gepubliceerd op 22 december 1998
Ministerieel besluit betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad in de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
11 DECEMBER 1998. - Ministerieel besluit betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad in de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
De Minister van Justitie, Gelet op het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, inzonderheid op de artikelen 38, 39, 40, 52, 54 en 59;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, inzonderheid op de artikelen 21 en 22;
Gelet op het advies van de directieraad, gegeven op 16 juni 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken van 25 augustus 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat onderworpen zijn aan een nieuwe loopbaan sinds 1 juli 1998;
Overwegende dat aan de Veiligheid van de Staat nieuwe opdrachten werden gegeven en dat het bijgevolg nodig is, teneinde de continuïteit van de dienst te verzekeren, over te gaan tot bevorderingen door verhoging in graad in de buitendiensten;
Overwegende dat in de nieuwe loopbaan is voorzien dat de gegadigden voor een bevordering door verhoging in graad moeten voldoen aan vereisten inzake voortgezette opleiding;
Overwegende dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is die vereisten met ingang van 1 juli 1998 vast te stellen, Besluit : HOOFDSTUK I. - De vereisten inzake voortgezette opleiding.
Inhoud en modaliteiten
Artikel 1.Om aan de vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 38 en 39 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat te voldoen, moet de gegadigde voor de bevordering bewijzen dat hij ten minste 120 uren voortgezette opleiding heeft genoten vanaf het ogenblik dat hij vijf jaar anciënniteit telt in zijn graad.
Vanaf het bereiken van de in het vorige lid bedoelde graadanciënniteit, dient de inspecteur of commissaris, rekening houdend met de noden van de dienst, samen met de afdelingscommissaris aangewezen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat als verantwoordelijke voor de voortgezette opleiding voor bevordering door verhoging in graad, hierna genoemd "de afdelingscommissaris", een planning betreffende de vereiste voortgezette opleiding op te stellen. De planning wordt onderworpen aan de goedkeuring van de administrateur-generaal, na advies van de directeur van de operaties en de adjunct-administrateur-generaal.
Elke wijziging van de in het vorig lid bedoelde planning wordt onderworpen aan de goedkeuring van de administrateur-generaal.
Art. 2.Om aan de bijzondere vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 52 en 54 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat te voldoen, moet de gegadigde voor de bevordering bewijzen dat hij ten minste 30 uren voortgezette opleiding heeft genoten.
Art. 3.De voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 1 en 2 van dit besluit, moet bestaan uit cursussen : 1° van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of lange type;2° van het universitair onderwijs van de eerste en de tweede cyclus die worden gegeven in universiteiten of met universiteiten gelijkgestelde instellingen;3° van elke cyclus van aanvullende studies georganiseerd door universiteiten of door met universiteiten gelijkgestelde instellingen;4° die onderwezen worden in politiescholen;5° georganiseerd door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid van het ministerie van Ambtenarenzaken;6° gegeven door de School voor Criminologie en Criminalistiek;7° georganiseerd door andere scholen of instellingen.De keuze van deze cursussen moet het voorwerp uitgemaakt hebben van een voorafgaandelijk akkoord van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat; 8° georganiseerd door het Bestuur van de Veiligheid van de Staat.
Art. 4.Worden beschouwd als voortgezette opleiding in de zin van de artikelen 1 en 2, de gevolgde opleidingen in de vakken opgenomen in bijlage 1 die beantwoorden aan de belangen van de dienst en betrekking hebben op de loopbaan van het personeelslid.
Art. 5.In het belang van de dienst kan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat aan de Minister van Justitie hetzij de invoeging van specifieke opleidingen die nog niet zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, hetzij de weglating van bepaalde opleidingen voorstellen.
Art. 6.De gevolgde opleidingen in andere vakken dan deze die voorkomen in bijlage 1 en de opleidingen gevolgd om te voldoen aan andere loopbaanverplichtingen, kunnen niet in aanmerking worden genomen om te voldoen aan de vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 1 en 2. HOOFDSTUK II. - Voortgezette opleiding.
Nadere regels inzake aanvraag, erkenning en aanrekening
Art. 7.§ 1. De inspecteur of de commissaris van de buitendiensten die een cursus wenst te volgen om te voldoen aan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde vereisten inzake voortgezette opleiding moet, voorafgaandelijk aan het volgen van de cursus, van de administrateur-generaal, de schriftelijke erkenning verkrijgen dat het een voortgezette opleiding betreft die beantwoordt aan de belangen van de dienst en die betrekking heeft op zijn loopbaan, zoals vereist in artikel 4. § 2. Daartoe dient hij tenminste twee maanden vóór de aanvang van de cursus een gemotiveerde aanvraag in aan de hand van een formulier overeenkomstig het model dat is vastgesteld in bijlage 2. Van de datum van ontvangst van de aanvraag wordt onverwijld kennis gegeven aan de aanvrager.
Voor de cursussen die niet door het Bestuur van de Veiligheid van de Staat of de School voor Criminologie en Criminalistiek worden georganiseerd, wordt bij deze aanvraag een attest gevoegd betreffende de inhoud en het aantal uren van de cursus, de mogelijkheid om er examen over af te leggen, de inschrijvingskosten en de plaats waar de cursus wordt onderwezen, dat wordt afgeleverd door de school of de instelling die de cursus organiseert. § 3. De administrateur-generaal brengt, na advies van de afdelingscommissaris, van de directeur van de operaties en van de adjunct-administrateur-generaal, binnen een termijn van een maand na ontvangst van de aanvraag tot erkenning, zijn beslissing ter kennis van de aanvrager.
Art. 8.§ 1. Aan de hand van het nauwgezetheidsbewijs van de school of instelling die de cursus organiseert, verleent de administrateur-generaal de toelating tot aanrekening, als voortgezette opleiding voor een bevordering, van de cursus die nauwgezet is gevolgd. Hij brengt deze beslissing ter kennis van de betrokkene binnen een termijn van één maand die volgt op de ontvangst van het nauwgezetheidsbewijs. Van de datum van ontvangst van het nauwgezetheidsbewijs wordt onverwijld kennis gegeven aan de betrokkene.
Het personeelslid bezorgt het nauwgezetheidsbewijs uiterlijk twee weken nadat hij het ontvangen heeft aan de afdelingscommissaris.
Voor de cursussen georganiseerd door het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, bezorgt de afdelingscommissaris het nauwgezetheidsbewijs ambtshalve aan het personeelslid.
Het nauwgezetheidsbewijs bedoeld in de voorafgaande leden dient ten minste de volgende gegevens te bevatten : het aantal uren van de cursus, het aantal uren aanwezigheid van de betrokkene en het resultaat dat op het eventueel examen werd behaald. § 2. Wanneer de school of instelling die de cursus organiseert geen aanwezigheidsregister bijhoudt, dient de aanwezigheid door de lesgever te worden bevestigd aan de hand van een aanwezigheidsattest overeenkomstig het model dat is vastgelegd in bijlage 3. § 3. Een cursus wordt geacht nauwgezet te zijn gevolgd wanneer de betrokkene niet meer dan een vijfde van het aantal uren van de cursus afwezig was of wanneer hij op het examen een resultaat van ten minste 55 op 100 behaalde. HOOFDSTUK III. - Dienstvrijstelling.
Toekennings- en aanwendingsmodaliteiten
Art. 9.Wanneer de met toepassing van artikel 7 erkende voortgezette opleiding wordt gevolgd, verkrijgt de betrokkene daartoe een dienstvrijstelling.
De uren van de voortgezette opleiding die buiten de normale diensturen vallen, worden gecompenseerd tijdens de diensturen voor zover zij niet het onderwerp uitmaken van een opleidingsverlof toegekend met toepassing van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.
Art. 10.Als het personeelslid voortijdig stopt met de opleiding, komt er op dat ogenblik een einde aan de dienstvrijstelling. In dit geval meldt hij zijn voortijdige stopzetting onmiddellijk aan de afdelingscommissaris; hij bezorgt hem het nauwgezetheidsbewijs volgens de procedure vastgesteld in artikel 8, § 1.
Art. 11.Het recht op een dienstvrijstelling voor een met toepassing van artikel 7 erkende voortgezette opleiding wordt geschorst voor een termijn van één jaar indien op het einde van een cursus uit het nauwgezetheidsbewijs blijkt dat het personeelslid ongewettigd afwezig was op de cursus gedurende meer dan één vijfde van de duur van de cursus.
De schorsing gaat in vanaf de datum van stopzetting vermeld in het nauwgezetheidsbewijs. HOOFDSTUK IV. - Reiskosten en cursusgeld
Art. 12.De commissaris of de inspecteur die deelneemt aan cursussen, die zijn erkend met toepassing van artikel 7, heeft recht op de terugbetaling van de inschrijvingskosten, op de terugbetaling van reiskosten, berekend volgens de reglementsbepalingen die toepasselijk zijn op het rijkspersoneel, en op een tussenkomst in de kosten van de studieboeken voor een maximumbedrag van 4 000 F voor 120 uren vereiste voortgezette opleiding.
De terugbetaling of tussenkomst kan slechts geschieden na rechtvaardiging van de gemaakte kosten en na voorlegging van de betalingsbewijzen terzake.
De vorige leden zijn niet van toepassing op de in artikel 13 bedoelde cursussen.
Art. 13.Onverminderd artikel 6, kunnen, voor de bijzondere vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in artikel 2, de opleidingen die werden gevolgd vanaf 1 januari 1994 aangerekend worden op het vereiste aantal uren voortgezette opleiding, indien ze voldoen aan de voorwaarden voorzien in de artikelen 3 en 4, en dit na goedkeuring door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998.
Brussel, 11 december 1998.
T. VAN PARYS
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld