Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 juli 2016
gepubliceerd op 28 juli 2016

Wet tot uitvoering van de Verordening nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (1)

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2016011317
pub.
28/07/2016
prom.
15/07/2016
ELI
eli/wet/2016/07/15/2016011317/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

15 JULI 2016. - Wet tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet beoogt de uitvoering van Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, hierna genoemd "de Verordening".

Voor de toepassing van deze wet gelden de definities van artikel 3 van de Verordening.

Art. 3.De Koning kan, in afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Verordening, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een vergunnings- en/of registratieregeling vastleggen op grond waarvan het aanbieden van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aan particulieren wordt toegelaten en het particulieren toegelaten is ze binnen te brengen op het grondgebied, ze in bezit te hebben of ze te gebruiken.

Art. 4.De Koning bepaalt op welke wijze verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen, bedoeld in de artikelen 3, 8° en 9 van de Verordening, worden gemeld.

Art. 5.De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad: 1° precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt en precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt, aanwijzen die, naast de stoffen bedoeld in de bijlagen I en II van de Verordening, onder de toepassing van deze wet vallen;2° een lagere concentratiegrenswaarde vaststellen voor de in bijlage I van de Verordening vermelde stoffen en deze onder toepassing van deze wet laten vallen;3° een concentratiegrenswaarde vaststellen voor de in bijlage II van de Verordening vermelde stoffen, waarboven ze onderworpen worden aan de beperkingen die gelden voor precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zoals bedoeld in artikel 3.

Art. 6.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren, zijn de respectievelijk door de minister bevoegd voor Economie of de minister bevoegd voor Leefmilieu aangestelde ambtenaren en de ambtenaren van de Algemene administratie van de douane en accijnzen, bevoegd om de in de Verordening, in deze wet en in haar uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuken op te sporen en vast te stellen. § 2. De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na de vaststelling van de inbreuk aan de overtreder overgemaakt, op de wijze voorzien in artikel XV.2, § 2, van het Wetboek van economisch recht.

Art. 7.De inbreuken bedoeld in artikel 10, § 1, worden door de in artikel 6 bedoelde ambtenaren opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.

Bij de uitoefening van hun ambt, kunnen de in artikel 6 bedoelde ambtenaren, op met redenen omkleed verzoek, de bijstand van de politiediensten vorderen.

Art. 8.Bij de uitvoering van hun taak inzake opsporing en vaststelling van de in deze wet bedoelde inbreuken, zijn de ambtenaren bedoeld in artikel 6, onderworpen aan het toezicht van, naargelang het geval, de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in de administratie.

Art. 9.De in artikel 6 bedoelde ambtenaren zijn gebonden door de plicht tot geheimhouding voor wat betreft de verkregen informatie bij de uitoefening van hun opdrachten inzake opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in artikel 10.

Het door dit artikel bedoelde beroepsgeheim kan niet worden ingeroepen tegen de aanvrager die inzage vraagt van zijn eigen dossier, dat geen aanleiding heeft gegeven tot het opmaken van een gerechtelijk dossier.

Art. 10.§ 1. Onverminderd de toepassing van strengere straffen waarin het Strafwetboek voorziet, worden de inbreuken of pogingen tot inbreuk op de Verordening, op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, gestraft met een strafrechtelijke geldboete van 100 euro tot 100 000 euro en een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar of met één van die straffen alleen.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing. § 2. Wanneer het evenwel een inbreuk of poging tot inbreuk betreft op het binnenbrengen op het Belgische grondgebied vanuit een derde land van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, wordt deze bestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 231, § 1, van de Algemene Wet Douane en Accijnzen.

De gevangenisstraf bedraagt evenwel een jaar tot vijf jaar en de boete 100 euro tot 100 000 euro.

De inbreuk of poging tot inbreuk wordt vervolgd volgens de procedure bepaald in de artikelen 249 tot 253 en 263 tot 284 van de Algemene Wet inzake Douane en Accijnzen.

Art. 11.In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk, worden de maxima van de geldboeten en de gevangenisstraffen, bedoeld in artikel 10, verdubbeld.

Art. 12.De verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van de Verordening, van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten tegen hun organen of aangestelden zijn uitgesproken.

Dit geldt eveneens voor de leden van alle verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, wanneer de inbreuk door een vennoot, zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of waarden die de verrichting hem heeft opgebracht.

De vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de burgerlijke partij.

Art. 13.In afwijking van artikel 43 van het Strafwetboek kan de rechter de bijzondere verbeurdverklaring bevelen van de goederen die het voorwerp zijn van een inbreuk op de bepalingen van de Verordening, deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.

In afwijking van artikel 43 van voormeld Wetboek kan de rechter de bijzondere verbeurdverklaring bevelen van de roerende en onroerende goederen die gediend hebben of bestemd waren om het voorwerp van de inbreuk voort te brengen, te fabriceren, te verwerken, te verdelen of te vervoeren, alsook van de middelen die nodig zijn om de diensten te verrichten.

In afwijking van artikel 42, 1°, van voormeld Wetboek kan de rechter de in het eerste en het tweede lid bedoelde bijzondere verbeurdverklaring uitspreken, zelfs wanneer de goederen of middelen waarop zij betrekking heeft, geen eigendom zijn van de veroordeelde, zonder dat deze straf afbreuk mag doen aan de rechten van derden te goeder trouw op die goederen of middelen. Als de goederen die vatbaar zijn voor bijzondere verbeurdverklaring de eigendom zijn van een derde wordt artikel 5ter van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering toegepast.

De bijzondere verbeurdverklaring kan worden toegepast op de tegenwaarde van de in het tweede lid bedoelde goederen en middelen die zijn vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf is gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.

In geval van beslag op een onroerend goed, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 35bis van het Wetboek van strafvordering.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Leefmilieu, M. C. MARGHEM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 1870 (2015/2016) Integraal Verslag : 23 juni 2016.

I

^