gepubliceerd op 23 april 1999
Wet tot wijziging van de wet van 5 april 1962 houdende erkenning van de wijzigingen aan het aartsbisdom Mechelen en van de oprichting van het bisdom Antwerpen, de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten en het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkfabrieken
10 MAART 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 5 april 1962 houdende erkenning van de wijzigingen aan het aartsbisdom Mechelen en van de oprichting van het bisdom Antwerpen, de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten en het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkfabrieken (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 5 april 1962 houdende erkenning van de wijzigingen aan het aartsbisdom Mechelen en van de oprichting van het bisdom Antwerpen
Art. 2.In artikel 2 van de wet van 5 april 1962 houdende erkenning van de wijzigingen aan het aartsbisdom Mechelen en van de oprichting van het bisdom Antwerpen worden de woorden « de provincie Brabant » vervangen door de woorden « de provincie Vlaams-Brabant, de provincie Waals-Brabant, het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad ».
Art. 3.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 4.- De Koning bepaalt het aandeel van de provincie Antwerpen, de provincie Vlaams-Brabant, de provincie Waals-Brabant en het Brussel Hoofdstedelijk Gewest in de provincielasten voor de kathedralen kerkfabrieken Sint-Rombouts en Sint-Michiel- en Goedele in verhouding tot de in het aartsbisdom begrepen bevolking overeenkomstig artikel 111 van het keizerlijk decreet van 30 december 1809 betreffende de kerkfabrieken. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten
Art. 4.In de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten wordt een nieuw hoofdstuk Ibis ingevoegd, bevattende de artikelen 15bis, 15ter, 15quater en 15quinquies, luidend als volgt : « HOOFDSTUK Ibis. - Algemeen toezicht op de handelingen en dwingend toezicht op de leden van de kerkfabrieken Afdeling 1
Algemeen toezicht
Art. 15bis.- De provinciegouverneur kan, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de handeling waarbij een kerkfabriek haar bevoegdheid te buiten gaat, de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de handeling bij de provinciegouverneur is ingekomen; van het schorsingsbesluit wordt dadelijk kennis gegeven aan de kerkfabriek die er onverwijld kennis van neemt en de geschorste handeling kan rechtvaardigen, aan de voor de eredienst bevoegde overheid, aan de Minister van Justitie en aan het College van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt.
De kerkfabriek wier handeling regelmatig wordt geschorst, kan ze intrekken.
Na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 15ter, is de schorsing opgeheven.
Art. 15ter.- De provinciegouverneur kan, bij een met redenen omkleed besluit, de handeling vernietigen waarbij een kerkfabriek de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
Het vernietigingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de handeling bij de provinciegouverneur is ingekomen, of, in voorkomend geval, binnen veertig dagen nadat ze door de bestendige deputatie van de provincieraad goedgekeurd is of nadat de handeling waaruit blijkt dat de kerkfabriek kennis heeft genomen van de schorsing, bij de provinciegouverneur is ingekomen.
Het door de gouverneur genomen vernietigingsbesluit wordt onmiddellijk, bij een ter post aangetekend schrijven, ter kennis gebracht van de betrokkenen, de voor de eredienst bevoegde overheid, de Minister van Justitie en aan het College van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt, en bij uittreksel bekendgemaakt in het « Bestuursmemoriaal ».
Het vernietigingsbesluit van de gouverneur kan, onverminderd de onmiddellijke toepassing ervan, door de Koning, op voorstel van de Minister van Justitie, worden teniet gedaan binnen een maand te rekenen van de dag waarop bij een ter post aangetekend schrijven een afschrift van voormeld besluit ter kennisgeving aan de kerkfabriek is gezonden.
Art. 15quater.-De civielrechtelijke handelingen en de aanneming van giften waarvan het bedrag vierhonderdduizend frank niet overschrijdt, zijn aan het algemeen toezicht onderworpen. De lijst van die handelingen wordt na afloop van elk kalenderkwartaal toegezonden aan de provinciegouverneur.
De Koning kan het bedrag dat in het voorgaande lid wordt vastgesteld, aanpassen aan de monetaire ontwikkeling. Afdeling 2
Dwingend toezicht
Art. 15quinquies.- Na twee opeenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de provinciegouverneur één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de leden van de kerkfabriek die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, teneinde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die zijn voorgeschreven bij de wetten, decreten, ordonnanties, algemene reglementen en besluiten van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de provinciale instellingen.
Het sturen van één of meer commissarissen wordt door de gouverneur onmiddellijk aan de voor de eredienst bevoegde overheid, aan de Minister van Justitie en aan het College van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt, medegedeeld.
De invordering van de kosten ten laste van de leden van de kerkfabriek geschiedt, zoals inzake directe belastingen, door de rijksontvanger, nadat de gouverneur het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard.
In alle gevallen staat beroep open bij de Koning. »
Art. 5.In dezelfde wet wordt een nieuw hoofdstuk IIbis ingevoegd, bevattende de artikelen 17bis, 17ter, 17quater en 17quinquies, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIbis. - Algemeen toezicht op de handelingen en dwingend toezicht op de leden van de kathedrale kerkfabrieken Afdeling I
Algemeen toezicht
Art. 17bis.- De Minister van Justitie kan, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de handelingen waarbij een kathedrale kerkfabriek haar bevoegdheid te buiten gaat, de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de beslissing op het ministerie van justitie is ingekomen.
Van het schorsingsbesluit wordt dadelijk kennis gegeven aan de kathedrale kerkfabriek, die er onverwijld kennis van neemt en de geschorste handeling kan rechtvaardigen, aan de voor de eredienst bevoegde overheid en aan de bestendige deputatie van de provincieraad, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt.
De kathedrale kerkfabriek wier handeling regelmatig wordt geschorst, kan ze intrekken.
Na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 17ter, is de schorsing opgeheven.
Art. 17ter.- De Koning kan, bij een met redenen omkleed besluit, de beslissing vernietigen waarbij een kathedrale kerkfabriek de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
Het vernietigingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de handeling van de kathedrale kerkfabriek op het ministerie van justitie is ingekomen of binnen veertig dagen nadat de handeling waarbij de kathedrale kerkfabriek kennis heeft genomen van het schorsingsbesluit op het ministerie van Justitie is ingekomen.
Het vernietigingsbesluit wordt onmiddellijk bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de kathedrale kerkfabriek, van de voor de eredienst bevoegde overheid en van de bestendige deputatie van de provincieraad, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt, en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 17quater.- De civielrechterlijke handelingen en de aanneming van giften waarvan het bedrag vierhonderdduizend frank niet overschrijdt, zijn aan het algemeen toezicht onderworpen. De lijst van die handelingen wordt na afloop van elk kalenderkwartaal toegezonden aan de Minister van Justitie.
De Koning kan het bedrag dat in het voorgaande lid wordt vastgesteld, aanpassen aan de monetaire ontwikkeling. Afdeling 2
Dwingend toezicht
Art. 17quinquies.- Na twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de Koning één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de leden van de kathedrale kerkfabriek die verzuimd hebben aan de waarschuwing gevolg te geven, ten einde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die zijn voorgeschreven bij de wetten, decreten, ordonnanties, algemene reglementen en besluiten van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.
Het besluit tot het sturen van één of meerdere commissarissen wordt onmiddellijk door de Minister van Justitie aan de voor de eredienst bevoegde overheid en aan de bestendige deputatie van de provincieraad, voor zover de handeling een budgettaire weerslag met zich meebrengt, medegedeeld.
De invordering van de kosten ten laste van de leden van de kathedrale kerkfabriek geschiedt, zoals inzake directe belastingen, door de rijksontvanger, nadat de Koning het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard. »
Art. 6.Het opschrift van het hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift : « Boekhouding van de temporaliën van de andere erkende erediensten evenals het algemeen toezicht en het dwingend toezicht ».
Art. 7.Artikel 18 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 18.- De bepalingen van het hoofdstuk I betreffende de begrotingen en de rekeningen en de bepalingen van het hoofdstuk Ibis betreffende het algemeen toezicht en het dwingend toezicht zijn eveneens toepasselijk op de raden van bestuur van de protestantse, anglikaanse en israëlische Kerken, voor wat de betrekkingen van deze raden met de burgerlijke overheid betreft. »
Art. 8.Artikel 19bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 19 juli 1974 en gewijzigd bij de wetten van 17 april 1985 en 18 juli 1991, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 19bis.- De besturen die eigen zijn aan de islamitische en orthodoxe erediensten worden op de door artikel 19 bepaalde wijze ingericht op het grondgebied van de provincies en van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De betrekkingen met de burgerlijke overheid worden verzorgd door het representatief orgaan van de islamitische eredienst en door het representatief orgaan van de orthodoxe kerk.
Het toezicht op die besturen wordt uitgeoefend door de Minister van Justitie op de wijze omschreven in de bepalingen van het hoofdstuk IIbis. Voor hun oprichting alsook voor de civielrechtelijke handelingen die zij verrichten en de aanneming van giften die aan hen gedaan worden, is evenwel de machtiging van de Koning vereist, na advies van de bestendige deputatie van de betrokken provincieraden.
Daartoe worden de aanvragen tot oprichting van een bestuur overgezonden aan de Minister van Justitie door het representatief orgaan van de eredienst. De beslissingen betreffende de civielrechtelijke handelingen en giften worden toegezonden aan de bestendige deputaties van de provinvieraad die hun advies uitbrengen binnen een maand na die mededeling. Een afschrift van die beslissingen wordt aan de Minister van Justitie medegedeeld. De adviezen worden geacht gunstig te zijn indien zij niet binnen die termijn zijn uitgebracht.
De civielrechtelijke handelingen en de aanneming van giften waarvan het bedrag vierhonderdduizend frank niet overschrijdt, zijn echter onderworpen aan het algemeen toezicht. De lijst van die handelingen wordt door de besturen die eigen zijn aan de eredienst na afloop van elk kalenderjaar toegezonden aan de Minister van Justitie.
De Koning kan het bedrag dat in het voorgaande lid wordt vastgesteld, aanpassen aan de monetaire ontwikkeling.
De geldelijke tegemoetkomingen van de gemeenten ten voordele van de bedienaars en de besturen der erediensten bepaald in de vorige artikelen, komen ten laste van de provincies en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wat de islamitische en orthodoxe erediensten betreft. »
Art. 9.In dezelfde wet wordt een nieuw hoofdstuk IV ingevoegd, bevattende het artikel 19ter, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Bepaling betreffende het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad «
Art. 19ter.- Wat de temporaliën van de eredienst betreft, voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, oefent de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad de bevoegdheden uit die aan de provinciegouverneur worden toegewezen en oefenen de Regering en de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de bevoegdheden uit die aan de bestendige deputatie en de provincieraad worden toegewezen. » HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkfabrieken
Art. 10.In artikel 59, tweede lid, van het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkfabrieken worden tussen de woorden « zal » en « aan de Minister van Justitie » volgende woorden ingevoegd « indien het bedrag van de giften of schenkingen vierhonderdduizend frank overschrijdt. »
Art. 11.Aan artikel 62, in fine, van hetzelfde keizerlijk decreet worden de woorden « indien het bedrag vierhonderdduizend frank overschrijdt » toegevoegd. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 12.De artikelen 2, 3 en 9 van deze wet, alsmede het bij artikel 8 van deze wet vervangen artikel 19bis, eerste en zevende lid, van de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten, hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1995.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister Justitie, T. VAN PARYS Met 's lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1998-1999 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire bescheiden : 1794-98/99 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie.
Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Parlementaire handelingen. - 3 en 4 februari 1999.
Senaat.
Parlementaire bescheiden : 1-1265 - 1998/1999 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.