gepubliceerd op 29 januari 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van diverse wetten om ze aan te passen aan de bepalingen van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid
30 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse wetten om ze aan te passen aan de bepalingen van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 56;
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 35, § 2, vervangen bij de wet van 26 maart 1999;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 99, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, en op artikel 104bis, § 3, ingevoegd bij de wet van 22 december 1995 en vervangen bij de wet van 25 januari 1999;
Gelet op de programmawet van 30 december 1988, inzonderheid op artikel 126, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, en op artikel 128, § 2;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 62, vervangen bij de wet van 25 januari 1999; en op artikel 64, § 2;
Gelet op de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 18, § 3, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, en op artikel 37, § 2;
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 30, § 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 9, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en vervangen bij de wet van 25 januari 1999, en op artikel 12, § 2;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, gegeven op 15 februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gegeven op 19 februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, gegeven op 30 maart 2001;
Gelet op het advies 31.654/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 35, § 2, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij de wet van 26 maart 1999, worden de woorden « , inzake het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces » vervangen door de woorden « of deze bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, ».
Art. 2.Artikel 99, eerste lid, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, vervangen bij koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, wordt vervangen als volgt : « De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de werknemers en op de werkgevers. Zij zijn evenwel niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst krachtens hoofstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. »
Art. 3.Artikel 104bis, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 1995 en vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : « § 3. Van de toepassing van dit artikel zijn uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen. »
Art. 4.Artikel 126 van de programmawet van 30 december 1988, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : «
Art. 126.Van de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgesloten, de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid niet nakomen, zelfs indien dit gebeurt met toepassing van artikel 40 van voormelde wet. »
Art. 5.Artikel 128, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. De voordelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de werknemers aangeworven met een startbaanovereenkomst krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. »
Art. 6.Artikel 62 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : «
Art. 62.Van de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgesloten, de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen. »
Art. 7.Artikel 64, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. De voordelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de werknemers aangeworven met een startbaanovereenkomst krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. »
Art. 8.Artikel 18, § 3, van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : « § 3. Van de toepassing van dit artikel zijn uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen. »
Art. 9.Artikel 37, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. Van het voordeel van artikel 36 worden ook uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen. »
Art. 10.In artikel 30, § 4, tweede lid, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen worden de woorden « de werknemer, aangeworven met een eerstewerkervaringscontract zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces » vervangen door de woorden « de werknemer, aangeworven met een startbaanovereenkomst krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid ».
Art. 11.Artikel 9 van het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : «
Art. 9.Van de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid niet nakomen. Deze uitsluiting geldt eveneens voor de werkgevers die vrijgesteld werden van de verplichting nieuwe werknemers tewerk te stellen met toepassing van artikel 40 van voormelde wet. »
Art. 12.Artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. De voordelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de werknemers aangeworven met een startbaanovereenkomst krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. »
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2000.
De wetten en het koninklijk besluit die bij dit besluit worden gewijzigd, zoals zij van kracht waren vóór de wijziging bij dit besluit, blijven als overgangsmaatregel van kracht voor de op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds aangevatte stages, bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, evenals voor hun eventuele verlenging, tot hun beëindiging.
Art. 14.Onze Minister van Werkgelegenheid en onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE