Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 maart 2001
gepubliceerd op 18 mei 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende tewerkstellings- en vormingsinitiatieven

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012245
pub.
18/05/2001
prom.
28/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/28/2001012245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 MAART 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende tewerkstellings- en vormingsinitiatieven (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende tewerkstellings- en vormingsinitiatieven.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel,28 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999 Tewerkstellings- en vormingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 onder het nummer 51471/COF/123) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen en op alle werklieden en werksters die er zijn tewerkgesteld die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten bij toepassing van Afdeling IV - Vermindering van sociale lasten - van hoofdstuk II - Tenuitvoerbrenging van het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 - van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, evenals in uitvoering van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 tot vaststelling van de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen, alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende vorming en tewerkstelling.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst legt eveneens de nodige modaliteiten vast betreffende de uitvoering van hoofdstuk VII - Vorming van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999 gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers. HOOFDSTUK III. - Tewerkstellingsmaatregelen Principe.

Art. 3.In het kader van de wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid worden de volgende maatregelen genomen ter bevordering van de tewerkstelling : - verlenging van de tewerkstellingsverplichtingen; - loopbaanonderbreking; - halftijds brugpensioen.

Verbintenissen inzake tewerkstelling.

Art. 4.De verbintenissen inzake tewerkstelling vastgelegd in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991-1992 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1991 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juli 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993-1994 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 januari 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 door artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1995 en 4 december 1995 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 juli 1996, verlengd voor de jaren 1997 en 1998 door artikel 18 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, zijn eveneens van toepassing voor de jaren 1999 en 2000, onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.

Art. 5.De verlenging van de verbintenissen inzake tewerkstelling voor 2 jaar, waarvan hierboven sprake, betreft de volgende principes : a) verbod op ontslag om economische of technische redenen.Er kan van dit principe worden afgeweken in overeenstemming met voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989. b) de werkman (werkster) die, in overeenstemming met de van kracht zijnde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen, met brugpensioen gaat, moet worden vervangen in overeenstemming met artikel 9 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989.Er kan van deze verplichting worden afgeweken op basis van de artikelen 10 en 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989 en indien de wettelijke bepalingen inzake verplichting tot vervanging van bruggepensioneerden worden nageleefd. c) de werkman (werkster) die ontslagen wordt om een andere reden dan die vermeld in punt a) en b) moet binnen 3 maanden worden vervangen volgend op het aflopen van de opzegging of, bij het ontbreken van een opzegging, binnen 3 maanden volgend op het beëindigen van het contract.Van deze verplichting kan eveneens worden afgeweken in overeenstemming met de bepalingen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989. d) in geval van herstructurering van een onderneming zullen de wettelijke en reglementaire voorzieningen inzake arbeidsherverdeling gunstig worden onderzocht.e) de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers betreffende de bedrijfsplannen en de arbeidsherverdeling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 november 1994, wordt verlengd voor de jaren 1999 en 2000. Loopbaanonderbreking.

Art. 6.Bovenop het wettelijk recht op loopbaanonderbreking van 3 pct. van het personeel wordt voorzien in een uitbreiding van het recht met 1 pct. onderbreking, met bespreking van de parameters op het niveau van de ondernemingsraden, of bij gebrek hieraan in overleg met de vakbondsafvaardiging, of bij gebrek hieraan in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemers, eventueel rekening houdend met sociaal motief en de anciënniteit.

Bovenop de 4 pct., wordt er voorzien in een uitbreiding van 1 pct. voor de werklieden (werksters) van meer dan 50 jaar. Deze werklieden (werksters) kunnen slechts een beroep doen op dit bijkomend percentage onder de vorm van een volledige loopbaanonderbreking van één jaar met mogelijkheid tot verlenging.

Halftijds brugpensioen.

Art. 7.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr 55 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van hun arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd voor halftijds brugpensioen wordt vastgelegd op : 55 jaar in 1999. 56 jaar in 2000.

Aan de werklieden (werksters) die in de loop van de jaren 1999 en 2000 in het stelsel van halftijds brugpensioen stappen, wordt de aanvullende vergoeding betaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden in de textielnijverheid van het administratief arrondissement Verviers.

Het Fonds neemt eveneens de kosten van de eventuele bijdrage per hoofd ten laste en voert de administratieve formaliteiten uit. HOOFDSTUK IV. - Vorming

Art. 8."CEFRET" blijft de drijvende kracht van de vorming in de sector. De vormingsprojecten die worden uitgevoerd door "CEFRET" worden op voorhand goedgekeurd door het directiecomité van dit centrum.

Art. 9.Zoals bepaald in hoofdstuk VII - Vorming - artikel 24, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, zijn de werkgevers voor de jaren 1999 en 2000 een bijkomende inspanning verschuldigd van 0,10 pct. berekend op basis van het volledige loon van hun werklieden (werksters), zoals bepaald in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor de werknemers en in de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan de paritaire compensatiekas voor de sociale instellingen van de nijverheid in Verviers.

Deze bijdrage moet jaarlijks betaald worden.

Zo levert de sector zijn bijdrage aan de uitvoering van de verbintenis om bijkomende inspanningen te leveren inzake permanente vorming, om zo België op de weg te zetten dat na 6 jaar zal leiden tot het gemiddeld niveau van de drie buurlanden.

Art. 10.Op ondernemingsniveau kan een vormingsplan worden uitgewerkt dat rekening houdt met de volgende elementen : - het vormingsplan heeft betrekking op de vormingen die plaatsvinden tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000. - het vormingsplan vermeldt de inhoud van de vastgelegde vorming, het aantal betrokken werklieden (werksters) en de tijd besteed aan de vorming. In het kader van eventuele vormingsinspanningen ten voordele van werkzoekenden kan voorzien worden in financiële voordelen. - alle mogelijke vormingen (beroepsbekwaamheid, veiligheid, milieu, enz.) worden in overweging genomen. Het plan heeft betrekking op zowel interne als externe vormingen en vormingen die de onderneming organiseert en zelf uitvoert (cfr. vorming "on the job") en die waarvoor ze een beroep doet op externe instructeurs. - het vormingsplan moet door de werkgever worden voorgelegd aan de ondernemingsraad of, bij gebrek hieraan aan de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek hieraan aan het algemeen contactcomité. - het vormingsplan moet besproken, goedgekeurd en opgevolgd worden door voornoemd orgaan. In de regionale contactcomités gebeurt de opvolging op basis van de nodige documenten, opgesteld door de betrokken onderneming. Indien het regionaal contactcomité, bij gebrek aan voldoende informatie, zijn taak niet kan uitvoeren, kunnen de vakbonden een beroep doen op vakbondstechnici volgens de aangewezen procedure in de textielsector. - als het vormingsplan niet goedgekeurd wordt door voornoemd orgaan, kan de werkgever het voorleggen aan de paritaire werkgroep, opgericht in het paritair comité. Deze werkgroep zal de uiteindelijke beslissing nemen betreffende dit vormingsplan.

Art. 11.De onderneming die een vorming aanbiedt aan haar werklieden (werksters) en/of aan werkzoekenden in het kader van een goedgekeurd vormingsplan, zoals bepaald in artikel 10, kan een deel van de kosten hiervan recupereren op basis van een trekkingsrecht bij de compensatiekas voor de sociale instellingen van de textielnijverheid van Verviers.

Het trekkingsrecht kan onder de volgende voorwaarden worden uitgevoerd : - de onderneming moet haar aanvraag indienen bij de compensatiekas voor de sociale instellingen van de textielnijverheid van Verviers.

Hiervoor stuurt zij vóór 31 december 1999 aangetekend een exemplaar van het goedgekeurde vormingsplan naar het Fonds. - het trekkingsrecht bedraagt per onderneming en per kalenderjaar maximum 0,10 pct. van de loonsom van de werklieden (werksters) van de onderneming. - enkel de kosten, bepaald in artikel 12 hieronder voor de vormingen uitgevoerd tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 in het kader van een goedgekeurd vormingsplan komen in aanmerking voor het trekkingsrecht. - de betaling van het trekkingsrecht gebeurt op basis van het bewijs van de gedane kosten. Het volstaat dat de onderneming het bewijs levert van haar uitgaven ter hoogte van het trekkingsrecht. - het bewijs van de gedane kosten in 1999 moet vóór 31 maart 2000 neergelegd worden bij de compensatiekas voor de sociale instellingen van de textielnijverheid van Verviers. Het bewijs van de gedane uitgaven in 2000 moet bij de compensatiekas voor de sociale instellingen van de textielnijverheid van Verviers worden neergelegd vóór 31 maart 2001. - een kopie van het bewijs van de uitgaven wordt bezorgd aan de leden van de ondernemingsraad of, bij gebrek hieraan aan de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek hieraan aan het regionaal contactcomité.

Art. 12.De kosten die in aanmerking moeten worden genomen voor het trekkingsrecht zijn enkel de kosten betreffende de vormingen zoals bepaald in het vormingsplan bedoeld in voornoemd artikel 10.

Art. 13.Onverminderd hetgeen voorafgaat betreffende het trekkingsrecht moeten de ondernemingen aangemoedigd worden om gebruik te maken van financiële tegemoetkomingen aangeboden door de regionale, nationale, Europese en andere instanties.

Art. 14.Als de werkman (werkster) die een vorming volgt in het kader van een goedgekeurd vormingsplan bijkomende kosten heeft (o.a. verplaatsingskosten), zullen deze kosten worden vergoed door de werkgever, mits bewijsstukken worden voorgelegd.

Art. 15.De partijen verbinden zich ertoe om eind maart een tussentijdse evaluatie op te maken betreffende de vormingsplannen en het trekkingsrecht. Deze evaluatie zal in het bijzonder betrekking hebben op de bestemming van de middelen.

Indien uit deze evaluatie blijkt dat de gedane kosten in het kader van hoofdstuk IV van deze collectieve arbeidsovereenkomst lager zijn dan de geïnde bijdragen in 1999, zal het trekkingsrecht van de ondernemingen in het jaar 2000 0,10 pct. van de loonsom van de werklieden (werksters) tewerkgesteld in de onderneming kunnen overschrijden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en wordt gesloten voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000.

Zij kan op vraag van één van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van 8 dagen wordt nageleefd, via een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers vóór 30 november 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^