Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 25 november 2005
gepubliceerd op 20 januari 2006

Ministerieel besluit houdende de uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging in de Gemeenschap van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035039
pub.
20/01/2006
prom.
25/11/2005
ELI
eli/besluit/2005/11/25/2006035039/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 NOVEMBER 2005. - Ministerieel besluit houdende de uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging in de Gemeenschap van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten


De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal Verordeningen, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1783/2003, nr. 567/2004, nr. 583/2004 en nr. 2223/2004 van de Raad;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, gewijzigd bij Verordeningen (EG) nr. 21/2004, nr. 583/2004, nr. 864/2004 en nr. 2217/2004 van de Raad en bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie;

Gelet op Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1974/2004, nr. 394/2005 en nr. 606/2005 van de Commissie;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 239/2005 en nr. 436/2005 van de Commissie;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die Verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden;

Gelet op het ministerieel besluit van 28 juni 1999 houdende de uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifieke voor voeding of vervoedering bestemde producten;

Gelet op het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op het ministerieel besluit van 22 november 2005 betreffende de berekening en herziening van de voorlopige toeslagrechten ter uitvoering van bedrijfstoeslagregeling;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 augustus 2005;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Voorwerp en definities

Artikel 1.Naast de definities die vermeld worden in het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wordt verder voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° de aanvrager : de landbouwer die uit productie genomen grond gebruikt overeenkomstig dit besluit;2° de inzamelaar : de ondertekenaar van het contract, vermeld in artikel 6, die grondstoffen aankoopt met als doel ze te verwerken of te laten verwerken tot eindproducten zoals opgenomen in bijlage XXIII van Verordening (EG) nr.1973/2004; 3° de eerste verwerker : de gebruiker van de grondstoffen die de eerste verwerking ervan uitvoert om één of meer van de in bijlage XXIII van Verordening (EG) nr.1973/2004 vermelde eindproducten te verkrijgen. Afdeling II. - Toegestane grondstoffen

Art. 2.§ 1. De economische waarde van de niet voor voeding of vervoedering bestemde producten vermeld in bijlage XXIII van Verordening (EG) nr. 1973/2004 die bij de verwerking van die grondstoffen zijn verkregen moet hoger zijn dan die van alle andere producten die bij dezelfde verwerking verkregen zijn en die wel voor voeding of voor vervoedering bestemd zijn, hetgeen wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 163, 3, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 vermelde waarderingsmethode. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 143, 2, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 en overeenkomstig artikel 167 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt de productie van vezelvlas en vezelhennep, bestemd voor de vezelproductie, uitgesloten van de regeling. Bij de teelt van andere vezelhennep dan die welke bestemd is voor de productie van vezels, moeten de voorwaarden in artikel 4, § 5 van het ministerieel besluit, vermeld in artikel 1, gerespecteerd worden. HOOFDSTUK II. - Grondstoffen waarvoor een contract dient afgesloten te worden Afdeling I. - Voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen

Art. 3.De aanvrager die op uit productie genomen grond grondstoffen produceert legt samen met zijn verzamelaanvraag aan de bevoegde instantie het contract voor, zoals bepaald in artikel 147 van Verordening (EG) nr. 1973/2004, dat gesloten wordt met een inzamelaar of een eerste verwerker en dat voldoet aan de voorwaarden, bepaald in afdeling II van dit hoofdstuk.

Art. 4.§ 1. Na iedere oogst en uiterlijk op 31 oktober van het oogstjaar meldt de aanvrager aan de bevoegde instantie, met het door de bevoegde instantie vastgelegde document « oogstaangifte », per soort en per type de totale geoogste en geleverde hoeveelheid, evenals de identiteit van de persoon aan wie geleverd werd.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid mag de oogstaangifte van silomaïs uiterlijk op 30 november ingediend worden en mag de oogstaangifte voor suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels uiterlijk op 31 december ingediend worden. De postdatum geldt als bewijs. § 2. De aanvrager is verplicht de volledige geoogste hoeveelheid grondstof af te leveren aan een inzamelaar of eerste verwerker. De hoeveelheid die daadwerkelijk geleverd wordt door de aanvrager komt minstens overeen met de representatieve opbrengst zoals bepaald door de bevoegde instantie volgens artikel 153 van Verordening (EG) nr. 1973/2004.

Een tekort van de opbrengst wordt aanvaard, overeenkomstig artikel 7, § 3, mits voldaan wordt aan de verplichtingen, opgesomd in artikel 7, § 2.

Art. 5.§ 1. In afwijking van artikel 3 en artikel 4, § 2, en met behoud van de toepassing van de voorwaarden opgelegd in artikel 146, 2, Verordening (EG) nr. 1973/2004, kan de aanvrager : 1° alle granen of alle oliehoudende zaden van de GN-codes 1201 00 90, 1205 10 90, 1206 00 91 en 1206 00 99 gebruiken : a) als brandstof voor de verwarming van zijn landbouwbedrijf;b) voor de productie van energie of biobrandstoffen op zijn landbouwbedrijf;2° alle geoogste grondstof op zijn landbouwbedrijf verwerken tot biogas van GN-code 2711 29 00. § 2. In de gevallen, vermeld in § 1, gaat de aanvrager in een verklaring ter vervanging van het in artikel 3 vermelde contract de verbintenis aan om de grondstof waarop de verklaring betrekking heeft, rechtstreeks te gebruiken of te verwerken. Artikel 6 tot en met 12 zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Bovendien moet de aanvrager die tegelijk ook verwerker is van de grondstoffen op zijn eigen landbouwbedrijf : 1° zelf de zekerheid storten zoals bepaald in artikel 158 van Verordening (EG) nr.1973/2004; 2° alle geoogste grondstoffen wegen op een erkende automatische balans volgens de instructies van de bevoegde instantie.Voor granen en oliehoudende zaden, voor het stro en ook in geval van gebruik van de volledige plant, mag de weging worden vervangen door een volumetrische bepaling van de grondstof door personen die aangeduid zijn door de bevoegde instantie; 3° de granen of oliehoudende zaden die worden gebruikt overeenkomstig § 1, 1°, denatureren volgens een methode die opgelegd is door de bevoegde instantie.Er wordt echter toegestaan om in plaats van de oliehoudende zaden de verkregen ruwe olie onmiddellijk na de verwerking ervan te denatureren volgens de methode die opgelegd is door de bevoegde instantie. De kosten voor de denaturatie zijn ten laste van de zelfverwerker; 4° een specifieke boekhouding voeren waarop onder meer de geoogste, de verwerkte en de gedenatureerde hoeveelheid vermeld staan. § 4. De gedenatureerde olie die verkregen is op het landbouwbedrijf wordt beschouwd als eindfase van de verwerking van de oliehoudende zaden, vermeld in artikel 11, § 1. Afdeling II. - Het contract

Art. 6.§ 1. Het contract dat gesloten is tussen de aanvrager en de inzamelaar of eerste verwerker wordt gedateerd en ondertekend door beide partijen. § 2. Met behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 147, 2 van Verordening (EG) nr. 1973/2004, vermeldt het contract verder : 1° de oppervlakte per landbouwstreek van iedere verbouwde soort en van ieder type;2° bij oliehoudende zaden per soort en per type de verwachte hoeveelheid grondstof en alle voor de levering daarvan geldende voorwaarden.Die hoeveelheid moet ten minste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte, vermenigvuldigd met de door de bevoegde instantie aanvaarde representatieve opbrengst voor de grondstof in kwestie. § 3. De aanvrager draagt er zorg voor dat het contract wordt gesloten op een zodanig tijdstip dat zijn contractsluitende partij de mogelijkheid heeft om binnen de in artikel 9, § 1, vastgestelde termijnen een afschrift van het vermelde contract in te dienen bij de bevoegde instantie.

Art. 7.§ 1. De contractsluitende partijen kunnen het contract wijzigen vóór de indieningdatum van de verzamelaanvraag door een door beide partijen ondertekend aanhangsel bij het contract op te stellen of door het oorspronkelijke contract op te zeggen en te vervangen door een nieuw contract.

De contractsluitende partijen kunnen het contract eveneens wijzigen na de uiterste indieningdatum van de verzamelaanvraag. Alle wijzigingen, ondertekend door de twee partijen, worden in dat geval aanvaard tot de uiterste indieningdatum van de wijziging van de verzamelaanvraag op voorwaarde dat de aanvrager de buitendienst hiervan schriftelijk op de hoogte brengt.

Met behoud van de toepassing van het eerste en tweede lid, is na de uiterste indieningdatum van de verzamelaanvraag, een vermindering mogelijk van de oppervlakte voor braaklegging ten gevolge van een vermindering van de oppervlakte van de percelen of een verandering van bestemming naar een bestemming die niet in aanmerking komt. De oppervlaktevermindering wordt alleen toegestaan als de percelen in kwestie niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een controle die geleid heeft tot vaststelling van onregelmatigheden of voor zover de bedrijfsleider niet op de hoogte werd gebracht van een belangrijke controle. § 2. Als de producent tijdens de teeltcyclus meent dat hij, als gevolg van bijzondere omstandigheden, niet de hele hoeveelheid grondstof die in het contract is vermeld zal kunnen leveren, brengt hij de buitendienst daarvan zo vlug mogelijk op de hoogte door toezending van het bewijsstuk van de geleden teeltschade dat, behalve bij overmacht, opgesteld wordt door een van de onderstaande instanties : 1° de commissie voor de vaststelling van schade aan teelten;2° een ambtenaar van de bevoegde instantie of van de buitendienst;3° een ambtenaar van een landbouwkundige instantie van het Vlaamse Gewest of van de provincie. Behoudens in geval van overmacht zijn bewijsstukken die na de oogst bij de bevoegde instantie toekomen onontvankelijk. § 3. In geval van productietekort, als de buitendienst het schriftelijke bewijs van de aanvrager ter verklaring van dit tekort heeft aanvaard en als de levering overeenstemt met ten minste 90% van de hoeveelheid, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, wordt aangenomen dat het contract nageleefd werd en wordt de oogstaangifte aanvaard.

In geval van productietekort, als de buitendienst het schriftelijke bewijs van de aanvrager ter verklaring van dit tekort heeft aanvaard en als de levering overeenstemt met minder dan 90% van de hoeveelheid, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, houdt de buitendienst rekening met de toestemming die zij vooraf heeft verleend in overeenstemming met § 2 om de hoeveelheid grondstof die de aanvrager moet leveren te verminderen. § 4. Als de rechtvaardiging van een productietekort, als vermeld in § 2 en § 3, tweede lid, door de buitendienst wordt aanvaard en indien beide contractsluitende partijen hiermee akkoord gaan, kan de buitendienst een van de onderstaande gevolgen aanvaarden : 1° de vermindering van de onder het contract vallende oppervlakten;2° de opzegging van het contract;3° de verlaging van de in het contract vermelde hoeveelheid grondstof door deze hoeveelheid evenredig met de geraamde omvang van de geleden teeltschade te verminderen. Bij vermindering of schrapping van de onder het contract vallende oppervlakten legt de aanvrager, om zijn recht op betaling te behouden, de gronden in kwestie opnieuw braak tot voldoening van de bevoegde instantie. Hij verliest eveneens het recht om de uit het contract gelichte grondstof te verkopen, af te staan of te gebruiken. § 5. De aanvrager wordt geacht niet voldaan te hebben aan zijn verplichtingen met betrekking tot de uit productie genomen oppervlakte die bestemd is voor de teelt van niet voedingsgewassen als er sprake is van een productietekort dat gepaard gaat met een van de volgende situaties : 1° de schriftelijke rechtvaardiging ter verklaring van het tekort van de geleverde hoeveelheid werd niet aanvaard door de buitendienst;2° de schriftelijke rechtvaardiging ter verklaring van het tekort zoals vermeld in § 2, ontbreekt;3° de werkelijk geleverde hoeveelheid is kleiner dan wat vooraf door de buitendienst werd toegestaan in overeenstemming met § 1. Bijgevolg worden voor deze percelen de in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 vermelde bestraffingen toegepast. Afdeling III. - Voorwaarden waaraan de inzamelaar of eerste verwerker

moet voldoen

Art. 8.De niet voor voeding of vervoedering bestemde producten worden verkregen, maximaal door een derde verwerker.

Art. 9.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker die met de aanvrager het contract heeft gesloten, bezorgt de bevoegde instantie een kopie van het contract : 1° uiterlijk op 31 januari van het oogstjaar voor de van 1 juli tot en met 31 december in te zaaien grondstoffen;2° uiterlijk op de uiterste indieningdatum van de verzamelaanvraag voor het jaar in kwestie voor de van 1 januari tot en met 30 juni in te zaaien grondstoffen;3° uiterlijk op de uiterste indieningdatum van de verzamelaanvraag van het jaar waarin het betreffende perceel geactiveerd wordt voor het braakleggingstoeslagrecht. De inzamelaar of eerste verwerker die een contract met een aanvrager wijzigt of opzegt, bezorgt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde contract en het bijbehorende aanhangsel of een kopie van het opgezegde contract aan de bevoegde instantie uiterlijk op de uiterste indieningdatum van wijzigingen aan de verzamelaanvraag. § 2. Op verzoek van de bevoegde instantie bezorgt de inzamelaar of eerste verwerker de volgende gegevens of wordt er verwezen naar een voorafgaandelijk ingediend schema met de volgende gegevens : 1° een beschrijving van de verwerkingsketen;2° de prijs van de verkregen producten;3° de technische rendementen van de verwerking tot eindproduct, bijproduct of nevenproduct, evenals de verliezen. § 3. Uiterlijk op de uiterste indieningdatum van de verzamelaanvraag, stelt de inzamelaar of de eerste verwerker de volledige zekerheid, vermeld in artikel 158, tweede lid van Verordening (EG) nr. 1973/2004, bij de bevoegde instantie.

Als een contract wordt gewijzigd of opgezegd, wordt de gestelde zekerheid overeenkomstig aangepast. § 4. De zekerheid wordt voor iedere grondstof vrijgegeven naarmate de bevoegde instantie van de inzamelaar of van de eerste verwerker het bewijs heeft ontvangen dat de hoeveelheden van de grondstoffen overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 2, zijn verwerkt, waarbij zo nodig met wijzigingen op grond van artikel 7 rekening gehouden wordt. § 5. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van § 4 wordt de zekerheid die door de inzamelaar is gesteld vrijgegeven nadat de grondstof in kwestie aan de eerste verwerker is geleverd, mits de bevoegde instantie van de inzamelaar over het bewijs beschikt dat de eerste verwerker bij de bevoegde instantie een gelijkwaardige zekerheid heeft gesteld.

Art. 10.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker aan wie de aanvrager de grondstoffen heeft geleverd, deelt na ontvangst van de grondstoffen, en uiterlijk op 15 oktober van het oogstjaar de volgende gegevens mee aan de bevoegde instantie : 1° de hoeveelheid ontvangen grondstof per soort en per type;2° de identiteit en het adres van de aanvrager of van de persoon die geleverd heeft;3° de plaats van levering en opslag;4° de referentie van het contract in kwestie. § 2. Indien de grondstoffen geproduceerd zijn in een andere lidstaat, stelt de inzamelaar binnen veertig werkdagen na de datum waarop hij de ontvangen grondstof aan de eerste verwerker heeft geleverd de bevoegde instantie in kennis van de naam en het adres van die eerste verwerker.

De eerste verwerker meldt binnen veertig werkdagen na de datum waarop hij de grondstoffen ontvangen heeft van de aanvrager of de inzamelaar aan de bevoegde instantie de naam en het adres van de inzamelaar die de grondstof heeft geleverd, de hoeveelheid en de soort grondstof.

Art. 11.§ 1. De verwerking tot niet-voedingsproduct wordt beëindigd voor 31 juli van het tweede jaar na de oogst.

Die uiterste datum geldt ook om de hoeveelheden bijproducten boven de maximumhoeveelheid die voor voeding of vervoedering mag worden bestemd, af te zetten buiten de markt voor menselijke of dierlijke voeding met toepassing van de procedure van artikel 149, 2, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1973/2004. § 2. De inzamelaar of eerste verwerker die een grondstof of een daaruit vervaardigd tussen- of bijproduct onttrekt aan de niet-voedingssector meldt dat voorafgaandelijk aan de bevoegde instantie met het door de bevoegde instantie vastgelegde kennisgevingformulier.

De overeenkomende hoeveelheid grondstof of het daaruit vervaardigde tussen- of bijproduct dat ter vervanging van de onttrokken producten als niet-voedingsproduct verder verwerkt wordt, wordt bij de bevoegde instantie gemeld met het door de bevoegde instantie vastgelegde kennisgevingformulier.

Art. 12.§ 1. De inzamelaar houdt minimaal maandelijks per grondstof een door de bevoegde instantie voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register bij en bij elke nieuwe aankoop of verkoop wordt het register telkens aangevuld. In het register worden de volgende gegevens vermeld : 1° de hoeveelheden van alle grondstoffen die voor verwerking in het kader van dit besluit zijn gekocht en verkocht;2° de naam en het adres van de aanvragers;3° de naam en het adres van de verdere kopers of verwerkers. § 2. Elke verwerker moet per maand en per grondstof een door de bevoegde instantie voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register bijhouden, zoals vermeld in artikel 163, 1, tweede lid, b) van Verordening (EG) nr. 1973/2004. § 3. De registers, vermeld in § 1 en § 2, worden ter controle voorgelegd aan de bevoegde instantie telkens daarom wordt verzocht. § 4. Elke inzamelaar of verwerker staat op elk ogenblik de bevoegde instantie toe zijn boekhouding te controleren, zijn installaties te inspecteren, de voorraden na te zien en stalen te nemen van de grondstoffen. § 5. Alle documenten die bewijskrachtig zijn voor de contracten, de leveringen en de verwerking, zoals facturen, leveringsborderellen, transportdocumenten, productieboekhouding, voorraadlijsten en bestelnota's, worden gedurende drie jaar vanaf de vrijgave van de zekerheid in het bedrijf bewaard. HOOFDSTUK III. - Grondstoffen waarvoor geen contract gesloten hoeft te worden

Art. 13.§ 1. Voor de grondstoffen opgesomd in bijlage XXII van Verordening (EG) nr. 1973/2004 hoeft geen contract te worden gesloten.

Om voor betaling in aanmerking te komen, verstrekt de aanvrager die uit de productie genomen grond voor de teelt van die grondstoffen wil gebruiken, samen met zijn verzamelaanvraag, het door de bevoegde instantie vastgestelde aangifteformulier, waarop de volgende gegevens voorkomen : 1° de identificatie en de ligging van de percelen waarop de grondstoffen in kwestie worden geteeld;2° de oppervlakte van elk van die percelen;3° voor elk perceel, de opgave van de teelt, het jaar van aanleg van de teelt, de duur van de teeltcyclus en de verwachte oogstdata. Op dit formulier verbindt de aanvrager zich ertoe de grondstoffen in kwestie, bij gebruik op zijn bedrijf of bij verkoop ervan, te gebruiken voor de in bijlage XXIII van Verordening (EG) nr. 1973/2004 vermelde eindproducten. § 2. Voor de grondstoffen, opgesomd in bijlage XXII van Verordening (EG) nr. 1973/2004, hoeven geen representatieve rendementen te worden vastgesteld. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen

Art. 14.§ 1. Behalve met toepassing van hoofdstuk III kunnen de toeslagrechten alleen uitbetaald worden als : 1° de grondstof daadwerkelijk geleverd werd en de geleverde hoeveelheid minstens gelijk is aan het representatief rendement, vermenigvuldigd met de oppervlakte die het voorwerp uitmaakt van het contract.In geval van een productietekort gelden de bepalingen van artikel 7, § 3; 2° het originele contract voor niet-voedingsteelten samen met de verzamelaanvraag werd ingediend bij en ontvankelijk verklaard werd door de buitendienst die de verzamelaanvraag beheert en als voldaan werd aan de voorwaarden, opgesomd in artikel 6;3° de oogstaangifte van niet-voedingsteelten werd ingediend bij de buitendienst die de verzamelaanvraag beheert;4° door de inzamelaar of de eerste verwerker tijdig een afschrift van het contract werd ingediend bij de bevoegde instantie;5° de bevoegde instantie het bewijs heeft ontvangen dat de volledige zekerheid door de inzamelaar of de eerste verwerker werd gesteld. § 2. In het geval van een tweejarig gewas waarvoor de oogst, en bijgevolg de levering van de grondstof, pas in het tweede teeltjaar geschiedt, wordt de betaling in de twee jaar na de sluiting van het in artikel 6 bedoelde contract uitgevoerd op voorwaarde dat de bevoegde instantie vaststelt dat : 1° de verplichtingen, vermeld in § 1, 2°, 4° en 5°, nageleefd worden vanaf het eerste teeltjaar;2° de verplichtingen, vermeld in § 1, 1° en 3° en de verplichting tot mededeling van de informatie, vermeld in artikel 10, § 1, in het tweede jaar worden nagekomen. Voor het eerste teeltjaar wordt de betaling pas uitgevoerd als de bevoegde instantie het bewijs heeft ontvangen dat de zekerheid bij haar werd gesteld. Voor het tweede teeltjaar is het stellen van de zekerheid voor het uitvoeren van de betaling niet vereist. § 3. Bij een permanente of meerjarige cultuur wordt de steun jaarlijks betaald vanaf het moment dat het contract gesloten wordt. De voorwaarden van § 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 15.Overtredingen van dit besluit, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, nr. 796/2004 en nr. 1973/2004 worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 16.Het ministerieel besluit van 28 juni 1999 houdende de uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifieke voor voeding of vervoedering bestemde producten wordt opgeheven.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005, met uitzondering van artikel 15, dat uitwerking heeft de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 25 november 2005 Y. LETERME

^