Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 04 mei 1999
gepubliceerd op 08 juli 1999

Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000511
pub.
08/07/1999
prom.
04/05/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


4 MEI 1999. - Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden


Aan Mevrouw en de Heren provinciegouverneurs Ter kennisgeving aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen.

Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, 1. De wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden : een nieuw kader.1. Op 3 februari 1999 is de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden in het Belgisch Staatsblad verschenen.Met het in voege treden van deze wet, op 13 februari 1999, heeft een geheel nieuw instrument zijn intrede gedaan in de Belgische rechtsorde : de « voetbalwet » brengt immers reële nieuwigheden in de strijd tegen het hooliganisme met zich mee.

Ze beperkt zich immers niet tot het voorzien in nieuwe sancties ter bestrijding van het voetbalgeweld : aan de ene kant voorziet zij een aantal verplichtingen zowel voor de toeschouwers als voor de organisatoren; aan de andere kant voert zij een bijzondere en specifieke procedure in voor de in de wet bepaalde inbreuken.

Deze wet vervangt derhalve de bestaande strafrechtelijke bepalingen niet; meer dan als toevoeging, vervolledigt zij werkelijk het repressieve arsenaal door specifieke « inbreuken » en sancties aangepast aan het hooliganismemilieu in te stellen. De in de wet bepaalde procedures zijn daarenboven zeer snel.

Snelheid en specificiteit zijn dus twee kenmerken waarmee de filosofie ingevoerd door de nieuwe wet kan gekwalificeerd worden.

Drie grote luiken vloeien voort uit deze wet : ten eerste, de bepalingen betreffende de organisatoren; ten tweede, de bepalingen betreffende de toeschouwers en ten derde, de bepalingen die de administratieve procedure regelen in het geval van overtreding van één van de twee andere luiken. 2. Instructies voor de uitvoering van deze wet. A. DE ORGANISATOREN. 2.1 De organisatoren dienen aan een aantal verplichtingen te voldoen : het verzekeren van een infrastructuur conform aan de reglementaire bepalingen terzake, het plaatsen van veiligheidscamera's, het aanwenden van correct gevormde en voldoende stewards, enz. De politieambtenaren die de ordehandhaving in het stadion verzekeren, hebben hierbij een niet te verwaarlozen rol te spelen : ik verwacht van hen dat ze aan de door de Koning aangewezen ambtenaar, te weten de Directeur Generaal en de Directeur Generaal, tweetalig adjunct, van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie of de ambtenaar of agent met een minimumgraad van rang 13 die één van beide vervangt, elk in gebreke blijven van de organisatoren ten opzichte van hun verplichtingen, zowel wat betreft de voorbereidende fase van de wedstrijden als bij de wedstrijden zelf, signaleren zodat de aangewezen ambtenaar administratieve sancties kan opleggen. 2.2. Ik verwacht derhalve dat het volgende zal gesignaleerd worden : 1. het gebruik van stadions of delen van het stadion die niet conform zijn aan de normen aangenomen in deze materie;2. het ontbreken, het te laat invoeren of het onvolledig karakter van de overeenkomst met de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten;eveneens de overtredingen tegen de bovengenoemde overeenkomst (het ontbreken van of een niet goed functionerende commandopost,...); 3. het ontbreken van een veiligheidsverantwoordelijke of zijn totaal of gedeeltelijk gebrek aan engagement of initiatieven op het terrein (bijvoorbeeld, hij bekommert zich niet om de stewards, verwaarlozing van de inspecties van het stadion,...); 4. het ontbreken, de onvoldoende aanwezigheid of de onbekwaamheid van stewards, hun gebrek aan vorming, voorbereiding of coördinatie;hun verkeerde opstelling op het terrein, hun negatieve attitude, provocaties,... ten opzichte van de toeschouwers (in het bijzonder het feit dat ze de wedstrijd in het oog hebben in plaats van het publiek!); 5. het ontbreken, de onvolledige samenstelling of het gebrek aan werking van de lokale adviesraad voor de veiligheid bij voetbalwedstrijden;6. het ontbreken, het onvolledige karakter of het gebrek aan naleving van het reglement van inwendige orde;7. een niet-correcte of onbestaande scheiding van de toeschouwers;8. een ticketverkoop die niet in overeenstemming is met de uitgevaardigde regels terzake;9. het ontbreken, de tekortkoming of de onwerkzaamheid van de veiligheidscamera's. Deze lijst is uiteraard niet limitatief.

B. DE TOESCHOUWERS. 2.3. Ik vestig er allereerst uw aandacht op dat het toepassingsgebied van de bepalingen betreffende de toeschouwers kan variëren van wedstrijd tot wedstrijd, te weten, volgens artikel 19 van de wet, « de ganse periode tijdens dewelke het stadion, waarin een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd plaatsvindt, toegankelijk is voor de toeschouwers ». Concreet zal dit meer problemen opleveren bij een langzame evacuatie uit het stadion (bijvoorbeeld om een groep supporters in het stadion te houden terwijl de supporters van de tegenstander het stadion verlaten); in dit geval is de wet altijd toepasbaar ten opzichte van de toeschouwers die in het stadion worden gehouden. Zij die reeds vertrokken moesten zijn, maar zich nog steeds in het stadion bevinden of het proberen te betreden, vallen ook onder artikel 22 (betreden zonder geldig toegangsbewijs).

Ik moet eveneens benadrukken dat iedere persoon aanwezig in het stadion gehouden is aan deze bepalingen : dit geldt dus ook voor de stewards, het personeel van het stadion,... In principe geldt dit ook voor de scheidsrechters, trainers, spelers... Het spreekt voor zich dat in dit geval de overheid voor een aangepaste reactie moet zorgen. 2.4. Vier bepalingen, verboden voor toeschouwers, worden administratief gesanctioneerd : a) het gooien of schieten van voorwerpen van of naar de tribunes of het speelveld (artikel 20);b) het onrechtmatig betreden van het stadion (artikel 21);c) het betreden van bepaalde zones van het stadion zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs, of plaatsen die voor het publiek niet toegankelijk zijn (artikel 22);d) het aanzetten, alleen of in groep, tot haat of woede of tot het toebrengen van slagen en verwondingen (artikel 23). 2.4.1. Artikel 20 handelt over het gooien of schieten van voorwerpen.

Elk gegooid voorwerp moet deel uitmaken van een proces-verbaal wanneer het gaat om een verstoring van de openbare orde of van het vreedzame verloop van de wedstrijd; de laagste tolerantiegrens is momenteel ingesteld, dit betekent dat er een proces-verbaal moet opgesteld worden wat ook de intrinsieke gevaarlijkheid van het voorwerp is, en onafhankelijk of een persoon geraakt of bedreigd is, of dat er al dan niet materiële schade is - alsook onafhankelijk van het moment waarop gegooid wordt (voor, tijdens of na de wedstrijd, of tijdens de pauze) en van het geviseerde of geraakte doel (atletiekpiste, reservenbank,...).

Er is één uitzondering op dit principe : wanneer een voorwerp gegooid is met een legitiem motief; enkele duidelijke voorbeelden : een bal terug op het terrein gooien die in de tribune beland is, zijn trui in de tribune gooien als trofee op het einde van de wedstrijd,... De legitimiteit van het motief wordt overgelaten aan de beoordeling van de politieambtenaar; in geval van twijfel, is het aangeraden een proces-verbaal op te maken. De overheid behoudt immers steeds de mogelijkheid te beoordelen of het gewenst is een vervolging in te stellen en de betrokkene kan in voorkomend geval zijn rechten laten gelden tijdens zijn verdediging. 2.4.2 Artikel 21 verbiedt het onrechtmatig betreden van het stadion, dit wil zeggen ondanks een administratief of gerechtelijk stadionverbod of als de toegang tot het stadion geweigerd werd door een steward.

We verstaan onder « administratief of gerechtelijk stadionverbod » elk publiekrechtelijk stadionverbod met uitsluiting van dus de burgerrechtelijke stadionverboden. Ik vestig er uw aandacht op dat krachtens artikel 10, eerste lid, 2°, van de wet, het systeem van de burgerrechtelijke stadionverboden onder de verantwoordelijkheid van de organisator van een voetbalwedstrijd valt, en niet onder die van de overheden. Dit type uitsluiting vindt zijn grondslag in andere feiten dan die beschreven in de wet en kunnen dus niet in overweging genomen worden wat betreft de administratieve procedure.

Van iedere persoon die één van deze publiekrechtelijke stadionverboden heeft opgelegd gekregen, zal het dossier opgenomen en bijgehouden worden in een bestand door de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. De persoonlijke gegevens van deze personen zullen ter beschikking gesteld worden van de K.B.V.B. en de clubs, zodat aan deze personen geen tickets meer zullen verkocht worden. De politiediensten hebben eveneens toegang tot deze gegevens zodat zij gerichte controles kunnen uitvoeren en aldus kunnen zien of een (verdachte) persoon het recht heeft een stadion te betreden. Deze gegevens moeten ook de toegangscontrole door de identificatie- en arrestatieteams van de politiedienst belast met de ordehandhaving in het stadion, op wie de organisator in welbepaalde gevallen beroep moet doen, mogelijk maken (voor meer details, zie het K.B. houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden).

De controle op het naleven van de opgelegde stadionverboden is van groot belang voor de geloofwaardigheid en de effectiviteit van het systeem. Ik dring er op aan dat deze bepaling systematisch navolging zal krijgen.

Krachtens artikel 13 van de wet kunnen de stewards de toegang tot het stadion ontzeggen aan een persoon die zich tegen een oppervlakkige controle van kleding en bagage verzet, die weigert de steward een voorwerp af te geven dat volgens het reglement van inwendige orde het stadion niet binnen mag of die in het bezit is van een wapen of een gevaarlijk voorwerp. Aangezien de stewards geen dwang kunnen uitoefenen mogen ze zich niet fysiek verzetten tegen een persoon die kost wat kost het stadion probeert te betreden. Zij moeten in dat geval beroep doen op de ordediensten. Dit vindt men terug in het tweede lid van artikel 21 van de wet.

Ook hier vraag ik de strikte toepassing van de wet, zonder uitzondering, want een persoon binnen laten die zich weigert te laten controleren (zelfs als die niets te verbergen heeft) betekent een te groot risico voor de veiligheid van andere toeschouwers en het vreedzame verloop van de wedstrijd. 2.4.3. Artikel 22 verbiedt de toegang tot een voor het publiek niet-toegankelijke zone of een zone waarvoor men geen geldig toegangsbewijs heeft. Men doelt hier op de bestorming van het speelveld, het klimmen op of het klimmen over de hekken, muren of omheiningen, maar evengoed het zich bevinden op elke plaats waarvan de toegang is verboden door een pictogram of een ander teken daar opgesteld door de organisator (kleedkamers van spelers en scheidsrechters en bijbehorende gangen, clubhuis, burelen van de directie,...). Het kan altijd voorkomen dat de ordediensten of de organisator de bezetting van het terrein toelaten zodat de supporters een overwinning kunnen vieren; dat zal dus niet strafbaar zijn. Ik dring er evenwel op aan dat dit soort bezetting alleen op het einde van de wedstrijd wordt toegelaten. De bezetting van het terrein is vanzelfsprekend ook niet verboden als dat tot doel heeft de toeschouwers de mogelijkheid te geven rellen, brand... komende van de tribunes te ontlopen (de wet spreekt in dit geval van een « wettelijk voorschrift, overheidsbevel of een andere uitdrukkelijke en voorafgaande toelating of gerechtvaardigde reden waaruit het geoorloofd karakter blijkt »).

Zelfs het gewoon op de hekken klimmen, zonder het oogmerk te beledigen, provoceren,... van andere toeschouwers, noch via deze weg toegang willen tot een andere plaats, moet het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal. 2.4.4. Ik houd eraan U te melden dat artikel 22 sancties voorziet voor het betreden van bovenvermelde zones zonder toegangsbewijs, behalve wanneer dit is gebeurd op bevel van de overheid. Het spreekt voor zich dat deze maatregel niet toegepast kan worden dan in uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd in het kader van de openbare orde. Het is uiteraard ontoelaatbaar dat een gelijkaardige uitzonderlijke situatie zou worden uitgebuit en systematisch georganiseerd of uitgelokt worden door de supporters zelf.

Ik sta er derhalve op dat er niet zomaar toegegeven wordt aan sommige supporters die in groep en in extremis het stadion pogen te betreden om zo te ontsnappen aan betaling, maar vooral aan de toegangscontrole die de fouillering moet toelaten, aan de eventuele onderschepping van uitgesloten supporters, enz.

Bij gebrek aan reactie tegen dat soort situaties is het gevaar groot dat de wettelijke bepalingen, op tussenkomst van de ordediensten zelf, uitgehold worden. Ik wens dat dit politiegebruik zich strikt beperkt tot een bewezen geval van overmacht (bijvoorbeeld, oponthoud door overmacht van een collectief begeleid transport). 2.4.5. Algemeen gesteld, voor de artikelen 21 en 22, zijn het zich bevinden van personen op niet-toegankelijke plaatsen en de poging die te betreden ernstige oorzaken van wanorde; de allerlaagste tolerantiegrens is dan ook vastgelegd. 2.4.6. Artikel 23 viseert het verstoren van het verloop van een wedstrijd, alleen of in groep, door het aanzetten tot haat, woede of tot slagen en verwondingen. Typische zaken zijn de beledigende liederen, racistische uitlatingen in groep gepleegd, fascistische groeten,... waarvoor de tolerantiegrens het allerlaagst moet zijn. Het is wel zo dat zulke gevallen soms moeilijk te determineren zijn; er zijn omstandigheden waarbij sommige gedragingen zeer « warm » zijn (zingen in groep, bijvoorbeeld) en die liggen op de grens tussen provocatie en het zingen van clubliederen. De beoordeling wordt overgelaten aan de politieambtenaar.

C. DE PROCEDURE. 3.1. Elk proces-verbaal tot vaststelling van een feit bedoeld in de artikelen 20 tot 23 moet overgemaakt worden aan een door de Koning aangewezen ambtenaar ( de Directeur-generaal van de Algemene Rijkspolitie of een ambtenaar van rang 10 die deel uitmaakt van deze administratie - ik verwijs naar het K.B. van 11 maart 1999 tot vaststelling van de regels voor de administratieve procedure ingevoerd bij wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S. 26 maart) en aan de procureur des Konings.

Elk van deze feiten kan inderdaad ook een strafrechtelijke inbreuk uitmaken, hetzij rechtstreeks (bijvoorbeeld, het gooien van een voorwerp dat leidt tot slagen en verwondingen; het onrechtmatig betreden dat leidt tot schade aan roerende of onroerende goederen), hetzij onrechtstreeks als bestanddeel van een inbreuk (bijvoorbeeld, het onrechtmatig betreden dat leidt tot een diefstal met braak).

Het proces-verbaal dat een tekortkoming vanwege de organisator aantoont, moet uitsluitend aan een door de Koning aangewezen ambtenaar gestuurd worden.

De procureur des Konings heeft één maand de tijd om zich uit te spreken over mogelijke verdere gerechtelijke stappen naar aanleiding van een vastgesteld feit, waardoor de administratieve procedure vervalt. Aan het eind van deze termijn, en als de procureur zich niet uitgesproken heeft, of als hij geen gevolg aan het feit wenst te geven, kan een administratieve sanctie opgelegd worden. Het is evident dat de procureur niet verplicht is een maand te wachten om zich negatief uit te spreken : het is dan vanaf de ontvangst van dat advies dat de sanctie opgelegd kan worden. 3.2. De administratieve aanpak van het dossier begint zodra het proces-verbaal dat een tekortkoming vanwege de organisatoren aanduidt toekomt bij de Directeur-generaal van de ARP. Deze deelt aan de betrokkene het dossier mee met vermelding van (onder andere) de ten laste gelegde feiten en een afschrift van het proces-verbaal. De organisator heeft dertig dagen om te reageren; te weten, het meedelen, bij een ter post aangetekende brief, van zijn verweermiddelen of het feit dat hij zich mondeling wenst te verdedigen, waarna de Directeur-generaal beslist of een sanctie opgelegd moet worden.

De procedure is hetzelfde voor de behandeling van dossiers betreffende een feit geviseerd door de artikelen 20 tot 23 van de wet, zelfs als de Directeur-generaal van de ARP moet wachten totdat hij het advies van de procureur des Konings kent om een sanctie op te leggen.

Deze sanctie moet opgelegd worden binnen de 6 maanden na vaststelling van de feiten. De sanctie is uitvoerbaar één maand na kennisgeving aan de betrokkene, tenzij die gedurende deze termijn beroep aantekent bij de politierechtbank.

De termijnen zijn dus zeer kort : alles moet behandeld zijn in 6 maanden; een sanctie kan opgelegd worden (als de procureur des Konings zeer vlug reageert, of als zijn stellingname niet vereist is, en als de betrokkene zijn argumenten vlug klaarheeft) in minder dan een maand! Dat dit zo vlug kan, betekent een voordeel voor de doeltreffendheid van de behandeling en de vervolgingen maar vraagt dus wel een snelle reactie, ook van de verbaliserende politieambtenaar.

Ik vestig er in het bijzonder uw aandacht op dat de administratieve en als beveiligingsmaatregel bedoelde stadionverboden eveneens gelden voor andere voetbalstadions dan het stadion waar het individu het feit gepleegd heeft dat aanleiding gaf tot een stadionverbod. Het stadion betreden waar een nationale (1) of internationale (2) voetbalwedstrijd gespeeld wordt terwijl men een stadionverbod lopen heeft, maakt een overtreding van artikel 21 van de wet uit. 3.3. Het proces-verbaal (waarvan model in bijlage) moet volgende elementen bevatten : de naam, voornaam, graad, het korps, bevoegdheid en handtekening van de auteur van het proces-verbaal; de dag, de datum, de plaats en het uur van het zich voordoen van het feit, alsook de wedstrijd waarbij het feit vastgesteld is; de beschrijving van het vastgestelde feit; de wettelijke bepaling die overtreden is door het vastgestelde gedrag; de naam, voornaam, adres, nationaliteit, datum en plaats van geboorte van de persoon die het voorwerp uitmaakt van het proces-verbaal; het administratief adres van de ambtenaar aangewezen om kennis te nemen van de zaak; in voorkomend geval, de aanduiding van het feit of er een afschrift is verstuurd naar de procureur des Konings; de eventuele administratieve antecedenten wat betreft het voetbal (administratieve aanhoudingen, PV opgesteld voor een inbreuk tegen de wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden,...) van de betrokkene.

Dit proces-verbaal is een determinerend element in de behandeling van het dossier, het moet duidelijk zijn, nauwkeurig en volledig, te meer daar er bij de mededeling van het dossier, door de Directeur-generaal van de ARP, een afschrift van wordt overgemaakt aan de persoon die er het voorwerp van uitmaakt. 3.4. De beslissing, met een PV als bijlage, die een stadionverbod oplegt als beveiligingsmaatregel (model in bijlage) is verschillend en bevat volgende elementen : de naam, voornaam, graad, het korps, bevoegdheid en handtekening van de auteur van het proces-verbaal; de dag, de datum, de plaats en het uur van het zich voordoen van het feit, alsook de wedstrijd waarbij het feit vastgesteld is; de beschrijving van het vastgestelde feit; de naam, voornaam, adres, nationaliteit, datum en plaats van geboorte van de persoon die het voorwerp uitmaakt van de beveiligingsmaatregel; het administratief adres van de ambtenaar aangewezen om het stadionverbod als beveiligingsmaatregel te bevestigen; de eventuele administratieve antecedenten wat betreft het voetbal (administratieve aanhoudingen, PV opgesteld voor een inbreuk tegen de wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden,...) van de betrokkene; het feit dat de betrokkene gehoord is of, als dit niet het geval is, de redenen om dit te staven; het feit dat de magistraat geconsulteerd is, alsook zijn beslissing; het feit dat het individu op de hoogte is gesteld dat hij het voorwerp uitmaakt van zo een verbod; in voorkomend geval, de aanduiding van de strafrechtelijke bepaling overtreden door het vastgestelde gedrag; de vermelding dat de Directeur-generaal van de Algemene Rijkspolitie de beveiligingsmaatregel kan bevestigen en vervolging instellen op basis van het proces-verbaal en alzo een administratieve boete kan opleggen of een administratief stadionverbod kan opleggen dat de beveiligingsmaatregel vervangt; de aanduiding dat de maatregel een minimale duur heeft van veertien dagen en, in geval de bevoegde ambtenaar dit bevestigt, een maximum van drie maanden; het feit dat het stadionverbod geldt voor alle stadions waar voetbalwedstrijden gespeeld worden.

Aangezien de termijn waarin de aangewezen ambtenaar die maatregel moet bevestigen zeer kort is (te weten 14 dagen vanaf het zich voordoen van het feit), dring ik erop aan dat het PV onmiddellijk meegedeeld wordt aan de bevoegde overheden. Deze beveiligingsmaatregel is namelijk een van de maatregelen waarop ik het meest reken om een onmiddellijk antwoord te bieden aan het hooliganisme. 3.5 Het vastgestelde feit kan uiteraard ook bestaan uit een strafrechtelijke inbreuk. De politieambtenaar moet dit in dat geval onmiddellijk signaleren aan de procureur des Konings : deze beoordeelt of het opportuun is het individu een stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen. Als hij het niet nodig acht dit te doen, duidt de politieambtenaar dit aan op zijn PV en laat de klassieke procedure, hierboven beschreven, zijn weg vervolgen. Als de procureur beslist tussen te komen is de « administratieve » beveiligingsmaatregel niet meer nodig. Om elk risico te vermijden wens ik dat de procureur des Konings systematisch op de hoogte wordt gebracht van het feit dat de politieambtenaar het nodig acht een stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen, zelfs als die niet zeker is dat het om een strafrechtelijke inbreuk gaat. Het is dan aan de procureur om te bepalen of het al dan niet om een strafrechtelijke inbreuk gaat; in voorkomend geval, komt het hem toe, als hij het nodig acht, een « gerechtelijk » stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen; zo niet, kan de politieofficier nog altijd een « administratief » stadionverbod als beveiligingsmaatregel opleggen. 3.6. De instelling van een stadionverbod als beveiligingsmaatregel is aangewezen wanneer de aanwezigheid van de betrokkene bij volgende wedstrijden een reëel gevaar voor de openbare orde zou kunnen betekenen, wat ondermeer kan blijken uit het « administratief verleden » van het individu. 3.7. De plicht om de persoon die het voorwerp uitmaakt van zo een maatregel te informeren, volgens toepassing van artikel 44, 5de lid, van de wet, kan twee soorten moeilijkheden met zich meebrengen : ten eerste, de betrokkene is bekend bij de politiediensten, maar kan wegens een gebrek aan middelen, niet ter plaatse verhoord worden; ten tweede, de betrokkene kan niet onmiddellijk geïdentificeerd worden.

In het eerste geval moet de politieambtenaar aan het individu meedelen (zelfs mondeling) dat hij het voorwerp uitmaakt van een stadionverbod als beveiligingsmaatregel; op deze basis stelt hij een proces-verbaal op, waarop hij aanduidt dat het individu niet is kunnen verhoord worden, alsook de redenen waarom dit niet is kunnen gebeuren, waarna hij het verstuurt. Zelfs als de politieambtenaar deze persoon de volgende dagen bij zich wenst te roepen, moet hij het proces-verbaal en de beslissing om een stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen, onmiddellijk doorsturen aan de Directeur-generaal van de ARP. In het tweede geval zorgt de politieambtenaar ervoor dat hij enerzijds het proces-verbaal betreffende de vastgestelde feiten opstuurt aan de Directeur-generaal van de ARP en anderzijds overgaat tot de identificatie van de persoon - hijzelf of door collega's elk element mee te delen dat toelaat over te gaan tot identificatie van de persoon (bijvoorbeeld, een afdruk van de beelden genomen door de veiligheidscamera's). Als de identificatie kan gebeuren binnen de 14 dagen na het plegen van de feiten moet de politieambtenaar die de feiten vastgesteld heeft, ervoor zorgen dat zijn beslissing (waarvan model in bijlage) correct overgemaakt wordt aan de betrokkene (overhandigd door een beëdigd politieambtenaar, bij een ter post aangetekende brief verstuurd,...) en onmiddellijk gesignaleerd wordt aan de Directeur-generaal van de Algemene Rijkspolitie. Als de identificatie niet binnen de veertien dagen kan gebeuren, kan de beveiligingsmaatregel uiteraard niet meer opgelegd worden, maar de Directeur-generaal van de ARP kan nog altijd de administratieve procedure beginnen van zodra hij kennis heeft van de identiteit van het individu. 4. Artikel 34 van de wet voorziet een supplementaire maatregel ten opzichte van de overtreders die in België woonplaats noch hoofdverblijfplaats hebben;als zo iemand een feit begaat bedoeld in de artikelen 20 tot 23 van de wet, kan de ambtenaar aangewezen door het K.B. van 11 maart 1999 tot vaststelling van de regels voor de administratieve procedure ingevoerd bij wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (te weten elke ambtenaar of agent van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie met een minimumgraad van rang 10 aangesteld bij de voetbalcel binnen deze administratie) onmiddellijk, mits instemming van de overtreder, een som van tienduizend frank innen. Die betaling doet de mogelijkheid vervallen een administratieve boete op te leggen.

Daarnaast rest er wel de mogelijkheid hem een stadionverbod op te leggen, hetzij als administratieve sanctie, hetzij als beveiligingsmaatregel.

De opdracht om deze geldsom voor te stellen en te innen is niet toevertrouwd aan de politieambtenaren, maar aan de ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, hierboven aangehaald, wanneer die zich ter plaatse begeven bij internationale wedstrijden of wedstrijden die buitenlandse toeschouwers zouden kunnen aantrekken. De samenwerking tussen die ambtenaren en de politiediensten belast met de ordehandhaving in het stadion moet optimaal zijn.

Tenslotte, omdat het vastgestelde feit ook kan bestaan uit een strafrechtelijke inbreuk, zal het bericht van heffing naar de procureur des Konings gestuurd worden, die de mogelijkheid behoudt om gerechtelijke vervolgingen in te stellen. 5. Het proces-verbaal tot vaststelling van een administratiefrechtelijk gesanctioneerd feit, de beslissing die een stadionverbod als beveiligingsmaatregel oplegt en de strook aan het boekje vastgehecht, moeten gestuurd worden aan volgende dienst : Ministerie van Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie Voetbalcel Koningsstraat 56 1000 Brussel De wet legt zeer korte behandelingstermijnen op, ik sta er dus op dat de processen-verbaal zo vlug mogelijk behandeld worden : de dag zelf of, als dat niet kan, de eerste werkdag na de vaststelling moet het proces-verbaal medegedeeld worden aan de aangewezen ambtenaar, alsook, indien van toepassing, aan de procureur des Konings. Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. Van Den Bossche _______ Nota (1) Te weten, volgens artikel 2, 2°, van de wet, een voetbalwedstrijd waaraan ten minste één club uit een van de hoogste twee nationale afdelingen deelneemt.(2) Te weten, volgens artikel 2, 2°, van de wet, een voetbalwedstrijd waaraan ten minste één niet-Belgische ploeg deelneemt en die deelneemt aan een buitenlands kampioenschap of representatief is voor een vreemde natie. Bijlage 1. Model van proces-verbaal tot vaststelling van een feit bedoeld in de artikelen 20 tot 23 van de wet Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 1999-07-08 Numac : 1999000511

^