gepubliceerd op 22 januari 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex voor wat betreft toegang tot traffic control en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder
21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex voor wat betreft toegang tot traffic control en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit is genomen in uitvoering van artikel 10, 3 van de
wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/08/2013
pub.
13/09/2013
numac
2013014495
bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen
sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen.
Deze bepalingen verlenen aan de Koning de bevoegdheid om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nodige maatregelen te nemen om regels te bepalen die de spoorwegondernemingen, op niet-discriminerende wijze, toelaten aanwezig te zijn in de "traffic control" en in de seinposten van de infrastructuurbeheerder en die het mechanisme bepalen waarlangs de infrastructuurbeheerder, op niet-discriminerende wijze, de prioriteiten uitvoert die door de spoorwegondernemingen met betrekking tot hun eigen treinen worden voorgesteld, tenzij in geval van redenen die verband houden met de exploitatieveiligheid of in geval van conflict met de prioriteitsregels die door de overheid worden vastgesteld.
De wijzigingen opgenomen in dit ontwerp van besluit kaderen in een meer globale hervorming van de juridische structuren van de NMBS Groep.
COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN Artikel 1 Cf. Commentaar van artikel 2.
Art. 2, § 1 Deze bepaling beoogt in de Spoorcodex een artikel 25/1 in te voegen dat voorziet in de mogelijkheid voor spoorwegondernemingen om toegang te hebben tot " traffic control " en tot seinposten van de spoorweginfrastructuurbeheerder.
Het eerste lid zet het principe uiteen volgens hetwelk de spoorwegondernemingen toegang mogen hebben tot " traffic control ".
Het tweede lid zet het principe uiteen volgens hetwelk de spoorwegondernemingen toegang mogen hebben tot de 10 geciteerde seinposten en dat de vraag om toegang tot de andere seinposten geval per geval op de fysieke haalbaarheid zal onderzocht worden.
Met de aanwezigheid van spoorwegondernemingen op deze strategische plaatsen wordt beoogd om hen toe te laten aan de infrastructuurbeheerder, in het kader van diens opdracht van verkeersbeheer, een prioriteitsvolgorde voor te stellen aangaande hun eigen treinen in geval van verstoring en dit met het oog op het bevorderen van de stiptheid.
De tussenkomst van spoorwegondernemingen is beperkt tot een prioriteitsvoorstel. Anders gezegd, de infrastructuurbeheerder blijft soeverein voor wat de eindbeslissing betreft. Het rechtstreeks toewijzen van een beslissingsbevoegdheid aan spoorwegondernemingen komt neer op het aan hen toewijzen van een functie voor het infrastructuurbeheer. Dit blijkt uit : - artikel 29 van de Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, dat uitdrukkelijk aan de infrastructuurbeheerder de opdracht toekent om bij verstoring bijzondere maatregelen te nemen, waaronder de afschaffing van treinpaden; - een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie die in het kader van de zaak C-473/10, Commissie t. Hongarije, van 28 februari 2013 (cf. § 54 van de beslissing), dat verkeersbeheer behoort tot de functies van infrastructuurbeheer; - artikel 3, 2), van de richtlijn 2012/34 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, dat het begrip van infrastructuurbeheerder definieert, met inbegrip van het vermelde verkeersbeheer.
Bijgevolg, zou het toestaan aan spoorwegondernemingen van een beslissingsbevoegdheid aangaande het verkeersbeheer tot gevolg hebben dat zij onderworpen zijn aan de verplichting tot het organiseren van een gescheiden boekhouding tussen deze functie en de activiteiten met betrekking tot het verlenen van vervoersdiensten die zij uitoefenen overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap.
Deze overwegingen rechtvaardigen dan ook dat de infrastructuurbeheerder de soevereiniteit behoudt aangaande de uitoefening van deze functie van verkeersbeheer.
Met het oog op overeenstemming met de voormelde beslissing van het Hof van Justitie met betrekking tot de zaak C-473/10, mag het gemelde voorstel overigens op geen enkele manier deelnemen aan het beheer van de essentiële functies betreffende de toewijzing van capaciteiten.
Er dient inderdaad een onderscheid gemaakt te worden, tussen enerzijds, hetgeen bepaald is in artikel 29, §§ 1 en 2, eerste lid, van de Richtlijn 2001/14/EG met betrekking tot de aanneming van bijzondere maatregelen door de infrastructuurbeheerder in geval van verstoring met het oog op het herstel van de normale toestand en de afschaffing van treinpaden, en anderzijds, de nieuwe toewijzing van treinpaden die noodzakelijk kan zijn als gevolg van de toepassing van gemeld artikel 29 en die een nieuwe beslissing omvat en niet enkel een zuiver toepassing is van de initiële toewijzingsbeslissing.
Deze nieuwe beslissing van toewijzing van treinpaden dient dan ook genomen te worden door een instantie die in juridisch en organisatorisch opzicht en wat de besluitvorming betreft, onafhankelijk is van spoorwegondernemingen. Dit is in overeenstemming met artikel 14, § 2, van de Richtlijn 2001/14/EG, en werd bevestigd door het Hof van Justitie in hoger gemelde zaak. Deze bevestigt inderdaad dat de nieuwe beslissing van toewijzing van treinpaden ingevolge de toepassing van artikel 29 van de Richtlijn 2001/14/EG moet toegekend worden aan een instantie die de voorwaarden van onafhankelijkheid die inherent zijn aan de uitoefening van essentiële functies naleeft (gezamenlijke lezing van de §§ 62 en 63 van de bedoelde beslissing), wat het Hof nog herbevestigd heeft in de zaak C-412/11, Commissie t. Luxemburg, van 11 juli 2013 (cf. § 38 van dat arrest).
Bijgevolg, om de naleving van de vereiste van onafhankelijke besluitvorming te waarborgen, is het niet toegelaten om aan spoorwegondernemingen een zelfs minimale tussenkomst toe te kennen aangaande de nieuwe toewijzing van treinpaden.
Art. 2, § 2 Voor wat het eerste lid, punt 1 betreft, is het aantal vertegenwoordigers die fysiek aanwezig zijn in "traffic control" en in seinposten beperkt. Dit teneinde deze strategische plaatsen, die slechts over een beperkte ruimte beschikken, niet te overbelasten en op die manier hun goede werking niet in het gedrang te brengen.
Voor wat punt 2 betreft, is de toegang door de vertegenwoordiger van een spoorwegonderneming tot "traffic control" en tot seinposten afhankelijk van de naleving van de vereisten van het koninklijk besluit tot vaststelling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel voor wat de veiligheidsfuncties van "seingever en operator", of "onderstationschef, specialiteit reiziger, - toezicht en bediening van de perrons en uitwijkbundels" of "bediende belast met het beheer van de administratieve taken met betrekking tot het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen" betreft. Aangezien deze strategische plaatsen fundamenteel zijn in het kader van de bewaking van de spoorwegveiligheid, is het noodzakelijk om te beschikken over minimale relevante kwalificaties om er binnen te komen.
Het tweede lid verplicht de infrastructuurbeheerder om de praktische regels voor toegang tot de twee typen installaties te bepalen en deze bekend te maken op zijn beveiligde internetsite. Deze praktische regels betreffen enkele veiligheidsmaatregelen die de praktische toegang tot deze voorzieningen mogelijk maken, zoals badges en middelen om te verifiëren of personen voldoen aan de bovengenoemde veiligheidsfuncties, en de vastlegging van de openingsuren.
Artikelen 3 en 4 Deze artikelen behoeven geen commentaar.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET
Raad van State afdeling Wetgeving Advies 54.711/4 van 11 december 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de Spoorcodex, voor wat betreft de toegang tot "traffic control" en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder" Op 6 december 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de Spoorcodex, voor wat betreft de toegang tot "traffic control" en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder".
Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 11 december 2013. De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Jacques Jaumotte en Bernard Blero, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Yves Chauffoureaux, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 11 december 2013.
Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten en vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt die motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : "L'urgence est motivée par la nécessité de mettre en oeuvre, au plus vite, la réforme dont le premier volet fait déjà l'objet de l'arrêté royal du 7 novembre 2013 portant réforme des structures de la SNCB Holding, d'Infrabel et de la SNCB (I), dans la mesure où (i) il faut au plus vite mettre fin à l'incertitude, associée à la présente période de transition dans le chef du personnel, des clients et des autres parties prenantes en passant à bref délai à la nouvelle structure, (ii) la qualité des services publics et la ponctualité, pour lesquels la nouvelle structure permettra de prendre les mesures nécessaires, sont à améliorer d'urgence, (iii) l'endettement du groupe SNCB est à maitriser d'urgence dans l'intérêt de la continuité du service public et la trésorerie de l'Etat et (iv) pour des raisons comptables, il est préférable que la nouvelle structure entre en vigueur au début d'une nouvelle année civile, ce qui, au final, implique que la nouvelle structure entre en vigueur le 1er janvier 2014; pour que cette nouvelle structure puisse entrer en vigueur le 1er janvier 2014, il convient préalablement de fixer, d'une part, les règles qui accordent aux entreprises ferroviaires l'accès aux gares, aux points d'arrêt non gardés et aux emplacements convenables prévus dans les gares pour les services de billetterie, de manière non discriminatoire et, d'autre part, les règles qui accordent aux entreprises ferroviaires l'accès aux installations fixes de communication avec les voyageurs, comme les afficheurs de quai et la sonorisation, de manière non discriminatoire".
In casu verschilt de motivering van de spoedeisendheid in de brief met de adviesaanvraag van de motivering in de aanhef van het voorliggende ontwerp. Die laatste motivering, waarmee rekening moet worden gehouden, luidt aldus : "Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de hervorming, waarvan het eerste luik reeds het voorwerp uitmaakt van het koninklijk besluit van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/11/2013 pub. 13/11/2013 numac 2013014665 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS sluiten houdende hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infr-abel en de NMBS (I), dringend moet worden uitgevoerd omdat (i) de met de huidige overgangsperiode gepaard gaande onzekerheid voor het personeel, het cliënteel en andere belanghebbende partijen dringend moet worden beëindigd door op korte termijn naar de nieuwe structuur over te stappen, (ii) de kwaliteit van de openbare dienstverlening en de stiptheid dringend moeten worden verbeterd, waartoe de nieuwe structuur de nodige maatregelen zal toelaten, (iii) de schuldpositie van de huidige NMBS groep dringend moet worden beheerst in het belang van de continuïteit van de openbare dienst en de Staatsfinanciën en (iv) een nieuwe structuur om boekhoudkundige redenen bij voorkeur bij de aanvang van een nieuw kalenderjaar in werking treedt, wat er samen toe leidt dat de nieuwe structuur op 1 januari 2014 in werking dient te treden; opdat deze nieuwe structuur in werking kan treden op 1 januari 2014 is het nodig om voorafgaandelijk regels te bepalen die de spoorwegondernemingen, op niet-discriminerende wijze, toelaten aanwezig te zijn in de "traffic control" en in de seinposten van de infrastructuurbeheerder en die het mechanisme bepalen waarlangs de infrastructuurbeheerder, op niet-discriminerende wijze, de prioriteiten uitvoert die door de spoorwegondernemingen met betrekking tot hun eigen treinen worden voorgesteld, tenzij in geval van redenen die verband houden met de exploitatieveiligheid of in geval van conflict met de prioriteitsregels die door de overheid worden vastgesteld".
De afdeling Wetgeving herinnert eraan dat wanneer spoedeisendheid wordt aangevoerd voor een ontwerp van verordeningsbesluit, de motivering van de spoedeisendheid vermeld moet worden in de brief met de adviesaanvraag en overgenomen moet worden in de aanhef van het besluit, overeenkomstig artikel 84, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, " 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, " 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.
In het kader van de procedure van inspraak van de gewestregeringen, voorgeschreven in artikel 6, § 4, 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, is het voorliggende ontwerp bij brief van 11 september 2013 aan de gewestregeringen bezorgd.
Uit het verslag van de vergadering van de " IKW " van 19 november 2013, dat terug te vinden is in het dossier dat bij de adviesaanvraag is gevoegd, blijkt evenwel dat het ontwerp op die datum nog grondig gewijzigd is.
De nieuwe versie van het ontwerpbesluit moet derhalve in het kader van die inspraakprocedure aan de gewestregeringen worden bezorgd. Dat biedt tevens de gelegenheid te antwoorden op de opmerkingen die de Vlaamse Regering reeds heeft gemaakt over de oorspronkelijk overgezonden tekst, indien dat nog niet is gebeurd.
De griffier, Mevr. A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, P. Liénardy.
21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex, voor wat betreft de toegang tot " traffic control " en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen, artikel 10, 3;
Gelet op de Spoorcodex;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 29 november 2013;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de hervorming, waarvan het eerste luik reeds het voorwerp uitmaakt van het koninklijk besluit van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/11/2013 pub. 13/11/2013 numac 2013014665 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS sluiten houdende hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I), dringend moet worden uitgevoerd omdat (i) de met de huidige overgangsperiode gepaard gaande onzekerheid voor het personeel, het cliënteel en andere belanghebbende partijen dringend moet worden beëindigd door op korte termijn naar de nieuwe structuur over te stappen, (ii) de kwaliteit van de openbare dienstverlening en de stiptheid dringend moeten worden verbeterd, waartoe de nieuwe structuur de nodige maatregelen zal toelaten, (iii) de schuldpositie van de huidige NMBS groep dringend moet worden beheerst in het belang van de continuïteit van de openbare dienst en de Staatsfinanciën en (iv) een nieuwe structuur om boekhoudkundige redenen bij voorkeur bij de aanvang van een nieuw kalenderjaar in werking treedt, wat er samen toe leidt dat de nieuwe structuur op 1 januari 2014 in werking dient te treden; opdat deze nieuwe structuur in werking kan treden op 1 januari 2014 is het nodig om voorafgaandelijk regels te bepalen die de spoorwegondernemingen, op niet-discriminerende wijze, toelaten aanwezig te zijn in de "traffic control" en in de seinposten van de infrastructuurbeheerder en die het mechanisme bepalen waarlangs de infrastructuurbeheerder, op niet-discriminerende wijze, de prioriteiten uitvoert die door de spoorwegondernemingen met betrekking tot hun eigen treinen worden voorgesteld, tenzij in geval van redenen die verband houden met de exploitatieveiligheid of in geval van conflict met de prioriteitsregels die door de overheid worden vastgesteld;
Gelet op advies nr. 54.711/4 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Mobiliteit en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In titel 3, hoofdstuk 3, van de Spoorcodex, wordt een afdeling 3/1 ingevoegd, luidende "Toegang tot traffic control en tot seinposten".
Art. 2.In dezelfde afdeling 3/1, wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende : " § 1. De spoorwegondernemingen hebben toegang tot de "traffic control".
De spoorwegondernemingen hebben bovendien toegang tot de seinposten van de infrastructuurbeheerder, zijnde Brugge, Gent, Brussel, Antwerpen, Hasselt, Luik, Namen, Charleroi, Bergen en Libramont, om aan de infrastructuurbeheerder een prioriteitsvolgorde voor te stellen aangaande hun eigen treinen in geval van verstoring, voor zover door dit voorstel op geen enkele manier deelgenomen wordt aan de uitoefening van de essentiële functies met betrekking tot de verdeling van infrastructuurcapaciteiten.
Wanneer een spoorwegonderneming wenst toegang te hebben tot andere seinposten dan deze bedoeld in het voorgaande lid, wordt de toegang verleend na een onderzoek over de fysieke haalbaarheid die geval per geval door de infrastructuurbeheerder wordt uitgevoerd. § 2. Teneinde de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 1 uit te oefenen : 1° mag elke spoorwegonderneming beschikken over een vertegenwoordiger bij " traffic control " en over een vertegenwoordiger bij elke seinpost bedoeld in § 1;2° vervullen de vertegenwoordigers van de spoorwegondernemingen de vereisten die zijn vastgesteld door bijlage 3 van het koninklijk besluit van 9 juli 2013 tot vaststelling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel voor de "veiligheidsfuncties van seingever en operator", of de "veiligheidsfunctie onderstationschef, specialiteit reiziger, - toezicht en bediening van de perrons en uitwijkbundels" of de "veiligheidsfunctie bediende belast met het beheer van de administratieve taken met betrekking tot het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen". De infrastructuurbeheerder bepaalt de praktische regels voor toegang tot de twee typen installaties, bedoeld in § 1, en maakt deze bekend op zijn beveiligde internetsite.".
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 4.De minister bevoegd voor de regulering het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET