gepubliceerd op 10 oktober 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de arbeidsduur en flexibiliteit
30 JULI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de arbeidsduur en flexibiliteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben wij besloten en besluiten wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de arbeidsduur en flexibiliteit.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staasblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor de handel in brandstoffen Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2007 Arbeidsduur en flexibiliteit (Overeenkomst geregistreerd op 19 februari 2008 onder het nummer 87003/CO/127)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, met uitzondering van de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 16 maart 1971 (arbeidswet), gewijzigd door de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg en haar uitvoeringsbesluiten; in het raam van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen; en in uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2005 tot vaststelling van de onderhandelingsprocedure tot verhoging van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 3.Arbeidsduur § 1. De maximumgrens van de wekelijkse arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd bij de van 20 juli 1978 en van 10 augustus 2001, blijft vastgesteld op veertig uren. § 2. De bestaande uurlonen blijven ongewijzigd.
Art. 4.Arbeidsduurvermindering § 1. Vanaf 1 januari 2003, wordt de arbeidsduurvermindering tot 38 uur per week doorgevoerd onder de vorm van twaalf compensatiedagen maximum per jaar.
Voor wat betreft deeltijdse werknemers gebeurt de berekening en toekenning van de compensatiedagen prorata. § 2. De compensatiedagen worden vergoed door het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van handel in brandstoffen". § 3. De raad van beheer van het sociaal fonds bepaalt de modaliteiten van toekenning en betaling van de compensatiedagen. § 4. De compensatiedagen worden individueel genomen, rekening houdend met de noodwendigheden van de arbeidsorganisatie en volgens de gebruikelijke procedure op het vlak van de onderneming.
Art. 5.Annualisering van de arbeidsduur (nieuwe arbeidsregeling) § 1. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over een periode van 1 jaar mag niet meer dan 40 uur bedragen. De herstelwet van 22 januari 1985 laat toe de weekgrens te berekenen als een gemiddelde per jaar. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week, 40 uur vermenigvuldigd met 52 weken is gelijk aan 2 080 uren per jaar. De gelijkgestelde dagen, de verlofdagen en de compensatiedagen zijn in dit totaal inbegrepen. § 2. Voor zover de arbeidsduur 12 uren per dag of 2 080 uren over een periode van 1 jaar niet overschrijdt is geen toeslag voor overuren verschuldigd. § 3. De bovenvermelde periode van één jaar begint op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar (hierna de "referteperiode").
Art. 6.Werken van vervoer - Aanwezigheidstijd In uitvoering van artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 verzoekt het paritair comité, in vergadering van 30 november 2007, de Minister van Werk om de aanwezigheidstijd van de werklieden die aan werken van vervoer zijn tewerkgesteld niet als arbeidsduur te beschouwen ten belope van 1 uur per dag en max. 5 uur per week. Deze aanwezigheidstijd zal aan het van toepassing zijnde uurloon worden vergoed.
Art. 7.Meerurenkrediet : interne grens van 65 uren In de loop van de referteperiode, mag behoudens in de gevallen bepaald in artikel 8 op geen enkel ogenblik de totale duur van de verrichte arbeid de toegelaten gemiddelde arbeidsduur over dezelfde referteperiode, vermenigvuldigd met het aantal weken of delen van een week die reeds in deze referteperiode verlopen zijn, overschreden worden met meer dan 65 uren.
Art. 8.Meerurenkrediet : interne grens van 130 uren § 1. Uitsluitend in de gevallen van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) en van werkzaamheden vereist wegens een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971) kan het meeruren krediet zoals bepaald in artikel 7 worden opgetrokken tot 130 uren, vanaf 1 oktober 2007. § 2. Dit artikel is niet van toepassing op de ondernemingen waaraan, vóór de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, een afwijkende regeling betreffende de verhoging van het overurenkrediet tot 130 uren werd toegestaan door het paritair comité.
Art. 9.Inhaalrust en betaling van bijkomende uren § 1. Alle uren die boven het normale dag- of weekrooster, zowel in een voltijdse als in een deeltijdse arbeidsregeling worden gepresteerd, geven recht op inhaalrust in dezelfde referteperiode. De inhaalrust moet in ieder geval worden toegekend zodra de in artikel 7 of artikel 8 bedoelde grens wordt overschreden en vooraleer de werknemer opnieuw bijkomende uren kan presteren. § 2. De betaling van de bijkomende uren gebeurt op het ogenblik dat ze worden ingehaald. Voor zover deze uren zich situeren binnen de onder artikel 5 vermelde grenzen (nieuwe arbeidsregeling) geven zij geen recht op betaling van een toeslag voor overwerk (overloon). § 3. Het aantal uren inhaalrust waarvoor de werkman of werkster kan kiezen om ze niet in te halen maar te laten uitbetalen (in toepassing van artikel 26bis, § 2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971), wordt verhoogd van 65 tot 130 uren per kalenderjaar, vanaf 1 oktober 2007.
De aldus op vraag van de werkman of werkster uitbetaalde meeruren worden niet aangerekend bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur in de referteperiode. § 4. De in § 3 bedoelde uren betreffen enkel de overuren die het gevolg zijn van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of werkzaamheden vereist wegens een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971).
Art. 10.Bij een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet) is steeds een voorafgaande toestemming vereist van de vakbondsafvaardiging, hetzij de sociale inspectie, wanneer er geen syndicale afvaardiging bestaat. De betrokken werknemers moeten 24 uren op voorhand verwittigd worden. Van de melding aan de vakbondsafvaardiging of de sociale inspectie wordt een kopie gezonden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen.
In geval van werkzaamheden vereist wegens een onvoorzien noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3°), moet de vakbondsafvaardiging slechts voorafgaandelijk toestemmen indien mogelijk; alleszins moet de vakbondsafvaardiging geïnformeerd worden. Wanneer er geen vakbondsafvaardiging bestaat, volstaat een melding achteraf aan de sociale inspectie. Van deze melding wordt kopie gezonden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen.
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2007 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Ze kan door elk van de partijen worden opgezegd mits naleving van een opzegtermijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van de verzending van de opzegging. Deze opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de flexibiliteit, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 november 2006.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET