gepubliceerd op 30 juni 1999
Koninklijk besluit betreffende de directiepremie die wordt toegekend aan de ambtenaren die belast zijn met het beheer van sommige overheidsdiensten
30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit betreffende de directiepremie die wordt toegekend aan de ambtenaren die belast zijn met het beheer van sommige overheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot organisatie van de benoeming, de loopbaan en de evaluatie van de ambtenaren die belast worden met het beheer van sommige overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 4, § 2;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 16 maart 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 26 maart 1999;
Gelet op het protocol nr. 332 van 27 april 1999 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de promotie van een goed presterend bestuur, in de optiek van de Regering, het uitvoeren van de hervorming van de mandaten impliceert en dat het toekennen, aan de ambtenaren, die belast zijn met het beheer van sommige overheidsdiensten, van een directiepremie, in deze uitvoering, een fundamenteel element van erkenning van hun werk is eveneens een stimulans om de uitdaging van een betere doeltreffendheid van het bestuur en van een kwaliteitsdienstverlening aan het publiek aan te nemen;
Overwegende dat het bijgevolg nodig is, met het oog op een goed beheer, dat de verschillende elementen van deze hervorming op een gecoördineerde wijze geconcretiseerd zouden kunnen worden en dat het uitvoeren ervan zo vlug mogelijk aan de betrokkenen bekend zou worden gemaakt;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan : 1° onder « koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot organisatie van de benoeming, de loopbaan en de evaluatie van de ambtenaren die belast worden met het beheer van sommige overheidsdiensten;2° onder « ambtenaar » : de ambtenaar die bij mandaat aangewezen is om een betrekking te bekleden die vermeld is in de artikelen 8 tot 12 van het in 1° vermelde koninklijk besluit.
Art. 2.De ambtenaar geniet elk jaar een directiepremie die gelijk is aan 10 % van zijn jaarlijkse brutowedde.
Deze premie wordt uitbetaald op de eerste dag van de maand volgend op die op het eind waarvan de ambtenaar 12 maanden onder de mandaatregeling telt.
Art. 3.De ambtenaar ontvangt, bovenop het in artikel 2 vermelde bedrag : 1° een premie die gelijk is aan 5 % van zijn jaarlijkse brutowedde als de hem betekende tussentijdse evaluatie positief is;2° een premie die gelijk is aan 10 % van zijn jaarlijkse brutowedde als de hem betekende eindevaluatie positief is. De in dit artikel vermelde premies worden uitbetaald uiterlijk op de eerste dag van de derde maand die volgt op de betekening van de evaluatie.
Art. 4.Voor de berekening van de in de artikelen 2 en 3 vermelde premies is de in aanmerking te nemen jaarlijkse brutowedde de jaarlijkse wedde die als basis dient voor de uitbetaling van de maandwedde van de ambtenaar die betrekking heeft op de maand in de loop waarvan de premies uitbetaald worden.
Art. 5.Als het mandaat niet gedurende de ganse verwijzingsperiode is uitgeoefend wordt de directiepremie verminderd naar rato van de niet-verrichte prestaties onder de mandaatregeling gedurende deze periode.
Art. 6.De directiepremie valt onder de toepassing van de bijdrage voor het stelsel van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit (sector medische zorgen).
Art. 7.De directiepremie wordt uitbetaald door de overheidsdienst waarvoor de ambtenaar bij mandaat is aangewezen, ten laste van de begroting van de genoemde dienst.
Art. 8.In het geval vermeld in artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit, ontvangt de ambtenaar verder, gedurende een jaar vanaf zijn terbeschikkingstelling van de Dienst Mobiliteit van het Ministerie van Ambtenarenzaken, de laatste wedde die verbonden is aan de graad waarmee hij bekleed was tijdens de duur van zijn mandaat.
De in het eerste lid vermelde ambtenaar verkrijgt tijdens het tweede jaar dat volgt op zijn terbeschikkingstelling van de Dienst Mobiliteit, de helft van het verschil tussen de wedde die verbonden is aan de graad waarmee hij bekleed was voor zijn aanwijzing bij mandaat en de wedde die verbonden is aan de graad waarmee hij bekleed was tijdens de duur van het mandaat.
Art. 9.De ambtenaar die zijn oppensioenstelling vraagt voor het einde van zijn mandaat verkrijgt de premie die vermeld is in artikel 3, eerste lid, 2°.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op een door Ons vastgestelde datum.
Art. 11.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT