gepubliceerd op 22 april 2008
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden voor wat betreft de uitvoering van het landbouwbeleid
4 APRIL 2008. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden voor wat betreft de uitvoering van het landbouwbeleid
De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, vervangen bij de wet van 29 december 1990;
Gelet op decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, inzonderheid op artikel 3, § 3;
Gelet op besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, artikel 4;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, het laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 146/2008 van de Raad van 14 februari 2008;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, 19 juni 2006, en 2 april 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 februari 2008;
Gelet op het advies 44.141/3 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In artikel 4 van het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2006, 19 juni 2006 en 2 april 2007, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragrafen 1 tot 4 worden vervangen door wat volgt : « § 1.De gewone toeslagrechten worden geactiveerd samen met de aangifte van een gelijkwaardig aantal hectaren subsidiabele landbouwgrond. Onder subsidiabele landbouwgrond verstaat men bouwland of blijvend grasland, met uitzondering van grond die bestemd is voor blijvende teelten, bosgrond of grond die niet voor landbouwdoeleinden bestemd is. Oppervlakten, beplant met hop, met blijvende groente- of fruitgewassen en met kwekerijen, worden als subsidiabele gronden beschouwd.
De volgende gronden worden niet als subsidiabel beschouwd : gronden, beplant met meerjarige kruiden, grassen in natuurbeheer, heide in natuurbeheer, houtkanten en houtwallen, weilanden met meer dan 50 bomen/ha, spontane bedekking. § 2. De percelen subsidiabele landbouwgrond, vermeld in § 1, komen vanaf 1 januari 2009 in aanmerking voor alle vormen van landbouwactiviteit zoals vermeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad.
Voor de overgangsperiode 2008 kunnen toeslagrechten niet geactiveerd worden met hectaren waarop consumptieaardappelen en groenten en fruit staan, conform 51, § 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. § 3. In het kader van de bedrijfstoeslagregeling zijn percelen subsidiabele landbouwgrond voor gebruik ter beschikking van de landbouwer op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag. § 4. De percelen subsidiabele landbouwgrond hebben een minimale grootte van 10 are, zijn overal minstens 10 meter breed en worden uiterlijk op 31 mei ingezaaid of aangeplant met een subsidiabel gewas.
De percelen die vallen onder agromilieumaatregelen als vermeld in artikel 22 tot en met 24 van verordening (EG) nr. 1257/99 en in artikel 36, a), IV) van Verordening (EG) nr. 1698/2005, zijn ten minste vijf are groot en zijn overal minstens vijf meter breed en zijn subsidiabel vanaf die afmetingen. » 2° een nieuwe § 6 wordt toegevoegd die luidt als volgt : « § 6.Als er meer dan 50 bomen/hectare op een landbouwperceel staan, dan is dat landbouwperceel niet subsidiabel, behalve in de volgende gevallen : 1° bij bomenrijen met een tussenafstand van minstens 12 meter tussen de rijen onderling;2° bij hoogstamfruitbomen in weiden die aanvullend worden gebruikt als blijvend of tijdelijk grasland;3° bij bomen waarvoor door de indiener van de steunaanvraag een aantoonbare overeenkomst werd gesloten met lokale of hogere overheden in het kader van het behoud of onderhoud van die bomen voor milieudoelstellingen.»
Art. 2.Aan artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 19 juni 2006, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Door de vaststelling van het verplichte braakleggingspercentage voor de campagne 2008 op 0 %, kan de landbouwer dan zijn braakleggingstoeslagrechten activeren met een subsidiabele teelt. »
Art. 3.Aan hoofdstuk V, afdeling II, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 juni 2006, en 2 april 2007, wordt een artikel 9bis toegevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 9bis.Voor de campagne 2008 zijn artikel 7, 8,9, 10 en 13 niet van toepassing. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.
Brussel, 4 april 2008.
De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS