gepubliceerd op 30 september 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum
28 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, inzonderheid op artikel 2, § 5, vervangen bij de wet van 25 januari 1999 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 194;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999 en het koninklijk besluit van 14 juli 2000;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 19 juli 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juli 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de overwogen maatregel tot doel heeft uitwerking te geven aan het regeerakkoord daar zij beoogt de tewerkstelling van gerechtigden op het bestaansminimum en van personen tewerkgesteld bij toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn te stimuleren; dat alles zo snel mogelijk in het werk moet worden gesteld om het aantal van deze kansarme personen optimaal te verminderen door ze opnieuw op de arbeidsmarkt in te schakelen; dat een financiële stimulans moet worden voorzien opdat de uitzendbureaus deze categorie van moeilijker te plaatsen werknemers in dienst zouden nemen door hun het recht op arbeid te waarborgen; dat deze maatregel nodig is om deze beoogde wederopname snel te kunnen tot stand brengen en gekoppeld is aan de inwerkingtreding op 1 oktober 2000 van artikel 194 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen, dat de uitzendbureaus voortaan de mogelijkheid geeft, in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 1 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, de gerechtigden op het bestaansminimum in dienst te nemen met een voltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dat dan ook blijkt dat dit besluit dringend moet worden aangenomen om de tewerkstelling van bedoelde personen door de uitzendbureaus concreet mogelijk te maken;
Gelet op het advies L. 30.513/1/V van de Raad van State, gegeven op 28 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In Titel 2 van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum wordt een Hoofdstuk V ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK V. - Invoeginterim Afdeling 1. - Voorwaarden tot toekenning en behoud van een geactiveerd
bestaansminimum
Art. 15quinquies.De werknemer die in dienst wordt genomen door een uitzendbureau dat een overeenkomst heeft gesloten met de Minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort heeft recht op een geactiveerd bestaansminimum indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de betrokkene is, op het ogenblik van de aanwerving, of is dit geweest binnen de veertig dagen voor zijn aanwerving : - ofwel gerechtigd op het bestaansminimum; - ofwel tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst bij toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur die voorziet in een voltijds uurrooster. De in het eerste lid bedoelde overeenkomst heeft betrekking op verschillende verplichtingen die het uitzendbureau worden opgelegd en die namelijk verband houden met de opleiding van de werknemer en diens inschakeling op de arbeidsmarkt en met de aanwerving van een bepaald aantal werknemers uit de doelgroep bedoeld in artikel 15quinquies, eerste lid, 1°.
Voormeld uitzendbureau waarborgt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn het recht op arbeid van de betrokkene tijdens een ononderbroken periode van vierentwintig maanden; de tewerkstelling van de betrokkene kan gebeuren : - ofwel rechtstreeks door het uitzendbureau met of zonder ter beschikkingstelling van een gebruiker; - ofwel bij een andere werkgever.
Indien de tewerkstelling krachtens een arbeidsovereenkomst rechtstreeks plaatsheeft bij een andere werkgever dan het uitzendbureau en de arbeidsovereenkomst wordt onderbroken tijdens de periode waarvoor het uitzendbureau de werkzekerheid moet waarborgen, verbindt dit uitzendbureau zich ertoe de werknemer opnieuw met een arbeidsovereenkomst aan te werven en ten minste voor het saldo van de duur van het gewaarborgd recht op arbeid. Afdeling 2. - Maandelijks bedrag van het geactiveerd bestaansminimum
Art.15sexies. Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedraagt 20 000 BEF per kalendermaand waarvoor de betrokkene verbonden is door een schriftelijke arbeidsovereenkomst die voorziet in een voltijds uurrooster, of door meerdere schriftelijke arbeidsovereenkomsten die met een voltijds uurrooster equivalent zijn.
Het in het vorig lid bedoeld bedrag van het geactiveerd bestaansminimum is evenwel begrensd in verhouding tot het aantal kalenderdagen van de maand waarvoor de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, wanneer de betrokken maand niet volledig is.
Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan het uitzendbureau gestort. Afdeling 3. - Duur van de tewerkstelling die recht geeft op een
geactiveerd bestaansminimum
Art. 15septies.Wanneer het uitzendbureau en de rechthebbende op het bestaansminimum voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 15quinquies, heeft laatstgenoemde recht op het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedoeld in artikel 15sexies, voor een ononderbroken periode van vierentwintig maanden."
Art. 2.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden "in de artikelen 5, § 2, 6, 10 en 14" vervangen door de woorden "in de artikelen 5, § 2, 6, 10, 14, 15quater en 15sexies.»; 2° Het eerste lid wordt aangevuld met het volgende lid : « Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedoeld in artikel 15sexies mag niet worden toegekend voor de perioden waarvoor geen enkel loon verschuldigd is aan de werknemer.»
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2000, uitgezonderd de bepaling van artikel 2, 1°, wat betreft de invoeging van de verwijzing dat artikel 16, eerste lid, maakt naar artikel 15quater, die uitwerking heeft op 1 september 2000.
Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE