gepubliceerd op 23 november 2006
Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie
20 NOVEMBER 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid op artikel 68;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op artikel VII.III.11;
Gelet op het advies van de commissaris-generaal van de federale politie, gegeven op 21 september 2006 en 2 oktober 2006;
Gelet op het protocol nr. 193/1 van 20 oktober 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat voor de goede werking van de dienst is vereist dat de hervorming van de federale politie, gewild door de wetgever bij de wet van 20 juni 2006 tot wijziging van bepaalde teksten betreffende de geïntegreerde politie, zo vlug mogelijk wordt geïmplementeerd. Daartoe bepaalt het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie de datum van inwerkingtreding op 1 maart 2007; dat op die datum alle essentiële mandaathouders reeds in plaats moeten zijn gesteld, omdat zij die nieuwe structuur moeten implementeren en onder meer de migratie van personeelsleden moeten organiseren en begeleiden en dit terwijl de dienstverlening niet wordt onderbroken; dat deze mandaathouders moeten geselecteerd en aangewezen worden. Voor het nieuwe mandaat van directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer moet uiteraard een titularis aangewezen worden; dat de oproep tot kandidaten het functieprofiel dient te bevatten, dat zelf gebaseerd moet zijn op voormeld koninklijk besluit van 14 november 2006 en op het voorliggend besluit. De procedure tot selectie en aanwijzing omvat voornamelijk volgende fases en termijnen : de vacantverklaring en de oproep tot kandidaten, de samenstelling van de selectiecommissie, de termijnen van kandidaatstelling die niet minder mag bedragen dan 30 dagen (art. VII.III.33, eerste lid, 2°, RPPol), het onderzoek door de selectiecommissie, het onderzoek van de bezwaren van de kandidaten die over 15 dagen beschikken om hun bezwaar in te dienen, het inwinnen van adviezen en de vergelijking van titels en verdiensten;
Gelet op het advies nr. 41.576/2 van de Raad van State, gegeven op 6 november 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.De functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 20 november 2006.
P. DEWAEL
Bijlage bij het ministerieel besluit van 20 november 2006 1. Functiebeschrijving van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie 1.1. Wettelijk en reglementair kader Krachtens artikel 102bis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus « wordt de algemene directie van de ondersteuning en het beheer belast met niet-operationele steunopdrachten ten bate van de federale politie en met bepaalde steunopdrachten ten bate van de lokale overheden en politiediensten. De directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten. In dat raam verzekert de algemene directie van de ondersteuning en het beheer, inzonderheid het beheer van de human ressources en de materiële en financiële middelen. ».
Deze opdrachten worden nader uitgewerkt in de artikelen 17 en 18, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en bevoegdheden van de federale politie. 1.2. Inhoud van de functie 1.2.1. Algemeen De directeur-generaal ondersteuning en beheer staat in voor het management van de algemene directie. Hij zorgt voor de aanwending van het personeel en de middelen waarover hij beschikt om de strategische en operationele doelstellingen van de algemene directie te verwezenlijken in het kader van de geïntegreerde politiewerking. Hij adviseert en ondersteunt de lokale en federale politieoverheden. Hij geeft rekenschap van zijn daden aan de overheid en de commissaris-generaal en overlegt, telkens wanneer nodig, met de andere directeurs-generaal. 1.2.2. Uitwerking van een strategie Een strategisch planningsproces uitbouwen en ontwikkelen.
Dit proces voeden door de permanente opvolging van de evolutie in de maatschappij en in de wetgeving die een impact kan hebben op de opdrachten van de federale politie.
Een strategie ontwikkelen die in het nationaal veiligheidsplan kadert en in de globale strategie van de federale politie. Deze strategie moet de optimale geïntegreerde werking van beide politieniveaus bevorderen, zowel in de uitoefening van gespecialiseerde en supralokale opdrachten als in de ondersteuning op lokaal niveau. Ze moet gericht zijn op het voldoen aan de door de geïntegreerde politiedienst uitgedrukte noden.
Deze strategie door zijn directies en diensten laten omzetten in operationele doelstellingen en actieplannen die kaderen binnen de context van een meerjarenplanning. 1.2.3. Aanwending van de strategie Zich inschrijven in een groepsstrategie en deze aanmoedigen binnen de algemene directie, de federale politie en in overleg met de lokale politie.
Zijn middelen en zijn personeel optimaal inzetten met inachtneming van éénieders bekwaamheden. 1.2.4. Werkorganisatie De overlegfora en werkgroepen rationaliseren in overleg met de bevoegde overheden.
Soepele en efficiënte werkingsprocessen uitwerken. In het bijzonder de taakverdeling tussen de verschillende componenten van de algemene directie harmoniseren.
De taakuitvoering door de directies en diensten van zijn algemene directie aansturen, coördineren en evalueren.
De verwezenlijking van de verbeterprojecten inzake werking van de algemene directie op stapel zetten, ondersteunen en waarborgen.
Zijn personeel motiveren, evalueren en zijn bekwaamheden stimuleren. 1.2.5. Cultuur Zijn handelingen inschrijven in een natuurlijk partnerschip met de andere directeurs-generaal en de commissaris-generaal enerzijds, en anderzijds, de lokale politie.
Een moderne politiecultuur promoten, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar meer transparantie en wederzijds vertrouwen.
Spontaan of op verzoek rekenschap afleggen aan de politieoverheden. 2. Functieprofiel van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie 2.1. Algemene kennis o Grondige kennis van de wettelijke bepalingen met betrekking tot het politiewezen. o Grondige kennis van de organisatie, de werking, de structuren en de verschillende bevoegdheden van de twee niveaus van de geïntegreerde politiedienst. o Kennis van algemeen organisatiemanagement en van projectmanagement in een overheidscontext. o Kennis van de algemene beginselen van HRM-beheer. o Kennis van de algemene beginselen van de overheidsopdrachten. o Kennis van het federaal politiebeleid en inzicht in het lokaal politiebeleid. o Inzicht in processen rond financiën en begroting en de relatie met managementinformatie. o Inzicht hebben in besluitvormingsprocessen in de overheidscontext. o Functionele kennis van de tweede landstaal. 2.2. Vaardigheden o De bekwaamheid om, met de ter beschikking gestelde middelen, taken en verantwoordelijkheden binnen de organisatiestructuur dusdanig te verdelen dat de opdrachten van de algemene directie doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd en elk niveau hierbij een toegevoegde waarde heeft. o De bekwaamheid tot plannen van de werkzaamheden van de algemene directie : op efficiënte wijze prioriteiten bepalen en aangeven welke acties nodig zijn om de gestelde doelen op korte en lange termijn te realiseren. o Overeenkomstig de strategie van de organisatie, een opvolging van de doelstellingen evenals een beheer van de performante middelen uitbouwen en implementeren. o Bekwaamheid tot omgaan met potentiële risico's : kunnen anticiperen op potentiële problemen en risico's en ze in een ruimer perspectief kunnen plaatsen. o Inzicht hebben in strategisch denken (en in de impact van maatschappelijke geledingen) en in ontwikkelingen die relevant zijn voor de politiefunctie. o Kunnen aansturen, ontwikkelen en motiveren van medewerkers zodat ze hun doelstellingen en die van de organisatie op een correcte manier realiseren, zowel individueel als in teamverband. o Betrokkenheid kunnen creëren en de eigenwaarde van de medewerkers verhogen door taken en verantwoordelijkheden door te geven, rekening houdend met de interesse, de ambitie, het ontwikkelingsplan en de competentie van medewerkers, en de gedelegeerde taken opvolgen. o Het vermogen samen te werken en met de collega's een gemeenschappelijk doel te bereiken door coördinatie van hun activiteiten en aanwending van de daartoe nodige processen en procedures. o Besluitvaardig zijn : zich eenduidig uitspreken en zelfstandig beslissingen nemen zonder problemen voor zich uit of in de schoenen van anderen te schuiven. o Het vermogen tot onderhandelen. o Initiatieven durven nemen. o De bekwaamheid om zich mondeling uit te drukken op een vlotte en gestructureerde manier, alsook over zeer goede redactionele eigenschappen beschikken en hierbij getuigen van analyse- en synthesegeest. 2.3. Attitudes o Zich inschrijven in de filosofie van de geïntegreerde werking van de politieorganisatie en de complementariteit van beide componenten en permanent aandacht hebben voor de kritieke succesfactoren. o Een correcte perceptie hebben van zijn verantwoordelijkheden, zowel ten aanzien van de federale als de lokale politie. o Zin voor dienstverlening hebben. o Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de organisatie, door bereid te zijn om te leren en mee te groeien met veranderingen, en door te anticiperen, via structurele maatregelen, op toekomstige uitdagingen, probleemstellingen of tendensen. o Innovatief denken : bestaande concepten en werkmethoden, tradities en gewoontes ter discussie durven stellen, permanent streven naar nieuwe mogelijkheden en vernieuwende oplossingen. o Permanent streven naar partnerschap en oog hebben voor klantgerichtheid en klantentevredenheid. o Over het nodige gezag beschikken : niet alleen een voldoende dominante persoonlijkheid zijn om mensen en situaties te beheersen en te leiden, maar dit gezag ook weten uit te stralen zodat men vanzelfsprekend als leider wordt aanvaard. o Openstaan voor discussies, rekening kunnen houden met kritische, opbouwende standpunten van anderen en bereid zijn om zijn eigen mening te herzien. o Openstaan voor de problemen van alle personeelsleden en ze discreet kunnen behandelen. o Er zorg voor dragen dat in volkomen transparantie rekenschap wordt afgelegd aan de overheid. o De voorrang geven aan de rationele werkingsmiddelen die rechtstreeks zijn afgestemd op het volbrengen van de doelstellingen; procedures verbannen die leiden tot een steriele bureaucratie of daarop gebaseerd zijn. o De administratieve vereenvoudiging aanmoedigen. 2.4. Persoonlijke eigenschappen o Stressbestendig zijn : getuigen van koelbloedigheid in crisissituaties en bekwaam zijn om onder druk te werken. o Over een grote integriteit beschikken : respect voor anderen, noch favoritisme noch discriminatie. o Hoge frustratietolerantie en hoog incasseringsvermogen. o Sociaal engagement : het vermogen empatisch en sociaal voelend het maatschappelijke probleemveld aan te pakken vanuit een politioneel vaktechnische achtergrond. o Een duidelijke en transparante communicatie. 2.5. Ervaring o Ervaring in de toepassing van moderne managementtechnieken. o Praktische ervaring in het leidinggeven.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 november 2006 tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL