gepubliceerd op 16 december 2005
Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de adoptie
6 DECEMBER 2005. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de adoptie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2.In het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel 361-5 ingevoegd, luidende : « Art. 361-5. - In afwijking van de artikelen 361-3 en 361-4 kan, ingeval het recht dat van toepassing is in de Staat van herkomst van het kind noch de adoptie noch de plaatsing met het oog op adoptie kent, de overbrenging van het kind naar België met het oog op adoptie slechts plaatsvinden en de adoptie slechts worden uitgesproken wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind een verslag ontvangen dat gegevens bevat over de identiteit van het kind, zijn persoonlijke achtergrond, zijn gezinssituatie, zijn medisch verleden en dat van zijn familie, zijn sociaal milieu en de levensbeschouwelijke opvattingen ervan, alsmede zijn bijzondere behoeften;2° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft van de adoptant of de adoptanten de volgende stukken ontvangen : a) een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van het kind;b) een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte houdende toestemming in zijn overbrenging naar het buitenland van het kind dat de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en waarin wordt bevestigd dat deze toestemming vrij werd gegeven met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen, dat zij niet tegen betaling of in ruil voor enige andere tegenprestatie werd verkregen, en niet werd ingetrokken;c) hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van overlijden van de ouders, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van verlatenverklaring van het kind en een bewijs van het plaatsen onder de voogdij van de openbare overheid;d) een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst houdende totstandkoming van een vorm van voogdij over het kind door de adoptant of de adoptanten, alsmede een voor echt verklaarde vertaling van deze beslissing door een beëdigd vertaler;e) een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst tot machtiging van de overbrenging van het kind naar het buitenland om zich aldaar permanent te vestigen, alsmede een voor echt verklaarde vertaling van deze beslissing door een beëdigd vertaler;f) een bewijs dat de wet het kind toelaat of zal toelaten België binnen te komen en er permanent te verblijven;g) een bewijs van de nationaliteit van het kind en van zijn gewone verblijfplaats.3° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap is in het bezit gesteld van het vonnis betreffende de geschiktheid van de adoptant of de adoptanten en van het verslag van het openbaar ministerie, overeenkomstig artikel 1231-33 van het Gerechtelijk Wetboek;4° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap en de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind hebben schriftelijk hun goedkeuring gehecht aan de beslissing om het aan de adoptant of aan de adoptanten toe te vertrouwen.»
Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 361-6 ingevoegd, luidende : « Art. 361-6. - De centrale autoriteiten van de gemeenschappen delen onverwijld aan de federale centrale autoriteit de buitenlandse beslissingen mee bedoeld in de artikelen 361-3 en 361-5 op grond waarvan de overbrenging van het kind van de Staat van herkomst naar België toegelaten werd met het oog op adoptie. »
Art. 4.Artikel 363-1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « In het geval bedoeld in artikel 361-5 mogen de adoptant of de adoptanten en de ouders van het kind of enig ander persoon die het onder zijn bewaring heeft of van wie de toestemming in de adoptie vereist is, met elkaar niet in contact treden zolang de bepalingen van de artikelen 361-1 en 361-5, 4°, niet in acht zijn genomen, behalve indien de adoptie plaatsvindt tussen leden van eenzelfde familie. »
Art. 5.In artikel 365-4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1/ Het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 10° een attest van goed gedrag en zeden, model 2. »; 2/ In het tweede lid, laatste zin, worden de woorden « het eerste lid, 4°, 5° en 7° tot 9° » vervangen door de woorden « het eerste lid, 4°, 5°, 7° tot 10° »; 3/ In het derde lid, in fine, worden de woorden « in het eerste lid, 3° tot 9° » vervangen door de woorden « in het eerste lid, 3° tot 10° ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 6.In artikel 1231-4, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden « een nationaliteitsbewijs » vervangen door de woorden « een bewijs van de nationaliteit ».
Art. 7.Artikel 1231-27 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : « Art. 1231-27. - Het verzoek wordt bij eenzijdig verzoekschrift ingediend bij de jeugdrechtbank. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd en ondertekend hetzij door de adoptant of door de adoptanten, hetzij door hun advocaat.
Het verzoekschrift vermeldt dat de adoptant of de adoptanten een internationale adoptieprocedure wensen aan te vatten.
Bij het verzoekschrift worden gevoegd : 1° het origineel of een voor eensluidend verklaard afschrift van de stukken vereist voor het onderzoek van het verzoek;2° het attest waaruit blijkt dat de door de bevoegde gemeenschap georganiseerde voorbereiding werd gevolgd.».
Art. 8.Artikel 1231-28 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : « Art. 1231-28. - Om ontvankelijk te zijn, worden bij het verzoekschrift volgende stukken gevoegd : een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte of een hiermee gelijkgesteld stuk, een bewijs van de nationaliteit en een verklaring betreffende de gewone verblijfplaats van de adoptant of van de adoptanten en een uittreksel van de huwelijksakte of een uittreksel van de verklaring van wettelijke samenwoning of nog het bewijs van meer dan drie jaar samenwonen. »
Art. 9.In artikel 1231-29, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden « Wanneer de rechtbank in het bezit is gesteld van het in artikel 1231-28 bedoelde attest, wijst zij » vervangen door de woorden « De jeugdrechtbank wijst ».
Art. 10.Artikel 1231-42 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « De stukken bedoeld in het eerste lid, 2°, worden, in het geval bedoeld in artikel 361-5 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen door de documenten bedoeld in 2°, c) tot e), van dit artikel. »
Art. 11.In artikel 1231-43 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden « indien artikel 361-3 of 362-2 » vervangen door de woorden « indien de artikelen 361-3, 361-5 of 362-2 ».
Art. 12.In artikel 1231-44 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden « indien de artikelen 361-3 of 362-2 » vervangen door de woorden « indien de artikelen 361-3, 361-5 of 362-2 ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie
Art. 13.Artikel 24bis van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : « De adoptant die een attest heeft verkregen van de diensten van de bevoegde gemeenschap waarin bevestigd wordt dat hij de voorbereiding heeft gevolgd en dat hij het voorwerp is geweest van een gunstig maatschappelijk onderzoek dat werd beëindigd vóór de inwerkingtreding van de wet, op grond van de in de gemeenschappen geldende regels, wordt geacht geschikt te zijn om te adopteren. Dit attest is geldig gedurende drie jaren en mag slechts aangewend worden voor een enkele adoptieprocedure van één of meer kinderen. »
Art. 14.De artikelen 24ter en 24quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004, worden opgeheven.
Art. 15.In dezelfde wet wordt een artikel 24sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 24sexies.- Ingeval het recht dat van toepassing is in de Staat van herkomst van het kind noch de adoptie kent, noch de plaatsing met het oog op adoptie : 1° zijn de bepalingen van het vroegere recht inzake de toelaatbaarheid en de grondvoorwaarden van de adoptie van toepassing indien een kind door de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind aan de adoptant of de adoptanten is toevertrouwd voor 1 september 2005. Indien het evenwel een kind betreft van wie de ouders zijn overleden of dat verlaten is verklaard en dat onder de voogdij is geplaatst van een openbare overheid, kan worden afgeweken van de verblijfsvoorwaarden bedoeld in het artikel 344, § 1, c), van het Burgerlijk Wetboek, zoals het luidde voordat het werd gewijzigd bij de wet van 24 april 2003, indien aan de voorwaarden bedoeld in artikel 67, derde lid, van het Wetboek van internationaal privaatrecht is voldaan en indien de adoptant of de adoptanten de voorbereiding hebben gevolgd bedoeld in artikel 361-1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en het vonnis betreffende de geschiktheid om te adopteren hebben verkregen bedoeld in artikel 361-1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek. 2° zijn de artikelen 361-5, 1°, 3° en 4°, en 363-1 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing indien het kind aan de adoptant of de adoptanten is toevertrouwd door de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind tussen 1 september 2005 en de datum van de inwerkingtreding van de wet van 6 december 2005 tot wijziging van sommige bepalingen met betrekking tot de adoptie. De adoptie kan evenwel pas worden uitgesproken nadat de adoptant of de adoptanten de voorbereiding hebben gevolgd bedoeld in artikel 361-1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en het vonnis betreffende de geschiktheid hebben verkregen bedoeld in artikel 361-1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek en indien de in artikel 361-5, 2°, bedoelde documenten bij het verzoekschrift met de vraag om de adoptie uit te spreken, zijn gevoegd. » HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 16.Artikel 13 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 6 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005/2006 Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2021 Nr.1 : Wetsvoorstel van de heren Verherstraeten en Wathelet en Mevr.
Taelman.
Nrs. 2 en 3 : Amendementen.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 27 oktober 2005.
Zitting 2005/2006 Senaat : 3-1418 Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.