Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 november 2021
gepubliceerd op 23 december 2021

Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2021022603
pub.
23/12/2021
prom.
28/11/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Algemeen Dit besluit bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van de gebruiksrechten die worden toegekend aan de mobiele operatoren in de frequentieband 1427-1517 MHz, de zogenaamde "1400 MHz-band" of "L-band".

De 1452-1479.5 MHz-band is sinds de jaren 90 aangeduid voor terrestrische digitale radio (T-DAB). De 1452-1479.5 MHz-band werd evenwel nooit gebruikt voor terrestrische digitale radio.

De 1452-1492 MHz werd gestandaardiseerd als SDL-band ("Supplementary downlink") voor de 4G/LTE-technologie. Een SDL-band is een niet-gepaarde band die wordt samengevoegd met een gepaarde band om bijkomende downstreamcapaciteit te krijgen. Deze frequentieband mag dus a priori slechts toekomen aan een mobiele operator die reeds over andere 4G/LTE-frequentiebanden beschikt.

De werkzaamheden van de 3GPP (3rd Generation Partnership Project) voor de standaardisering van de volledige 1427-1517 MHz-band zouden een snelle verdeling van compatibele eindtoestellen moeten mogelijk maken gezien het aantal eindtoestellen die reeds de 1452-1492 MHz-band ondersteunen.

De strategische planning en de harmonisering van het spectrumgebruik op het niveau van de Unie zouden de interne markt van draadloze elektronische-communicatiediensten en -apparatuur moeten versterken alsook de andere beleidslijnen van de Unie waarvoor spectrum moet worden gebruikt, door nieuwe opportuniteiten te creëren op het vlak van innovatie en werkgelegenheid en door tegelijk bij te dragen tot het economisch herstel en de sociale integratie in de hele Unie, met inachtneming van de belangrijke sociale, culturele en economische waarde van het spectrum.

Dit besluit draagt bij tot het verwezenlijken van het doel van 1200 MHz aan radiofrequenties voor draadloze breedband, wat een van de voornaamste doelstellingen is van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (MPRS).

Op het niveau van de Europese Unie dient het uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 van de Commissie van 8 mei 2015 betreffende de harmonisering van de frequentieband 1 452-1 492 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie te worden aangehaald.

Krachtens het besluit 2015/750/EU moeten de lidstaten de frequentieband 1452-1492 MHz aanduiden en ter beschikking stellen in "downlink only"-modus voor de draadloze breedbandsystemen.

In antwoord op een mandaat van de Europese Commissie heeft het ECC (European Electronic Communications Committee) het ECC-rapport getiteld "to develop harmonised technical conditions in additional frequency bands in the 1.5 GHz range for their use for terrestrial wireless broadband electronic communications services in the Union" ter openbare raadpleging aangenomen. Het mandaat van de Europese Commissie betreft de harmonisering van de volledige 1427-1517MHz-band.

Dit mandaat resulteerde in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/661 van de Commissie van 26 april 2018 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 betreffende de harmonisering van de frequentieband 1452-1492 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie wat betreft de uitbreiding ervan met de geharmoniseerde frequentiebanden 1427-1452 MHz en 1492-1517 MHz. Het bepaalt dat de lidstaten de 1400 MHz-band uiterlijk op 1 oktober 2018 moeten aanwijzen en beschikbaar stellen voor draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie.

Het in dit besluit beoogde spectrum zal gebruikt worden voor de openbare mobiele netwerken. Voor deze netwerken moet de technische kwaliteit van de communicatie of van de dienst absoluut gegarandeerd zijn. Daartoe moet gezorgd worden voor een hoog beveiligingsniveau tegen schadelijke storingen. Het enige gepaste vergunningsstelsel bestaat dus in de toekenning van individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum. Er dient te worden opgemerkt dat geen enkele lidstaat van de Europese Unie een stelsel van algemene vergunningen heeft ingevoerd voor dit spectrum.

Het BIPT heeft ook een beroep gedaan op een externe consultant om, onder andere, de kwestie van de 1400 MHz-band te bekijken. Deze studie werd verwezenlijkt door Analysys Mason en heeft geleid tot het verslag "Study regarding the value of spectrum for mobile public systems" van 31 december 2015. Het verslag van Analysys Mason omvat aanbevelingen over de mechanismen voor toewijzing, de gebruiksvoorwaarden en de spectrumwaarde, voor de verschillende frequentiebanden gebruikt voor de openbare mobiele diensten. Dit verslag werd gepubliceerd op de website van het BIPT. De toewijzing van de gebruiksrechten aan de operatoren kan op verschillende manieren gebeuren. De voornaamste toewijzingsmechanismen zijn de veiling, de vergelijkende inschrijving, het principe "first come, first served" of een hybride systeem (doorgaans een vergelijkende inschrijving gevolgd door een veiling).

Bijna alle toewijzingen van nieuw spectrum in Europa verlopen via een veilingmechanisme. Een veiling heeft immers tal van voordelen: transparant en eenvoudig, eerlijk, bevordert de concurrentie en het efficiënte gebruik van het spectrum.

Een veiling is dus het mechanisme dat werd gekozen voor de toewijzing van de gebruiksrechten voor de 1400 MHz-band.

Er dient te worden opgemerkt dat het BIPT kan beslissen om deze toewijzingsprocedure tegelijk te organiseren met andere procedures voor toewijzing waarvan de toekenningsvoorwaarden zijn vastgelegd in andere koninklijke besluiten. De procedures blijven autonoom, de activiteitsregels voor de ene procedure staan los van de activiteitsregels voor de andere procedures en het aantal rondes kan natuurlijk verschillen van de ene tot de andere procedure.

De voornaamste doelstellingen nagestreefd door dit besluit zijn de volgende: - het spectrum toewijzen aan de meest efficiënte gebruikers; - de ontwikkeling van draadloze breedbandnetwerken aanmoedigen en de digitale kloof in België verder dichten; - erop toezien dat het hele spectrum wordt toegewezen in het kader van de gunningsprocedure (vermijden dat er niet-toegewezen spectrum overblijft); - een zo efficiënt mogelijk gebruik van het spectrum waarborgen; - de concurrentie op de Belgische elektronische-communicatiemarkt maximaliseren; - toezien op eerlijke inkomsten voor de overheden, aangezien het een kostbaar en schaars openbaar goed betreft; - spectrum toewijzen op basis van een objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende procedure; - de complexiteit en de kosten in verband met de toewijzingsprocedure beperken.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State.

Wat betreft de verwijzing naar het advies van het BIPT in de aanhef wordt enkel het meest recente advies vermeld aangezien dat in feite de vorige vervangt.

Op 26 mei 2021 gaf het Overlegcomité nog niet zijn akkoord over de ontwerptekst.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel definieert een aantal termen die voorkomen in het besluit.

De definities van "controle met betrekking tot een persoon" en "relevante groep" zijn dezelfde als deze gebruikt voor het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie (hierna "het 3G-koninklijk besluit"), het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz (hierna "het 2,6 GHz-koninklijk besluit") en het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz (hierna "het 800 MHz-koninklijk besluit"). De overige definities behoeven geen commentaar.

Artikel 2 De betreffende frequenties kunnen slechts verworven worden door operatoren die een kennisgeving hebben gedaan in de zin van artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie (hierna " wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten").

Artikel 3 De gebruiksrechten worden toegekend voor een periode van twintig jaar, telkens verlengbaar met vijf jaar.

De initieel aan de 2G-operatoren toegewezen gebruiksrechten (krachtens het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofonienetten, hierna "het GSM-koninklijk besluit", en krachtens het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten, hierna "het DCS-koninklijk besluit") en de gebruiksrechten toegewezen voor de 2,6 GHz-band (krachtens het 2,6 GHz-koninklijk besluit) waren geldig voor een periode van 15 jaar. De gebruiksrechten toegekend aan de 3G-operatoren (krachtens het 3G-koninklijk besluit) en de gebruiksrechten toegekend voor de 800 MHz-band (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit) waren daarentegen toegekend voor een periode van 20 jaar.

In de overige Europese landen ligt de geldigheidsduur van de gebruiksrechten doorgaans ook tussen 15 en 20 jaar.

