gepubliceerd op 23 september 2005
Koninklijk besluit houdende maatregelen tot verhoging van de operationele capaciteit van de politiediensten
31 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit houdende maatregelen tot verhoging van de operationele capaciteit van de politiediensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121;
Gelet op het protocol nr. 118 van 10 december 2003 van de vergaderingen van 12 november 2003 en 10 december 2003 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 mei 2004;
Gelet op het advies van de adviesraad van burgemeesters, gegeven op 6 oktober 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 2 december 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 20 augustus 2004;
Gelet op het advies 38.153/2 van de Raad van State, gegeven op 14 maart 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het personeelslid van het operationeel kader van een korps van de lokale politie dat een personeelslid, opgenomen in de door de directeur-generaal van het personeel opgestelde lijst van personeelsleden van het operationeel kader van de federale politie die een administratief of logistiek ambt uitoefenen, begeleidt tijdens een praktijkstage in een korps van de lokale politie, ontvangt een toelage waarvan het bedrag overeenstemt met dat bedoeld in artikel XI.III.25 RPPol, voor elke dag waarop het daadwerkelijk als praktijkmentor heeft opgetreden. In dit raam kan slechts één personeelslid per dag als praktijkmentor van één begeleid personeelslid optreden en duurt de praktijkstage ten hoogste drie maanden.
Art. 2.De krachtens artikel 1 betaalde toelage valt ten laste van de federale politie. De gemeente of de meergemeentepolitiezone waartoe de praktijkmentor behoort, betaalt als werkgever de verschuldigde bedragen en vraagt nadien, na afloop van de praktijkstage, de terugbetaling aan de federale politie.
Art. 3.Wanneer een korps van de lokale politie een personeelslid van de federale politie, opgenomen in de in artikel 1 bedoelde lijst, via mobiliteit aanwerft vóór 1 april 2007, neemt de federale politie zijn wedde, zoals bedoeld in artikel XI.I.3, 1°, RPPol, gedurende de eerste zes maanden na de inplaatsstelling ten laste. De gemeente of de meergemeentepolitiezone betaalt als werkgever de verschuldigde bedragen en vraagt trimesterieel de terugbetaling aan de federale politie.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 5.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL