen met de infrastructuurbeheerders van de andere lidstaten van de Europese Unie, om spoorweginfrastructuurcapaciteit die verscheidene netten beslaat, met inbegrip van de kaderovereenkomsten bedoeld in artikel 24, op een efficiënte wijze te ontwerpen en toe te wijzen. In het raam van deze samenwerking ontwerpt de spoorweginfrastructuurbeheerder internationale treinpaden en werkt de noodzakelijke procedures hiervoor uit. Hij beoordeelt ook de behoeften aan internationale treinpaden en, in voorkomend geval, stelt hij de totstandbrenging van die treinpaden voor en organiseert hij deze ter vergemakkelijking van de exploitatie van goederentreinen waarvoor een ad hoc-aanvraag als bedoeld in artikel 36 is ingediend.

Wanneer de beslissingen van de infrastructuurbeheerder inzake de toewijzing gevolgen hebben voor andere infrastructuurbeheerders, stelt hij zich met hen in verbinding teneinde de toewijzing van alle relevante infrastructuurcapaciteit op een internationaal niveau te coördineren, of deze op dit niveau toe te wijzen, onverminderd de specifieke bepalingen inzake netten voor het goederenvervoer per spoor. De beginselen en criteria voor het toewijzen van capaciteit in het kader van deze samenwerking worden door de infrastructuurbeheerder bekendgemaakt in zijn netverklaring. § 2. Wanneer de Belgische spoorweginfrastructuurbeheerder het initiatief neemt voor deze samenwerking, meldt hij dit aan de Europese Commissie en nodigt hij haar als waarnemer uit. Hij maakt deze tevens op gepaste wijze bekend. Hij draagt er ook zorg voor dat het lidmaatschap, de werkwijzen van deze samenwerking en alle gehanteerde criteria voor de beoordeling en de toewijzing van infrastructuurcapaciteit openbaar worden gemaakt.

De infrastructuurbeheerder stuurt aan het toezichthoudende orgaan de informatie met betrekking tot de opmaak van gemeenschappelijke beginselen en praktijken voor de toewijzing van infrastructuur en van de IT-toewijzingssystemen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taken.".

Art. 42.Artikel 47 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 47.§ 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de gepaste maatregelen, met inbegrip van eventuele voorschotten, om ervoor te zorgen dat, onder normale zakelijke omstandigheden en over een redelijk tijdsverloop niet langer dan vijf jaar, uit de winst-en-verliesrekening van de spoorweginfrastructuurbeheerder ten minste een evenwicht blijkt tussen de inkomsten uit de retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, overschotten uit andere commerciële activiteiten, niet-terugvorderbare inkomsten uit particuliere bronnen en overheidsfinanciering, waaronder, in voorkomend geval, begrepen de voorschotten van de Staat, enerzijds, en de spoorweginfrastructuuruitgaven, anderzijds. § 2. De spoorweginfrastructuurbeheerder wordt met inachtneming van de eisen inzake veiligheid en de verbetering van de kwaliteit van de spoorweginfrastructuurdienst aangemoedigd om de kosten van de terbeschikkingstelling van spoorweginfrastructuur alsmede de hoogte van retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur te verminderen. § 3. De uitvoering van § 2 wordt verwezenlijkt via de overeenkomst, gesloten tussen de infrastructuurbeheerder en de Belgische staat, voor een duur van ten minste vijf jaar en die voldoet aan de in bijlage 25 genoemde beginselen en parameters.

De nadere regels van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst en de structuur van de betalingen om de infrastructuurbeheerder te financieren, worden vooraf voor de gehele duur van de overeenkomst overeengekomen.

De kandidaten, en potentiële kandidaten, indien deze daarom verzoeken, worden vóór de ondertekening van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst door de infrastructuurbeheerder geïnformeerd over de inhoud ervan en krijgen de gelegenheid om vóór haar ondertekening hun standpunt daarover kenbaar te maken. De overeenkomst wordt binnen een maand na haar ondertekening bekendgemaakt.

De infrastructuurbeheerder zorgt ervoor dat het bepaalde in de overeenkomst overeenstemt met het bedrijfsplan bedoeld in hoofdstuk 2/1 van titel 3. ».

Art. 43.In dezelfde Codex wordt een artikel 47/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 47/1.De infrastructuurbeheerder legt een register aan en werkt dit bij, van zijn activa en van de door hem beheerde activa gebruikt om de financieringsbehoeften voor vernieuwing of vervanging van deze activa te ramen. Dit register gaat vergezeld van gedetailleerde informatie over de uitgaven voor vernieuwing en verbetering van de infrastructuur.".

Art. 44.In hoofdstuk 5, afdeling 1 van dezelfde Codex wordt een artikel 48/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 48/1.Onderhandelingen tussen de kandidaten en een infrastructuurbeheerder betreffende de hoogte van retributies voor het gebruik van de infrastructuur worden in voorkomend geval slechts toegestaan wanneer zij plaats vinden onder toezicht van het toezichthoudende orgaan. Het toezichthoudende orgaan grijpt onmiddellijk in indien het waarschijnlijk is dat de onderhandelingen in strijd zijn met de bepalingen van deze Codex. ».

Art. 45.Artikel 49 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 49.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder bepaalt en int, op een niet-discriminerende wijze, de retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur overeenkomstig deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten. De exploitant van de dienstvoorziening bepaalt en int, op een niet-discriminerende wijze, de vergoeding voor het gebruik van de dienstvoorzieningen overeenkomstig deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten. Zij bestemmen ze om hun ondernemingen van middelen te voorzien. § 2. De infrastructuurbeheerder en de exploitant van de dienstvoorziening verstrekken aan het toezichthoudende orgaan alle nodige informatie over de opgelegde retributies en vergoedingen om deze laatste toe te laten zijn taken in het kader van de Codex te verrichten.

De Koning kan de nadere regels bepalen voor het verstrekken van deze informatie aan het toezichthoudende orgaan.".

Art. 46.Artikel 50 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 50.§ 1. De retributies geheven voor het minimumtoegangspakket en voor de toegang via het spoor tot de dienstvoorzieningen, zijn gelijk aan de rechtstreeks aan de spoorwegdienst toewijsbare kosten.

De Koning kan de regels bepalen voor de berekening van de rechtstreeks aan de spoorwegdienst toewijsbare kosten.

De infrastructuurbeheerder kan beslissen om zich geleidelijk aan deze regels aan te passen, gedurende een periode van niet langer dan vier jaar na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit. § 2. De retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur kan een retributie omvatten voor het capaciteitsgebrek van een welbepaald segment van de spoorweginfrastructuur tijdens periodes van overbelasting. § 3. De retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur kan worden gewijzigd om rekening te houden met de kosten van milieueffecten van de treinexploitatie. Deze wijzigingen worden gedifferentieerd naar gelang de omvang van het veroorzaakte effect.

Elke wijziging van de infrastructuurretributies om rekening te houden met de kosten van geluidshinder ondersteunt de uitrusting van goederenwagons met de vanuit economisch oogpunt meest haalbare geluidsarme remtechnologie.

De Koning kan de nadere regels voor de toepassing van retributies die overeenkomen met de kosten van geluidshinder bepalen.

De heffing voor milieukosten die resulteert in een verhoging van de totale inkomsten van de infrastructuurbeheerder, wordt echter uitsluitend toegestaan indien deze ook wordt toegepast op het goederenvervoer over de weg in overeenstemming met het recht van de Europese Unie. In voorkomend geval bepaalt de Koning voor welke doeleinden deze bijkomende inkomsten worden gebruikt. § 4. Om buitensporige schommelingen te voorkomen, mogen de retributies, bedoeld in §§ 1 tot 3, worden uitgedrukt als gemiddelden, berekend over een voldoende aantal in de bijlage 1, punten 1 en 2, bedoelde spoorwegdiensten en perioden. Niettemin dient de relatieve omvang van de retributies voor het gebruik van de infrastructuur te worden gerelateerd aan de kosten die aan de diensten moeten worden toegeschreven.".

Art. 47.Artikel 51 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 51.De vergoeding voor de toegang op het spoor binnen de in bijlage 1, punt 2, bedoelde dienstvoorzieningen en op de verlening van diensten in deze voorzieningen liggen in geen geval hoger dan de kosten om de diensten te verrichten, vermeerderd met een redelijke winst.

Indien de aanvullende of ondersteunende diensten bedoeld in bijlage 1, punten 3 en 4, slechts door één leverancier worden aangeboden, zijn de voor dergelijke diensten geheven vergoedingen niet hoger dan de kosten die nodig zijn om de diensten te verrichten vermeerderd met een redelijke winst. ».

Art. 48.In dezelfde Codex wordt een artikel 52/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 52/1.De retributies voor het gebruik van de infrastructuur voor het gebruik van de in Beschikking 2009/561/EG gespecificeerde spoorwegcorridors worden gedifferentieerd om een prikkel te geven om treinen uit te rusten met het ETCS dat voldoet aan de versie zoals door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2008/386 en aan de volgende versies. Deze differentiatie leidt niet tot algemene veranderingen in de inkomsten voor de infrastructuurbeheerder.

Deze differentiatie van retributies voor het gebruik van infrastructuur is niet van toepassing op de in Beschikking 2009/561/EG gespecifieerde spoorlijnen waarop alleen verkeer is toegestaan met treinen die met het ETCS systeem zijn uitgerust.

De Koning kan beslissen om deze differentiatie uit te breiden tot spoorweglijnen die niet vermeld zijn in Beschikking 2009/561/EG. De Koning kan de nadere regels bepalen die dienen gevolgd te worden bij het toepassen van de differentiatie van de retributies voor het gebruik van de infrastructuur.

Dit artikel is niet van toepassing op treinen die niet met het ETCS systeem zijn uitgerust en die voor regionale reizigersvervoersdiensten worden gebruikt die vóór 1985 voor het eerste in gebruik zijn genomen.".

Art. 49.Artikel 53 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 53.De spoorweginfrastructuurbeheerder en de exploitant van de dienstvoorziening moeten altijd kunnen aantonen dat de retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur en de vergoedingen voor de dienstvoorzieningen die daadwerkelijk gefactureerd worden in overeenstemming zijn met de methode, de reglementering en de schalen opgenomen in de netverklaring.

In het kader van de heffing van milieukosten houdt de infrastructuurbeheerder de nodige informatie bij en garandeert de traceerbaarheid van de oorsprong van deze retributies.".

Art. 50.In dezelfde Codex wordt een artikel 53/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 53/1.De exploitant van de voorziening voor het leveren van de in bijlage 1, punten 2, 3 en 4, bedoelde diensten deelt aan de infrastructuurbeheerder de informatie betreffende hun vergoedingen mee, die in de netverklaring moeten worden opgenomen, of verwijst naar een internetsite waarop deze informatie kosteloos in elektronische vorm wordt aangeboden. ».

Art. 51.Artikel 54 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 54.De infrastructuurbeheerder kan een passende retributie toepassen voor toegewezen maar niet-gebruikte capaciteit. Die retributie op niet-gebruikte capaciteit dient om een efficiënt capaciteitsgebruik aan te moedigen. Het toepassen van een dergelijk retributie voor kandidaten aan wie een treinpad is toegewezen, is verplicht indien zij regelmatig nalaten de toegewezen paden of delen daarvan te gebruiken. Voor de toepassing van deze retributie maakt de infrastructuurbeheerder in zijn netverklaring de criteria bekend voor het vaststellen van zulke nalatigheid van gebruik. Het toezichthoudende orgaan controleert deze criteria. Deze retributie wordt betaald door hetzij de kandidaat, hetzij de spoorwegonderneming die overeenkomstig artikel 27/1, is aangewezen. De infrastructuurbeheerder is te allen tijde in staat aan iedere belanghebbende mee te delen welke infrastructuurcapaciteit al is toegewezen aan de spoorwegondernemingen die daarvan gebruikmaken.".

Art. 52.Artikel 55 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 55.§ 1. De infrastructuurbeheerder kan met betrekking tot kandidaten regels vaststellen om ervoor te zorgen dat aan zijn gewettigde verwachtingen ten aanzien van toekomstige inkomsten en het toekomstige gebruik van de infrastructuur wordt voldaan. Dergelijke regels moeten passend, transparant en niet-discriminerend zijn. Zij worden gespecificeerd in de netverklaring. De regels hebben slechts betrekking op een financiële garantie, die een passend niveau, dat in verhouding staat tot het beoogde bedrijfsactiviteitenniveau van de kandidaat, niet mag overschrijden, en op de mogelijkheid om reglementaire offertes voor infrastructuurcapaciteit in te dienen. § 2. De Koning kan criteria bepalen die dienen te worden nageleefd voor de toepassing van dit artikel.".

Art. 53.Artikel 56 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 56.§ 1. In afwijking van afdeling 2 kan de Koning, zo de markt dit aankan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, besluiten tot extra retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur om de volledige dekking van de door de spoorweginfrastructuurbeheerder gemaakte kosten te verkrijgen, op basis van efficiënte, transparante en niet-discriminerende beginselen, waarbij een optimale concurrentiepositie van spoorwegmarktsegmenten wordt gewaarborgd. De heffingsregeling moet productiviteitsstijgingen die de spoorwegondernemingen hebben verwezenlijkt, respecteren.

Het in het eerste lid bedoelde besluit sluit het gebruik van de spoorweginfrastructuren door marktsegmenten, die op zijn minst de rechtstreeks uit de exploitatie van de spoorwegdiensten voortvloeiende kosten kunnen dekken, niet uit, en ook niet een rendement indien de markt het toelaat.

Voorafgaand aan het in eerste lid bedoelde besluit maakt de infrastructuurbeheerder een evaluatieverslag op over de relevantie van extra retributies voor bepaalde marktsegmenten, waarbij hij minstens rekening houdt met de in bijlage 24, punt 1, genoemde paren van beoordelingselementen en daaruit de relevante selecteert. De door de infrastructuurbeheerder vastgestelde lijst van marktsegmenten bevat ten minste de drie volgende segmenten : goederenvervoersdiensten, reizigersvervoersdiensten in het kader van een openbare dienstcontract en overige reizigersvervoersdiensten.

De infrastructuurbeheerder kan de marktsegmenten verder onderverdelen naar goederensoort of reizigerscategorie.

Ook marktsegmenten waarin spoorwegondernemingen thans niet actief zijn, maar waarin tijdens de geldigheidsperiode van de heffingsregeling diensten kunnen worden verleend, worden vermeld. De infrastructuurbeheerder neemt voor deze marktsegmenten geen extra retributies in de heffingsregeling op.

De lijst van marktsegmenten wordt bekendgemaakt in de netverklaring en wordt minstens om de vijf jaar herzien. Het toezichthoudende orgaan beheert deze lijst in overeenstemming met artikel 62. § 2. Wanneer de essentiële onderdelen van de heffingsregeling, vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd zijn, worden deze wijzigingen bekend gemaakt ten minste drie maanden voor de uiterste termijn voor de bekendmaking van de netverklaring.".

Art. 54.Artikel 59, § 5, van dezelfde Codex wordt aangevuld met de volgende zin : "De kortingsregelingen worden jegens alle spoorwegondernemingen op niet-discriminerende wijze toegepast.".

Art. 55.In de Nederlandse tekst van artikel 60 van dezelfde Codex worden de woorden « retributies voor het gebruik van de » ingevoegd tussen de woorden « treffen voor » en de woorden « spoorweginfrastructuurgebruik ».

Art. 56.In titel 3, hoofdstuk 5, van dezelfde Codex wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende : "Afdeling 4. - Samenwerking met andere spoorweginfrastructuurbeheerders".

Art. 57.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 56, wordt een artikel 60/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 60/1.De infrastructuurbeheerder werkt samen met en onderhandelt met de infrastructuurbeheerders van de andere lidstaten van de Europese Unie om de invoering van efficiënte heffingsregelingen mogelijk te maken alsook om de heffing te coördineren of om retributies te heffen voor de exploitatie van treindiensten die over meer spoorwegnetten binnen de Unie worden verricht. De infrastructuurbeheerder spant zich in het bijzonder in voor het waarborgen van een optimale concurrentiepositie van internationale spoorvervoersdiensten en voor het verzekeren van een efficiënt gebruik van de spoorwegnetten. Hiertoe ontwikkelt hij passende procedures, met inachtneming van de bepalingen van de Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte.

De infrastructuurbeheerder werkt samen met de infrastructuurbeheerders van andere lidstaten van de Europese Unie opdat de in artikel 56 bedoelde extra retributies en de in artikel 23 bedoelde prestatieregelingen op efficiënte wijze kunnen worden toegepast op verkeer dat gebruik maakt van meerdere spoorwegnetten binnen de Unie.".

Art. 58.In artikel 62 van dezelfde Codex, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° het controleert de overeenstemming van de voorlopige en de definitieve versie van de netverklaring met deze Spoorcodex en zijn uitvoeringsbesluiten;"; 2° in paragraaf 3, wordt de bepaling onder 5° aangevuld met de volgende zin : "De Koning kan de procedure en de criteria bepalen die tijdens het onderzoek moeten worden nageleefd;"; 3° in paragraaf 3, wordt de bepaling onder 9° vervangen als volgt : "9° het controleert de toegang tot de diensten en hun heffingen overeenkomstig artikel 9;"; 4° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt : "10° het controleert of de uitoefening van de eeuwigdurende erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 156quater, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, het recht van toegang bedoeld in artikel 9 van de Spoorcodex niet in het gedrang brengt.". 5° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Onverminderd de bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten om de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten te garanderen, heeft het toezichthoudende orgaan de bevoegdheid toezicht te houden op de toestand van de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten en controleert zij in het bijzonder uit eigen beweging het eerste lid, 1° tot 10°, teneinde discriminatie van de kandidaten te voorkomen.Zij gaat met name na of de netverklaringen discriminerende bepalingen bevatten en of deze beslissingsbevoegdheden voor de infrastructuurbeheerder scheppen die kunnen worden gebruikt om de kandidaten te discrimineren."; 6° in paragraaf 4, eerste lid, wordt 3° ingevoegd, luidende : "3° binnen tien werkdagen, de geschillen in verband met de prestatieregeling, onverminderd de bestaande beroepsprocedures, op vraag van de infrastructuurbeheerder of van een spoorwegonderneming.". 7° paragraaf 4 wordt aangevuld met de volgende zin : "Deze nadere regels worden bovendien opgenomen in de netverklaring."; 8° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.Teneinde zijn opdracht inzake de behandeling van klachten te vervullen, kunnen bij het toezichthoudende orgaan schriftelijke klachten worden ingediend bij aangetekende zending door elke kandidaat, met name om beroep in te stellen tegen beslissingen van de infrastructuurbeheerder of, in voorkomend geval, de spoorwegonderneming of de exploitant van een dienstvoorziening wanneer hij denkt het slachtoffer te zijn van een oneerlijke behandeling, van een discriminatie of van elk ander nadeel met betrekking tot : 1° de voorlopige en de definitieve versies van de netverklaring of de criteria die erin zijn opgenomen;2° de toewijzingsprocedure voor infrastructuurcapaciteit en haar resultaten en de verplichtingen die daaruit voortvloeien;3° de heffingsregeling, met inbegrip van de prestatieregeling bedoeld in artikel 23, derde lid, de hoogte of de structuur van retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur en de verplichtingen die daaruit voortvloeien;4° de in de artikelen 5, 6, 7, 1° en 3°, 8 en 9 opgenomen bepalingen inzake toegang tot de spoorweginfrastructuur;5° de in artikel 9 opgenomen bepalingen inzake toegang tot de dienstvoorzieningen;6° de uitoefening van de eeuwigdurende erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 156quater, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Het administratief beroep schorst de aangevochten beslissing niet, behoudens andersluidende, gemotiveerde beslissing van het toezichthoudende orgaan op verzoek van de klagende partij.".

Art. 59.In artikel 63 van dezelfde Codex, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.In uitvoering van zijn opdrachten inzake controle en administratief beroep, neemt het toezichthoudende orgaan elke maatregel die nodig is, met inbegrip van bewarende maatregelen en bestuurlijke boetes, om een einde te stellen aan de inbreuken op de netverklaring, de toewijzing van de capaciteit, de heffingen voor het gebruik van infrastructuur en de bepalingen inzake toegang overeenkomstig de artikelen 64 en 65, en onder meer inzake toegang tot dienstvoorzieningen overeenkomstig artikel 9.

Indien beroep wordt ingesteld tegen een weigering capaciteit te verlenen, of tegen de voorwaarden van een capaciteitsaanbod, beslist het toezichthoudende orgaan ofwel dat er geen wijziging van de beslissing van de infrastructuurbeheerder nodig is, ofwel dat de betwiste beslissing overeenkomstig haar beslissing wordt gewijzigd."; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende als volgt : " § 4.Het toezichthoudende orgaan heeft de bevoegdheid om audits uit te voeren of externe audits te laten uitvoeren bij de infrastructuurbeheerder, exploitanten van dienstvoorzieningen en, zo nodig, spoorwegondernemingen om de naleving van de in artikel 4 voorgeschreven boekhoudkundige scheiding te controleren. In dit verband kan het toezichthoudende orgaan om alle relevante informatie verzoeken. Het toezichthoudende orgaan heeft in het bijzonder de bevoegdheid om de infrastructuurbeheerder, exploitanten van dienstvoorzieningen en alle ondernemingen of andere entiteiten die verschillende typen spoorvervoer of infrastructuurbeheer uitvoeren of integreren als bedoeld in artikel 4, § 1, en in artikel 9, te verzoeken om alle in bijlage 26 genoemde boekhoudkundige informatie of een gedeelte daarvan te verstrekken, in voldoende mate gedetailleerd, overeenkomstig hetgeen als noodzakelijk en evenredig wordt geacht.

Onverminderd de bevoegdheden van de autoriteiten die bevoegd zijn voor gevallen van staatssteun, mag het toezichthoudende orgaan aan de hand van de boekhouding ook conclusies trekken inzake gevallen van staatssteun, en deelt zij die gevallen mee aan deze autoriteiten.".

Art. 60.Artikel 64 van dezelfde Codex wordt gewijzigd als volgt : 1° het derde lid wordt opgeheven;2° hetzelfde artikel wordt aangevuld met vier leden die luiden als volgt : "De boete wordt door de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, de registratie en de domeinen gestort aan de Schatkist. Elk jaar op 1 januari, worden deze bedragen aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule : het basisbedrag, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de oorspronkelijke index.

De nieuwe index is de gezondheidsindex van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bedragen overeenkomstig het vierde lid worden aangepast. De oorspronkelijke index is de gezondheidsindex van november 2013. Het bekomen resultaat wordt afgerond naar de hogere euro indien het deel in decimalen groter of gelijk is aan vijftig cent. De afronding gebeurt naar de lagere euro indien dit deel kleiner is dan vijftig cent.

De verjaringstermijn voor invordering van de bestuurlijke boete wordt vastgesteld op drie jaar vanaf de dag waarop de feiten gepleegd zijn.

De bevoegdheid tot invordering van de bestuurlijke boete verjaart na twee jaar vanaf de laatste dag waarop de overtreder diende te betalen.

Indien de overtreder de bestuurlijke boete te laat betaalt, wordt het bedrag van rechtswege verhoogd met de wettelijke rentevoet, met een minimum van vijf procent van het bedrag van de bestuurlijke boete.".

Art. 61.In artikel 65 van dezelfde Codex, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Het toezichthoudende orgaan beslist in de gevallen bedoeld in artikel 63, § 3, na de betrokken partijen te hebben gehoord, binnen zes weken na ontvangst van alle relevante inlichtingen. Het toezichthoudende orgaan neemt klachten in behandeling en vraagt relevante informatie op en treedt in overleg met alle betrokken partijen binnen een maand vanaf de ontvangst van de klacht. De Koning bepaalt de nadere regels voor de procedure in de gevallen bedoeld in artikel 63, § 3.".

Art. 62.In titel 3, hoofdstuk 6, van dezelfde Codex, wordt een afdeling 3/1 ingevoegd, luidende : "Afdeling 3/1. Samenwerking met andere organen, overleg en aanvraag van informatie".

Art. 63.In afdeling 3/1, ingevoegd door artikel 62, wordt een artikel 66/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 66/1.Het toezichthoudende orgaan werkt nauw samen met de veiligheidsinstantie en met de vergunningverlenende autoriteit.

Deze organen ontwikkelen een gemeenschappelijk kader voor samenwerking en informatie-uitwisseling dat erop is gericht nadelige effecten voor de concurrentie of de veiligheid in de spoorwegsector te voorkomen.

Dit kader voorziet onder meer in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door het toezichthoudende orgaan aan de veiligheidsinstantie en aan de vergunningverlenende autoriteit over kwesties die de concurrentie op de spoorwegmarkt voor spoorwegdiensten kunnen verstoren, evenals in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door de veiligheidsinstantie aan het toezichthoudende orgaan en de instantie die verantwoordelijk is voor het verlenen van vergunningen over kwesties die van invloed kunnen zijn op de veiligheid. Onverminderd de onafhankelijkheid van elk van de instanties in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden bestuderen de betreffende instanties deze aanbevelingen alvorens besluiten te nemen. Indien de desbetreffende instantie besluit van deze aanbevelingen af te wijken, vermeldt zij de redenen daarvoor in haar besluiten.".

Art. 64.In dezelfde afdeling 3/1 wordt een artikel 66/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 66/2.Het toezichthoudende orgaan raadpleegt regelmatig en ten minste om de twee jaar de vertegenwoordigers van de gebruikers van spoorvervoersdiensten voor goederen en reizigers, teneinde rekening te houden met hun standpunten ten aanzien van de spoorwegmarkt.".

Art. 65.In dezelfde afdeling 3/1 wordt een artikel 66/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 66/3.§ 1. Het toezichthoudende orgaan is bevoegd om nuttige informatie op te vragen bij de infrastructuurbeheerder, de kandidaten en elke andere belanghebbende partij.

Deze informatie wordt verstrekt binnen een redelijke, door het toezichthoudende orgaan vastgestelde termijn van ten hoogste een maand, tenzij het toezichthoudende orgaan in uitzonderlijke gevallen instemt met en toestemming verleent voor een verlenging met ten hoogste twee weken.

De aan het toezichthoudende orgaan te verstrekken informatie omvat alle gegevens waarom het toezichthoudende orgaan verzoekt in het kader van haar functies als beroepsinstantie en toezichthoudster op de mededinging op de markten voor spoorwegdiensten. Dit omvat gegevens die nodig is voor statistische en marktwaarnemingsdoeleinden. § 2. Het feit dat de infrastructuurbeheerder, de kandidaten of elke andere belanghebbende partij, geen gevolg geven aan het verzoek om informatie van het toezichthoudende orgaan, binnen de door deze laatste bepaalde termijn, is een inbreuk die bestraft kan worden met een bestuurlijke boete op forfaitaire basis of per dag.

De boete mag per kalenderdag niet lager zijn dan 1.000 euro en niet hoger dan 2.000 euro, noch in totaal hoger zijn dan 60.000 euro.

De boete wordt door de administratie van de belasting, de registratie en de domeinen over de toegevoegde waarde gestort aan de Schatkist.

Elk jaar op 1 januari, worden deze bedragen aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule : het basisbedrag, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de oorspronkelijke index.

De nieuwe index is de gezondheidsindex van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bedragen overeenkomstig het vierde lid worden aangepast. De oorspronkelijke index is de gezondheidsindex van november 2013. Het bekomen resultaat wordt afgerond naar de hogere euro indien het deel in decimalen groter of gelijk is aan vijftig cent. De afronding gebeurt naar de lagere euro indien dit deel kleiner is dan vijftig cent.

De verjaringstermijn voor invordering van de bestuurlijke boete wordt vastgesteld op drie jaar vanaf de dag waarop de feiten gepleegd zijn.

De bevoegdheid tot invordering van de bestuurlijke boete verjaart na twee jaar vanaf de laatste dag waarop de overtreder diende te betalen.

Indien de overtreder de bestuurlijke boete te laat betaalt, wordt het bedrag van rechtswege verhoogd met de wettelijke rentevoet, met een minimum van vijf procent van het bedrag van de bestuurlijke boete. ».

Art. 66.In dezelfde afdeling 3/1 wordt een artikel 66/4 ingevoegd, luidende : «

Art. 66/4.§ 1. Het toezichthoudende orgaan wisselt met toezichthoudende organen van andere lidstaten van de Europese Unie informatie uit over zijn werk en zijn besluitvormingsbeginselen en -praktijk en wisselt, in het bijzonder, informatie uit over de hoofdpunten van zijn procedures en over de problemen met de interpretatie van omgezet spoorwegrecht van de Unie. Het werkt samen met toezichthoudende organen van andere lidstaten van de Europese Unie met als doel de besluitvorming te coördineren. Daartoe neemt hij deel aan en werkt hij samen in een net dat de toezichthoudende organen van lidstaten verenigt. § 2. Het toezichthoudende orgaan werkt nauw samen met de toezichthoudende organen van andere lidstaten, onder meer door middel van werkafspraken, om elkaar wederzijdse bijstand te verlenen bij de taken inzake markttoezicht, klachtenbehandeling en onderzoeken. § 3. Bij een klacht of een onderzoek uit eigen beweging inzake toegang of heffing betreffende een internationaal treinpad, alsmede in het kader van het toezicht op de concurrentie op de markt voor internationale spoorvervoersdiensten, raadpleegt het toezichthoudende orgaan de toezichthoudende organen van alle andere lidstaten waardoor het internationale treinpad loopt en, in voorkomend geval, de Europese Commissie, en verzoekt hij hen om de nodige informatie alvorens een beslissing te nemen. § 4. Indien hij geraadpleegd wordt door een toezichthoudend orgaan van een andere lidstaat, verstrekt hij alle informatie die hij zelf krachtens deze Codex mag vragen. Deze informatie mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van de klacht of het onderzoek bedoeld in paragraaf 3. § 5. Wanneer het toezichthoudende orgaan een klacht ontvangt of uit eigen beweging een onderzoek voert, deelt hij de relevante informatie mee aan het bevoegde toezichthoudende orgaan, zodat deze laatste maatregelen kan treffen ten aanzien van de betrokken partijen. § 6. Elke vertegenwoordiger van infrastructuurbeheerders betrokken overeenkomstig artikel 45 verstrekt onverwijld alle informatie die voor de behandeling van de klacht of het onderzoek als bedoeld in paragraaf 3 worden gevraagd door het toezichthoudende orgaan van de lidstaat waar de betrokken vertegenwoordiger is gevestigd. Het toezichthoudende orgaan heeft het recht om de informatie betreffende het betrokken internationale treinpad mee te delen aan de in paragraaf 3 bedoelde toezichthoudende organen. § 7. Op verzoek van een toezichthoudend orgaan kan de Europese Commissie deelnemen aan de in de paragrafen 2 tot en met 6 genoemde werkzaamheden teneinde de in die paragrafen omschreven samenwerking tussen de toezichthoudende organen te vergemakkelijken. § 8. Het toezichthoudende orgaan ontwikkelt samen met andere toezichthoudende organen gemeenschappelijke beginselen en praktijken voor de besluitvorming waarvoor zij krachtens deze wet bevoegd zijn. § 9. Het toezichthoudende orgaan beoordeelt de beslissingen en praktijken in het kader van de in artikelen 60/1 en 45, bedoelde samenwerking tussen de infrastructuurbeheerders die de bepalingen van deze Codex ten uitvoer leggen of, in het algemeen, het internationale spoorvervoer vergemakkelijken.".

Art. 67.In artikel 70, § 6, van dezelfde Codex, wordt in de Nederlandse tekst het woord « moduleert » vervangen door het woord « aanpast ».

Art. 68.In artikel 93 van dezelfde Codex, wordt paragraaf 5 opgeheven.

Art. 69.In artikel 112 van dezelfde Codex wordt paragraaf 1 aangevuld met de woorden "en in artikel 215".

Art. 70.In artikel 168, § 1, van dezelfde Codex worden in de Nederlandse tekst de woorden « toestemming voor » vervangen door de woorden « toelating tot ».

Art. 71.In artikel 204 van dezelfde Codex worden de woorden "de minister" vervangen door de woorden "het bestuur".

Art. 72.In artikel 214, eerste lid, van dezelfde Codex, worden in de Nederlandse tekst de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 27° worden de woorden "in overtreding van artikel 105" vervangen door de woorden ", in overtreding van artikel 105,";2° in de bepaling onder 28°, worden de woorden "aan de in artikel 105 bedoelde NVR" vervangen door de woorden "aan het in artikel 105 bedoelde NVR";3° in de bepaling onder 37° wordt het woord "toegestaan" vervangen door het woord "toegelaten".

Art. 73.In artikel 217 van dezelfde Codex worden in de Nederlandse tekst de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4 worden de woorden "het misdrijf" vervangen door de woorden "de inbreuk";2° in paragraaf 6 wordt het woord "opdracht" vervangen door het woord "opdrachten".

Art. 74.In artikel 223 van dezelfde Codex, worden de woorden "de Raad voor de Mededinging" vervangen door de woorden "de Belgische Mededingingsautoriteit".

Art. 75.In bijlage 1 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2.i) in de Nederlandse tekst wordt het woord "heffingen" vervangen door het woord "retributies"; 2° in de bepaling onder 3.b) in de Franse tekst de woorden "des voitures" vervangen door de woorden "des trains de passagers".

Art. 76.In bijlage 3, punt 2, van dezelfde Codex, worden in de Nederlandse tekst de woorden "wordt de Commissie geïnformeerd" vervangen door de woorden "de Commissie geïnformeerd wordt".

Art. 77.In bijlage 4 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punten 6.2. van de bijlage en 6.4. van het aanhangsel van de bijlage, worden in de Nederlandse tekst de woorden "voor weggebruikers" vervangen door de woorden "voor gebruikers"; 2° in punt 1.17. van het aanhangsel wordt in de Nederlandse tekst het woord "zwaargewonde" vervangen door de woorden "verwonding (zwaargewonde persoon)"; 3° in punt 4.4. van het aanhangsel, worden in de Franse tekst de woorden "franchissement dangereux de signal" vervangen door de woorden "franchissement dangereux de signal (SPAD)".

Art. 78.In bijlage 8, punt 3.3, van dezelfde Codex, wordt in de Franse tekst, het opschrift aangevuld met de woorden "sur le plan professionnel".

Art. 79.In bijlage 11, punt 7, van dezelfde Codex wordt in de Nederlandse tekst het woord "om" ingevoegd tussen de woorden "te treffen" en de woorden "de trein".

Art. 80.In bijlage 12, punt 8, van dezelfde Codex, worden, in de Franse tekst de woorden "de la Commission du 30 mai 2002" ingevoegd tussen de woorden "2002/734/CE" en het woord ", modifiée".

Art. 81.In bijlage 16, van dezelfde Codex, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1.4.4. wordt vervangen als volgt : "1.4.4 Het ontwerp en gebruik van het spoorwegsysteem mag geen aanleiding geven tot een ontoelaatbaar niveau van geluidsemissies die door deze veroorzaakt worden : - in de nabijheid van de spoorweginfrastructuur, en - in de bestuurderscabine.". 2° in punt 1.5. wordt in de Nederlandse tekst het woord « gelegd » vervangen door het woord « gebracht »; 3° in punt 2.1.2., wordt in het opschrift in de Franse tekst het woord "(nouveau)" geschrapt; 4° in punt 2.4.1., tiende lid, wordt in de Nederlandse tekst het woord "kunnen" vervangen door het woord "kan".

Art. 82.In bijlage 17, punt 2, eerste lid, van dezelfde Codex, worden in de Nederlandse tekst de woorden "een aangemelde instantie" vervangen door de woorden "(een) aangemelde instantie(s)".

Art. 83.In dezelfde Codex worden in de Nederlandse tekst, de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "netwerk" wordt telkens vervangen door het woord "net";2° het woord "spoorwegnetwerk" wordt telkens vervangen door het woord "spoorwegnet";3° het woord "netwerken" wordt telkens vervangen door het woord "netten";4° het woord "spoorwegnetwerken" wordt telkens vervangen door het woord "spoorwegnetten";5° het woord « tariferingssystemen » wordt telkens vervangen door het woord « heffingsregelingen »;6° de woorden « het tariferingssysteem » worden telkens vervangen door de woorden « de heffingsregeling »;7° de woorden « het tariferingsysteem » worden telkens vervangen door de woorden « de heffingsregeling »;8° de woorden « beginselen voor tarifering » worden telkens vervangen door het woord « heffingsbeginselen »;9° de woorden « beginselen voor de tarifering » worden telkens vervangen door het woord « heffingsbeginselen »;10° de woorden « de specifieke tariferingsvoorschriften » worden telkens vervangen door de woorden « de specifieke heffingsvoorschriften »;11° de woorden « de tarifering van de infrastructuur » worden telkens vervangen door de woorden « de heffing voor het gebruik van de infrastructuur »;12° het woord « tarifering » wordt telkens vervangen door het woord « heffing ».

Art. 84.In dezelfde Codex wordt de bijlage 2 vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij deze wet.

Art. 85.In dezelfde Codex wordt een bijlage 23 ingevoegd die gevoegd is als bijlage 2 van deze wet.

Art. 86.In dezelfde Codex wordt een bijlage 24 ingevoegd die gevoegd is als bijlage 3 van deze wet.

Art. 87.In dezelfde Codex wordt een bijlage 25 ingevoegd die gevoegd is als bijlage 4 van deze wet.

Art. 88.In dezelfde Codex wordt een bijlage 26 ingevoegd die gevoegd is als bijlage 5 van deze wet. HOOFDSTUK 3 - Inwerktreding

Art. 89.Deze wet treedt in werking op de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 29 dat in werking treedt op 16 juni 2015.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 juni 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

BIJLAGEN Bijlage 1 van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 2 aan de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 2 INHOUD VAN DE NETVERKLARING De in artikel 21 bedoelde netverklaring bevat de volgende informatie : 1. Een hoofdstuk waarin de aard van de voor spoorwegondernemingen beschikbare infrastructuur en de voor toegang tot de spoorweginfrastructuur geldende voorwaarden worden beschreven.De informatie in dit deel dient jaarlijks in overeenstemming te worden gebracht met of te verwijzen naar de overeenkomstig artikel 211 te publiceren infrastructuurregisters. 2. Een hoofdstuk waarin de heffingsbeginselen en de tarieven opgenomen zijn.Dit zal de nodige details over de heffingsregeling bevatten, alsmede voldoende informatie over gebruiksrechten en alle andere relevante informatie in verband met de toegang tot de in bijlage 1 genoemde diensten die door één leverancier worden verschaft. De voor de toepassing van artikel 23 en 49 tot 60/1 gebruikte methode, voorschriften en, indien van toepassing, schalen voor de bepaling van de kosten en heffingen worden nader omschreven. Voorts bevat dit gedeelte informatie over de reeds vastgestelde of de in de loop van de vijf volgende jaren verwachte wijzigingen van de gebruiksrechten, indien deze informatie beschikbaar is. 3. Een hoofdstuk over de criteria en voorschriften voor capaciteitstoewijzing.Dit bevat de algemene kenmerken van de infrastructuurcapaciteit die voor spoorwegondernemingen beschikbaar is, en alle beperkingen met betrekking tot het gebruik daarvan, met inbegrip van vermoedelijke beperkingen in verband met onderhoud. In dit gedeelte worden tevens de procedures en termijnen met betrekking tot de capaciteitstoewijzing gepreciseerd. Verder zijn daarin specifieke criteria vervat die bij de capaciteitstoewijzing worden gehanteerd, zoals : a) de procedures volgens welke aanvragers bij de infrastructuurbeheerder capaciteit kunnen aanvragen;b) de bepalingen waaraan aanvragers moeten voldoen;c) de termijnen voor de aanvraag- en toewijzingsprocedures en de procedure die moet worden gevolgd om informatie te vragen over die termijnen, alsmede de procedure voor het programmeren van geplande en niet-geplande onderhoudswerkzaamheden;d) de beginselen met betrekking tot de coördinatieprocedure en de in dat kader beschikbare procedure voor de beslechting van geschillen;e) de procedures en criteria ingeval de beschikbare capaciteit overbelast is;f) bijzonderheden over de beperkingen inzake het gebruik van infrastructuur;g) de regels voor het eventueel in aanmerking nemen van vroegere capaciteitsbenuttingsniveaus om de prioriteiten tijdens de toewijzingsprocedure vast te stellen. In dit hoofdstuk wordt een nauwkeurige omschrijving gegeven van de maatregelen ter waarborging van een adequate behandeling van goederenvervoersdiensten, internationale diensten en aanvragen volgens de ad-hoc procedure. Het bevat een standaardformulier om capaciteit aan te vragen. De infrastructuurbeheerder publiceert eveneens gedetailleerde informatie over de toewijzingsprocedure voor internationale treinpaden. 4. Een hoofdstuk over de informatie in verband met de aanvraag van de in artikel 13 van deze Richtlijn bedoelde vergunning en de overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG afgegeven spoorwegveiligheidscertificaten, of het adres van een website waar die informatie kosteloos in elektronische vorm beschikbaar is.5. Een hoofdstuk met informatie over de geschillenbeslechtings- en beroepsprocedures in verband met de toegang tot de spoorweginfrastructuur en -diensten en de in artikel 23 bedoelde prestatieregeling.6. Een hoofdstuk met informatie over de toegang tot en de tarieven voor de in bijlage 1 bedoelde voorzieningen.De exploitanten van voorzieningen die niet onder de infrastructuurbeheerder ressorteren, stellen de infrastructuurbeheerder in kennis van de informatie over de tarieven voor de toegang tot de voorziening en de aangeboden diensten en van de informatie inzake de technische toegangsvoorwaarden die in de netverklaring moet worden opgenomen, of van het adres van een website waar die informatie kosteloos in elektronische vorm beschikbaar is. 7. Een modelovereenkomst voor de sluiting van kaderovereenkomsten tussen een infrastructuurbeheerder en een aanvrager overeenkomstig artikel 24. Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

Bijlage 2 van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 23 aan de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 23 LIJST VAN INFRASTRUCTUURELEMENTEN De infrastructuur van de spoorwegen omvat de volgende elementen voor zover deze deel uitmaken van de hoofd- en zijlijnen, met uitzondering van die welke gelegen zijn binnen herstelwerkplaatsen en depots of garages voor krachtvoertuigen, alsmede van particuliere spooraansluitingen : - terreinen; - aardebaan met name ophogingen, afgravingen, drainagewerken, greppels, gemetselde goten, duikers, taludbekledingen en -bepalingen, enz.; passagiers- en goederenperrons, inclusief in passagiersstations en vrachtterminals, laad- en loswegen; bermen en paden; omheiningsmuren, hagen en hekken; brandstroken; wisselverwarmingsinstallaties; wissels, enz.; sneeuwweringen; - kunstwerken : bruggen, doorlaten en andere bovengrondse overgangen, tunnels, overwelfde uitgravingen en andere onderdoorgangen; schoormuren en beschermingsgalerijen tegen lawines, vallend gesteente, enz.; - gelijkvloerse kruisingen, met inbegrip van de inrichtingen ter verzekering van de verkeersveiligheid; - bovenbouw, met name : spoorstaven, groefspoorstaven en strijkspoorstaven; dwarsliggers en langsliggers, klein bevestigingsmateriaal, ballastbed, met inbegrip van grint en zand; wissels; draaischijven en rolbruggen (met uitzondering van die welke uitsluitend dienen voor krachtvoertuigen); - toegangswegen ten dienste van passagiers en goederen, met inbegrip van toegang over de weg en toegang voor passagiers die te voet arriveren of vertrekken; - installaties voor de veiligheid, het seinwezen en de telecommunicatie voor de vrije baan, stations en rangeerstations, met inbegrip van de installaties voor het opwekken, transformeren en distribueren van elektrische stroom ten behoeve van het seinwezen en de telecommunicatie; gebouwen voor voornoemde installaties; railremmen; - verlichtingsinstallaties die nodig zijn voor de afwikkeling en de veiligheid van het verkeer; - installaties voor het transformeren en overbrengen van elektrische stroom voor tractiedoeleinden : onderstations, voedingskabels tussen de onderstations en de rijdraden, bovenleidingen met portalen, derde rail met steunelementen; - dienstgebouwen voor de infrastructuur, met inbegrip van een gedeelte voor installaties voor het innen van vervoersheffingen.

Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

Bijlage 3 van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 24 aan de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 24 EISEN INZAKE INFRASTRUCTUURKOSTEN EN -HEFFINGEN 1. De infrastructuurbeheerders nemen bij de opstelling van de lijst van marktsegmenten met het oog op de toepassing van extra heffingen overeenkomstig artikel 56, paragraaf 1, ten minste de volgende paren in aanmerking : a) passagiers-/goederenvervoer;b) treinen die gevaarlijke goederen vervoeren/andere goederentreinen;c) binnenlands/internationaal vervoer;d) gecombineerd vervoer/rechtstreekse treinen;e) stedelijke of regionale treinen/tussenstedelijke passagiersvervoersdiensten;f) bloktreinen/treinen met losse wagons;g) reguliere/occasionele treindiensten.2. De in artikel 23 bedoelde prestatieregeling is gebaseerd op de volgende beginselen : a) teneinde het overeengekomen prestatieniveau te bereiken zonder de economische levensvatbaarheid van een dienst in gevaar te brengen, bepaalt de infrastructuurbeheerder, met akkoord van de kandidaten de belangrijkste parameters van de prestatieregeling en met name de waarde van vertragingen, de betalingsdrempels op grond van de prestatieregeling voor zowel individuele treinritten als alle treinritten van een spoorwegonderneming gedurende een bepaalde periode.b) de infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen tenminste vijf dagen voor de treinrit in kennis van de dienstregeling op basis waarvan de vertragingen worden berekend.In geval van overmacht of late wijzigingen van de dienstregeling mag de infrastructuurbeheerder een kortere termijn voor kennisgeving hanteren. c) alle vertragingen worden toegeschreven aan een van de volgende vertragingsklassen en -subklassen : 1.operationeel of planningsbeheer van de infrastructuurbeheerder : 1.1. opstelling van de dienstregeling; 1.2. samenstelling van de trein; 1.3. fouten in de operationele procedures; 1.4. verkeerde toepassing van de prioriteitsregels; 1.5. personeel; 1.6. andere oorzaken; 2. infrastructuur die onder de verantwoordelijkheid van de infrastructuurbeheerder valt : 2.1. seinapparatuur; 2.2. seinen bij overwegen; 2.3. telecommunicatie-installaties; 2.4. energievoorziening; 2.5. spoor; 2.6. structuren; 2.7. personeel; 2.8. andere oorzaken; 3. civieltechnische problemen die onder de verantwoordelijkheid van de infrastructuurbeheerder vallen : 3.1. geplande bouwwerkzaamheden; 3.2. onregelmatigheden bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden; 3.3. snelheidsbeperkingen vanwege schade aan het spoor; 3.4. andere oorzaken; 4. problemen bij andere infrastructuurbeheerders : 4.1. veroorzaakt door de vorige infrastructuurbeheerder; 4.2. veroorzaakt door de volgende infrastructuurbeheerder; 5. commerciële problemen bij de spoorwegondernemingen : 5.1. langere stop dan voorzien; 5.2. verzoek van de spoorwegonderneming; 5.3. laadverrichtingen; 5.4. laadproblemen; 5.5. commerciële voorbereiding van de trein; 5.6. personeel; 5.7. andere oorzaken; 6. problemen met het rollend materieel van de spoorwegondernemingen : 6.1. planning van de materieelomloop of wijziging daarvan; 6.2. samenstelling van de trein door de spoorwegonderneming; 6.3. problemen met de rijtuigen (passagiersvervoer); 6.4. problemen met wagons (goederentreinen); 6.5. problemen met rijtuigen, locomotieven en motorwagens; 6.6. personeel; 6.7. andere oorzaken; 7. problemen bij andere spoorwegondernemingen : 7.1. veroorzaakt door de volgende spoorwegonderneming; 7.2. veroorzaakt door de vorige spoorwegonderneming; 8. externe oorzaken die noch aan de infrastructuurbeheerder, noch aan de spoorwegonderneming zijn te wijten : 8.1. staking; 8.2. administratieve formaliteiten; 8.3. externe problemen; 8.4. gevolgen van het weer of natuurlijke oorzaken; 8.5. vertraging door externe oorzaken op het volgende net; 8.6. andere oorzaken; 9. secundaire oorzaken die noch aan de infrastructuurbeheerder, noch aan de spoorwegonderneming zijn te wijten : 9.1. ernstige incidenten, ongevallen en rampen; 9.2. spoorbezetting door de vertraging van dezelfde trein; 9.3. spoorbezetting door de vertraging van een andere trein; 9.4. omloop; 9.5. aansluitingen; 9.6. noodzakelijk verder onderzoek; d) de vertragingen moeten zoveel mogelijk worden toegeschreven aan één enkele instantie, rekening houdend met de verantwoordelijkheid voor de oorzaak van de storing en de mogelijkheid de normale toestand te herstellen;e) bij de berekening van vergoedingen wordt rekening gehouden met de gemiddelde vertraging van treindiensten met vergelijkbare stiptheidseisen;f) de infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen zo snel mogelijk in kennis van de berekening van de op grond van de prestatieregeling verschuldigde vergoedingen.Dat bedrag omvat alle vertraagde treinen in een periode van maximum één maand; g) eenmaal per jaar maakt de infrastructuurbeheerder op basis van de belangrijkste parameters die in de prestatieregeling zijn vastgesteld het gemiddelde jaarlijkse prestatieniveau bekend van de verschillende spoorwegondernemingen. Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

Bijlage 4 van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 25 aan de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 25 BASISBEGINSELEN EN PARAMETERS VOOR BEHEERSOVEREENKOMSTEN TUSSEN BEVOEGDE INSTANTIES EN INFRASTRUCTUURBEHEERDERS In de overeenkomst worden de in artikel 47, paragraaf 3, genoemde aspecten vastgesteld, en worden ten minste de volgende elementen behandeld : 1) de infrastructuur en de voorzieningen waarop de overeenkomst van toepassing is, in overeenstemming met de structuur van bijlage 1. Voorts worden alle aspecten in verband met het beheer van de infrastructuur, waaronder het onderhoud en de vernieuwing van de bestaande infrastructuur, beschreven. In voorkomend geval kan ook de aanleg van nieuwe infrastructuren worden gedekt; 2) de structuur van de vergoedingen of toegewezen middelen voor de in bijlage 1 opgesomde infrastructuurdiensten, voor onderhoud en vervanging en voor het wegwerken van de bestaande onderhouds- en vervangingsachterstand.In voorkomend geval kan de structuur van de vergoedingen of toegewezen middelen voor nieuwe infrastructuur worden gedekt; 3) gebruikersgerichte prestatiedoelstellingen in de vorm van indicatoren en kwaliteitscriteria inzake elementen als : a) treinprestaties, onder meer wat betreft baanvaksnelheid en betrouwbaarheid, en klanttevredenheid, b) netcapaciteit, c) beheer van activa, d) omvang van de activiteiten, e) veiligheidsniveaus, en f) milieubescherming;4) de omvang van de onderhoudsachterstand en de activa die buiten bedrijf zullen worden gesteld en waardoor financiële middelen vrijkomen;5) de in artikel 47, paragraaf 2, bedoelde prikkels;6) verslaggevingsverplichtingen voor de infrastructuurbeheerder met opgave van de inhoud en de rapporteringsfrequentie, met inbegrip van de jaarlijks te publiceren informatie;7) de overeengekomen duur van de overeenkomst, die wordt afgestemd op de looptijd van het ondernemingsplan van de infrastructuurbeheerder, de concessie of vergunning, naargelang van het geval, en het door de lidstaat ingestelde heffingskader en de heffingsregels;8) regels voor de afhandeling van ernstige storingen en noodsituaties, met inbegrip van noodplannen, de vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst en tijdige informatie voor de gebruikers;9) te nemen herstelmaatregelen wanneer een van de partijen zijn contractuele verplichtingen niet nakomt, of in uitzonderlijke omstandigheden waarin de beschikbaarheid van overheidsfinanciering in het gedrang komt;dit omvat de voorwaarden en procedures voor nieuwe onderhandelingen en de vroegtijdige beëindiging.

Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

Bijlage 5 van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 26 aan de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex Bijlage 26 BOEKHOUDKUNDIGE INFORMATIE DIE OP VERZOEK BIJ DE TOEZICHTHOUDENDE INSTANTIE MOET WORDEN INGEDIEND 1. Gescheiden boekhouding : a) gescheiden winst-en-verliesrekeningen en balansen voor het goederenvervoer, het passagiersvervoer en de activiteiten op het gebied van het infrastructuurbeheer;b) gedetailleerde informatie over individuele bronnen en de besteding van overheidsmiddelen en andere vormen van compensatie op een transparante en gedetailleerde wijze, met inbegrip van een gedetailleerd overzicht van de geldstromen van de onderneming, teneinde te bepalen hoe de overheidsmiddelen en andere vormen van compensatie zijn besteed;c) een overzicht van de kosten en individuele winstposten, zodat in overeenstemming met de eisen van de toezichthoudende instantie kan worden nagegaan of er kruissubsidiëring tussen de verschillende activiteiten heeft plaatsgevonden;d) de methode die is gehanteerd om de kosten aan de verschillende activiteiten toe te rekenen;e) wanneer de betrokken onderneming deel uitmaakt van een groep, volledige details van betalingen tussen de verschillende onderdelen van de groep.2. Toezicht op de spoortoegangsrechten : a) een overzicht van de verschillende kostencategorieën, en met name voldoende informatie over de marginale/directe kosten van de verschillende diensten of dienstenpakketten om toezicht op de infrastructuurrechten mogelijk te maken;b) voldoende informatie met het oog op het toezicht op de individuele rechten die zijn betaald voor diensten (of dienstenpakketten);indien de toezichthoudende instantie dat verlangt, wordt informatie opgenomen over de volumes van individuele diensten, prijzen voor individuele diensten en de totale door de interne en externe klanten betaalde inkomsten voor individuele diensten; c) een overzicht van de kosten en inkomsten voor individuele diensten (of dienstenpakketten) overeenkomstig de eisen van de toezichthoudende instantie, teneinde te kunnen nagaan of er sprake is van concurrentieverstorende prijszetting (kruissubsidiëring, dumping of woekerwinsten).3. Aangeven van de financiële prestaties : a) een overzicht van de financiële prestaties;b) een uitgavendeclaratie;c) een overzicht van de onderhoudsuitgaven;d) een overzicht van de operationele uitgaven;e) een overzicht van de inkomsten;f) begeleidende nota's tot aanvulling van en uitleg bij deze overzichten, indien nodig. Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

^