gepubliceerd op 13 mei 2005
Wet tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194bis en 194ter in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de artikelen 259bis-9 en 259bis-10 van hetzelfde Wetboek
7 APRIL 2005. - Wet tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194bis en 194ter in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de artikelen 259bis-9 en 259bis-10 van hetzelfde Wetboek (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 187bis, ingevoegd, luidende : «
Art. 187bis.Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de bij artikel 191bis, §§ 2 en 3, bepaalde voorwaarden is voldaan. »
Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 187ter ingevoegd, luidende : «
Art. 187ter.Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, § 2, bedoelde mondelinge evaluatie-examen wordt benoemd op een van de in artikel 187 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal vrederechters en rechters in de politierechtbank van het rechtsgebied van het hof van beroep, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. »
Art. 4.Voor het vroegere artikel 191bis van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 15 juni 2001, dat vernietigd is bij arrest nr. 14/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003, treedt een artikel 191bis in de plaats, luidende : «
Art. 191bis.§ 1. Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een in artikel 190 bedoelde benoeming, mits aan de bij §§ 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan. § 2. Het verzoek daartoe wordt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de benoemings- en aanwijzingscommissie die bevoegd is naar gelang van de taal van het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten.
Het verzoek moet vergezeld zijn van de nodige stavingsstukken waaruit blijkt dat de bij § 1 bepaalde voorwaarden zijn vervuld.
Binnen veertig dagen na de ontvangst van het verzoek beslist de benoemings- en aanwijzingscommissie met een meerderheid van drie vierde van de stemmen over de ontvankelijkheid ervan.
Verklaart de benoemings- en aanwijzingscommissie het verzoek onontvankelijk, dan wordt de verzoeker hiervan bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld.
Verklaart de benoemings- en aanwijzingscommissie het verzoek ontvankelijk, dan wordt de verzoeker bij een ter post aangetekende brief opgeroepen voor een mondeling evaluatie-examen.
Voorafgaand aan het mondelinge evaluatie-examen verzoekt de benoemings- en aanwijzingscommissie een vertegenwoordiger van de balie aangewezen door de orde van de advocaten van het gerechtelijk arrondissement waar de kandidaat als advocaat werkzaam is of werkzaam geweest is, bij een ter post aangetekende brief om een met redenen omkleed schriftelijk advies. Voor het gerechtelijk arrondissement Brussel geeft al naar gelang de kandidaat ingeschreven is of ingeschreven geweest is op het tableau van de Nederlandstalige of Franstalige orde van advocaten, hetzij de vertegenwoordiger van de Nederlandstalige orde, hetzij de vertegenwoordiger van de Franstalige orde advies. Dat advies heeft met name betrekking op de nuttige beroepservaring die de kandidaat als advocaat kan doen gelden, met het oog op het uitoefenen van een functie als magistraat.
De vertegenwoordiger van de balie mag geen advies verstrekken over bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad noch over personen met wie hij een feitelijk gezin vormt.
Het advies wordt aan de benoemings- en aanwijzingscommissie en aan de kandidaat overgezonden binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van het verzoek om advies.
Zo binnen de gestelde termijn geen advies wordt uitgebracht, wordt dat advies geacht gunstig noch ongunstig te zijn.
De kandidaat beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de notificatie van het advies om zijn opmerkingen mee te delen aan de benoemings- en aanwijzingscommissie.
De verzoeker ten aanzien van wie de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie met een meerderheid van drie vierde van de stemmen heeft geoordeeld dat hij geslaagd is voor het mondelinge evaluatie- examen, wordt gemachtigd om zich kandidaat te stellen voor een benoeming. § 3. De door de benoemings- en aanwijzingscommissie afgegeven machtiging is geldig gedurende drie jaar, te rekenen van de datum van de afgifte van de machtiging.
Indien de kandidaat niet geslaagd is voor het mondelinge evaluatie-examen, wordt hij daarvan bij een met redenen omklede en ter post aangetekende brief in kennis gesteld. In dit geval mag de betrokkene op zijn vroegst drie jaar na die kennisgeving een nieuw verzoek indienen. »
Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 191ter ingevoegd, luidende : «
Art. 191ter.Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, § 2, bedoelde mondelinge evaluatie-examen wordt benoemd op een van de in artikel 190 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal magistraten van de zetel van de rechtbanken van eerste aanleg, de rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken gelegen in het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. »
Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 194bis ingevoegd, luidende : «
Art. 194bis.Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 194 bedoelde benoeming, mits aan de bij artikel 191bis, §§ 2 en 3, bepaalde voorwaarden is voldaan. »
Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 194ter ingevoegd, luidende : «
Art. 194ter.Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, § 2, bedoelde mondelinge evaluatie-examen wordt benoemd op een van de in artikel 194 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal substituut-procureurs des Konings en substituut - arbeidsauditeurs van het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. »
Art. 8.In artikel 259bis-9, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2001 en gedeeltelijk vernietigd door het arrest nr. 14/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « evenals het programma van het mondelinge evaluatie-examen »;2° in het tweede lid worden de woorden « Het examen inzake beroepsbekwaamheid en het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage » vervangen door de woorden « Het examen inzake beroepsbekwaamheid, het vergelijkend examen tot de gerechtelijke stage en het mondelinge evaluatie-examen.»
Art. 9.Artikel 259bis-10, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 2000 en 15 juni 2001, en gedeeltelijk vernietigd door het arrest nr. 14/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003, wordt aangevuld als volgt : « 3° de organisatie van het mondelinge evaluatie-examen op de wijze en onder de voorwaarden die bij koninklijk besluit bepaald zijn en het verstrekken van de in artikel 191bis, § 2, laatste lid, bedoelde machtiging. »
Art. 10.In afwijking van de artikelen 3, 5 en 7 wordt het in deze artikelen bedoelde percentage vastgesteld op 4 % voor het eerste jaar dat volgt op de dag waarop deze artikelen in werking zijn getreden en op 8 % voor het tweede jaar.
Art. 11.Met uitzondering van dit artikel, treedt deze wet in werking op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk twaalf maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 april 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX. _______ Nota's (1) Verwijzing : Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken : Doc 51 1247/(2003/2004). - 001 : Wetsontwerp. - 002 tot 006 : Amendementen. - 007 : Verslag. - 008 : Tekst aangenomen door de commissie. - 009 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Zie ook : Integraal verslag : 23 december 2004.
Senaat.
Stukken : 3-976-2004/2005. - Nr. 1 : Wetsontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Nrs. 2 en 3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de commissie. - Nr. 6 Tekst geamendeerd door de Senaat en terugezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Handelingen van de Senaat : 3 februari 2005.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken : Doc 51 1247/(2003/2004). - O10 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. - 011 : Amendementen. - 012 : Verslag. - 013 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Zie ook : Integraal verslag : 10 maart 2005.