gepubliceerd op 25 augustus 2001
Ministerieel besluit tot bepaling van de kwaliteitszorg in kinderdagverblijven
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
12 JUNI 2001. - Ministerieel besluit tot bepaling van de kwaliteitszorg in kinderdagverblijven
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997, 7 juli 1998 en 9 maart 2001;
Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 15 oktober 1999, 14 april 2000 en 26 mei 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, inzonderheid op artikel 3, 10° en 11°;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 31 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 mei 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli l989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de kinderdagverblijven, rekening houdend met het feit dat de voorziene overgangsperiode van drie jaar al loopt vanaf 1 januari 2001, onmiddellijk werk moeten kunnen maken van een kwaliteitsbeleid via het uitwerken van een kwaliteitsplanning en een kwaliteitssysteem, om hun werking te conformeren aan de bepalingen, opgenomen in het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° K&G : de instelling Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 29 mei 1984, houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° kinderdagverblijven : kinderdagverblijven, erkend door Kind en Gezin. § 2. Kinderdagverblijven garanderen een kwaliteitszorg volgens de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Kwaliteitsbeleid
Art. 2.§ 1. Het kinderdagverblijf ontwikkelt een kwaliteitsbeleid dat uitgaat van zijn missie, waarden en visie omtrent de doelgroep en de functies die het opneemt ten aanzien van die doelgroep. § 2. Het kwaliteitsbeleid is erop gericht op een systematische wijze de kwaliteit van de aangeboden hulp- en dienstverlening, alsook van de werking van een kinderdagverblijf, te bepalen, te plannen, te verbeteren, te beheersen en te borgen. § 3. Het kinderdagverblijf houdt bij het ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid rekening met de mogelijkheden op het vlak van personeel, infrastructuur en financiële middelen om een goede werking van het kinderdagverblijf mogelijk te maken. § 4. Het kinderdagverblijf betrekt het personeel, de ouders en de kinderen bij het ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid en neemt de nodige maatregelen om hen op een begrijpelijke wijze over het beleid te informeren. § 5. Het kwaliteitsbeleid concretiseert de doelstellingen op het vlak van kwaliteitszorg via het uitwerken van een kwaliteitsplanning en een kwaliteitssysteem die worden beschreven in een kwaliteitshandboek. HOOFDSTUK III. Kwaliteitsplanning
Art. 3.§ 1. De kwaliteitsplanning is een periodiek proces waarbij het kinderdagverblijf zijn doelstellingen op het vlak van de kwaliteitszorg vastlegt. § 2. Het kinderdagverblijf beschrijft bij elke doelstelling de middelen die zullen worden ingezet voor het bereiken ervan en de persoon of groep van personen die voor het verwezenlijken van de doelstelling verantwoordelijk is. § 3. Het kinderdagverblijf beschrijft de wijze waarop de doelstellingen verwezenlijkt zullen worden. Daarbij wordt ook beschreven met welke frequentie het realiseren van de doelstellingen wordt gecontroleerd. Waar nodig corrigeert het kinderdagverblijf de implementatiewijze. HOOFDSTUK IV. - Kwaliteitssysteem
Art. 4.§ 1. Het kinderdagverblijf ontwikkelt een kwaliteitssysteem dat aangeeft hoe de beschikbare middelen worden ingezet en hoe de dienstverleningsprocessen worden georganiseerd, beheerst en geëvalueerd. § 2. Het kinderdagverblijf neemt de maatregelen die nodig zijn om het kwaliteitssysteem te implementeren, goed te doen functioneren en aan te passen aan gewijzigde omstandigheden. § 3. Het kinderdagverblijf legt de verantwoordelijkheden vast voor de uitvoering en het onderhoud van het kwaliteitssysteem.
Art. 5.Het kinderdagverblijf beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het efficiënt en kwaliteitsgericht inzetten van de middelen. Daartoe beschrijft het kinderdagverblijf : 1° hoe het personeelsbeleid gestalte krijgt.Dat wordt onder meer geconcretiseerd in : a) de procedure voor selectie en evaluatie van de medewerkers;b) de procedure waarmee voorzien wordt in vorming en bijscholing van het personeel op basis van een analyse van vormingsbehoeften;c) de procedure voor inspraak en ondersteuning van de medewerkers;2° hoe het personeel wordt ingezet om de doelstellingen en de werking van het kinderdagverblijf continu mogelijk te maken.Dat wordt onder meer geconcretiseerd in : a) de wijze waarop het kinderdagverblijf de aanwezigheid van voldoende begeleiders garandeert op basis van het aantal aanwezige kinderen;b) de wijze waarop het kinderdagverblijf de nodige continuïteit garandeert in de begeleiding van de kinderen;3° hoe de infrastructuur wordt afgestemd op het kwaliteitsbeleid;4° hoe het financiële beleid toelaat de kwaliteitsdoelen te bereiken en de dienstverleningsprocessen uit te voeren zoals beschreven;5° het systeem waarmee de documenten op een overzichtelijke wijze worden beheerd. Daartoe legt het kinderdagverblijf onder meer vast hoe de persoonsgebonden en medische gegevens efficiënt beheerd worden met respect voor de privacy van ouders en kinderen.
Art. 6.§ 1. Het kinderdagverblijf ontwikkelt een visie met betrekking tot de processen die een directe invloed uitoefenen op de kwaliteit van de dienstverlening en de werking van het kinderdagverblijf. Het gaat daarbij minstens om de volgende processen : 1° het aanbieden van een optimaal pedagogisch klimaat aan de opgevangen kinderen.Dat omvat hoe het kinderdagverblijf onder meer de pedagogische principes flexibiliteit, individualiseren, stimuleren, structureren, bevorderen van de zelfstandigheid, bewegingsvrijheid en veiligheid gestalte geeft en hoe het aandacht besteedt aan de wijze waarop kinderen met elkaar omgaan; 2° de samenwerking met de ouders.Dat omvat onder meer hoe het kinderdagverblijf het vertrouwen van de ouders versterkt, hen informeert en betrekt bij de werking en hen respecteert in hun ouderrol; 3° de samenwerking met externe personen of organisaties om de betrokkenheid van het kinderdagverblijf bij de lokale gemeenschap te vergroten. Het kinderdagverblijf neemt de nodige maatregelen om de beschreven visie op een doeltreffende wijze te verwezenlijken.
Art. 7.Het kinderdagverblijf beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het beheersen van de dienstverleningsprocessen. Daartoe beschrijft het kinderdagverblijf onder meer : 1° het plaatsingsbeleid : het kinderdagverblijf informeert de ouders hierover;2° de procedure om een opvangvraag te behandelen;3° de onthaalprocedure voor ouders en kinderen;4° hoe het met de ouders afspraken maakt over de dienstverlening.Het kinderdagverblijf legt die afspraken vast in een overeenkomst met de ouders, licht hen in over het huishoudelijk reglement en over de tijdelijke of permanente wijziging van de dienstverleningsovereenkomst en/of het huishoudelijk reglement; 5° hoe het het toegangsrecht van de ouders regelt;6° hoe het de groepsindeling opvat en realiseert;7° hoe het de opgevangen kinderen observeert en aandacht schenkt aan de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen;8° hoe het de gezondheidstoestand van het kind volgt;9° hoe het, in overleg met de ouders, zorgt voor een adequate doorverwijzing als dat voor een kind noodzakelijk is.
Art. 8.§ 1. Het kinderdagverblijf beschrijft de maatregelen die genomen worden met betrekking tot het meten, analyseren en verbeteren van de dienstverlening. Daartoe beschrijft het kinderdagverblijf hoe het : 1° de volledige werking jaarlijks evalueert.Daarbij gaat het kinderdagverblijf minstens na of de geformuleerde doelstellingen zijn gerealiseerd; 2° nagaat of de processen verlopen zoals beschreven;3° klachten registreert, doeltreffend behandelt en binnen een redelijke termijn beantwoordt;4° op regelmatige wijze de tevredenheid van de ouders, de kinderen en de medewerkers nagaat. § 2. Het kinderdagverblijf stuurt zijn werking bij op basis van een analyse van de resultaten van de in § 1, 1° tot en met 4°, genoemde evaluaties. HOOFDSTUK V. - Kwaliteitshandboek
Art. 9.§ 1. Het kinderdagverblijf bundelt in het kwaliteitshandboek alle relevante informatie met betrekking tot het kwaliteitsbeleid, zijn missie, waarden en visie omtrent de doelgroep en de functies die het opneemt ten aanzien van die doelgroep, zijn kwaliteitsplanning en zijn kwaliteitssysteem. § 2. Het kinderdagverblijf houdt bij de samenstelling van het kwaliteitshandboek rekening met de bepalingen die opgenomen zijn in artikel 2 tot en met 8. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.
Brussel, 12 juni 2001.
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS