gepubliceerd op 03 juni 1999
Ministerieel besluit tot bepaling van de procedure die de werkgever dient te volgen om de vrijstelling van vervanging te bekomen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
6 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot bepaling van de procedure die de werkgever dient te volgen om de vrijstelling van vervanging te bekomen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (1)
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985, het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, de wetten van 20 juli 1991, 21 december 1994, 22 december 1995, het koninklijk besluit van 14 maart 1997 en de wetten van 13 februari en 22 feburari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1998;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het koninklijk besluit van 8 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen dat de mogelijkheid voorziet voor de werkgevers om vrijstelling te krijgen van de vervangingsverplichting voor een werknemer in loopbaanonderbreking reeds in werking getreden is op 1 oktober 1998 en dat dus zonder verwijl de procedure voor het bekomen van de vrijstelling dient vastgesteld, Besluit :
Artikel 1.De werkgever die de vrijstelling van de vervangingsplicht wenst te bekomen in uitvoering van artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, dient, ten laatste de dag dat de periode van loopbaanonderbreking aanvangt van de werknemer voor dewelke hij vrijstelling vraagt, bij aangetekend schrijven een aanvraag tot vrijstelling richten aan de directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in wiens ambtsgebied de maatschappelijke zetel van zijn onderneming gelegen is.
Art. 2.§ 1. Om ontvankelijk te zijn dient deze aanvraag de volgende gegevens te bevatten : 1° de naam of handelsnaam van de werkgever, het adres van de onderneming en het inschrijvingsnummer RSZ;2° de naam, voornaam, het adres en het rijksregisternummer van de werknemer in loopbaanonderbreking;3° de functie of het niveau van de functie die vrijgekomen is tengevolge van deze loopbaanonderbreking. § 2. Om ontvankelijk te zijn dient deze aanvraag vergezeld te zijn van een attest uitgaande van de dienst voor arbeidsbemiddeling aan dewelke de werkgever zijn vraag voor het bekomen van een vervanger gericht heeft, waaruit blijkt dat er binnen de categorie van uitkeringsgerechtigde werklozen of ermee gelijkgestelde personen, er geen enkele vervanger voorhanden is voor de functie van de werknemer in loopbaanonderbreking of voor de in de onderneming vrijgekomen functie ten gevolge van deze loopbaanonderbreking.
De datum waarop dit attest werd afgeleverd mag zich slechts situeren binnen de maand, berekend van datum tot datum, die de eerste dag van de loopbaanonderbreking voorafgaat.
Art. 3.Binnen de maand na de ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 2, § 1 deelt de directeur van het werkloosheidsbureau, per aangetekend schrijven zijn beslissing mede aan de werkgever.
Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid voorziene termijn, wordt de vrijstelling geacht toegekend te zijn.
Bij de beoordeling van de aanvraag houdt de inspecteur inzonderheid rekening met de gewenste functie van de vervanger en de toestand op de arbeidsmarkt in zijn ambtsgebied en de aangrenzende ambtsgebieden.
Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit wordt een aangetekende brief geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ter post.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1998.
Brussel, 6 mei 1999.
Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Wet van 1 augustus 1985, Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1985.
Koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1986.
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.
Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.
Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994.
Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995.
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.
Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.
Koninklijk besluit van 14 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 29 maart 1997.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Wet van 22 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 3 maart 1998 .
Koninklijk besluit van 2 januari 1991, Belgisch Staatsblad van 12 januari 1991.
Koninklijk besluit van 10 augustus 1998, Belgisch Staatsblad van 8september 1998.