Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 mei 2003
gepubliceerd op 12 juni 2003

Wet tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012247
pub.
12/06/2003
prom.
03/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/03/2003012247/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bestaande tekst, die het eerste lid wordt, worden de woorden « ministeriële departementen of ministeriële diensten » vervangen door de woorden « federale overheidsdiensten, programmatorische federale overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging of aan openbare instellingen »;2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de commissie zoals bedoeld in artikel 1bis , een lijst op van de adviesorganen die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen. De Koning bepaalt de nadere regelen voor het vaststellen, het vervolledigen en het actualiseren van deze lijst. Daartoe stelt de Koning een aanmeldingsprocedure in die verplicht is voor alle organen die, op het moment van hun oprichting, onder hun opdrachten deze van het verlenen van advies hebben. De organen die de aanmeldingsprocedure niet gerespecteerd hebben brengen geen rechtsgeldig advies uit. »

Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : « Art. 1bis . Er wordt bij de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een commissie ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in adviesorganen opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die als taak heeft advies te verlenen betreffende de bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.

Deze commissie heeft inzonderheid als opdracht : 1° de Koning advies verlenen om te bepalen welke bestaande, nieuw op te richten of samen te stellen adviesorganen op de lijst bedoeld in artikel 1 dienen opgenomen te worden;2° de Koning advies verlenen bij het vaststellen van de onmogelijkheid, zoals bedoeld in artikel 2bis , § 2, om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in § 1 van datzelfde artikel;3° de Koning advies geven betreffende de uitvoering van artikel 3. De commissie brengt de adviezen bedoeld in het vorige lid uit binnen een termijn van twee maanden. In geval van gemotiveerde hoogdringendheid wordt het advies uitgebracht binnen een termijn van één maand.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling en de werking van de commissie. »

Art. 4.In artikel 2bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « Dit quotum is afzonderlijk van toepassing op de effectieve leden, op de plaatsvervangende leden en op iedere structurele onderverdeling van het adviesorgaan, met uitzondering van tijdelijke werkgroepen. De Koning kan bepalingen vaststellen die toelaten om de uitvoering van de bepalingen bedoeld in de vorige twee leden te verifiëren.

De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepalen dat dit quotum wordt gewijzigd zodat de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen nog wordt verbeterd. »; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « en aan de commissie » toegevoegd na de woorden "aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen";3° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door de volgende leden : « De commissie geeft een gemotiveerd advies over het aanvaarden of weigeren van de motivering bedoeld in het eerste lid, aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Deze minister licht vervolgens de Ministerraad in omtrent het advies van de commissie.

Het advies van de commissie wordt beschouwd als bevestigd door de Ministerraad, behoudens bij diens andersluidende beslissing binnen de twee maanden na de mededeling. Indien de beslissing van de Ministerraad dit toelaat verleent de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde.

Indien een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde wordt verleend, geldt deze voor een duur van één jaar die, in voorkomend geval, kan hernieuwd worden voor eenzelfde termijn. Wanneer geen afwijking wordt verleend heeft de minister onder wiens bevoegdheid het betrokken adviesorgaan ressorteert, vanaf de datum van de weigering van de afwijking, een termijn van drie maanden om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in § 1. Indien bij het verstrijken van deze termijn niet is voldaan aan de voorwaarde gesteld in § 1 kan het adviesorgaan geen rechtsgeldig advies meer uitbrengen. »

Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende : « Art. 2ter . Op verzoek van de commissie, kan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, aan de ministers die raadgevende organen onder hun bevoegdheid hebben informatie vragen die nuttig is voor het vervullen van de opdracht van de commissie. »

Art. 6.Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na raadpleging van de commissie, een orgaan vrijstellen van het naleven van de voorwaarden die gesteld worden in artikel 2, § 1, en in artikel 2bis , § 1, omwille van functionele redenen of om redenen die verband houden met zijn bijzondere aard. »

Art. 7.Artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 juli 1997, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.De commissie brengt om de twee jaar verslag uit over haar werking aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen die de Ministerraad hierover inlicht en het verslag overzendt aan de federale Kamers.

Om de twee jaar en voor de eerste maal in 2004, bevat het verslag aan de Federale Kamers uitgebracht ter uitvoering van artikel 2 van de wet van 6 maart 1996 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie die van 4 tot 14 september 1995 in Peking heeft plaatsgehad, een toelichting over de uitvoering van deze wet.

Naar aanleiding van de in §§ 1 en 2 bedoelde verslagen, gaan de Federale Kamers over tot een evaluatie van de invloed van deze wet op de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid. »

Art. 8.Artikel 5 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1997, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Voor de adviesorganen die voor de inwerkingtreding van dit artikel werden opgericht, passen de ministers onder wiens bevoegdheid de betreffende adviesorganen ressorteren, hun samenstelling, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2bis , § 1, tweede lid, aan bij de eerstvolgende hernieuwing van de mandaten en uiterlijk tegen 31 december 2003. »

Art. 9.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 2, 2°, en van artikel 6 die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota Senaat.

Stukken : 2-1069-2001/2002 : 001 : Wetsontwerp 002 : Erratum 003 : Advies-Verslag 004 : Amendementen 005 : Verslag 006 : Tekst aangenomen door de commissie Handelingen : 20 juni 2002 Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken : Doc 50 1892/(2001/2002) : 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat 002 : Verslag 003 : Tekst verbeterd door de commissie 004 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Zie ook : Integraal verslag : 27 maart 2003.

^