FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

12 JULI 1957. - Wet betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden (Belgisch Staatsblad van 21 juli 1957), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - de wet van 22 februari 1960 tot wijziging van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1960); - de wet van 3 april 1962 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders en bedienden (Belgisch Staatsblad van 6 april 1962); - de wet van 10 oktober 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/10/1967 pub. 10/09/1997 numac 1997000085 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het Gerechtelijk Wetboek - Duitse vertaling van de artikelen 728 en 1017 sluiten houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967); - het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 27 oktober 1967); - de wet van 24 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/1969 pub. 18/12/2009 numac 2009000827 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot verhoging van de werknemerspensioenen sluiten tot verhoging van de werknemerspensioenen (Belgisch Staatsblad van 5 juli 1969); - de wet van 12 mei 1971 tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/10/1967 pub. 10/09/1997 numac 1997000085 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het Gerechtelijk Wetboek - Duitse vertaling van de artikelen 728 en 1017 sluiten houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 26 mei 1971); - de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood (Belgisch Staatsblad van 16 juni 1971); - de herstel wet van 10 februari 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1981 pub. 30/01/2014 numac 2014000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet inzake de pensioenen van de sociale sector. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten inzake de sociale zekerheid en de welvaartsvastheid in 1981 (Belgisch Staatsblad van 14 februari 1981); - de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 16/11/2010 numac 2010000643 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, err. van 26 mei 2003).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

MINISTERIUM DER ARBEIT UND DER SOZIALFÜRSORGE 12. JULI 1957 - Gesetz über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Angestellte KAPITEL I - Allgemeine Bestimmungen Artikel 1 - 9 - [...] [Art. 1 bis 9 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] KAPITEL II - [Ruhestandspension und Altersrente] [Überschrift von Kapitel II ersetzt durch Art. 6 des G. vom 22.

Februar 1960 (B.S. vom 5. März 1960)] Art. 10 - 14 - [...] [Art. 10 bis 14 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] [Art. 14bis - [§ 1 - Der Teil des Beitrags des Angestellten, der in Anwendung von Artikel 22 § 1 [, so wie er vor seiner Abänderung durch den Königlichen Erlass Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Lohnempfänger lautete,] bei dem vom Angestellten gewählten Versicherungsträger eingezahlt wird, wird entsprechend einer vom König festgelegten Tabelle für den Aufbau einer Altersrente zugunsten des Angestellten und für den Aufbau einer Witwenrente zugunsten der Witwe des Angestellten verwendet. § 2 - Die Altersrente setzt am ersten Tag des Monats nach dem Monat ein, in dem der Angestellte das 65. beziehungsweise 60. Lebensjahr erreicht, je nachdem, ob es sich um einen Mann oder eine Frau handelt.

Auf Ersuchen des Betreffenden kann die Altersrente jedoch frühestens am ersten Tag des Monats nach dem Monat einsetzen, in dem der Angestellte das 60. beziehungsweise 55. Lebensjahr erreicht, je nachdem, ob es sich um einen Mann oder eine Frau handelt. In diesem Fall wird die Rente gemäss einer durch Königlichen Erlass festgelegten Tabelle herabgesetzt. [Männliche Empfänger einer Altersrente, die mit dem Erreichen des 65.

Lebensjahres einsetzt, können bei der Eröffnung ihres Anspruchs entweder die Auszahlung in Geld von maximal drei Siebteln des Betrags, der sich aus dem derzeitigen Wert ihrer Rente und dem derzeitigen Wert der hypothetischen Witwenrente zusammensetzt, oder die Umwandlung gemäss einer vom König festgelegten Tabelle von maximal drei Siebteln des derzeitigen Wertes der hypothetischen Witwenrente in eine Leibrente zu ihren Gunsten beantragen.] [Weibliche Empfänger einer Altersrente, die mit dem Erreichen des 60.

Lebensjahres einsetzt, können die Auszahlung in Geld von maximal drei Siebteln des derzeitigen Wertes ihrer Rente beantragen.] § 3 - [Die Witwenrente beläuft sich auf 40 Prozent der dem Ehemann gewährten Altersrente. Diese Rente setzt frühestens am ersten Tag des Monats nach dem Monat ein, in dem der Ehemann verstorben ist.

Bei einem Altersunterschied zwischen den Ehepartnern wird dieser Satz gemäss einer vom König festgelegten Tabelle angepasst.

Wenn von der in § 2 Absatz 3 vorgesehenen Möglichkeit des Rückkaufs oder der Umwandlung der hypothetischen Witwenrente Gebrauch gemacht wird, ergibt sich die als Grundlage für die Berechnung der Witwenrente dienende Altersrente, indem die vor dem Rückkauf oder der Umwandlung aufgebaute Altersrente mit einem Bruch multipliziert wird, der der Differenz zwischen der Einheit und dem Bruch des derzeitigen Wertes, der Gegenstand des Rückkaufs oder der Umwandlung war, entspricht.] § 4 - Die fälligen Beträge der Alters- und der Witwenrente werden von dem Versicherungsträger ausgezahlt, dem der Angestellte zuletzt angeschlossen war.

Des Weiteren zahlt dieser Versicherungsträger die Altersrente, die der Versicherte durch die in Anwendung des Gesetzes vom 18. Juni 1930 zur Revision des Gesetzes vom 10. März 1925 über die Versicherung im Hinblick auf das Alter und den vorzeitigen Tod von Angestellten geleisteten Pflichteinzahlungen aufgebaut hat, und eventuell die in Anwendung dieses Gesetzes aufgebaute Witwenrente aus.

Die verschiedenen Versicherungsträger, bei denen aufgrund von Artikel 22 § 1 [, so wie er vor seiner Abänderung durch den Königlichen Erlass Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Lohnempfänger lautete,] Einzahlungen geleistet oder in Anwendung des vorerwähnten Gesetzes vom 18. Juni 1930 Pflichteinzahlungen getätigt wurden, schulden dem in vorliegendem Paragraphen Absatz 1 erwähnten Versicherungsträger, unbeschadet der in Artikel 6 vorgesehenen Rechtsübertragungen, die fälligen Rentenbeträge.]] [§ 5 - Der König legt die Prüfungsmodalitäten sowie die Fristen und Modalitäten zur Einreichung der Anträge in Bezug auf die Auszahlung der Renten und des derzeitigen Wertes dieser Renten fest, sowohl was die in § 1 erwähnten Renten als auch die Renten betrifft, die durch Pflichteinzahlungen in Anwendung des vorerwähnten Gesetzes vom 18.

Juni 1930 aufgebaut wurden.] [Art. 14bis eingefügt durch Art. 7 des G. vom 22. Februar 1960 (B.S. vom 5. März 1960) und ersetzt durch Art. 20 des G. vom 3. April 1962 (B.S. vom 6. April 1962); § 1 abgeändert durch Art. 69 § 1 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967); § 2 Abs. 3 ersetzt durch Art. 27 des G. vom 28. Mai 1971 (B.S. vom 16. Juni 1971); § 2 Abs. 4 eingefügt durch Art. 27 des G. vom 28. Mai 1971 (B.S. vom 16. Juni 1971); § 3 ersetzt durch Art. 28 des G. vom 28. Mai 1971 (B.S. vom 16. Juni 1971); § 4 Abs. 3 abgeändert durch Art. 69 § 1 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967); § 5 eingefügt durch Art. 29 des G. vom 28. Mai 1971 (B.S. vom 16. Juni 1971)] KAPITEL III - Leistungen bei Tod des Arbeitnehmers Art. 15 - 17 - [...] [Art. 15 bis 17 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] KAPITEL IV - Finanzierung, Verwaltung, Sanktionen, Streitsachen Art. 18 - 19 - [...] [Art. 18 und 19 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] Art. 20 - § 1 - [Die Nationale Kasse für Pensionen zugunsten von Angestellten, die durch die Artikel 16 und 17 des Gesetzes vom 18.

Juni 1930 zur Revision des Gesetzes vom 10. März 1925 über die Versicherung im Hinblick auf das Alter und den vorzeitigen Tod von Angestellten eingesetzt wurde, ist mit der Verwaltung der Gelder, die gemäss der Verpflichtung dieser Kasse zum Aufbau der Renten bestimmt sind, und mit der Auszahlung dieser Renten beauftragt. Die Kasse nimmt die Auszahlung der Leistungen in der vom König vorgeschriebenen Weise vor. [...]] § 2 - [Das Landesamt für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern ist für die Immobilien, die es aufgrund der Erfordernisse seiner Dienste nutzt, zu einer Steuerbefreiung berechtigt.] § 3 - [...] [Art. 20 § 1 ersetzt durch Art. 68 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967); § 1 frühere Absätze 2 und 3 aufgehoben durch Art. 8 Nr. 1 des G. vom 24. Juni 1969 (B.S. vom 5.

Juli 1969); § 2 ersetzt durch Art. 2 des G. vom 10. Februar 1981 (B.S. vom 14. Februar 1981); § 3 aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 10.

Februar 1981 (B.S. vom 14. Februar 1981)] Art. 21 - [...] [Art. 21 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24.

Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] Art. 22 - [§ 1 - [...] § 2 - [Auf Vorschlag des Ministers der Pensionen, des Ministers der Finanzen und des Ministers der Wirtschaft kann der König unter den von Ihm bestimmten Bedingungen eine Versicherungsregelung der aussergesetzlichen Vorteile zugunsten der im Königlichen Erlass Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Lohnempfänger erwähnten Lohnempfänger einführen. Des Weiteren können Lohnempfänger oder ehemalige Lohnempfänger, die keiner Pensionsregelung auf sektorieller Ebene oder Unternehmensebene angeschlossen sind, Einzahlungen leisten, um aussergesetzliche Vorteile aufzubauen. Versicherungsregelungen der aussergesetzlichen Vorteile werden bei den in Artikel 2 § 1 und § 3 Nr. 5 des Gesetzes vom 9. Juli 1975 über die Kontrolle der Versicherungsunternehmen erwähnten Versicherungsunternehmen beziehungsweise -trägern abgeschlossen, sofern diese unter den vom König bestimmten Bedingungen von Ihm zugelassen worden sind.

Ein Versicherungsunternehmen beziehungsweise -träger kann jederzeit auf die in Absatz 1 erwähnte Zulassung verzichten, vorausgesetzt, ein anderes zugelassenes Versicherungsunternehmen beziehungsweise ein anderer zugelassener Versicherungsträger übernimmt seine Rechte und Pflichten sowie seine Aktiva und Passiva, was die gemäss Absatz 1 eingeführte Versicherungsregelung der aussergesetzlichen Vorteile betrifft.]] [Art. 22 ersetzt durch Art. 69 § 2 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967); § 1 aufgehoben durch Art. 65 Nr. 1 des G. vom 28. April 2003 (B.S. vom 15. Mai 2003, Err. vom 26. Mai 2003); § 2 ersetzt durch Art. 65 Nr. 2 des G. vom 28. April 2003 (B.S. vom 15. Mai 2003, Err. vom 26. Mai 2003)] Art. 23 - 24 - [...] [Art. 23 und 24 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] Art. 25 - [§ 1 - Das Arbeitsgericht entscheidet über Streitfälle in Bezug auf die aus vorliegendem Gesetz hervorgehenden Rechte und wendet auf Antrag des [Landesamtes für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern] die in Artikel 24 vorgesehenen Sanktionen an.

Angefochtene administrative Rechtshandlungen müssen zur Vermeidung des Verfalls innerhalb eines Monats nach ihrer Notifizierung dem zuständigen Arbeitsgericht vorgelegt werden.

Die beim Arbeitsgericht eingereichte Klage hat keine aufschiebende Wirkung. § 2 - Anträge [...] des mit der Einziehung der Beiträge beauftragten [Landesamtes für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern] oder der mit der Auszahlung der Leistungen beauftragten Einrichtungen im Hinblick auf die Zahlung der Beiträge oder die Erstattung unrechtmässig bezogener Leistungen müssen zur Vermeidung des Verfalls innerhalb dreier Jahre beim zuständigen Arbeitsgericht eingereicht werden.] [Art. 25 ersetzt durch Art. 3 (Art. 73 § 3) des G. vom 10. Oktober 1967 (B.S. vom 31. Oktober 1967 (Anlage)); § 1 Abs. 1 abgeändert durch Art. 16 Nr. 2 a) des G. vom 12. Mai 1971 (B.S. vom 26. Mai 1971); § 2 abgeändert durch Art. 16 Nr. 2 a) und b) des G. vom 12. Mai 1971 (B.S. vom 26. Mai 1971)] KAPITEL V - Übergangsbestimmungen Art. 26 - 27 - [...] [Art. 26 und 27 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)] Art. 28 - Wenn die Konten zur Erfassung der von den zugelassenen Einrichtungen im Rahmen des vorliegenden Gesetzes ausgeführten Tätigkeiten eine defizitäre Situation darstellen, kann der König durch einen im Ministerrat beratenen Erlass beschliessen, dass die Rechte und Pflichten sowie die Aktiva und Passiva der defizitären Einrichtungen, was die Finanzierung der in Anwendung des Gesetzes vom 18. Juni 1930 aufgebauten Renten betrifft, [vom Landesamt für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern] übernommen werden. Diese Übernahme erfolgt von Rechts wegen für jede Einrichtung, deren Auflösung beschlossen wird. [Art. 28 Abs. 1 abgeändert durch Art. 4 des G. vom 10. Februar 1981 (B.S. vom 14. Februar 1981)] KAPITEL VI - Zusätzliche Bestimmungen Art. 29 - 36 - [...] [Art. 29 bis 36 aufgehoben durch Art. 75 § 3 Nr. 4 des K.E. Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 (B.S. vom 27. Oktober 1967)]