gepubliceerd op 16 december 2009
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers in geval van ontslag
29 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers in geval van ontslag (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers in geval van ontslag.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en Asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2007 Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers in geval van ontslag (Overeenkomst geregistreerd op 17 januari 2008 onder het nummer 86376/CO/120.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01) en op de arbeid(st)ers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers in geval van ontslag.
Art. 3.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen wordt de minimumleeftijd om van die aanvullende vergoeding te kunnen genieten vastgesteld op 60 jaar vanaf 1 januari 2008.
Art. 4.In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, die vastgesteld werden door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het vroegere Paritair Comité voor de textielnijverheid van het administratief arrondissement Verviers, tot oprichting van een « Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers » en tot vaststelling van de statuten ervan, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1981, wordt een aanvullende vergoeding toegekend aan de arbeid(st)ers bedoeld in de artikelen 2 en 3, ten laste van het fonds, waarvan het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering hierna worden vastgesteld.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten door het Fonds ten laste genomen. HOOFDSTUK III. - Rechthebbende op de aanvullende vergoeding
Art. 5.De in artikel 2 bepaalde aanvullende vergoeding slaat op de toekenning van gelijkaardige voordelen als die welke door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december1 974, toegekend worden aan de ontslagen werknemers die de leeftijd van 60 jaar bereikten op het moment van het beëindigen van hun arbeidscontract, gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010, en die op dat moment een loopbaan als loontrekkende kunnen bewijzen van minstens 30 jaar voor de mannen en 26 jaar voor de vrouwen, en het recht op de wettelijke werkloosheidsuitkeringen verkrijgen.
Onder « moment van het beëindigen van het arbeidscontract » dient verstaan : ofwel het moment waarop de arbeid(st)er zijn/haar arbeidsprestaties beëindigt na voltooiing van de opzegtermijn, ofwel, bij ontbreken van een opzegtermijn of wanneer de ter kennis gebracht opzegtermijn voortijdig beëindigd wordt, het moment waarop de arbeid(st)er het bedrijf verlaat.
Ongeacht de voorwaarde volgens dewelke de in artikel 3 bedoelde minimumleeftijd moet bereikt zijn tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst mag de eerste dag die recht geeft op de wettelijke werkloosheidsuitkeringen liggen na 31 december 2010, als dat het gevolg is van de verlenging van de opzeggingstermijn door de toepassing van de artikelen 38 § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 6.Ongeacht de anciënniteitsvoorwaarden die in voornoemd koninklijk besluit van 3 mei 2007 werden vastgelegd, namelijk een beroepsloopbaan van 30 jaar voor een man en 26 jaar voor een vrouw kunnen doen gelden, moeten de werknemers, om het conventioneel brugpensioen te kunnen genieten, aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden voldoen : - hetzij 15 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - hetzij 5 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren, waarvan ten minste 1 jaar tijdens de laatste 2 jaren.
Wat de gelijkgestelde arbeidsdagen betreft dient verwezen naar de geldende reglementaire bepalingen.
Art. 7.De werknemers bedoeld in artikel 5 hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen genieten, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden die in de pensioenreglementering vastgelegd werden.
In afwijking van bovenstaand lid hebben die werknemers eveneens recht op een aanvullende vergoeding vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op die waarin zij geen werkloosheidsuitkeringen meer genieten, maar slechts omwille van het feit dat zij de in artikel 64 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering vastgelegde leeftijdsgrens hebben bereikt, tot de laatste dag van de kalendermaand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.
Dat stelsel geldt eveneens voor de werknemers die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van het stelsel wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen.
Art. 7bis.In afwijking van artikel 7 hebben de werknemers waarop artikel 5 van toepassing is en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een land van de Europese Economische Ruimte eveneens recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun laatste werkgever voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen in het kader van de reglementering inzake conventioneel brugpensioen niet kunnen genieten of kunnen blijven genieten, enkel omdat zij hun hoofdverblijfplaats niet of niet meer in België hebben in de zin van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun land van verblijf.
Deze vergoeding moet berekend worden alsof de werknemers werkloosheidsuitkeringen zouden genieten op basis van de Belgische wetgeving.
Art. 7ter.§ 1. In afwijking van eerste lid van artikel 7 en van artikel 7bis wordt het aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ontslagen arbeid(st)ers toegekend recht op de aanvullende vergoeding gehandhaafd ten laste van de laatste werkgever wanneer die werknemers het werk hervatten als loontrekkenden bij een andere werkgever dan die welke hen ontsloeg. § 2. In afwijking van eerste lid van artikel 7 en van artikel 7bis wordt het aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ontslagen arbeid(st)ers toegekend recht op de aanvullende vergoeding gehandhaafd ten laste van de laatste werkgever in geval van uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep, op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend in opdracht van de werkgever die ontsloeg of voor een werkgever die tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als die welke ontsloeg. § 3. In de in §§ 1 en 2 bedoelde gevallen, wanneer de ontslagen arbeid(st)ers het werk hervatten na de door de vakantie vergoeding gedekte periode hebben zij slechts recht op de aanvullende vergoeding ten vroegste vanaf de dag waarop zij recht zouden hebben op werkloosheidsuitkeringen indien zij het werk niet hadden hervat. § 4. In de in §§ 1 en 2 bedoelde gevallen wordt het recht op de aanvullende vergoeding behouden gedurende de hele duur van de tewerkstelling in het raam van een arbeidscontract of tijdens de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep, onder de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde voorwaarden en voor de hele periode waarin de arbeid(st)ers die recht hebben op de aanvullende vergoeding geen recht meer hebben op werkloosheidsuitkeringen al volledig uitkeringsgerechtigden werkzoekende.
Die in §§ 1 en 2 bedoelde arbeid(st)ers bezorgen aan hun laatste werkgever het bewijs van hun wederindiensttreding in het raam van een arbeidscontract of van de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 8.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art. 8bis.De aanvullende vergoeding, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor arbeiders, waarvan het bruto bedrag lager is dan 99,16 EUR per maand, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding mag niet als gevolg hebben dat het totale bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en van de werkloosheidsuitkeringen de drempel overschrijdt die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding van de werknemer zonder gezinslast die moet gestort worden aan de Rijksdienst voor Pensioenen.
Art. 9.Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon begrens tot 940,14 EUR en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
De grens van 940,14 EUR is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt 3.253,42 EUR op 1 januari 2007. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen. Deze grens worden bovendien jaarlijks op 1 januari herzien, waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van de conventionele lonen overeenkomstig hetgeen hierover is beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Het netto referteloon wordt afgerond naar de hogere euro.
Art. 10.1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de arbeid(st)er verrichte prestaties, waarop inhoudingen gebeuren voor de sociale zekerheid en waarvan de betalingsperiodiciteit geen maand overschrijdt.
Het omvat eveneens de voordelen in natura die onderworpen worden aan inhoudingen van de sociale zekerheid.
De premies of vergoedingen die worden toegekend als tegenwaarde voor werkelijke kosten worden daarentegen niet in aanmerking genomen. 2. Voor de arbeid(st)er die per maand betaald wordt, wordt het brutoloon het loon dat hij (zij) verdient voor de refertemaand vastgesteld in 6.hieronder. 3. Voor de arbeid(st)er die niet per maand betaald wordt, wordt het brutoloon berekend in functie van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal normale uren gepresteerd tijdens deze periode. Het bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren bepaald door het wekelijkse arbeidsstelsel van de arbeid(st)er; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12 komt overeen met het maandloon. 4. Het brutoloon van een arbeid(st)er die niet gewerkt heeft tijdens de ganse refertemaand wordt berekend alsof hij (zij) alle werkdagen die in de beschouwde maand begrepen zijn, aanwezig zou geweest zijn. Als, omwille van de bepalingen in zijn contract, een arbeid(st)er niet kan werken tijdens een gedeelte van de refertemaand en gedurende deze tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend in functie van het aantal werkdagen die in zijn contract zijn vastgelegd. 5. Bij het brutoloon dat de arbeid(st)er ontvangt, of hij/zij nu per maand of anders wordt betaald, wordt een twaalfde gevoegd van het totaal van de contractuele premies en van het variabel loon waarban de betalingsperiodiciteit geen maand overschrijdt, apart ontvangen door de arbeid(st)er tijdens de twaalf maanden die de ontslagdatum voorafgaan.6. Bij het overleg, bepaald door artikel 14, zal in onderling overleg beslist worden welke de refertemaand is die in aanmerking moet genomen worden. Als er geen refertemaand wordt bepaald, zal het de kalendermaand zijn die voorafgaat aan de ontslagdatum. HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 11.Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gekoppeld aan de schommeling van het indexcijfer der consumptieprijzen volgens de werkwijze inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
Bovendien wordt het bedrag van deze vergoedingen jaarlijks op 1 januari herzien in functie van de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig hetgeen hierover beslist wordt in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de arbeid(st)ers die tot het stelsel toetreden tijdens het jaar wordt de aanpassing krachtens de evolutie van de conventionele lonen uitgevoerd, rekening houdend met het moment van het jaar waarop de toegang tot het stelsel plaatsvindt; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing. HOOFDSTUK VI. - Betalingsperiodiciteit van de aanvullende vergoeding
Art. 12.De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK VII. - Het cumuleren van de aanvullende vergoeding en andere voordelen
Art. 13.De aanvullende vergoeding mag niet gecumuleerd worden met andere toeslagen of bijzondere vergoedingen die voortvloeien uit het ontslag, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen. De arbeid(st)er, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene vergoeding. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure
Art. 14.Vooraleer een of meer in artikel 5 bedoelde arbeid(st)ers te kunnen ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Ongeacht de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, inzonderheid van artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in onderling overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde ontslagcriteria, arbeid(st)ers die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de arbeid(st)ers van de onderneming. Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken arbeid(st)ers per aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoudt heeft tot doel aan de arbeid(st)ers de gelegenheid te geven hun bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 van de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, inzonderheid artikel 7, kunnen de arbeid(st)ers zich bij dit onderhoud laten bij staan door hun vakbondsafgevaardigde.
Het ontslag kan ten vroegste gebeuren vanaf de tweede werkdag die volgt op de dag van het onderhoud of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen arbeid(st)ers hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en der halve deel uit te maken van de arbeidsreserve. HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 15.De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers ».
Daarom zijn de werkgevers verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan verkregen worden op de zetel van het fonds, rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers.
De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 16.De voor de uitvoering van deze overeenkomst nodige administratieve formaliteiten worden door de raad van beheer van het in artikel 4 bedoeld fonds vastgesteld.
Art. 17.De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van beheer van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers » beslecht in de geest en verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 18.Deze overeenkomst is geldig voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010.
De partijen komen in 2009 weer samen om deze stelsels tot 31 december 2011 te verlengen, voor zover de wetgeving dat toestaat.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 september 2009.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en Asielbeleid, Mevr. J. MILQUET