gepubliceerd op 07 oktober 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk
29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op de richtlijn 97/59/EG van 7 oktober 1997 van de Commissie tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk;
Gelet op de richtlijn 97/65/EG van 26 november 1997 van de Commissie tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 1997;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 15 september 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de in aanhef vermelde richtlijn 97/59/EG diende omgezet te zijn in Belgisch recht uiterlijk op 4 november 1997; dat de in aanhef vermelde richtlijn 97/65/EG diende omgezet te zijn in Belgisch recht uiterlijk op 26 december 1997; dat het dringend noodzakelijk is zonder uitstel de nodige maatregelen te nemen om te vermijden dat de aansprakelijkheid van de Belgische Staat in het gedrang komt;
Overwegende dat de bepalingen van de artikelen 1 tot 81 en de bijlagen van het voormelde koninklijk besluit van 4 augustus 1996 titel V, hoofdstuk III van de Codex over het welzijn op het werk vormen; dat dit besluit dat het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 wijzigt, derhalve in die codex op de aangewezen plaats moet geïntegreerd worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers, en de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. »
Art. 2.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk, wordt aangevuld als volgt : « 4° Comité : het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, bij ontstentenis van een Comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet; 5° interne dienst : Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk;6° externe dienst : Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk;7° preventieadviseur : de bevoegde preventieadviseur van hetzij de interne dienst of de externe dienst belast met de opdrachten bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;8° preventieadviseur-arbeidsgeneesheer : de preventieadviseur belast met de opdrachten bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;9° de wet : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;10° het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn : het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.»
Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 28bis, § 3 en § 6 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « van de artikelen 6 tot 10, 19 en 20 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn ».
Art. 4.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « de arbeidsgeneesheer en de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen » vervangen door de woorden « de preventieadviseur en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging » vervangen door de woorden « het Comité ».
Art. 6.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de arbeidsgeneeskundige dienst » vervangen door de woorden « het departement of de afdeling belast met het medisch toezicht van de interne of externe dienst »;2° in het derde lid worden de woorden « de arbeidsgeneeskundige dienst » vervangen door de woorden « het departement of de afdeling belast met het medisch toezicht van de interne dienst of de externe dienst ».
Art. 7.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden « De arbeisgeneesheer en het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen » vervangen door de woorden « de preventieadviseur en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 8.Artikel 19, eerste lid van hetzelfde besluit, wordt vervangen door het volgende lid : «
Art. 19.Indien de resultaten van de beoordeling aantonen dat de werkzaamheid niet het welbewuste voornemen impliceert te werken met een biologisch agens of een dergelijk agens te gebruiken, maar wel blootstelling van de werknemers aan een biologisch agens met zich kan brengen, zoals bij de werkzaamheden van de indicatieve lijst bedoeld bij het volgende lid, is de werkgever gehouden de maatregelen toe te passen van de artikelen 11 tot 15, 18 en 26 tot 47, tenzij uit de beoordeling blijkt dat dit niet noodzakelijk is. »
Art. 9.Artikel 29, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid : « Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van de wet en artikel 21 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn, neemt de werkgever passende maatregelen opdat de werknemers en de leden van het comité een voldoende en adequate opleiding op basis van alle beschikbare gegevens krijgen, met name in de vorm van voorlichting en instructies met betrekking tot : 1° mogelijke risico's voor de gezondheid;2° voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen;3° hygiënische voorschriften;4° het dragen en gebruiken van beschermende uitrusting en kleding;5° de door de werknemers te nemen maatregelen in geval van en ter voorkoming van incidenten.»
Art. 10.In de artikelen 30 en 31 van hetzelfde besluit worden de woorden « het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging » vervangen door de woorden « het Comité ».
Art. 11.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 28quinquies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « de artikelen 23 tot 25 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn ».
Art. 12.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 28quinquies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming vervangen door de woorden « de artikelen 23 tot 25 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn »;2° in het eerste en tweede lid worden de woorden « het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging » vervangen door de woorden « het Comité ».
Art. 13.In artikel 34 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikel 28sexies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » worden vervangen door de woorden « artikel 6 van de wet »;2° de woorden « het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, of de arbeidsgeneesheer » worden vervangen door de woorden « de preventieadviseur, of de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 14.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Te dien einde is de werkgever gehouden de werknemers, tewerkgesteld aan activiteiten voor de welke de beoordeling een risico aantoont betreffende hun gezondheid, te onderwerpen aan voorafgaande medische onderzoeken, periodieke onderzoeken en in voorkomend geval aan een medisch onderzoek bij werkhervatting. »
Art. 15.Artikel 37, eerste lid, 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : « 2° in de andere gevallen wordt de frequentie bepaald door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer na advies van het Comité. ».
Art. 16.In de artikelen 40 en 41 van hetzelfde besluit worden de woorden « de arbeidsgeneesheer » vervangen door de woorden « de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 17.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de woorden « de arbeidsgeneeskundige dienst » vervangen door de woorden « het departement of de afdeling belast met het medisch toezicht van de interne of externe dienst ».
Art. 18.In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt het woord « arbeidsgeneesheer » vervangen door de woorden « preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren ».
Art. 19.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « inentingskaart » wordt vervangen door de woorden « inentings- of tuberculinetestkaart »;2° in de Nederlandse tekst wordt het woord « geneesheer » vervangen door het woord « arts ».
Art. 20.In artikel 49 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Verzoek om inenting » vervangen door de woorden « Verzoek om inenting of tuberculinetest »;2° de woorden « de arbeidsgeneesheer » worden vervangen door de woorden « de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 21.In artikel 54 van hetzelfde besluit wordt het woord « arbeidsgeneesheer » vervangen door de woorden « preventieadviseur-arbeidsgeneesheer ».
Art. 22.In artikel 55 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De arbeidsgeneesheer » worden vervangen door de woorden « de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer »;2° het woord « inentingskaart » wordt vervangen door de woorden « inentings- of tuberculinetestkaart ».
Art. 23.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : «
Art. 61.§ 1. Behalve in het geval van contra-indicatie mogen in de ondernemingen waarvan de lijst is gegeven in bijlage VI, de in de tweede kolom van die lijst bedoelde werknemers het in diezelfde kolom genoemde werk enkel verrichten of blijven verrichten, zelfs maar gedeeltelijk of met tussenpozen, als zij een tuberculinetest ondergaan en, indien deze test een negatief resultaat oplevert, jaarlijks opnieuw een tuberculinetest ondergaan.
Bij tuberculine-omslag neemt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer contact op met de behandelende arts van de werknemer om zich van een follow-up te vergewissen. § 2. In diezelfde ondernemingen kunnen, op voorstel van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, gerechtvaardigd door een bijzondere epidemiologische toestand en na advies van het Comité, de werknemers alleen aan het werk blijven indien zij een tuberculinetest met positief resultaat hebben ondergaan of indien zij in het bezit zijn van een geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat zij sinds drie jaar tegen tuberculose zijn ingeënt. § 3. De bepalingen van de §§ 1 en 2, zijn ook van toepassing in de ondernemingen en instellingen waar de resultaten van de beoordeling wijzen op een kans op blootstelling aan de bacil mycobacterium tuberculosis. ».
Art. 24.In hetzelfde besluit wordt tussen de artikelen 62 en 63, het opschrift « Onderafdeling III - Niet verplichte inenting tegen hepatitis B » vervangen door het opschrift « C. Inenting tegen hepatitis B ».
Art. 25.De artikelen 63 tot 66 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 63.Behalve in geval van contra-indicatie, mogen in de ondernemingen waarvan de lijst is gegeven in bijlage VI, de in de tweede kolom van die lijst bedoelde werknemers het in diezelfde kolom genoemde werk enkel verrichten of blijven verrichten, als zij : 1° ofwel aan de hand van een geneeskundige verklaring kunnen aantonen dat zij over voldoende immuniteit tegen hepatitis B beschikken;2° ofwel, indien zij dit bewijs niet kunnen leveren, een inenting tegen hepatitis B ondergaan. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing in de ondernemingen waar de resultaten van de beoordeling wijzen op een kans op blootstelling aan het hepatitis B-virus.
Art. 64.De arts-inenter vervult zelf de nodige formaliteiten tot het verkrijgen van het vaccin tegen hepatitis B. De arts-inenter voert de basisinenting uit volgens een werkschema en een tijdschema dat de hoogste serobescherming waarborgt.
De arts-inenter voert een systematische controle van de immunoreactie uit binnen een termijn van twee maanden na de basisinenting.
Art. 65.De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer stelt voor elke onderneming en instelling een herinentingsstrategie op, waarbij hij rekening houdt met het beschermingsniveau van het gebruikte inentingsschema en inentingstype, en met de resultaten van de controle van de immunoreactie. Deze strategie word ter advies aan het Comité voorgelegd.
Art. 66.Wanneer een werknemer toevallig in contact komt met bloed dat wordt beschouwd als zijnde besmet door het hepatitis B-virus, controleert de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zo vlug mogelijk zijn immuniteit ervoor.
Wanneer deze werknemer onvoldoende immuun blijkt te zijn, wordt hij aan een rappelinenting onderworpen. ».
Art. 26.De artikelen 67 tot 73 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 27.Artikel 74, 3° en artikel 80, 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « de naam van de preventieadviseur en de naam van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer; »
Art. 28.Artikel 81 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : «
Art. 81.De werkgever die op 1 november 1996 al biologische agentia van de groepen 2, 3 en 4 gebruikte, meldt dit zonder verwijl aan de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde. Deze melding wordt aangevuld met de informatie van de kennisgeving bedoeld bij artikel 80, ten laatste zes maanden na deze melding ».
Art. 29.Bijlage I van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.
Art. 30.Aan bijlage V van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het model van « Verzoek om inenting » bedoeld bij artikel 49 wordt vervangen door het model in bijlage 2 bij dit besluit;2° het model van de « Inentingskaart » bedoeld bij artikel 55 wordt vervangen door het model in bijlage 3 bij dit besluit.
Art. 31.Aan bijlage VI van hetzelfde besluit, Niet-limitatieve lijst van ondernemingen en werknemers die onderworpen zijn aan een risico van blootstelling aan biologische agentia en voor wie een inenting is voorgeschreven, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van de bijlage wordt vervangen door het volgende opschrift « Niet-limitatieve lijst van ondernemingen en werknemers die onderworpen zijn aan een risico verbonden aan blootstelling aan biologische agentia en voor wie een inenting of een test zijn voorgeschreven »;2° in punt 3, Inenting tegen hepatitis B, wordt de kolom Werknemers aangevuld met het volgende lid : « De werknemers voor wie de resultaten van de beoordeling wijzen op een kans op blootstelling aan het hepatitis B-virus ».
Art. 32.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. Koninklijk besluit van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 1 oktober 1996.
Koninklijk besluit van 17 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 19 september 1997.
Bijlage 1 LIJST VAN DE BIOLOGISCHE AGENTIA EN HUN CLASSIFICATIE, BEDOELD IN ARTIKEL 4, TWEEDE LID INLEIDENDE OPMERKINGEN 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 worden alleen biologische agentia waarvan bekend is dat zij bij de mens infectieziekten kunnen verwekken, in deze lijst opgenomen. Agentia die wel bij dieren en planten, maar voor zover bekend niet bij mensen ziekten kunnen verwekken, zijn niet opgenomen.
Bij de opstelling van deze lijst van geclassificeerde biologische agentia zijn genetisch gemodificeerde micro-organismen buiten beschouwing gelaten. 2. Bij het opstellen van de lijst is uitgegaan van de werking van de agentia op gezonde werknemers. In het kader van bepaalde industriële processen, bepaalde laboratoriumwerkzaamheden of bepaalde activiteiten in dierenverblijven die een blootstelling van de werknemers aan biologische agentia van groep 3 of 4 inhouden of kunnen inhouden, moeten technische preventiemaatregelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 21, 22 en 23 worden opgesteld.
Er is niet specifiek rekening gehouden met bijzondere effecten op werknemers met een eventuele verhoogde vatbaarheid als gevolg van toestanden en situaties zoals bijvoorbeeld preëxistente ziekte, medicijngebruik, stoornissen van het immuunsysteem, zwangerschap of borstvoeding. 3. Biologische agentia die niet in groep 2, 3 of 4 ingedeeld zijn, vallen niet automatisch onder groep 1. In het geval van agentia waarvan van meer dan één soort bekend is dat zij pathogeen zijn voor de mens, omvat de lijst die soorten die meestal worden aangetroffen bij ziektegevallen, en wordt vermeld dat andere soorten van dat geslacht ook van invloed kunnen zijn op de gezondheid.
De vermelding "spp" bij de biologische agentia van deze lijst verwijst naar de andere soorten waarvan bekend is dat ze pathogeen zijn bij de mens.
Indien een heel geslacht in de lijst is opgenomen, zijn de soorten en stammen waarvan bekend is dat zij niet pathogeen zijn, impliciet van de classificatie uitgesloten. 4. De in deze classificatie voor de agentia gehanteerde nomenclatuur is in overeenstemming met de meest recente internationale conventies inzake de taxonomie en nomenclatuur van de agentia ten tijde van de samenstelling van de lijst.5. De lijst van geclassificeerde biologische agentia is in overeenstemming met de stand van de kennis ten tijde van de opstelling ervan.6. Bepaalde in groep 3 ingedeelde en in de bijgevoegde lijst met een dubbele asterisk (**) aangeduide biologische agentia kunnen voor de werknemers een beperkte kans op besmetting opleveren, omdat zij normaliter niet via de lucht besmettelijk zijn.7. De voorschriften inzake beheersingsmaatregelen die uit de classificatie van parasieten voortvloeien, hebben uitsluitend betrekking op de verschillende voor de mens op de arbeidsplaats infectieuze stadia in de levenscyclus van de parasiet.8. Voorts bevat de lijst afzonderlijke aanwijzingen wanneer biologische agentia allergische of toxische reacties kunnen veroorzaken, of wanneer de lijst van de aan het agens blootgestelde werknemer langer dan tien jaar dient te worden bewaard, wanneer een doeltreffend vaccin beschikbaar is. Deze aanwijzingen zijn gesystematiseerd in de vorm van de volgende noten : A : Allergische reacties mogelijk.
D : De lijst van aan dit biologisch agens blootgestelde werknemers dient 30 jaar na de laatste bekende blootstelling te worden bewaard.
T : Productie van toxinen.
V : Doeltreffend vaccin beschikbaar.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET