gepubliceerd op 24 augustus 2016
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013
VLAAMSE OVERHEID
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
8 JULI 2016. - Ministerieel besluit tot wijziging van het
ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten
type
ministerieel besluit
prom.
23/04/2014
pub.
04/07/2014
numac
2014203367
bron
vlaamse overheid
Ministerieel besluit tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013
sluiten tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 7, tweede lid, artikel 8, § 3, 1°, artikel 9, tweede lid, en artikel 12, § 1, tweede lid;
Gelet op het Subsidiebesluit van 22 november 2013, artikel 9, tweede lid, artikel 10, tweede lid, artikel 33, § 3, artikel 34, § 3, artikel 34/1, vierde lid, en artikel 35, tweede lid;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 04/07/2014 numac 2014203367 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 sluiten tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 augustus 2015;
Gelet op advies 59.292/3 van de Raad van State, gegeven op 24 mei 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.Artikel 8 van het ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 04/07/2014 numac 2014203367 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 sluiten tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 wordt vervangen door wat volgt: «
Art. 8.De saldoafrekening en de betaling of de terugvordering van het saldo, gebeurt op basis van de gegevens, vermeld in artikel 7, § 1, tweede lid, 1° en 2°, die de organisator bezorgd heeft voor het afgelopen jaar.
Overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 gebeurt de saldoafrekening uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie, op voorwaarde dat de organisator de gegevens tijdig bezorgd heeft.
In afwijking van het eerste en tweede lid bezorgt de organisator die geen kinderopvang meer aanbiedt en niet gebruikmaakt van het voorbehoud, vermeld in artikel 4, de gegevens onmiddellijk na de stopzetting aan Kind en Gezin. Kind en Gezin maakt op basis daarvan zo vlug mogelijk een saldoafrekening.
Als de organisator nalaat alle gegevens te bezorgen, kan Kind en Gezin beslissen om de saldoafrekening te maken op basis van de beschikbare gegevens die Kind en Gezin wel ter beschikking heeft.
Voor de saldoafrekening kan schuldvergelijking op organisatieniveau toegepast worden, waardoor terug te vorderen subsidies van Kind en Gezin verrekend kunnen worden. »
Art. 2.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: « § 2.De organisator bezorgt maximaal jaarlijks aan Kind en Gezin de volgende gegevens per kinderopvanglocatie: 1° voor de subsidie voor inkomenstarief: per uniek geregistreerd kind alle kenmerken van voorrang, vermeld in artikel 22 en 23 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, waaraan het voldoet;2° voor de plussubsidie: per uniek geregistreerd kind dat behoort tot een kwetsbaar gezin, de kenmerken van het kwetsbaar gezin, vermeld in artikel 1, 10°, en artikel 38 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;3° voor de subsidie voor inclusieve kinderopvang: de gegevens over het dagelijkse gebruik van kinderen met een specifieke zorgbehoefte op basis van de unieke identificatiegegevens van de baby of peuter met een specifieke zorgbehoefte;4° voor de subsidie flexibele gezinsopvang: het aantal kinderopvangprestaties op flexibele openingstijden per tijdstip.»; 2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: « § 3.De organisator bezorgt op verzoek van Kind en Gezin de volgende gegevens per kinderopvanglocatie: 1° voor de basissubsidie: het aantal openingsdagen en het aantal uniek opgevangen kinderen in een kalenderjaar;2° voor de subsidie flexibele groepsopvang: het aantal uren kinderopvang op flexibele openingstijden per tijdstip;3° voor de subsidie flexibele urenpakketten groepsopvang: het aantal kindaanwezigheden op flexibele openingstijden per tijdstip.»
Art. 3.In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 24/04/2015 pub. 06/05/2015 numac 2015035564 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 februari 2014 tot uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten en het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wat betreft de regeling voor het inkomenstarief sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden de woorden "het aantal dagen en uren" vervangen door de woorden "het aantal halve en het aantal volle dagen";2° er wordt een tweede en derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: « In geval het kind wordt opgevangen in een kinderopvanglocatie waarvoor de organisator subsidie voor kinderopvang met flexibele openingstijden ontvangt, bevat de factuur naast de gegevens, vermeld in het eerste lid, ook de vermelding van het aantal flexibele dagen dat het kind van de contracthouder in de kinderopvanglocatie opgevangen werd. In het eerste lid, 1°, en het tweede lid wordt verstaan onder: 1° volle dagen: dagen met kinderopvangprestaties die vijf tot elf uur duren;2° halve dagen: dagen met kinderopvangprestaties die minder dan vijf uur duren;3° flexibele dagen: dagen met kinderopvangprestaties die meer dan elf uur duren.» Hoofdstuk 3. Inwerkingtredingsbepaling
Art. 4.Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2015.
Brussel, 8 juli 2016.
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo VANDEURZEN