gepubliceerd op 11 juni 2002
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering in het kader van de verhoging van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers
28 MEI 2002. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering in het kader van de verhoging van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers (1)
De Minister van Werkgelegenheid, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i), vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op artikel 51, § 2;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 22 november 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financïen, gegeven op 10 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 januari 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 33.051/1 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, wordt een artikel 32ter ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 32 ter. Het passend karakter van een dienstbetrekking in hoofde van een werkloze die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft, wordt bepaald rekening houdend met de criteria opgenomen in de onderhavige afdeling en met navermelde bepalingen.
In afwijking van artikel 23 wordt een aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij niet overeenstemt met het aangeleerd beroep, noch met het gewoon beroep, noch met een aanverwant beroep.
Deze bepaling is niet van toepassing indien uit een advies van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling blijkt dat de kans op tewerkstelling in het beschouwde beroep zeer gering is.
In afwijking van artikel 25, § 1, eerste lid, wordt een aan een werknemer van 50 jaar of meer aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij een gewone dagelijkse afwezigheid uit de gewone verblijfplaats ten gevolge heeft van meer dan 10 uur of indien de dagelijkse duur van de verplaatsing gewoonlijk meer dan 2 uur bedraagt.
In afwijking van artikel 26 wordt de dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien de nettobezoldiging die deze betrekking oplevert, verminderd met het bedrag van de reiskosten ten laste van de werknemer, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de uitkering en van de vergoeding ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering die de werknemer kan genieten tijdens de duur van de betrekking en van de gezinsbijslag, niet ten minste gelijk is aan het bedrag van de uitkering, na inhouding van de bedrijfsvoorheffing, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de gezinsbijslag, die de werknemer kan genieten als volledig werkloze en van de vergoeding die hij kan genieten ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering.
In afwijking van artikel 27, eerste lid, wordt, in hoofde van de vrijwillig deeltijdse werknemer, een dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien het gemiddeld wekelijks aantal arbeidsuren van de aangeboden betrekking meer bedraagt dan het aantal dat in rekening werd gebracht voor de vaststelling van het uitkeringsstelsel.
In afwijking van artikel 29, § 1, eerste lid, wordt een aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij gewoonlijk aanleiding geeft tot arbeidsprestaties die gelegen zijn tussen 20 uur en 6 uur ».
Art. 2.In artikel 50 van hetzelfde ministerieel besluit van 26 november 1991 wordt het ten 6° opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002.
Brussel, 28 mei 2002.
Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Ministerieel besluit van 26 november 1991, Belgisch Staatsblad van 25 januari 1992.