Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 januari 2010
gepubliceerd op 02 februari 2010

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, met het oog op het vaststellen, vervolledigen en actualiseren van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012012
pub.
02/02/2010
prom.
19/01/2010
ELI
eli/besluit/2010/01/19/2010012012/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, met het oog op het vaststellen, vervolledigen en actualiseren van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid voorziet in de bepaling van de praktische schikkingen met het oog op het opstellen van een lijst van de adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van deze wet vallen. Daartoe past het om een verplichte procedure te organiseren voor alle organen die op het moment van hun creatie een adviserende bevoegdheid hebben.

Dit is het voorwerp van het koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen.

Een van de moeilijkheden van de wet ligt immers in het ontbreken van een officiële lijst van organen die binnen het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 1990 vallen. De doelstelling die nagestreefd wordt door middel van het opstellen van een lijst is om duidelijk aan te geven welke organen betrokken zijn bij de wetgeving en dus om de toepassing en de controle ervan te vergemakkelijken.

Ten eerste past het om een procedure in te voeren met het oog op het opstellen van de lijst bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet.

De Commissie, opgericht door artikel 1bis van de wet, speelt hierbij een sleutelrol.

Vervolgens wordt deze lijst, vergezeld van het advies van de Commissie, verstuurd naar de minister die bevoegd is voor het Gelijkekansenbeleid.

Zodra er een verandering van de bevoegdheidsverdeling binnen de federale regering plaatsvindt, geven de bevoegde ministers of staatssecretarissen deze veranderingen door aan de Commissie.

Krachtens artikel 4 ligt de verplichting tot het op de hoogte brengen van de Commissie over de oprichting of de ontbinding van een orgaan of de aanpassing van zijn bevoegdheden bij de minister die rechtstreeks of onrechtstreeks het voogdijschap uitoefent over dat orgaan. In dit opzicht was de Raad van State in zijn advies over het ontwerp van besluit van mening dat de verplichting tot inschrijving bij de adviesorganen berust. Uit artikel 1, derde lid, van de wet van 20 juli 1990 kan niet worden afgeleid dat de verplichting bij het orgaan zelf berust : de tweede zin geeft de Koning de bevoegdheid tot het organiseren van een verplichte inschrijvingsprocedure van alle organen zonder te verduidelijken bij wie de verplichting tot inschrijving berust. In deze zin biedt het einde van de tweede zin van artikel 1, derde lid, geen verdere verduidelijking : « ... die, op het moment van hun oprichting, onder hun opdrachten deze van het verlenen van advies hebben. » Het leek niettemin goed bestuur om een dergelijke verplichting op te leggen aan de minister die op directe of indirecte wijze voogdijschap uitoefent over het orgaan in kwestie.

Tot slot wordt de lijst elk jaar bijgewerkt door de Commissie op basis van alle voornoemde elementen en tegen 1 december ten laatste doorgestuurd naar de Minister die bevoegd is voor het Gelijkekansenbeleid.

Elk jaar stelt de Koning ten laatste tegen 31 januari, door middel van een in de Ministerraad overlegd besluit, de in artikel 1, tweede lid, bedoelde lijst op van de adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Advies 47.205/1 van 1 oktober 2009 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 16 september 2009 door de Minister van Werk verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de nadere regels bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, met het oog op het vaststellen, vervolledigen en actualiseren van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen », heeft het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe regels vast te leggen betreffende het vaststellen, het vervolledigen en het actualiseren van de lijst van adviesorganen bedoeld in de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.2. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 1, derde lid, van de wet van 20 juli 1990, zoals die bepaling in artikel 1 wordt ingevoegd bij artikel 2, 2/, van de wet van 3 mei 2003 (1).Dat artikel 2, 2/, is evenwel door de Koning nog niet in werking gesteld.

Er dient voor gewaakt te worden dat de rechtsgrondvormende bepaling uiterlijk op de dag waarop het voorliggende ontwerp in werking treedt, eveneens in werking treedt. Het ontwerp kan aangevuld worden met een bepaling in die zin. In dat geval dient in de aanhef van het ontwerp, wat de rechtsgrond betreft, eveneens melding te worden gemaakt van artikel 9 van de wet van 3 mei 2003, dat de Koning machtigt om onder meer voornoemd artikel 2, 2/, in werking te stellen.

Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Het koninklijk besluit van 4 april 2003 houdende de reorganisatie van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, waaraan wordt gerefereerd in het tweede lid van de aanhef, wordt door het ontwerp niet gewijzigd of opgeheven.Aangezien de vermelding ervan evenmin noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontworpen regeling, dient het tweede lid uit de aanhef te worden weggelaten. 2. Men redigere het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, als volgt : « Gelet op advies 47.205/1 van de Raad van State, gegeven op 1 oktober 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; ».

Artikel 4 Artikel 1, derde lid, van de wet van 20 juli 1990 bepaalt : « De Koning bepaalt de nadere regelen voor het vaststellen, het vervolledigen en het actualiseren van deze lijst. Daartoe stelt de Koning een aanmeldingsprocedure in die verplicht is voor alle organen die, op het moment van hun oprichting, onder hun opdrachten deze van het verlenen van advies hebben. De organen die de aanmeldingsprocedure niet gerespecteerd hebben brengen geen rechtsgeldig advies uit. » Uit die bepaling dient te worden afgeleid dat de aanmeldingsplicht rust op de adviesorganen. Artikel 4 van het ontwerp legt deze verplichting evenwel op aan de bevoegde minister of staatssecretaris, wat bijgevolg niet in overeenstemming is met de wet. Artikel 4 van het ontwerp dient dan ook zodanig te worden omgewerkt dat de aanmelding wordt verricht door het adviesorgaan zelf.

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter, J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden, M. Rigaux, L. Denys, assessoren van de afdeling Wetgeving, Mevr. G. Verberckmoes, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. I. Verheven, adjunct-auditeur.

De griffier, De voorzitter, G. Verberckmoes. M. Van Damme. _______ Nota (1) Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid. 19 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, met het oog op het vaststellen, vervolledigen en actualiseren van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, artikel 1, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003;

Gelet op de wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, artikel 9;

Gelet op de adviezen 116 en 121 van het bureau van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, respectievelijk gegeven op 7 juli 2008 en 19 maart 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 september 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatsecretaris voor Begroting van 8 september 2009;

Gelet op het advies 47.205/1 van de Raad van State, gegeven op 1 oktober 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Gelijke Kansen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : a) « wet » : de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid;b) « adviesorganen » : de organen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;c) « Commissie » : de Commissie ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in adviesorganen, bedoeld in artikel 1bis van de wet;d) « Minister » : de minister bevoegd voor Gelijke Kansen;e) « Raad » : de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, bedoeld in het koninklijk besluit van 4 april 2003 houdende de reorganisatie van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen. HOOFDSTUK II - Vaststelling van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 1990 vallen

Art. 2.Binnen twee maanden na de vraag van de Minister, geven de ministers of staatssecretarissen de lijst van de adviesorganen die onder hun bevoegdheden vallen, door aan de Commissie.

Op basis van de in uitvoering van de in het eerste lid verstrekte informatie, maakt de Commissie een algemene lijst op van de naar ministeriële bevoegdheid geklasseerde adviesorganen.

Ten laatste tegen het einde van de vierde maand volgend op het verzenden van de in het eerste lid bedoelde vraag van de Minister, legt de Commissie de in het vorige lid bedoelde algemene lijst voor aan de Minister, vergezeld van zijn advies bedoeld in artikel 1bis, tweede lid, 1°, van de wet. HOOFDSTUK III - Bijwerking van de lijst van adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 1990 vallen

Art. 3.§ 1. Bij elke wijziging van de verdeling van de bevoegdheden binnen de federale regering geven de betrokken ministers en staatssecretarissen de lijst van adviesorganen die onder hun bevoegdheden vallen, door aan de Commissie. § 2. De Commissie wordt binnen een termijn van twee maanden van de wijzigingen in kennis gesteld.

Art. 4.Bij de oprichting of de ontbinding van een adviesorgaan, of wanneer de bevoegdheden van een adviesorgaan gewijzigd worden, stelt de bevoegde minister of staatssecretaris de Commissie hiervan in kennis binnen een termijn van één maand vanaf de oprichting of de ontbinding van dit orgaan of de wijziging van de bevoegdheden ervan.

Art. 5.Elk jaar krijgt de Minister tegen 1 december ten laatste de bijgewerkte algemene lijst toegestuurd, vergezeld van de adviezen van de Commissie bedoeld in artikel 1 bis, tweede lid, van de wet.

Ten laatste tegen 31 januari van elk jaar legt de Koning, via een in Ministerraad overlegd besluit, de lijst vast, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet, van de adviesorganen die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 6.Het artikel 2, 2°, van de wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 wordt van kracht ten laatste op de dag waarop dit besluit van kracht wordt.

Art. 7.Onze Minister die de Gelijke Kansen onder zijn bevoegdheid heeft is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 januari 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^