De operatoren zijn voorstander van langere geldigheidstermijnen om de voorspelbaarheid van de ontwikkeling van hun activiteiten op lange termijn te vergroten.

Dit besluit voorziet in een initiële periode van 20 jaar, telkens verlengbaar met periodes van 5 jaar. Een duur van 20 jaar volstaat inderdaad om een goed rendement te garanderen voor de operatoren.

Artikel 4 Paragraaf 1 bepaalt de onderverdeling in blokken van de 1400 MHz-band.

De 1400 MHz-band heeft een totale capaciteit van 90 MHz.

Bepaalde operatoren menen dat de beschikbaarheid van de apparatuur die geschikt is voor de coreband (1452-1492 MHz) groter zou kunnen zijn dan deze voor de rest van de 1400 MHz-band. Hoewel deze stelling op dit ogenblik niet bewezen is, zijn er twee types percelen vastgelegd: - 8 blokken van 5 MHz voor de coreband; - 2 blokken van 25 MHz voor beide uiteinden van de band (1427-1452 MHz en 1492-1517 MHz).

De 1400 MHz-band zal a priori worden gebruikt door de LTE-technologie.

De LTE-kanalen hebben een bandbreedte van 1,4 MHz, 3 MHz, 5 MHz, 10 MHz, 15 MHz of 20 MHz. De kanaalbreedtes van 1,4 MHz of van 3 MHz kunnen geen erg hoge snelheden bieden en worden doorgaans weinig of niet gebruikt.

De onderverdeling van de coreband in blokken van 5 MHz is dus helemaal gepast. Men kan immers het volgende gebruiken: - een blok voor een kanaalbreedte van 5 MHz; - twee blokken voor een kanaalbreedte van 10 MHz; - drie blokken voor een kanaalbreedte van 15 MHz; - vier blokken voor een kanaalbreedte van 20 MHz.

Paragraaf 2 stelt dat de 1400 MHz-band enkel mag worden gebruikt voor de uitzending door de basisstations.

Paragraaf 3 bepaalt de maximale spectrumhoeveelheid ("spectrum cap") die een relevante groep kan innemen zonder de concurrentie tussen de verschillende operatoren in het gedrang te brengen.

De keuze van een "spectrum cap" voor de 1400 MHz-band is in hoofdzaak een compromis tussen het aantal mogelijke concurrerende infrastructuren die gebruik maken van de 1400 MHz-band en het prestatieniveau dat kan worden gehaald voor elk van deze infrastructuren.

Bepaalde operatoren menen dat de beschikbaarheid van de apparatuur die geschikt is voor de coreband (1452-1492 MHz) groter zou kunnen zijn dan deze voor de rest van de 1400MHz-band. Hoewel deze stelling op dit ogenblik niet bewezen is, zijn er twee "spectrum caps" vastgelegd: - een "spectrum cap" voor de ganse 1400MHz-band (45 MHz); - een bijkomende "spectrum cap" voor de coreband (20 MHz).

De bepalingen van paragraaf 4 stellen het BIPT in staat om de verdeling van de toegewezen kanalen te wijzigen om het spectrumgebruik te optimaliseren. Het is echter duidelijk dat de operatoren over een redelijke termijn moeten beschikken om deze wijzigingen aan te brengen. De toekenning van deze bevoegdheid is conform artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten alsook de artikelen 3.1 en 3.2.c), van Richtlijn 2018/1972/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (hierna "Europees wetboek voor elektronische communicatie"). De aan het BIPT verleende machtiging moet ten uitvoer gebracht worden om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen.

Artikel 5 De gebruiksrechten omvatten het gebruik van de eindtoestellen (mobiele telefoons, smartphones, ...) die aangesloten zijn op het netwerk van een 1400 MHz-operator (zie artikel 3 § 2). Wanneer een consument een eindtoestel koopt, is hij evenwel doorgaans niet aangesloten op een netwerk. Artikel 5 staat het houden van een eindtoestel toe, zelfs als dit niet aangesloten is op een netwerk.

Artikel 6 Krachtens artikel 13, 3°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten is het BIPT verantwoordelijk voor de internationale coördinatie van de frequenties. Hiertoe sluit het BIPT grensoverschrijdende coördinatieovereenkomsten.

Artikel 7 De openbare mobiele operatoren zijn onderworpen aan verscheidene types van heffingen.

De openbare mobiele operatoren zijn ertoe gehouden om in het begin van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten een enige heffing te betalen, in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

De openbare mobiele operatoren zijn eveneens verplicht om jaarlijkse rechten te betalen. Het bedrag van de jaarlijkse rechten wordt vastgelegd in de koninklijke besluiten ter uitvoering van de artikelen 18 en 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

De jaarlijkse rechten hebben, onder andere, net zoals de enige heffing, tot doel om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

Considerans 100 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie bepaalt dat de heffingen voor de gebruiksrechten voor frequenties mogen samengesteld zijn uit een enig bedrag en een periodiek bedrag.

Tot op heden bestonden er twee soorten van jaarlijkse rechten: - de jaarlijkse rechten voor het beheer van de gebruiksrechten, met als enige doel de activiteiten van het BIPT die verband houden met het beheer van de gebruiksrechten te financieren; - de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, met het oog op het financieren van de activiteiten van het BIPT en om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties waren verschuldigd voor alle gebruiksrechten, terwijl de jaarlijkse rechten voor beheer van de gebruiksrechten enkel voor bepaalde gebruiksrechten verschuldigd waren.

Een enkel type van jaarlijkse rechten werd behouden, met het oog op het financieren van de activiteiten van het BIPT en om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

Het jaarlijkse recht bedraagt 50.000 euro per MHz. Dat bedrag is gelijk aan het bedrag van de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties voor alle andere frequentiebanden gelegen tussen 1 GHz en 2,5 GHz.

Er dient te worden opgemerkt dat Analysys Mason rekening heeft gehouden met het bedrag van de jaarlijkse rechten om de waarde van het spectrum voor de verschillende frequentiebanden te berekenen. Het bedrag van de enige heffingen (artikel 30, § 1/1, van de WEC) werd vastgelegd op basis van het voormelde verslag van Analysys Mason.

Het bedrag van de jaarlijkse rechten is onafhankelijk van het aantal basisstations voor radiocommunicatie die de frequenties in kwestie exploiteren. Los van het aantal basisstations, worden de radiofrequenties daadwerkelijk ter beschikking gesteld en kunnen ze niet langer gebruikt worden door een andere gebruiker. Een verband leggen tussen de rechten en de basisstations zou operatoren ertoe kunnen leiden hun netwerk niet uit te rollen en de frequenties te hamsteren zonder ze te gebruiken, wat vermeden moet worden. Dit soort van bepaling bestaat reeds en is van toepassing op alle bestaande gebruiksrechten betreffende de radiotoegang.

Tot op heden waren de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties enkel verschuldigd voor de frequenties die in gebruik werden genomen. Dit soort van bepaling bevordert het hamsteren van spectrum en leidt tot een niet-optimale uitbating van de radiofrequenties.

Om dezelfde redenen bepaalt dit koninklijk besluit dus dat de jaarlijkse rechten verschuldigd zijn van zodra de geldigheidsduur van de gebruiksrechten is begonnen. Want zodra de gebruiksrechten zijn toegekend worden de radiofrequenties in verband met deze rechten daadwerkelijk ter beschikking gesteld van de betrokken operator. Deze mag ze gebruiken en ze mogen niet langer door derden gebruikt worden.

Om de financiële impact voor de operatoren te beperken gedurende de eerste jaren die financieel het zwaarst zijn in termen van investeringen die ze moeten maken om nieuwe frequenties uit te rollen en om de evenredigheid van de jaarlijkse rechten te garanderen, worden de jaarlijkse rechten van de nieuwe frequenties verlaagd met 50% gedurende de 3 eerste jaren van de vergunning. Dat systeem wordt reeds in Portugal en Hongarije toegepast.

Artikel 8 Artikel 8 legt een aantal algemene regels vast inzake de controle.

Artikel 9 Artikel 9 bepaalt dat de operatoren het publiek moeten informeren over de gerealiseerde dekking.

Artikel 10 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 11 Hierin wordt bepaald dat het verboden is voor een kandidaat om wijzigingen aan te brengen aan de elementen die in zijn kandidatuur werden meegedeeld.

Paragraaf 3 legt een informatieverplichting op ingeval zich een wijziging voordoet met betrekking tot bepaalde verklaringen van de kandidaat. Het spreekt voor zich dat het moet gaan om wijzigingen als gevolg van feiten of gebeurtenissen waarop de kandidaat geen invloed kan uitoefenen. Het bewust of door nalatigheid in de hand werken van wijzigingen kan leiden tot de uitsluiting van de kandidaat.

De artikelen 12 en 13 Deze artikelen behoeven geen commentaar.

Artikel 14 Deze bepaling heeft tot doel te vermijden dat niet-ernstige kandidaten een kandidatuur indienen.

De vermelde interestvoet, met name de interestvoet van de depositofaciliteit, is deze vermeld door de Nationale Bank van België conform de besluiten en richtlijnen van de Europese Centrale Bank.

Deze interestvoet kan negatief zijn.

Artikel 15 Het is niet aan het BIPT om uit een relevante groep die entiteit te kiezen die zal deelnemen aan de procedure voor toekenning. Indien de relevante groep zelf niet tot een duidelijke beslissing ter zake komt, wordt ze uitgesloten van de procedure voor toekenning.

De artikelen 16 en 17 Deze artikelen behoeven geen commentaar.

Artikelen 18 tot 39 Deze artikelen regelen het praktische verloop van de toewijzingsprocedure.

Er moet worden opgemerkt dat de kosten van consultants die de overheid zullen bijstaan bij de voorbereiding en het verloop van de veiling zullen worden aangerekend op het bedrag van de enige heffing (artikel 40, § 3).

De toewijzingsprocedure bestaat uit twee delen.

Het eerste deel (artikelen 24 tot 34) is een veiling van het type SMRA (1) met specifieke percelen en generieke percelen.De generieke percelen zijn bedoeld om te vermijden dat operatoren niet-aaneengrenzende blokken krijgen toegewezen, wat zou leiden tot een inefficiënt gebruik van het spectrum.

De vaakst gebruikte veilingformaten zijn de SMRA en de CCA2. Een SMRA vergemakkelijkt de prijsbepaling, is eenvoudiger en transparanter dan een CCA, en geeft meer flexibiliteit aan de inschrijvers. Bovendien heeft het BIPT reeds ervaring met dit soort van veiling. Alle spectrumveilingen in België waren immers van het type SMRA. Tijdens de veilingprocedure kunnen de inschrijvers verscheidene biedingen doen tijdens elke ronde voor individuele percelen. Tijdens opeenvolgende ronden kunnen ze hun vraag wijzigen, met inachtneming van bepaalde activiteitenregels. De regels inzake activiteit beperken de biedingen die een kandidaat tijdens een gegeven ronde mag uitbrengen volgens de biedingen die in de voorgaande rondes zijn uitgebracht, met als doel het strategische gedrag van de kandidaten in te perken. De activiteitsregels zijn buitengewoon technisch en veronderstellen geen uitoefening van een daadwerkelijke beoordelingsbevoegdheid waarbij opportuniteitskeuzes moeten gemaakt worden. Er zijn dus geen bezwaren om de zorg voor het vastleggen van die activiteitsregels aan het BIPT toe te vertrouwen. Gezien de techniciteit van deze regels is het inderdaad het best geplaatst om dit te doen.

Het eerste deel van de procedure lijkt op de procedure voor de 2,6 GHz-band (krachtens het 2,6 GHz-koninklijk besluit) en de procedure voor de 800 MHz-band (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit).

Het tweede deel (artikelen 35 tot 39) heeft als doel de positie van de blokken in de band te bepalen.

Tijdens procedures voor de 2,6 GHz-band en de 800 MHz-band deden de kandidaten biedingen op specifieke blokken. In het geval van dit besluit doen de kandidaten biedingen op generieke blokken. Zodra het eerste deel (de veiling) afgelopen is, dient dus de positie van de blokken in de band te worden bepaald.

Het tweede deel van de procedure bestaat in een bijkomende ronde opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen. Indien de betrokken operatoren tot een akkoord komen over de positie van de blokken in de band, is er geen bijkomende ronde nodig.

Artikel 19 verbiedt de kandidaten handelingen te stellen die de procedure kunnen manipuleren.

Artikel 20 verbiedt in het bijzonder afspraken tussen kandidaten of met derden die de procedure zouden kunnen beïnvloeden.

Artikel 22 beschrijft de inbreuken die automatisch leiden tot uitsluiting van de procedure. Het gaat om inbreuken die de gelijkheid van de kandidaten in het gedrang brengen. Naar analogie met het tuchtrecht kan worden gesteld dat sancties weliswaar duidelijk moeten bepaald zijn ("nulla poena sine lege"), maar dat zulks niet geldt voor inbreuken die in casu niet op voorhand definieerbaar zijn ("L'absence de codification des manquements ou fautes professionnelles peut s'expliquer par la spécificité d'une matière touchant à la fois à la pratique évolutive..." DU JARDIN, J., "Le contrôle de légalité exercé par la Cour de Cassation sur la justice disciplinaire au sein des ordres professionnels", J.T., 2000, 627-628).

Artikelen 24 tot 26 bevatten de mechanismen voor nieuwe prijsstijgingen en de definitie van de aanbiedingen in het kader van de veilingprocedure.

De overige artikelen behoeven geen commentaar.

Artikel 40 De niet-terugbetaling van de waarborg aan de kandidaten die volkomen non-actief zijn gebleven tijdens de veiling (paragraaf 5) is bedoeld om te vermijden dat partijen zich kandidaat stellen enkel en alleen om het verloop van de gunningsprocedure te verstoren. De overige paragrafen behoeven geen commentaar.

Artikel 41 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 42 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER _______ Nota's (1) Simultaneous Multiple Round Ascending Auction.(2) Combinatorial Clock Auction. RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 69.767/4 van 4 oktober 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz' Op 1 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice- eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 4 oktober 2021. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne VAGMAN, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 oktober 2021.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE OPMERKING Het ontwerpbesluit voorgelegd aan de afdeling Wetgeving is uit technisch oogpunt uitermate complex.

De regeling die het beoogt te wijzigen of in te voeren moet deugdelijk verantwoord kunnen worden, zowel wat betreft de verschillende behandeling die ze in voorkomend geval meebrengt voor de verschillende actoren op wie ze betrekking heeft of kan hebben, als wat betreft de voorwaarden waaraan het optreden van de Koning verbonden is, zowel in het licht van de artikelen 18 en volgende van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten `betreffende de elektronische communicatie', als in het licht van het ter zake relevante Europese kader.

In zoverre de afdeling Wetgeving van de Raad van State geen specifieke kennis heeft van de feitelijke situaties waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, noch specifieke expertise betreffende de wetenschappelijke, technische en economische aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, kan noch moet ze alle aspecten en nuances beoordelen van de gegevens aangevoerd in het verslag aan de Koning of, meer in het algemeen, in de overige stukken van het dossier dat haar is bezorgd.

Onder dit voorbehoud worden de volgende opmerkingen gemaakt.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN Uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving is overgezonden, blijkt dat de analyse van de impact van het ontwerp, die uitgevoerd is krachtens de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging', plaatsgevonden heeft op 4 april 2018.

Zoals de afdeling Wetgeving reeds heeft opgemerkt, vormt de vervulling van een voorafgaand vormvereiste op een datum die het moment van de adiëring van de afdeling Wetgeving lang voorafgaat, op zich geen bezwaar.

Dat kan echter wel een probleem opleveren wanneer tussen het tijdstip waarop het vormvereiste is vervuld en dat waarop de afdeling Wetgeving wordt geadieerd, en a fortiori dat waarop de ontworpen tekst wordt vastgesteld, de juridische of feitelijke omstandigheden veranderd zijn of wanneer de kans bestaat dat die juridische of feitelijke omstandigheden in die tussentijd veranderen.

Dat is in casu het geval.

Enerzijds rijst de vraag of in een sector waarin de technologie uiterst snel evolueert, de opmerkingen die zijn gemaakt ter gelegenheid van een openbare raadpleging die drie jaar voor de adiëring van de afdeling Wetgeving heeft plaatsgevonden, nog altijd gelden, en of de ontworpen tekst geen aanleiding zou geven tot andere opmerkingen dan die welke drie jaar geleden zijn geformuleerd.

Anderzijds heeft het wettelijke kader tussen het tijdstip waarop de openbare raadpleging heeft plaatsgevonden en het tijdstip waarop de afdeling Wetgeving is geadieerd, aanzienlijke wijzigingen ondergaan.

Zo bijvoorbeeld werd het volledige Europese rechtskader inzake elektronische communicatie, zoals vastgelegd in de richtlijnen, vervangen door richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 `tot vaststelling van het Europees Wetboek voor elektronische communicatie' (hierna: "het Wetboek"), waarbij de richtlijnen 2002/19/EG, (1) 2002/20/EG, (2) 2002/21/EG (3) en 2002/22/EG (4) met ingang van 21 december 2020 werden ingetrokken, en dienden de lidstaten het Wetboek, krachtens de artikelen 124 en 125 ervan, uiterlijk op 21 december 2020 in intern recht om te zetten.

Zoals hieronder in algemene opmerking 1 wordt uiteengezet, zijn de wijzigingen van het Europese regelgevingskader echter lang niet zonder gevolgen, inzonderheid wat de rechten voor het gebruik van het radiospectrum betreft.

Gelet op die context dient een nieuwe impactanalyse te worden uitgevoerd.

ALGEMENE OPMERKINGEN JURIDISCH KADER EN RECHTSGROND 1. Het ontworpen besluit valt binnen een algemener kader tot regeling van de procedures en voorwaarden voor het verlenen van de vergunningen voor het radiospectrum overeenkomstig de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten. In dat verband werden aan de afdeling Wetgeving tegelijkertijd vijf aanvragen om advies over ontwerpen van koninklijk besluit voorgelegd.

Het gaat om de volgende ontwerpen: - ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie en het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten betreffende de radiotoegang in de frequentieband 2500 2690 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.766/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag dit advies heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de 3400-3800 MHz-band' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.768/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.769/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz'(waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.770/4 heeft uitgebracht).

Voor al die frequentiebanden geldt dat de toekenning van de gebruiksrechten niet bepaald wordt in het kader van de voorwaarden van een "algemene machtiging", met andere woorden, zoals dat begrip is gedefinieerd in artikel 2, 22), van het Wetboek, een "regelgeving door [de autoriteit] waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronische communicatienetwerken en -diensten (...)", maar volgens een systeem waarin die rechten worden verleend na aanvraag- en veilingprocedures die leiden tot de afgifte van individuele vergunningen aan de operatoren.

Alle ontworpen besluiten zouden steunen op de geldende bepalingen van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, meer in het bijzonder en naargelang van het geval op de artikelen 13, 13/1, 18, 20, 29, 30 en 51.

Die wet strekt tot omzetting van de richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG en 2002/58/EG, (5) die tot voor kort het Europese rechtskader voor elektronische communicatie vormden.

In dat verband dient meer in het bijzonder rekening te worden gehouden met richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) waarvan artikel 5, lid 1, dat betrekking had op de gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers, als volgt luidde: "Waar mogelijk, in het bijzonder indien het gevaar van schadelijke interferentie te verwaarlozen is, onderwerpen de lidstaten het gebruik van radiofrequenties niet aan het verlenen van individuele gebruiksrechten, maar nemen zij de voorwaarden voor het gebruik van dergelijke radiofrequenties op in de algemene machtiging." 2. Zoals hierboven vermeld, werden bij het Wetboek de richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG ingetrokken met ingang van 21 december 2020 en dienden de lidstaten het Wetboek uiterlijk tegen 21 december 2020 om te zetten. In dat verband dient te worden beklemtoond dat het Wetboek, ongeacht zijn opschrift, geenszins een codificatie zonder inhoudelijke wijzigingen van de ingetrokken richtlijnen is. Ook al worden sommige bepalingen die in die richtlijnen voorkwamen, ongewijzigd of bijna ongewijzigd overgenomen, het Wetboek bevat verschillende wijzigingen of toevoegingen die noch loutere detailkwesties noch louter vormelijk zijn.

Zo bijvoorbeeld werd artikel 5, lid 1, van richtlijn 2002/20/EG niet als zodanig in het Wetboek opgenomen. De pendant ervan is te vinden in artikel 46, lid 1, van het Wetboek, dat luidt als volgt: "De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiospectrum, met inbegrip van gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen en zij beperken het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum tot situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om het efficiënt gebruik in het licht van de vraag te optimaliseren, rekening houdend met de in de tweede alinea vastgestelde criteria. In alle andere gevallen stellen zij de voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum vast in een algemene machtiging.

Daartoe nemen de lidstaten een besluit inzake de meest geschikte regeling voor het machtigen van het gebruik van radiospectrum, rekening houdend met: a) de specifieke kenmerken van het betrokken radiospectrum;b) de noodzaak van bescherming tegen schadelijke interferentie;c) in voorkomend geval, de ontwikkeling van duidelijke voorwaarden voor gedeeld gebruik van radiospectrum;d) de noodzaak om de technische kwaliteit van communicatie of de dienst te verzekeren;e) andere doelstellingen van algemeen belang die door de lidstaten overeenkomstig het Unierecht worden bepaald;f) de noodzaak om een efficiënt radiospectrumgebruik te waarborgen. Indien de lidstaten overwegen om een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten voor het geharmoniseerde radiospectrum te verlenen, rekening houdend met de overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen, spannen zij zich in om problemen in verband met schadelijke interferentie zoveel mogelijk te beperken, ook in gevallen van gedeeld gebruik van radiospectrum op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten.

Indien gepast overwegen de lidstaten de mogelijkheid om machtigingen voor het gebruik van radiospectrum te verstrekken op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten, daarbij rekening houdend met de mogelijke effecten van verschillende combinaties algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten, en van geleidelijke overgangen van de ene categorie naar de andere, op concurrentie, innovatie en markttoegang.

De lidstaten streven ernaar zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke interferentie tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen." 3. Uit de vergelijking tussen artikel 5, lid 1, van richtlijn 2002/20/EG en artikel 46, lid 1, van het Wetboek blijkt dat de opzet van de regelgeving en de rechtsopvattingen inzake het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties zijn gewijzigd. Terwijl richtlijn 2002/20/EG ervoor wilde zorgen dat de lidstaten, "waar mogelijk", de rechten voor het gebruik van het radiospectrum niet zouden toewijzen via het verlenen van individuele gebruiksrechten, verplicht het Wetboek de lidstaten ertoe het gebruik van het radiospectrum, met inbegrip van het gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen te vergemakkelijken en het verlenen van individuele gebruiksrechten te beperken tot de situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om de efficiëntie van dat gebruik te maximaliseren in het licht van de vraag en rekening houdend met de criteria die vervat zijn in het Wetboek, en dit door voorafgaandelijk de mogelijkheid te onderzoeken om de algemene machtiging te combineren met individuele gebruiksrechten en tegelijkertijd ernaar te streven zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke interferentie tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen.

Daaruit volgt dat de lidstaten voortaan, alvorens gebruik te maken van een systeem van individuele vergunningen, een analyse moeten uitvoeren aan de hand van verschillende criteria en in staat moeten zijn om de noodzaak van een dergelijk systeem grondig en gedetailleerd aan te tonen. 4. Op 10 juni 2021 heeft de afdeling Wetgeving advies 69.166/4 uitgebracht over een voorontwerp van wet `houdende omzetting van het Europees wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie'.

Dat voorontwerp, dat zoals het opschrift ervan aangeeft de omzetting van het Wetboek beoogt, werd nog niet ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Met betrekking tot de bepalingen van de vijf om advies voorgelegde ontwerpen van besluit merkt de afdeling Wetgeving op dat de artikelen 48, 49, 54 en 59 van dat voorontwerp van wet voorzien in een verregaande wijziging van respectievelijk de artikelen 13, 13/1, 18 en 20 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, terwijl de artikelen 74 en 92 van datzelfde voorontwerp ertoe strekken de artikelen 30 en 51 van dezelfde wet minder verregaand te wijzigen.

Daarnaast dient inzonderheid rekening te worden gehouden met artikel 50 van dat voorontwerp, dat ertoe strekt in de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten een nieuwe bepaling op te nemen, namelijk artikel 13/2 dat strekt tot omzetting van artikel 46 van het Wetboek en daartoe de tekst van die bepaling grotendeels overneemt. 5. Daaruit volgt dat de vijf ontwerpen van besluit die om advies zijn voorgelegd aan de afdeling Wetgeving, rechtsgrond ontlenen aan wettelijke bepalingen die verregaand zullen worden gewijzigd. Die wijzigingen zijn van fundamenteel belang en zouden in beginsel in de zeer nabije toekomst moeten plaatsvinden, aangezien ze ertoe strekken een richtlijn om te zetten waarvoor de omzettingstermijn liep tot 20 december 2020.

Hoewel het in dit stadium niet aan de afdeling Wetgeving staat om in een dergelijke context te onderzoeken of de ontworpen bepalingen in overeenstemming zijn met de toekomstige wettelijke bepalingen die met het oog op de omzetting van het Wetboek zouden worden aangenomen, dient de aandacht van de stellers ervan te worden gevestigd op de juridische risico's die zijn verbonden aan een handelswijze die erin bestaat verordenende bepalingen aan te nemen die uitvoering geven aan wetsbepalingen die binnenkort worden gewijzigd teneinde tegemoet te komen aan Europeesrechtelijke normen waarvoor de omzettingstermijn is verstreken.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. Wat het eerste lid betreft, verleent artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten geen rechtsgrond aan het ontworpen besluit of een van zijn bepalingen.Dat artikel moet dus niet worden vermeld.

In hetzelfde lid dient ook de wijziging te worden vermeld die bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid sluiten is aangebracht in artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, alsook de wijzigingen die in artikel 30 van dezelfde wet zijn aangebracht bij de wetten van 27 maart 2014 en 27 juni 2021. De aanhef moet dienovereenkomstig worden aangevuld. 2. In het vijfde lid dienen de adviezen te worden vermeld die het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (hierna "het BIPT") op 7 januari en 12 mei 2021 over de ontworpen tekst heeft gegeven.3. Uit de inlichtingen die de gemachtigde van de minister heeft meegedeeld, blijkt dat het BIPT over de ontwerptekst een nieuwe openbare raadpleging heeft gehouden die van 16 juli tot 31 augustus 2021 liep. In het zesde lid moet ook die raadpleging worden vermeld. 4. Het Overlegcomité heeft op 26 mei 2021 zijn goedkeuring gehecht aan de ontwerptekst. In het zevende lid moet die datum worden bijgeschreven, en moet niet naar "de raadpleging" maar naar "de akkoordbevinding" van het Comité worden verwezen.

DISPOSITIEF Artikel 4 Om de machtiging die bij paragraaf 4 van de voorliggende bepaling aan het BIPT wordt verleend, beter te definiëren, en om te garanderen dat ze in overeenstemming is met artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten en met artikel 3 van het Wetboek, in het bijzonder paragraaf 2.c) ervan, die in het verslag aan de Koning ter sprake komen, dient die paragraaf 4 te worden aangevuld. Hij moet vermelden dat die aan het BIPT verleende machtiging ten uitvoer moet worden gelegd met het oog op de bevordering van een doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum.

Artikel 7 Luidens artikel 7 kan het BIPT operatoren toestaan gebruiksrechten voor frequenties te delen. Het artikel stelt de voorwaarden en de procedure voor die toestemming vast.

De afdeling Wetgeving begrijpt niet wat de rechtsgrond zou kunnen zijn van de aldus ingevoerde regeling inzake de toestemming voor het delen.

Artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten bepaalt meer in het bijzonder het volgende: "De voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, worden door de Koning vastgesteld bij een besluit, genomen na advies van het Instituut en vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en mogen enkel verband houden met: 1° de betreffende dienst of de technologie waarvoor de gebruiksrechten voor de radiofrequentie zijn verleend, in voorkomend geval met inbegrip van de dekkingsvereisten en kwaliteitseisen;2° het daadwerkelijk en efficiënt gebruik van radiofrequenties overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen; 3° (...); 4° de maximumduur onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentieplan;5° de overdracht op initiatief van de houder van de rechten en de daarvoor geldende voorwaarden;6° de gebruiksheffingen overeenkomstig artikel 30;7° de toezeggingen die de operator die het gebruiksrecht inzake de radiofrequenties heeft verkregen, in de loop van de selectieprocedure heeft gedaan; 8° (...); 9° (...); 10° in voorkomend geval, de voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van de vorige gebruikers van de betrokken frequentieband." Daaruit volgt dat de voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van de gebruiksrechten die de Koning kan vaststellen, beperkt zijn tot louter de aldus opgesomde doeleinden. Voorwaarden voor het delen van gebruiksrechten behoren daar niet toe.

Voorts dient te worden opgemerkt dat artikel 19 van dezelfde wet wel uitdrukkelijk melding maakt van de overdracht en de verhuur van gebruiksrechten, maar niet van het delen van gebruiksrechten.

Ten slotte is, zoals hierboven is aangegeven, de afdeling Wetgeving onlangs geadieerd met betrekking tot een voorontwerp van wet "houdende omzetting van het Europees wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie", waarover ze op 10 juni 2021 advies 69.166/4 heeft gegeven.

Artikel 54 van dat voorontwerp strekt ertoe artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten te vervangen door een nieuwe bepaling waarvan het derde lid vergelijkbaar is met het eerste lid van het momenteel geldende artikel 18, § 1.

Anders dan dat eerste lid, vermeldt de ontworpen bepaling die artikel 18, § 1, derde lid, moet worden zoals weergegeven in het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht, uitdrukkelijk de enige doeleinden waarop de door de Koning vast te stellen voorwaarden voor de uitoefening van de gebruiksrechten betreffende het radiospectrum betrekking mogen hebben, waaronder: "7° de verplichting om radiospectrum te bundelen of te delen of om toegang tot radiospectrum toe te staan aan andere gebruikers in specifieke regio's of op nationaal niveau." (6) Dat doeleinde is iets nieuws ten opzichte van het geldende artikel 18, § 1. Het heeft overigens niet betrekking op het delen van de gebruiksrechten op initiatief van de operatoren, maar op de verplichting het spectrum te bundelen of te delen.

In de aldus geschetste context en in zoverre artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten de Koning geen uitdrukkelijke machtiging verleent om de voorwaarden te regelen voor het delen van de gebruiksrechten inzake radiofrequenties tussen operatoren, is het de afdeling Wetgeving niet duidelijk op welke rechtsgrond het artikel zou kunnen berusten.

Artikel 8 1. Artikel 8 heeft betrekking op het bedrag van en bepaalde regels inzake het jaarlijkse recht "voor de terbeschikkingstelling van frequenties" dat de operatoren aan wie gebruiksrechten zijn toegekend, moeten betalen. In de voorliggende bepaling wordt niet gepreciseerd wat juist met dat recht wordt vergoed. 2. De bepaling strekt ertoe uitvoering te verlenen aan artikel 30, §§ 1 en 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, waarbij aan de Koning een ruime machtiging ter zake wordt verleend. In het licht van die verduidelijking mag men drie elementen niet uit het oog verliezen: 1° Wat het interne recht betreft, dient er nogmaals op gewezen te worden dat, zoals de afdeling Wetgeving reeds heeft opgemerkt, de Franse term "redevance" (in het Nederlands "retributie" ) wordt gedefinieerd als een geldelijke vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de retributieplichtige, individueel beschouwd.Bovendien moet er een redelijke verhouding bestaan tussen enerzijds de waarde van de bewezen dienst en anderzijds de gevorderde retributie; bij gemis van een zodanige verhouding verliest de retributie haar vergoedend karakter en wordt ze fiscaal van aard (7). 2° Bij artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten alsook bij de voorliggende bepaling wordt de mogelijkheid die bij artikel 42 (8) van het Wetboek aan de lidstaten wordt gegeven, ten uitvoer gelegd. Artikel 42 van het Wetboek, dat het opschrift "Vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum en rechten om faciliteiten te installeren" draagt, luidt als volgt: "1. De lidstaten kunnen de bevoegde instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiospectrum of rechten om faciliteiten die worden gebruikt voor de levering van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en aanverwante faciliteiten te installeren op, over of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die een optimaal gebruik van die middelen waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat die vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn, en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de algemene doelstellingen van deze richtlijn. 2. Met betrekking tot de gebruiksrechten voor radiospectrum trachten de lidstaten ervoor te zorgen dat de toepasselijke vergoedingen worden vastgesteld op een niveau dat efficiënte toewijzing en gebruik van radiospectrum garandeert, onder andere door: a) reserveprijzen vast te stellen als minimumvergoeding voor gebruiksrechten voor radiospectrum door rekening te houden met de waarde van die rechten bij hun mogelijke alternatieve toepassingen;b) rekening te houden met de kosten die worden gemaakt als gevolg van aan die rechten verbonden voorwaarden;en c) zo veel mogelijk de betalingsregelingen in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid voor het gebruik van het radiospectrum toe te passen." Inzonderheid uit het oogpunt van de vereisten inzake objectieve rechtvaardiging, transparantie, non-discriminatie en evenredigheid die artikel 42 vermeldt, alsook gelet op de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, moet de wetgever die de betreffende heffingen juridisch regelt, in staat zijn de precieze, feitelijk juiste en in rechte aanvaardbare, relevante en deugdelijke motieven op te geven waarmee die regeling kan worden gerechtvaardigd. Het gaat met name om het rechtvaardigen van de verschillen in behandeling die in die regeling vervat zijn en de verschillen in behandeling die de regeling doet ontstaan tussen de adressaten van die regeling en de operatoren voor wie de regeling niet zou gelden maar die zich onder bepaalde aspecten in een soortgelijke situatie als de adressaten zouden kunnen bevinden. 3° Er gelden precieze voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheid die de lidstaten bij artikel 42 van het Wetboek is verleend om te voorzien in vergoedingen voor de gebruiksrechten voor radiofrequenties: - Ten eerste mogen enkel vergoedingen worden opgelegd "die een optimaal gebruik van die middelen waarborgen" (in dit geval: van de radiofrequenties) - dat is ook wat artikel 30, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten voorschrijft. - Vervolgens moeten de lidstaten ervoor zorgen dat "die vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn, (...) in verhouding staan tot het beoogde doel en (...) rekening [houden] met de algemene doelstellingen van deze richtlijn". De artikelen 18 en 19 van het Wetboek leggen aan de lidstaten soortgelijke eisen inzake rechtvaardiging en proportionaliteit op wanneer er sprake is van een wijziging van de rechten, voorwaarden en procedures die op de gebruiksrechten van toepassing zijn. - Ten slotte moeten de lidstaten trachten ervoor te zorgen dat "de toepasselijke vergoedingen worden vastgesteld op een niveau dat efficiënte toewijzing en gebruik van radiospectrum garandeert", "onder andere door (...) reserveprijzen vast te stellen als minimumvergoeding voor gebruiksrechten voor radiospectrum door rekening te houden met de waarde van die rechten bij hun mogelijke alternatieve toepassingen[,] (...) rekening te houden met de kosten die worden gemaakt als gevolg van aan die rechten verbonden voorwaarden[,] en (...) zo veel mogelijk de betalingsregelingen in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid voor het gebruik van het radiospectrum toe te passen".

Wat de verschillende aspecten betreft die hierboven in de punten 1°, 2° en 3° ter sprake zijn gebracht, moeten de stellers van het ontwerp in het verslag aan de Koning de precieze en concrete elementen kunnen opgeven waarmee kan worden aangetoond dat: - de bedragen waarin de voorliggende bepaling voorziet, uit het oogpunt van het interne recht redelijkerwijs in verhouding staan tot de waarde van de dienst die bestaat in het beheer van de gebruiksrechten en de terbeschikkingstelling van de frequenties;dat vereiste veronderstelt in de eerste plaats een omschrijving van wat die dienst voor het beheer precies inhoudt; - daadwerkelijk is voldaan aan de verschillende vereisten van artikel 42 van het Wetboek. Dit vereiste veronderstelt dat het verslag aan de Koning concrete, duidelijke en precieze elementen bevat (9), meer bepaald in het belang van de adressaten van de norm. Voor die rechtvaardiging dient men er voorts rekening mee te houden dat artikel 30, § 1/1, derde lid, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten voorziet in de betaling van een zogenoemde "enige" heffing voor de in aanmerking genomen frequentiebanden, die gecumuleerd zou worden met de rechten die het ontworpen besluit in het vooruitzicht stelt.

Wat die beide punten betreft, dient speciaal te worden gewezen op de vragen die de voorliggende bepaling doet rijzen zowel in verband met het begrip "recht" in het interne recht als in verband met de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel in het algemeen, met name ten aanzien van artikel 42 van het Wetboek, - in zoverre wordt bepaald dat "[h]et bedrag van dat recht (...) onafhankelijk [is] van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren"; - in zoverre wordt bepaald dat de jaarlijkse rechten de eerste drie jaren met 50% worden verminderd; - in zoverre de datum vanaf wanneer het jaarlijkse recht verschuldigd is, wordt berekend vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten, en niet vanaf de datum waarop die gebruiksrechten daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld, en dit om te vermijden dat het spectrum wordt "gehamsterd", zoals het in het verslag aan de Koning luidt. 3. De conclusie is dat de voorliggende bepaling opnieuw moet worden onderzocht in het licht van de voorgaande opmerkingen, en dat het verslag aan de Koning in overeenstemming daarmee moet worden aangevuld. Bovendien, en meer in het bijzonder in verband met de technische en economische rechtvaardigingen, staat het niet aan de afdeling Wetgeving een debat op tegenspraak tussen de stellers van het ontwerp en de betrokken operatoren of economische actoren te organiseren, teneinde zich te kunnen uitspreken over de verschillende aspecten van het dossier, en met name over de vraag of de regeling die de ontwerptekst uitwerkt, in overeenstemming is met de vereisten van artikel 42 van het Wetboek (10).

Artikel 10 Er moet worden opgemerkt dat de informatieplicht opgelegd bij paragraaf 1, niet nauwkeurig genoeg is, meer bepaald wat betreft de wijze van bekendmaking van de informatie bestemd voor het "publiek".

De bepaling dient op dat punt nauwkeuriger te zijn (11).

Artikel 27 De afdeling Wetgeving begrijpt niet wat de strekking is van de machtiging die bij paragraaf 8 aan het BIPT wordt verleend.

Dienaangaande wordt in herinnering gebracht dat aan het BIPT, dat een onafhankelijke administratieve overheid is, in principe geen verordeningsbevoegdheid kan worden verleend tenzij voor technische nevenaspecten waarvoor ervan uitgegaan kan worden dat het BIPT, dat de regelgeving in kwestie moet toepassen, eveneens de meest aangewezen instantie is om ze uit te werken. Daarenboven moet de verantwoordelijkheid voor die verordeningen kunnen worden opgenomen door een politiek verantwoordelijke overheid, ofwel doordat die overheid - in casu de Koning - optreedt op voorstel van het BIPT, ofwel doordat ze de verordeningsmaatregelen moet goedkeuren. Die laatste voorwaarde hoeft in voorkomend geval niet te worden vervuld voor uiterst technische maatregelen die slechts genomen worden in gevallen waarin de verordeningsbevoegdheid niet veronderstelt dat een echte beoordelingsbevoegdheid wordt uitgeoefend die opportuniteitskeuzes impliceert, bijvoorbeeld wanneer de betrokken regelgeving al volledig of bijna volledig in het Europese recht is vastgelegd (12).

De voorliggende bepaling moet in het licht van deze opmerking worden herzien.

Artikel 43 In de Franse tekst moeten de woorden "La ministre" worden vervangen door de woorden "Le ministre", die immers een neutrale, gemeenslachtige betekenis hebben.13 DE GRIFFIER, DE VOORZITTER, Anne-Catherine VAN GEERSDAELE Martine BAGUET _______ Nota's (1) Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn)'.(2) Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)'.(3) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn)'.(4) Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn)'.(5) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 `betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)'. (6) Het delen van gebruiksrechten wordt ook vermeld in de artikelen 2, 33/4° (artikel 32, 25°, van het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht) en 13/2 (artikel 50 van het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht), maar in die artikelen wordt geen machtiging aan de Koning verleend. (7) Zie, wat het begrip retributie betreft, meer bepaald advies 37.844/3, op 1 februari 2005 verstrekt over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 14/09/2005 numac 2005022755 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van het bedrag van de bijdragen bedoeld in artikel 13bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van het bedrag van de bijdragen bedoeld in artikel 13bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/ 37844.pdf; advies 37.295/4, op 28 juni 2004 verstrekt over een voorontwerp dat de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten `betreffende de elektronische communicatie' is geworden, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1425/001 en 1426/001, 227-228, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/ adviezen/37295.pdf; en advies 47.625/4, op 24 februari 2010 verstrekt over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 13 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010011511 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten type wet prom. 13/12/2010 pub. 15/06/2011 numac 2011000365 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten `tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten', Parl.St. Kamer 2010, nr. 202/002, 68-110, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/47625.pdf; zie ook Grondwettelijk Hof 17 december 2003, nr. 164/2003, en 13 maart 2008, nr. 54/2008; P. Goffaux, Dictionnaire de droit administratif, Bruylant, Brussel 2006, 220 tot 223, en de geciteerde referenties, o.a. Cass. 28 januari 1988, Pas., 1988, I, 619 en Cass. 10 mei 2002, AR C. 010034 F. (8) Voorheen: artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG.(9) Hierbij dient men de legitieme belangen en rechten van de betreffende economische actoren in aanmerking te nemen, voor wat betreft de bekendmaking van bepaalde gegevens. (10) Al deze opmerkingen zijn geïnspireerd door opmerkingen die eerder zijn gemaakt, met name in advies 53.397/4, op 28 mei 2013 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten `betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/53397.pdf, en in advies 68.877/4, op 29 maart 2021 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten `houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/ 68877.pdf. (11) Zie in die zin advies 47.981/4, op 7 april 2010 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten `betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/47981.pdf, alsook advies 53.397/4. (12) Zie advies 69.166/4. (13) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-conse.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 167.

28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, artikel 13/1, § 2, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid sluiten, artikel 18, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012, bij de wet van 27 maart 2014 en bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid sluiten, artikel 20, § 1, gewijzigd door de wet van 10 juli 2012, artikel 29, § 2 en artikel 30, gewijzigd bij de wet van 15 maart 2010, bij de wet van 29 mei 2013, bij de wet van 27 maart 2014 en bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 29 maart 2018, 12 april 2018, 14 december 2020 en 19 oktober 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 2018 en van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 21 december 2020 en op 19 oktober 2021;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 12 mei 2021;

Gelet op de raadpleging van 27 januari tot 3 februari 2021 en van 22 oktober tot 29 oktober 2021 van het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie;

Gelet op de openbare raadpleging georganiseerd door de Raad van het BIPT op verzoek van de minister van Telecommunicatie betreffende het regelgevingskader voor de organisatie van een multibandveiling, die heeft plaatsgevonden van 16 juli tot 31 augustus 2021;

Gelet op het akkoord van het Overlegcomité van 24 november 2021;

Gelet op advies 69.767/4 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 22 oktober 2021 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "eindtoestel": radioapparatuur van een eindgebruiker;2° "radiotoegang": verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;3° "netwerk voor radiotoegang": geheel van de basisstations die nodig zijn om radiotoegang te verlenen;4° "gebruiksrechten": door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;5° "1400 MHz-operator": operator die gebruiksrechten heeft verworven;6° "controle met betrekking tot een persoon": de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan.De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 1:14 tot 1:18 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50% of meer bedraagt; 7° "relevante groep": ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon"): a) de eerste persoon, en;b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 1:19 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 2.8° "fictieve identiteit van een kandidaat": fictieve naam die door het Instituut aan de kandidaat wordt gegeven.Tot aan de laatste ronde van de in de artikelen 24 tot 34 bedoelde veiling is de echte identiteit van de kandidaat die aan de fictieve identiteit gelinkt is, enkel bekend voor het Instituut en voor de kandidaat. HOOFDSTUK 2. - Algemeen

Art. 2.. Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie en die frequenties wenst te verwerven voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.

Art. 3.§ 1. De gebruiksrechten zijn geldig voor een periode van twintig jaar vanaf de datum vastgelegd door het Instituut conform artikel 40, § 2.

Na afloop van die eerste periode kunnen de gebruiksrechten telkens voor vijf jaar worden verlengd door het Instituut. Daartoe neemt het Instituut een beslissing uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode en na de betrokken operator te hebben gehoord. § 2. De gebruiksrechten dekken het gebruik van de radiostations die opgesteld zijn door de 1400 MHz-operator op het gehele nationale vasteland, en het gebruik van de eindtoestellen die aangesloten zijn op het netwerk voor radiotoegang. De gebruiksrechten zijn niet geldig voor radiostations die de 1400MHz-operator uitrolt in het nationale luchtruim, in de territoriale wateren of in de exclusieve economische zone van België in de Noordzee. HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties

Art. 4.§ 1. Het Instituut wijst, overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 7, de volgende frequentieblokken toe: 1° het frequentieblok 1427-1452 MHz;2° het frequentieblok 1492-1517 MHz;3° 8 generieke frequentieblokken van 5 MHz in de frequentieband gelegen tussen 1452 MHz en 1492 MHz. Om de blokken te identificeren tijdens het maken van een bod conform artikel 26, worden de in 3° beoogde blokken genummerd van 1 tot 8. Het nummer van het blok is in geen geval een indicatie van zijn positie in de frequentieband. § 2. De frequentieband 1427-1517 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de basisstations. § 3. Een relevante groep ten opzichte van een 1400 MHz-operator kan niet meer dan 45 MHz innemen in de frequentieband 1427-1517 MHz.

Een relevante groep ten opzichte van een 1400 MHz-operator kan niet meer dan 20 MHz innemen in de frequentieband 1452-1492 MHz. § 4. Het Instituut mag, na de betrokken partijen te hebben gehoord, de verdeling van de toegewezen frequenties wijzigen, zonder de kwantiteit spectrum toegekend aan elke operator te wijzigen, in objectief gerechtvaardigde gevallen om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen, binnen redelijke termijnen en verhoudingen.

Art. 5.Het houden van eindtoestellen die bestemd zijn om te werken op de frequentiebanden vermeld in artikel 4 is vrijgesteld van de vergunningen of gebruiksrechten bedoeld in artikel 13/1, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Art. 6.De 1400 MHz-operator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft. HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties

Art. 7.§ 1. De 1400 MHz-operator betaalt een heffing genaamd jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties.

Het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties bedraagt 50.000 euro per toegewezen MHz. De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties worden verlaagd met 50% de drie eerste jaar van de eerste periode van geldigheid van de gebruiksrechten.

Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren. § 2. De 1400 MHz-operator betaalt het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, voor de frequentieblokken toegewezen op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.

De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van elk toegewezen frequentieblok wordt verricht binnen de dertig dagen vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor dat frequentieblok, naar rata van het aantal dagen dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Indien de gebruiksrechten voor een frequentieblok verstrijken, is het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling voor dat frequentieblok verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken. § 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat basis 2013=100 als referentieperiode heeft.

De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2016. Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal in euro. HOOFDSTUK 5. - Controle

Art. 8.§ 1. Een 1400 MHz-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de voortgang van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand. § 2. De 1400 MHz-operator stuurt elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag over zijn activiteiten van het voorgaande jaar. Dat verslag bevat minstens de volgende informatie: 1° de gerealiseerde dekkingszone;2° een beschrijving van de aangeboden diensten;3° het aantal klanten. De 1400 MHz-operator verleent kosteloos zijn medewerking aan elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten nageleefd worden. § 3. De 1400 MHz-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn netwerk ter beschikking om het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten mogelijk te maken. HOOFDSTUK 6. - Dekkingsvereisten

Art. 9.§ 1. De 1400 MHz-operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar het van de betreffende dienst gebruik kan maken. De informatie wordt gepubliceerd op de website van de operator volgens de bepalingen die hij vastlegt. § 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd. HOOFDSTUK 7. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten Afdeling 1. - Kandidatuur

Art. 10.Een operator die gebruiksrechten wil verwerven, dient zijn kandidatuur in in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.

Art. 11.§ 1. De kandidaat blijft gebonden door zijn kandidatuur vanaf de indiening ervan tot: 1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;3° hij wordt uitgesloten van de procedure. § 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur na de indiening ervan. § 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 13.

Art. 12.§ 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt: 1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur zoals bepaald door het Instituut en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;2° bij het Instituut, tegen ontvangstbewijs;3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar, ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten. § 2. In de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken zoals vermeld in artikel 4, § 1, zijn betrokken.

Art. 13.§ 1. De kandidatuur bevat de volgende informatie: 1° het telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden en het adres dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten;3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan, equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat: a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert, en;b) geen aangifte van faillissement heeft gedaan en niet betrokken is in een procedure van vereffening of van gerechtelijk akkoord of in een soortgelijke procedure volgens een buitenlandse regelgeving;5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;6° het bewijs van de betaling van het bedrag bedoeld in artikel 14;7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag bedoeld in artikel 17 of 40, § 4, kan worden teruggestort;8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken;9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 2. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.

Art. 14.§ 1. De kandidaat betaalt een bedrag van één miljoen euro.

Deze waarborg wordt uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort bij de Nationale Bank van België, op een rekening bekendgemaakt door het Instituut. § 2. De waarborg brengt interest op tegen de rentevoet van de depositofaciliteit van de Europese Centrale Bank. De interesten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europees betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de gebruiksrechten aanvangen. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort. Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen

Art. 15.Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep ten opzichte van een kandidaat, dan wordt slechts één toegelaten tot de procedure.

De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.

Bij gebrek aan een dergelijke keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten uit de procedure.

Art. 16.Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur krachtens de artikelen 12, 13, 14 en 15.

Het Instituut brengt de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur ter kennis van elke kandidaat.

Het Instituut deelt tegelijk aan de ontvankelijk bevonden kandidaten het aantal ontvankelijk bevonden kandidaten mee.

Art. 17.De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op de rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 13, § 1, 7°. Afdeling 3. - Procedure

Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 18.Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art. 19.Alle kandidaten onthouden zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten verstoort.

Art. 20.Alle kandidaten onthouden zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art. 21.Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Hiertoe kan het Instituut alle nodige maatregelen treffen.

Art. 22.§ 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 20. § 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de bevoegde onderzoeksrechter.

Art. 23.De procedure tot toekenning van de gebruiksrechten bestaat uit: 1° een veiling, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 24 tot 34, van de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1;2° een bijkomende ronde, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 35 tot 39, opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen. Onderafdeling 2. - Veiling

Art. 24.Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende informatie ter kennis: 1° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en om te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;2° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;4° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.

Art. 25.§ 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.

Tijdens elke ronde kan elke kandidaat aan het Instituut het volgende melden: 1° zijn bod of meerdere biedingen, overeenkomstig artikel 26, of;2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 29, of;3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 30. § 2. Indien een kandidaat die overeenkomstig artikel 26 een bod kan uitbrengen, geen van de drie in de eerste paragraaf vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, dan zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig artikel 29. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft en voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, dan zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod.

Art. 26.§ 1. De kandidaat brengt zijn bod uit op de door het Instituut aangegeven wijze en binnen de vastgelegde duur van elke ronde. § 2. Het bod identificeert één enkel, welbepaald frequentieblok. § 3. Het Instituut stelt het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok vast voor de opeenvolgende ronden op basis van de volgende principes: 1° het bedrag van het minimumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 10%;2° het bedrag van het maximumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 50%. § 4. Het bedrag van elk bod voor een frequentieblok bestaat uit een bedrag dat een heel veelvoud is van 10.000 euro. § 5. Het bedrag van het minimumbod in de eerste ronde wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 6. Een kandidaat mag geen bod uitbrengen voor een frequentieblok waarvoor hij het hoogste regelmatige bod heeft. § 7. Het geheel van de biedingen van een kandidaat moet conform de beperkingen opgelegd in artikel 4, § 3, zijn. § 8. Het Instituut legt de regels vast in verband met de activiteit van de kandidaten.

Art. 27.Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.

Art. 28.Uiterlijk op het ogenblik waarop het totale bedrag voor alle biedingen die door de kandidaat zijn gedaan, een veelvoud van 10 miljoen euro overschrijdt en vanaf 30 miljoen euro verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 0,5 miljoen euro.

Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.

Art. 29.Elke kandidaat mag een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal driemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod.

Art. 30.Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok, mag zich uit de toewijzing bij opbod terugtrekken.

Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.

Art. 31.Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod uitbrengen op een gegeven frequentieblok, dan bepaalt het Instituut via loting het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok.

Art. 32.Na elke ronde brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende informatie ter kennis: 1° het bedrag van het hoogste regelmatige bod alsook de fictieve identiteit van de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;2° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.

Art. 33.De laatste ronde is de ronde waarbij op het einde geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.

Art. 34.Na afloop van de laatste ronde, bedoeld in artikel 33 stelt het Instituut het hoogste regelmatige bod vast per frequentieblok en deelt het voor elk frequentieblok aan de kandidaten die het hoogste regelmatig bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mee wat het bedrag van het hoogste regelmatige bod is alsook welke kandidaat dat bod heeft uitgebracht.

Onderafdeling 3. - Positie

Art. 35.Alle kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mogen binnen een door het Instituut vastgestelde termijn, aan het Instituut een gemeenschappelijk voorstel meedelen voor de positie van de verschillende frequentieblokken.

Indien het Instituut het gemeenschappelijke voorstel aanvaardt, wordt de bijkomende ronde bedoeld in de artikelen 36 tot 39 niet gehouden.

Art. 36.§ 1. Het Instituut stelt een exhaustieve lijst op van de opties voor de positionering voor de verschillende frequentieblokken in de frequentieband 1427-1517 MHz. § 2. Voor alle opties, worden alle blokken waarvoor een gegeven kandidaat het hoogste regelmatige bod heeft uitgebracht, aaneengrenzend geplaatst.

Art. 37.Het Instituut deelt de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok de volgende inlichtingen mee: 1° de lijst van de opties voor positionering van de verschillende frequentieblokken;2° het moment van het begin en het einde van de bijkomende ronde, tijdens welke de kandidaten hun bijkomende biedingen met betrekking tot de positionering van de frequentieblokken kunnen doen.

Art. 38.§ 1. Tijdens de bijkomende ronde kan elke kandidaat een of meer bijkomende biedingen doen conform § 2. § 2. Elk bijkomend bod identificeert een bepaalde optie.

Het bedrag van het bod mag nul zijn en is niet beperkt.

Art. 39.§ 1. Na de bijkomende ronde berekent het BIPT voor elke optie de som van de bijkomende biedingen uitgebracht voor deze optie. § 2. De gekozen optie is deze waarvoor de som van de uitgebrachte bijkomende biedingen het hoogste is.

Indien een of meer opties dezelfde grootste som van de uitgebrachte bijkomende biedingen hebben, bepaalt het Instituut via loting de gekozen optie. Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten

Art. 40.§ 1. Het Instituut kent gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken. § 2. Het Instituut bepaalt de datum van aanvang van de geldigheidsduur van de gebruiksrechten. § 3. Het Instituut deelt elke kandidaat samen met zijn gebruiksrechten het te betalen saldo mee.

Het totale bedrag van de enige heffing is gelijk aan de som van de bedragen van de hoogste regelmatige biedingen uitgebracht door de kandidaat en het bedrag van de bijkomende bieding uitgebracht door de kandidaat met betrekking tot de gekozen opties voor positionering. § 4. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, overeenkomstig artikel 13, § 1, 7°. § 5. In afwijking van § 4 wordt de waarborg niet teruggestort aan kandidaten die geen enkel bod hebben uitgebracht in overeenstemming met artikel 26.

Art. 41.De betalingsmodaliteiten zijn in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Niet-betaling of laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De 1400 MHz-operator van wie de gebruiksrechten vervallen zijn verklaard, wordt uitgesloten van iedere kandidatuur in de zin van artikel 10. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 42.De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 november 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER

^